RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reizen/Toerisme  

RB 2631

Misleidende prijsvermelding door technische fout, aanbeveling achterwege gelaten

Vzr. RCC 17 december 2015, RB 2631; Dossiernr: 2015/01144 (Ryanair)
Misleiding. Prijsvermelding. Reclamecode Reisaanbiedingen. Uiting: Het betreft een op 30 oktober 2015 aan klager gezonden e-mailbericht met als onderwerp: “winteruitverkoop vanaf € 9,99 | Wees er snel bij, op is op”, afkomstig van adverteerder. In het e-mailbericht staat onder meer: “Winteruitverkoop 9,99€ 500.000 stoelen (…) Boek nu (link)”.

Klacht: Ryanair maakt reclame waarbij 500.000 tickets worden aangeboden voor een bedrag van € 9,99. Klager heeft een (retour)ticket willen boeken van Eindhoven naar Turijn voor € 9,99 per enkele reis. De retourvlucht werd na de eerste zoekopdracht aangeboden voor het actietarief, echter toen klager op de tekst “boeken” klikte veranderde zonder enige toelichting de prijs van de (enkele) terugreis in een bedrag van € 30,99, zoals blijkt uit de door klager overgelegde screenprint. Contact met Ryanair mocht niet baten. De terugvlucht kon slechts tegen het hogere tarief worden geboekt. Vervolgens heeft klager geconstateerd dat dit ‘probleem’ zich ook bij andere bestemmingen voordeed.

Voorzitter:

De bestreden uiting met boekingsmodule is een uitnodiging tot aankoop gericht op de Nederlandse markt betreffende reisdiensten en aldus aan te merken als een uiting waarop – naast de andere bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) – de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014 van toepassing is. Ingevolge het bepaalde in artikel IV lid 1 RR zijn aan­bieders van reisdiensten in hun uitnodigingen tot aankoop op dezelfde wijze als in reclame-uitingen conform artikel III lid 1 RR gehouden tot het hanteren van correcte en duidelijke prijzen. De voorzitter vat de klacht aldus op dat volgens klager de bestreden uiting niet aan deze verplichting ten aanzien van prijsvermelding in de uitnodiging tot aankoop voldoet.

Deze klacht treft doel. Blijkens de door klager overgelegde screenprints wordt de vlucht van Turijn naar Eindhoven op 21 november 2015 in eerste instantie aangeboden voor € 9,99. Nadat klager op de onder deze prijs staande button “Boeken” heeft gedrukt, verschijnt een scherm waarin de prijs is verhoogd naar € 30,99.  Dit is in strijd met het vereiste van correcte en duidelijke prijzen.

De voorzitter is van oordeel dat adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze prijsverhoging is ontstaan als gevolg van een technische fout en dat zij passende maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat een dergelijk probleem zich nogmaals voordoet. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel IV sub 1 RR.

RB 2627

Toeslag van 27,50 voor voucher 'gratis overnachting' misleidend

RCC 21 december 2015, RB 2627; Dossiernr: 2015/01136 (Planeteo Voucher)
Misleiding. Toerisme. Uiting: Het betreft een aan klager gerichte e-mail. Daarin staat onder meer:
“met plezier delen we u mede dat uw e-mailadres geselecteerd is in het kader van 6de Editie van het Onderzoek naar het Ecologische Bewustzijn van Europeanen. (….).

Wij vragen u om enkele minuten te vinden om onze enquête in te vullen en enkele vragen eerlijk te beantwoorden. (…).

Voor uw deelname aan het onderzoek hebben de sponsoren van ons onderzoek voor u een Voucher voor gratis overnachtingen voorbereid:”. Hieronder is een voucher afgebeeld.

Onder de voucher staat onder meer:
“IK DOE MEE
Hoe kan ik mijn voucher in ontvangst nemen en inwisselen?
Nadat u de enquête heeft ingevuld, moet u het ontvangstformulier nog invullen”.
Verderop in de e-mail staat: “Wij nodigen uit om deel te nemen. Klik a.u.b. hier.”

Onderaan de e-mail staat in relatief kleine letters:
“Voor de voorbereiding en bezorging van de voucher per post naar het opgegeven adres moet een emissietoeslag betaald worden (27,50 €). De enige kost van het verblijf met de cheque in een hotel zijn de verplichte maaltijdkosten die betaald worden na aankomst in het hotel”.

Bij de klacht is ook een afdruk van het ontvangstformulier overgelegd. Onderaan een reeks in te vullen gegevens staat:
“Voor de uitgave en levering van de voucher per post zal een toeslag geheven worden van € 27,50”.

Klacht: Door deelname aan het bewuste onderzoek zou klager een voucher voor drie gratis nachten in een hotel ontvangen. Na deelname blijkt hij € 27,50 te moeten betalen voor verzending van de voucher. Er is duidelijk geen sprake van een echte enquête, maar van een dekmantel om mensen een hotelverblijf “aan te smeren”.

Commissie:

In de e-mail wordt gesproken over een “Voucher voor gratis overnachtingen”. Men dient echter een toeslag van € 27,50 te betalen om de voucher per post geleverd te krijgen. In zoverre acht de Commissie de uiting misleidend als bedoeld in Bijlage 1 onder 19 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC. In Bijlage 1 onder 19 staat dat het onder alle omstandigheden misleidend is om een product als gratis te omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel te laten bezorgen. Het bedrag van € 27,50 ziet niet op dergelijke kosten, maar op kosten van uitgave en levering van de voucher.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

RB 2626

Reisaanbieding exclusief verblijf misleidend door bed-icoontje

Vzr. RCC 18 december 2015, RB 2626; Dossiernr: 2015/01143 (TUI)
Misleiding. Toerisme. Klacht: Klager vindt de uiting misleidend nu hierin de suggestie wordt gewekt dat de consument voor een bedrag van € 399,- per persoon een 9-daagse reis naar Miami kan boeken ínclusief vlucht, huurauto en verblijf, terwijl het verblijf niet bij dit bedrag is inbegrepen. Ook vindt klager dat de reisspecificatie die hij van adverteerder heeft ontvangen vol tegenstrijdigheden zit.

Voorzitter:

De voorzitter zal niet oordelen over de boekingsspecificatie nu dit niet kan worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code.

Niet in geschil is dat de door adverteerder aangeboden reis met een aanbiedingsprijs van € 399,- per persoon een 9-daagse reis naar Miami betreft, inclusief vlucht en huurauto, éxclusief accommodaties. In de uiting staat enerzijds “Fly & Drive Miami retour (…) Excl. Accommodaties. Echter, naast deze tekst in de uiting staat: “Aanbieding € 399,- per persoon” met direct daaronder afgebeeld een icoontje van een vliegtuig en een bed en daaronder de tekst: “9 dagen – Logies”. Om die reden gaat de bestreden uiting naar het oordeel van de voorzitter gepaard met dubbelzinnige informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Anders dan adverteerder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Klager heeft aangevoerd dat deze reis in het verleden wel ínclusief accommodaties voor deze aanbiedingsprijs is aangeboden, hetgeen verweerder niet heeft weerlegd. Ook los hiervan zou de consument kunnen menen dat in dit specifieke geval de accommodatie bij deze aanbiedingsprijs is inbegrepen. Gelet op voorgaande is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Adverteerder heeft meegedeeld dat zij de uiting zal aanpassen. Hierin ziet de voorzitter aanleiding de aanbeveling te doen voor zover nodig.

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder, voor zover nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2580

Moment van betalen essentiële informatie voor geïnformeerd besluit

RCC 19 oktober 2015, RB 2580; Dossiernr: 2015/00877 (Booking.com)
Aanbeveling. Misleiding. Reizen. Uiting: Het betreft een pop-up, verschenen op de website www.booking.com. In die pop-up staat de volgende tekst: “Book now, pay when  you stay! With FREE cancellation on most rooms”.

Klacht: Klaagster heeft de volgende bezwaren:
1. Gesteld wordt: “Book now, pay when  you stay!”. Dit was niet het geval voor klaagster; de door haar te betalen kosten werden direct geïnd.
2. Verder wordt gesteld: “With FREE cancellation on most rooms”. Deze claim impliceert dat indien men een boeking wenst te annuleren nadat de kosten al zijn geïnd, het betreffende bedrag onmiddellijk dient te worden teruggestort. Klaagster  annuleerde haar boeking op 17 juli 2015, nadat het betreffende bedrag op 12 april 2015 van haar rekening was afgeschreven. Op 11 augustus 2015 was het geld nog niet teruggestort.

Klaagster vindt de uiting misleidend.

Commissie:

Ad 1 In de bestreden uiting staat onder meer: “Book now, pay when you stay!”. Hierdoor wordt onmiskenbaar de indruk gewekt dat men pas hoeft te betalen wanneer men verblijft in de betreffende accommodatie. Uit het verweer begrijpt de Commissie dat in het boekingsproces kenbaar wordt gemaakt dat in bepaalde gevallen het beleid wordt gevoerd dat vooraf voor een kamer moet worden betaald, en niet pas tijdens het verblijf. Naar het oordeel van de Commissie betreft het hier essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Nu deze informatie of een verwijzing daarnaar niet in de bestreden uiting is opgenomen, is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. In zoverre acht de Commissie de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad 2. De mededeling “With FREE cancellation on most rooms” bevat een voorbehoud waardoor de gemiddelde consument erop bedacht zal zijn dat hij zich nader dient te informeren over de precieze inhoud van het onderhavige aanbod “FREE cancellation”. Onder verwijzing naar in het verweer opgenomen schermafdrukken heeft adverteerder  aannemelijk gemaakt dat op www.booking.com wordt gewezen op het feit dat het beleid betreffende “cancellation” varieert per “room type” en dat men per “room type” via de site kan nagaan wat dit beleid precies inhoudt. Reeds gelet op voornoemd voorbehoud biedt de mededeling “With FREE cancellation on most rooms” geen grondslag voor klaagsters conclusie dat in geval men een boeking wenst te annuleren een reeds betaald bedrag onmiddellijk dient te worden teruggestort. Adverteerder heeft zich beroepen op de beslissingen van de Commissie in de dossiers 2014/0164 en 2014/00746. In verband met haar oordeel onder Ad 1 wijst de Commissie erop dat zij zich in genoemde dossiers wel heeft uitgesproken over de woorden “FREE cancellation” respectievelijk “With FREE cancellation on most rooms”, maar niet over “Book now, pay when you stay!”.

Gelet op het oordeel onder Ad 1 acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2569

Kosten voor bagageruim geen onvermijdbare kosten

RCC 22 oktober 2015, RB 2569; Dossiernr. 2015/00995 (Tui Pakketreis)
Afwijzing. Reclamecode Reisaanbiedingen. Te betalen prijs. Onvermijdbare kosten. Uiting: Het betreft de aanbieding van een 8-daagse pakketreis naar Zakynthos vanaf € 552,00 p.p. op adverteerders (toenmalige) website www.arke.nl (sinds 1 oktober 2015: www.tui.nl).

Klacht: Artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) regelt dat de consument de verplicht te betalen prijs uit de reclame-uiting moet kunnen opmaken, aldus klaagster. De aanbiedingsprijs moet inclusief alle de aanbieder op het moment van publicatie bekende onvermijdbare kosten zijn. In de bestreden uiting wordt op de ‘kassabon’ de totale reissom weergegeven, inclusief kosten Calamiteitenfonds en reserveringskosten. Daarbij wordt echter niet vermeld dat het weergegeven bedrag de reissom op basis van handbagage betreft. Pas onderaan de kassabon staat: “Handbagage inclusief. Ruimbagage bijboeken mogelijk”. Ook wordt pas tijdens het boekingsproces de hoogte van de kosten voor ruimbagage zichtbaar, hoewel de hoogte van die toeslag adverteerder al bij publicatie van de reisaanbieding bekend is. Met name bij een pakketreis vormen de kosten voor ruimbagage een onvermijdbare bijkomende kostenpost, aldus klaagster, en geen optionele extra toeslag.

Commissie:

1. Krachtens artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014 dienen aanbieders van reisdiensten in hun reclame-uitingen correcte en duidelijke prijzen te hanteren, wat onder meer betekent dat zij hun prijzen publiceren inclusief de hen op het moment van publicatie bekende vaste onvermijdbare kosten. Naar het oordeel van de Commissie stelt adverteerder terecht dat het aan de consument is om te kiezen of hij al dan niet ruimbagage meeneemt, ook bij een 8-daagse pakketreis als in het onderhavige geval. De kosten voor ruimbagage zijn aan te merken als een vermijdbare kostenpost, die daarom niet in de aanbiedingsprijs opgenomen hoeven te zijn.

2. Van belang is dat de betreffende aanbieding van de reis op de website als een uitnodiging tot aankoop in verband met een overeenkomst op afstand moet worden beschouwd, waarvoor krachtens artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) verzwaarde informatieverplichtingen gelden. In artikel 8.4 onder i NRC is met betrekking tot de prijsvermelding bepaald dat in geval van extra kosten die redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, moet worden vermeld dat eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd zijn.

In de onderhavige uiting wordt naar het oordeel van de Commissie aan deze informatieverplichting voldaan. Onder het bedrag van de reissom, die wordt getoond nadat voor een bepaalde reisdatum is gekozen, wordt vermeld: “Handbagage inclusief. Ruimbagage bijboeken mogelijk”. De Commissie acht voldoende aannemelijk gemaakt dat vervolgens, door op deze mededeling te klikken, informatie wordt verstrekt over de kosten die aan het meenemen van ruimbagage verbonden zijn, waarvan de hoogte kan variëren al naar gelang vliegtuigmaatschappij en gewicht van de bagage.

Commissie wijst de klacht af.

RB 2556

Toeristenbelasting en heffingen hadden door Center Parcs moeten worden uitgelegd

CVB 13 oktober 2015, RB 2556, dossiernr. 2015/00648 (Center Parcs)
Aanbeveling. Prijzen. De uiting: De (on-line) Center Parcs brochure 2015 #goodtimes. de boekingstool op de website www.centerparcs.nl. De klacht: De klacht wordt als volgt samengevat. Klager heeft twee cottages geboekt op adverteerders park De Huttenheugte. Blijkens de (door klager overgelegde) boekingsbevestiging is een bedrag van € 91,80 in rekening gebracht voor “toeristenbelasting en heffingen”. In de brochure en op de boekingssite wordt voorafgaand aan de reservering niet duidelijk gemaakt waaruit de “heffingen” bestaan en wat de hoogte van de toeristenbelasting en de heffingen is. Er wordt slechts in het algemeen meegedeeld “De prijs van een verblijf is exclusief (…) toeristenbelasting en heffingen”. Klager meent dat ten onrechte onder de noemer ‘toeristenbelasting en heffingen’ lokale lasten in rekening worden gebracht die niets met toeristenbelasting te maken hebben. Andere kosten dan de toeristenbelasting moeten in de geadverteerde prijs worden meegenomen en niet via de toeristenbelasting worden verrekend. Volgens klager is sprake van strijd met de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014.

Het oordeel van het College:
1. Het College deelt niet het standpunt van Center Parcs dat klager niet ontvankelijk is in de inleidende klacht. De Commissie en het College mogen reclame-uitingen en uitnodigingen tot aankoop gericht op de Nederlandse markt betreffende reisdiensten toetsen aan de Reclamecode Reisaanbiedingen. Dat Center Parcs is aangesloten bij een brancheorganisatie die zelf geen deelnemende brancheorganisatie is bij bedoelde reclamecode, staat aan deze toetsing niet in de weg. Op grond van de statuten van de Stichting Reclame Code en het reglement betreffende de werkwijze van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, achten de Commissie en het College zich bevoegd kennis te nemen van klachten ingediend tegen reclame-uitingen waarop een bijzondere reclamecode van toepassing is, ook als de betrokken adverteerder niet direct of indirect bij (de totstandkoming van) die bijzondere reclamecode betrokken is (geweest). De hierna in punt 7 te noemen beleidsregel van de ACM doet aan deze bevoegdheid evenmin af.

2. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven betreffen uitsluitend het oordeel van de Commissie ten aanzien van de toeristenbelasting en de heffingen als aan de orde in de door de Commissie met B aangeduide reclame-uiting. Het College merkt op dat geen grief is gericht tegen de interpretatie door de Commissie van het gedeelte van de inleidende klacht dat in beroep aan de orde is. In beroep dient dan ook te worden beoordeeld of de Commissie terecht heeft geoordeeld dat de vermelding van de toeristenbelasting en heffingen niet voldoet aan de eisen van artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014 in verbinding met artikel 8.4 sub i van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

3. Het College ziet in de uiting die als bijlage 2 aan de beslissing van de Commissie is gehecht geen prijzen voor accommodaties staan. Het College begrijpt evenwel dat bij een weergave op het scherm de accommodaties van verschillende parken met bijbehorende prijzen per accommodatie worden getoond in combinatie met de mogelijkheid verder te zoeken. In de als bijlage 3 aan de beslissing van de Commissie gehechte uiting gaat het om de situatie dat de consument zijn keuze voor een park reeds heeft gemaakt. Hier worden uitsluitend de prijzen van de accommodaties van het gekozen park getoond. Beide uitingen maken, naar niet in geschil is, onderdeel uit van de “boekingstool” van Center Parcs. De Commissie heeft ten aanzien van beide uitingen geoordeeld dat sprake is van een uitnodiging tot aankoop in verband met een overeenkomst op afstand. Het College onderschrijft dit oordeel. Het gaat immers om een “boekingstool” waarbij te boeken accommodaties met bijbehorende prijzen worden getoond. Het boekingsproces verloopt via internet. Het College verwijst voor de toepasselijke regelgeving waaraan in dit geval dient te worden getoetst naar artikel IV sub 1 RR 2014 in combinatie met artikel III sub 1 RR 2014, welke artikelen in samenhang met artikel 8.4 sub i NRC dienen te worden uitgelegd.

4. Ten aanzien van de toeristenbelasting is niet in geschil dat het variabele onvermijdbare kosten betreft. Het is niet mogelijk deze kosten op voorhand te berekenen en in de prijzen van de accommodaties op te nemen. Deze kosten zijn per persoon per dag verschuldigd op grond van lokale verordeningen. De hoogte van de toeristenbelasting kan per park variëren, afhankelijk van hetgeen in de toepasselijke lokale verordening is bepaald. De toeristenbelasting kent derhalve in het algemeen drie variabelen, te weten het gekozen park (waardoor wordt bepaald welke lokale verordening van toepassing is), het aantal personen en de duur van het verblijf. Ook kan de toeristenbelasting per jaar waarop de boeking betrekking heeft, verschillen, afhankelijk van wijzigingen in de lokale verordeningen. Center Parcs stelt dat daarnaast nog afzonderlijke variabelen gelden doordat kinderen geen of minder toeristenbelasting zijn verschuldigd. Zij heeft deze laatste stelling niet gestaafd, maar de juistheid ervan kan, gelet op het voorgaande, in het midden blijven.

5.  In de situatie dat een accommodatie met bijbehorende prijs wordt getoond, is een aanbieder naar het oordeel van het College op grond van de in punt 3 weergegeven regelgeving verplicht informatie te geven over de hoogte van de toeristenbelasting. In zoverre bestaat geen relevant verschil met de andere, deels variabele, onvermijdbare kosten die Center Parcs wel noemt met bijbehorend bedrag, te weten de reserveringskosten ad € 29,50 per boeking en de verplichte bedlinnenpakketten bij boeking van een Comfort Cottage ad € 7,25 per persoon. Dat de toeristenbelasting diverse variabelen kent, doet aan deze verplichting niet af. Center Parcs kon in dit verband niet volstaan met de enkele mededeling dat de getoonde prijzen exclusief toeristenbelasting zijn. Zij had de consument in de uitingen die als bijlage 2 en 3 aan de beslissing van de Commissie zijn gehecht reeds dienen te informeren over de hoogte van die belasting, eventueel door middel van een duidelijk herkenbare verwijzing bij de prijzen naar informatie over de hoogte van de toeristenbelasting en de wijze waarop deze met inachtneming van variabelen berekend wordt. Hieruit volgt overigens ook dat het College niet het standpunt van Center Parcs deelt dat het uit praktisch oogpunt onhaalbaar is om de consument over deze aspecten te informeren. Indien prijzen van een specifieke accommodatie voor een bepaalde periode worden getoond, is immers duidelijk welke lokale verordening van toepassing is en welk bedrag, naar de op dat moment bekende tarieven, dientengevolge aan toeristenbelasting zal zijn verschuldigd. De hoogte van de toeristenbelasting zoals vastgesteld bij deze verordeningen, kan in de toekomst wijzigen, maar dat neemt niet weg dat Center Parcs op de hiervoor bedoelde wijze informatie kan en dient te verschaffen over de op het moment van boeking per park geldende, door haar aan de klant in rekening te brengen toeristenbelasting. Center Parcs heeft dit nagelaten. Het College acht bijlage 2 en 3 bij de beslissing van de Commissie op grond van het voorgaande in strijd met artikel IV sub 1 RR 2014 in verbinding met artikel III sub 1 RR 2014 en artikel 8.4 sub i NRC.

6. Ten aanzien van de heffingen heeft de Commissie geoordeeld dat sprake is van vaste onvermijdbare kosten die in de geadverteerde prijzen van de accommodaties inbegrepen dienen te zijn. Center Parcs heeft in beroep de samenstelling, de berekening en de wijze van doorberekening van lokale heffingen en lokale kosten toegelicht. Naar het oordeel van het College heeft Center Parcs daarbij voldoende onderbouwd dat geen aanleiding bestaat om ten aanzien van de heffingen anders te oordelen dan ten aanzien van toeristenbelasting. Ook de heffingen zijn te beschouwen als lokale lasten en deze lasten kunnen, naar Center Parcs voldoende heeft toegelicht, globaal worden herberekend tot een bepaald bedrag per persoon per nacht. Het College acht het toelaatbaar deze kosten op die basis te vermelden. Anders dan de Commissie is het College derhalve van oordeel dat de heffingen als variabele onvermijdbare kosten dienen te worden beschouwd in plaats van vaste onvermijdbare kosten. Dit oordeel kan Center Parcs echter niet baten, nu in de onderhavige uitingen zoals opgenomen in bijlage 2 en 3 bij de beslissing van de Commissie, geen informatie wordt gegeven over de hoogte van de heffingen. Hetgeen onder 4.5 is vermeld, is hier van overeenkomstige toepassing. Center Parcs had de hoogte van de heffingen dus afzonderlijk dienen te vermelden bij de prijzen van de accommodaties, of eventueel in de uitingen bij die prijzen een duidelijk herkenbare verwijzing dienen op te nemen naar informatie over de hoogte van de heffingen en de wijze van samenstelling daarvan.

7. Ten aanzien van de stelling van Center Parcs dat zij handelt in overeenstemming met beleid van de ACM, overweegt het College dat het hier blijkbaar in het bijzonder gaat om een beleidsregel zoals samengevat in een zin in een e-mail van 4 september 2013 van de ACM, welke zin kennelijk is bedoeld als antwoord op een vraag van Recron. Deze zin luidt als volgt: “Voor zover er variabele kosten zijn moet dit duidelijk vooraf genoemd zijn (per item en eenheid) en toegevoegd worden aan de aangeboden prijs zodra de bepalende parameter bekend is.” Het College leest in deze mededeling niet dat de ACM van oordeel is dat in een situatie als aan de orde (in de uitingen) in bijlage 2 en 3 bij de beslissing van de Commissie, waarin specifieke accommodaties worden aangeboden en de bijbehorende prijzen worden genoemd, geen verplichting zou bestaan de consument tegelijk te informeren over de hoogte van toeristenbelasting en de hoogte van de heffingen.

8. Voor zover Center Parcs stelt dat het opleggen van de verplichting om de heffingen op te nemen in de prijs van de accommodaties zou leiden tot benadeling van haar marktpositie en zodoende tot oneerlijke concurrentie, merkt het College dat het in dit geval niet gaat om het opnemen van de heffingen in de prijs, maar om de vermelding van deze variabele onvermijdbare kosten bij de prijzen van de specifieke accommodaties. Niet valt in te zien dat Center Parcs in wezenlijke mate wordt benadeeld indien zij de toeristenbelasting en heffingen zodanig dient weer te geven dat de consument in het stadium van de boeking als aan de orde in de onderhavige uitingen zoals opgenomen in bijlage 2 en 3 bij de beslissing van de Commissie, over deze kosten wordt geïnformeerd op de wijze zoals bedoeld onder punt 5 van deze beslissing.

9.  Aan de wens van Center Parcs om te vernemen op welke wijze zij bij de geadverteerde prijs melding dient te maken van toeristenbelasting en heffingen, kan het College niet voldoen. Het behoort niet tot de taak van het College aanwijzingen te geven over de wijze waarop deze informatie in het onderhavige geval dient te worden verstrekt.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep:
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie, voor zover in beroep aan de orde, met enige wijziging van gronden voor zover het betreft het oordeel van de Commissie ten aanzien van de heffingen en met dien verstande dat het College de uitingen die als bijlage 2 en 3 aan de beslissing van de Commissie zijn gehecht in strijd acht met artikel IV sub 1 RR 2014 in verbinding met artikel III sub 1 RR 2014 en artikel 8.4 sub i NRC.


RB 2544

Geen sprake van onrechtmatigheid tegenover Skyscanner

Rechtbank Amsterdam 7 oktober 2015, RB 2444; ECLI:NL:RBAMS:2015:6507 (Skyscanner tegen Stichting Reclame Code). Reclamerecht. Skyscanner exploiteert een vergelijkingswebsite voor vliegtickets. Bij de Stichting Reclame Code (SRC) konden klachten worden ingediend, zo is er een ingediend tegen Skyscanner. Er werden vliegtickets aangeboden zonder dat daarbij werd vermeld dat behalve de prijs ook onder meer een bedrag aan boekingskosten in rekening wordt gebracht. De rechtbank oordeelt dat ingeval van een onjuiste beslissing door de SRC en bijkomende omstandigheden, sprake kan zijn van onrechtmatigheid. Dit is het geval als ten tijde van de uitspraak bekend was of had moeten zijn dat de beslissing in rechte als onjuist zou worden bestempeld. Bijvoorbeeld als een andersluidende rechterlijke uitspraak is gedaan. Op grond van het arrest RLvS Verlagsgesellschaft/Stuttgarter Wochenblatt kan niet worden geoordeeld dat het voor het CvB voorzienbaar was dat de beslissing als onjuist zou worden bestempeld.

4.20. Uit deze overweging blijkt dat essentieel voor deze beslissing van het HvJ EU is dat de aan de orde zijnde reclame-uiting geen wezenlijke verstoring vormde van het economisch gedrag van de consument bij diens beslissing de betrokken krant al dan niet te verkrijgen. Aannemelijk is echter dat het voor het economisch gedrag van een consument wel van belang is dat op de website van Skyscanner tickets worden aangeboden tegen een (als gevolg van het niet vermelden van onvermijdbare kosten) lage prijs. Dat zal een consument immers stimuleren via de website van Skyscanner tickets te boeken. In ieder geval kan worden gesteld dat de uitspraak van het CvB niet op voorhand als onverenigbaar met het aan de orde zijnde arrest moet worden beschouwd. Daar komt nog bij dat de tekst van de leidraad een aanwijzing vormt voor de juistheid van de uitleg van het CvB.

4.21. Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van dit onderdeel niet kan worden vastgesteld dat op het moment dat zij de beslissing nam voor het CvB voorzienbaar was dat de beslissing in rechte als onjuist zou worden bestempeld. 
RB 2532

Vraag van HvJ EU of het niet-beschikken over de voorgeschreven vergunningen moet worden beschouwd als een oneerlijke marktpraktijk

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 16 juli 2015, RB 2532, C-434/15 (Asociación Profesional Élite Taxi tegen Uber Systems Spain)
Oneerlijke marktpraktijk. Verzoekster is een beroepsvereniging van taxichauffeurs in Barcelona. Zij vraagt in oktober 2014 om verweerster Uber Systems Spain te veroordelen op grond van oneerlijke mededinging en staken van haar (oneerlijke) activiteiten. De verwijzende Spaanse rechter (Handelsrechter Barcelona) moet er rekening mee houden dat verweerster verbonden is met Uber Technologies Inc, een internationaal platform dat zich zowel binnen als buiten de EU voornamelijk richt op het leveren van technische, organisatorische en om het even welke andere middelen om het gebruikers en eigenaars van motorvoertuigen (auto’s) mogelijk en eenvoudiger te maken om voor stedelijke verplaatsingen met elkaar in contact te komen. Zowel de autobezitter als het platform krijgt voor het verlenen van deze dienst een vergoeding. De pijn zit in het feit dat verweerster voor de diensten die zij in Spanje verricht niet over de nodige vergunningen beschikt zoals voorgeschreven in het stadsreglement van Barcelona. Ditzelfde geldt voor de uitvoerders van de diensten. De vraag is dan ook of het niet-beschikken over de voorgeschreven vergunningen moet worden beschouwd als een oneerlijke marktpraktijk. Verweerster stelt echter dat de door haar geleverde diensten vallen onder Richtlijn 98/34 en dus niet aan voorafgaande vergunningen onderworpen mogen worden. De verwijzende rechter zal dus moeten beslissen welke diensten het hier betreft: vervoersdiensten, diensten van de informatiemaatschappij dan wel een combinatie van beide. Hij legt het HvJEU de volgende prejudiciële vragen voor:

1) Voor zover artikel 2, lid 2, onder d), van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt vervoersactiviteiten van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluit: Moet de door verweerster met winstoogmerk verrichte activiteit van bemiddeling tussen voertuigeigenaars en personen die zich binnen een stad wensen te verplaatsen, middels het beheer van IT-instrumenten – interface en toepassing van software (in verweersters bewoordingen: „intelligente telefoonapparaten en technologisch platform”) – die deze personen de mogelijkheid bieden om met elkaar in contact te komen, worden beschouwd als een vervoersactiviteit dan wel als een elektronische bemiddelingsdienst of een dienst van de informatiemaatschappij in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij?
2) Kan die activiteit, met het oog op de vaststelling van de juridische aard ervan, [omissis] deels worden beschouwd als een dienst van de informatiemaatschappij en, indien dit het geval is, valt de elektronische bemiddelingsdienst [Or. 7] onder het beginsel van het vrij verrichten van diensten zoals gewaarborgd door het Unierecht, met name artikel 56 VWEU en de richtlijnen 2006/123/EG en [omissis] 2000/31/EG?
3) Mocht het Hof oordelen dat de door UBER SYSTEMS SPAIN SL verrichte dienst geen vervoersdienst is en dus valt onder richtlijn 2006/123: Is artikel 15 van de Ley de Competencia Desleal (wet betreffende oneerlijke mededinging) – wat de schending van de bepalingen inzake de aan mededinging onderhevige activiteiten betreft – inhoudelijk verenigbaar met richtlijn 2006/123, met name met artikel 9 betreffende de vrijheid van vestiging en de vergunningstelsels, voor zover dit artikel naar interne wetten of wetsbepalingen verwijst zonder rekening te houden met het feit dat de regeling voor de verkrijging van licenties of vergunningen op generlei wijze beperkend of onevenredig mag zijn, dat wil zeggen dat zij het beginsel van vrije vestiging niet op onredelijke wijze mag inperken.
4) Indien wordt bevestigd dat richtlijn 2000/31/EG toepasselijk is op de door UBER SYSTEMS SPAIN SL verrichte dienst: Zijn de beperkingen die een lidstaat stelt aan het vrij verrichten van de elektronische bemiddelingsdienst vanuit een andere lidstaat, door een vergunning of licentie te vereisen of door bij gerechtelijk bevel de staking te gelasten van de elektronische bemiddelingsdienst op basis van de nationale wetgeving inzake oneerlijke mededinging, geldige maatregelen die krachtens artikel 3, lid 4, van richtlijn 2000/31/EG afwijken van artikel 3, lid 2, van deze richtlijn?
RB 2508

Betekenis van het woord treinkaartje: betalingsbewijs én vervoersbewijs

Vzr. RCC 11 augustus 2015, RB 2508, dossiernr. 2015/00792 (Betekenis woord treinkaartje)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding treinkaartjes. De uiting: Het betreft een in een envelop verspreide reclame-uiting met de tekst “Alstublieft Drie gratis treinkaartjes” Daarbij zitten twee “Overgang 2-1 dagkaart”-en en één “Meereiskaart voor 2 dagen”. De klacht: In eerste instantie denk je dat je drie gratis treinkaartjes hebt gekregen, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Je moet over een geldig 2e klas vervoersbewijs beschikken om de kaartjes te kunnen gebruiken.

De beslissing van de voorzitter:
De klacht betreft de vraag wat de gemiddelde consument pleegt te verstaan onder het woord “treinkaartje”. Naar het oordeel van de voorzitter zal deze consument bij het lezen van de tekst “Alstublieft. Drie gratis treinkaartjes” in de veronderstelling verkeren dat hij drie kaartjes krijgt, die kunnen gelden als betalingsbewijs dan wel vervoersbewijs voor een reis per trein. De voorzitter weet zich daarin gesteund door de betekenis die het woord “treinkaartje’’ onder meer volgens Van Dale’s woordenboek der Nederlandse Taal en Wikipedia heeft. Nu de kaartjes alleen zijn te gebruiken in combinatie met een geldig vervoersbewijs acht de voorzitter de gewraakte mededeling misleidend. Dat elders op en in de uiting verwezen wordt naar van toepassing zijnde beperkende voorwaarden, leidt niet tot een ander oordeel. Blijkens het voorgaande is in de uiting voor de gemiddelde consument onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing van de voorzitter:
Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2504

Eindschoonmaak bungalow bij prijs inbegrepen ondanks splitsing factuur

RCC 7 augustus 2015, RB 2504, dossiernr. 2015/00735 (BungalowSpecials inclusief eindschoonmaak)
Afwijzing. Eindschoonmaak Bungalow. De uiting: Het betreft reclame voor de “bungalow Wildenborgh” op www.BungalowSpecials.nl. Op deze site zijn prijzen van diverse accommodaties vermeld. Onder de aanhef “Prijzen” staat onder meer: “Inclusief Eindschoonmaak”. De klacht: In de bestreden uiting werd de “bungalow Wildenborgh” voor een midweek voor 6 personen aangeboden voor € 330,- inclusief eindschoonmaak. Bij het reserveren bleek klager echter toch eindschoonmaakkosten te moeten betalen.

Het oordeel van de Commissie:
De Commissie stelt voorop dat geen van partijen een afdruk heeft overgelegd van de uiting op www.BungalowSpecials.nl, op basis waarvan klager een boeking heeft gedaan. Hierdoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld voor welke prijs, inclusief eindschoonmaak, de door klager geboekte accommodatie werd aangeboden. De Commissie beschikt wel over de aan klager gezonden reserveringsbevestiging en factuur, waarin sprake is van een huur van € 330,- en schoonmaakkosten van € 89,-. Adverteerder heeft meegedeeld dat het gebruikelijk is om de “huur” en “schoonmaakkosten”, waarvoor op de site een totaalprijs wordt vermeld (“Prijzen” en “Inclusief    Eindschoonmaak”) in de reserveringsbevestiging en factuur uit te splitsen. Dit zou verwarring kunnen veroorzaken bij sommige consumenten, maar de Commissie acht het, mede door het in het verweer opgenomen voorbeeld, voldoende aannemelijk dat de vermelding: “Inclusief Eindschoonmaak” juist is. Daarbij neemt de Commissie in overweging dat klager bij e-mails van 14 en 15 oktober 2014 weliswaar vragen heeft gesteld aan adverteerder over een apart bedrag voor schoonmaakkosten, maar dat klager na beantwoording van deze vragen door adverteerder op 20 oktober 2014, vervolgens op 21 oktober 2014 telefonisch een boeking heeft gedaan, overeenkomstig de in de reserveringsbevestiging en factuur van 21 oktober 2014 vermelde totaalprijs van € 515,10. Klager heeft dit laatste niet, althans niet voldoende weersproken. Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.