RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reizen/Toerisme  

RB 1921

HvJ EU: Over onjuiste verkoopbrochure, professionele toewijzing en misleidende handelspraktijk

HvJ EU 19 september 2013, zaak C-435/11 (CHS Tour Services tegen Team4 Travel) - dossier - persbericht
Prejudiciële vragen gesteld door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk)
Richtlijn 2005/29/EG Oneerlijke handelspraktijken. Verkoopbrochure die onjuiste informatie bevat, Vereisten van professionele toewijding. Kwalificatie als ,misleidende handelspraktijk’. Geval waarin handelaar niet kan worden verweten de zorgvuldigheidsverplichting niet te zijn nagekomen. Brochure die onjuiste bewering inzake exclusiviteit bevat

Uitspraak: [Richtlijn oneerlijke handelspraktijken] moet aldus worden uitgelegd dat een handelspraktijk die voldoet aan alle in artikel 6, lid 1, van deze richtlijn genoemde criteria om te kunnen spreken van een misleidende praktijk jegens de consument, als oneerlijk en daarmee als verboden op grond van artikel 5, lid 1, van de richtlijn kan worden aangemerkt zonder dat hoeft te worden nagegaan of die praktijk ook in strijd is met de vereisten van professionele toewijding in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn.

Gestelde prejudiciële vraag:

„Dient artikel 5 van [de richtlijn] aldus te worden uitgelegd dat in geval van misleidende handelspraktijken in de zin van artikel 5, lid 4, van die richtlijn een afzonderlijke toetsing van de criteria van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn niet is toegestaan?”
RB 1920

Verwijzing op de radio naar algemene voorwaarden niet genoeg

RCC 3 september 2013, dossiernr. 2013/00545 (neckermann radioreclame)
Aanbeveling, misleidende reclame, ontbrekende informatie Het betreft een radiocommercial waarin het volgende wordt gezegd: “Speciale aanbieding: zaterdag 25 mei een eenmalig vakantieaanbod bij Neckermann. Boek 25 mei een smartline vakantie en de tweede persoon betaalt maar 1 euro. Ga naar uw reisbureau of boek direct op neckermann.nl. Boek slim, boek smartline. Dé all inclusive low budget formule van Neckermann. Vraag naar de voorwaarden.”

De klacht - Pas bij het aanvragen van een berekening op de website blijkt dat sprake is van een cash back actie, waarbij eerst het gehele bedrag van de reis voor twee personen moet worden betaald en het reisbedrag voor de tweede persoon later wordt terugbetaald. Aan het terug te ontvangen bedrag zit bovendien een maximum van € 800,-, waardoor een restbedrag van soms meer dan € 100,- overblijft. Dit alles maakt de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie

Vast is komen te staan dat de in de commercial aangeprezen smartline actie een cashback-actie betreft, waarbij na betaling van de gehele reissom het voor de tweede persoon betaalde bedrag (minus 1 euro) tot een maximum van € 800,- kan worden teruggevraagd. Naar het oordeel van de Commissie betreffen de aard van de kortingsactie (cashback) en het aan de actie verbonden maximum van € 800,- essentiële informatie die in de commercial zelf vermeld dient te worden. Ten aanzien van deze aspecten van de actie kan - ook in een radiocommercial - niet worden volstaan met een algemene verwijzing naar voorwaarden.

Gelet op het voorgaande is sprake van het te laat verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen  als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7

NRC (nieuw) art. 8.3 aanhef

NRc (nieuw) art. 8.3 onder c.

RB 1898

Weglaten vooraf bekende bijkomende kosten is in strijd met Reclamecode Reisaanbiedingen

RCC 15 augustus 2013, dossiernr. 2013/00482 (Weglaten bijkomende kosten)
Onduidelijke prijs, bijkomende kosten. Aanbeveling op basis van de Reclamecode Reisaanbiedingen. Het betreft de vermelding van prijzen van hotelkamers door HRS in de bij de e-mail van Booking.com van 27 mei 2013 gevoegde uitingen op de website www.hrs.com en op de prijsvergelijkingssite van Trivago (www.trivago.nl).

De klacht - HRS toont de prijzen van door haar aangeboden hotelkamers exclusief belastingen en toeslagen. Belastingen en bijkomende kosten die redelijkerwijs berekend kunnen worden, moeten in de totaalprijs worden meegenomen. Het betreft bijvoorbeeld: a) toeristenbelasting (5,5%) in Amsterdam; b) resort fee van USD 25 per kamer; c) cleaning fee van € 20,- per kamer. HRS laat bovendien na om de hoogte te vermelden van de belastingen en toeslagen die niet tevoren kunnen worden berekend. (Concurrent) Booking.com acht de uitingen in strijd met de artikelen 8.2, 8.3 en 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) en de artikelen 6:193a -6:193j van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Het oordeel van de Commissie
Toeristenbelasting
De klacht is in de eerste plaats gericht tegen het vermelden door HRS van hotelkamerprijzen waarin de toeristenbelasting die op het moment van vermelding van die prijzen bekend is, niet is opgenomen. HRS heeft aangevoerd dat toeristenbelasting niet in de prijs hoeft te zijn opgenomen, nu geen sprake is van vaste onvermijdbare kosten die aan de aanbieder moeten worden betaald in de zin van artikel III sub 1 RR.

Artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen bepaalt, voor zover hier van belang: “Aanbieders zijn gehouden tot het hanteren van correcte en duidelijke prijzen in hun reclame-uitingen. Zij publiceren hun prijzen, al of niet gespecificeerd, inclusief de hen op het moment van publicatie bekende vaste onvermijdbare (= bijkomende onlosmakelijk aan de dienst verbonden) kosten die voor de aangeboden diensten aan de aanbieder moeten worden betaald.” Blijkens de toelichting bij artikel III.1 RR wordt onder “vaste onvermijdbare (bijkomende) kosten” onder meer verstaan: “toeristen-/verblijfsbelasting, tenzij deze niet vooraf kan worden berekend; in dat geval moet worden vermeld dat deze nog ter plekke moet worden afgedragen”.
Uit het voorgaande volgt dat de toeristenbelasting die vooraf kan worden bepaald - omdat deze belasting een vast percentage van de kamerprijs betreft dan wel een vast bedrag per kamer, ongeacht het aantal personen - moet worden aangemerkt als vaste onvermijdbare bijkomende kostenpost die in de kamerprijs dient te worden opgenomen. Hierbij is kennelijk ervan uitgegaan dat het hoogst ongebruikelijk is dat men een hotelkamer boekt in de plaats waarin met staat ingeschreven, en dat er om die reden geen aanleiding bestaat de toeristenbelasting als variabele kosten te beschouwen.
Nu met betrekking tot de bestreden uitingen niet is gebleken dat de hoogte van de toeristenbelasting niet vooraf kan worden bepaald, merkt de Commissie deze belasting in het onderhavige geval aan als vast en onvermijdbaar.

Bij letterlijke interpretatie van de tekst van artikel III sub 1 RR zou deze bepaling kunnen worden opgevat in die zin dat toeristenbelasting die niet rechtstreeks aan “de aanbieder” moet worden betaald, maar ter plekke aan de hoteleigenaar, niet in de door de aanbieder in zijn reclame gepubliceerde prijs zou hoeven te zijn opgenomen. Het komt de Commissie echter voor - zoals ook overwogen in haar door het College van Beroep bevestigde uitspraak in dossier 2012/00040 - dat artikel III sub 1 RR niet in deze zin is bedoeld, doch dat is bedoeld ervoor te zorgen dat alle onvermijdbare kosten die op het moment van publicatie van een prijs bekend zijn, in die prijs worden opgenomen. De Commissie overweegt in dit verband dat blijkens de preambule bij de RR het doel van deze code is: “het ten behoeve van de consument voorkomen van misleidende reclame-uitingen op de Nederlandse markt inzake de prijs en de beschikbaarheid van reis-, recreatie-, vervoer- en verblijfsdiensten”. Door alle onvermijdbare, bekende kosten in de prijs op te nemen, wordt de consument in staat gesteld om prijzen van hotelkamers die door verschillende aanbieders worden aangeboden eenvoudig en zonder kosten over het hoofd te zien met elkaar te vergelijken.

Gelet op de tekst van de voornoemde bepaling in de RR en de onderliggende preambule dient naar het oordeel van de Commissie de vooraf bekende toeristenbelasting daadwerkelijk in de prijs te worden opgenomen en acht zij het niet toegestaan om, zoals in de onderhavige reclame-uitingen, mee te delen dat toeristenbelasting extra wordt berekend al naar gelang de lokale tarieven. In dit verband wordt ook verwezen naar dossier 2012/00040 waarin het College van Beroep heeft geoordeeld dat het opnemen van de toeristenbelasting ook als essentieel dient te worden beschouwd in de zin van artikel 8.4 aanhef en onder c NRC.

Nu HRS de prijzen voor hotelkamers vermeldt exclusief de bij die kamers behorende, op het moment van publicatie van de prijzen bekende toeristenbelasting, is artikel III sub 1 RR overtreden. Tevens is artikel IV sub 1 RR overtreden, nu het gaat om uitnodigingen tot aankoop.
Dat het - naar HRS stelt - in de hotelbranche niet gebruikelijk zou zijn om totaalprijzen inclusief toeristenbelasting te vermelden, maakt dit oordeel niet anders.

De klacht betreft voorts, zo begrijpt de Commissie, de vermelding van toeristenbelasting waarvan het bedrag niet bij publicatie van de kamerprijs bekend is, bijvoorbeeld omdat de belasting per persoon in plaats van per kamer wordt berekend, en die daarom niet in de getoonde kamerprijs inbegrepen dient te zijn. Naar het oordeel van de Commissie betreft het feit dat sprake is van extra kosten in de vorm van een niet te vermijden bedrag aan toeristenbelasting essentiële informatie, waarvan op grond van het bepaalde in artikel IV sub 1 RR in combinatie met artikel 8.4 onder c NRC in de uitnodiging tot aankoop melding moet worden gemaakt. Bij deze vermelding kan niet, zoals in de bestreden uitingen, worden volstaan met de algemene opmerking dat toeristenbelasting extra wordt berekend al naar gelang de lokale tarieven, zonder de hoogte van de toeristenbelasting te noemen. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de uitingen waarin sprake is van onvermijdbare, maar niet tevoren in de kamerprijs op te nemen toeristenbelasting, in strijd met artikel IV sub 1 RR.

Resort fee
De klacht dat in de totaalprijs voor het Bellagio Hotel in Las Vegas niet de resort fee van USD 25.- is opgenomen, is door HRS weersproken met de mededeling dat niet steeds een resort fee in rekening wordt gebracht. Nu voor de Commissie niet is komen vast te staan dat in de door Booking.com overgelegde uiting daadwerkelijk sprake is van vaste onvermijdbare kosten in de vorm van een resort fee ten bedrage van USD 25 per kamer, kan dit onderdeel van de klacht niet slagen.

Cleaning fee
Vast is komen te staan dat in de uiting betreffende een accommodatie in Sankt Jakob in Haus in de totaalprijs niet is opgenomen de “end-of-stay cleaning fee EUR 20,00”, die blijkt als in de uiting de link “Prijsdetails” wordt aangeklikt. Deze prijsvermelding is in strijd met artikel III sub 1 RR, nu – blijkens de toelichting bij dit artikel – “verplichte kosten per verblijfseenheid, zoals bijv. voor schoonmaak” aangemerkt dienen te worden als vaste onvermijdbare (bijkomende) kosten, die derhalve in de gepubliceerde prijs inbegrepen dienen te zijn.
Tevens is artikel IV sub 1 RR overtreden, nu het gaat om een uitnodiging tot aankoop.

Algemeen
Nu de bestreden uitingen (voor zover de klacht daartegen voldoende is onderbouwd) in strijd zijn met de RR, komt de Commissie niet meer toe aan toetsing van de uitingen aan andere door Booking.com genoemde bepalingen.

RB 1837

Kind is 2 t/m 11 jaar

RCC 20 juni 2013, dossiernr. 2013/00384 (Leeftijdsgrens kind)
Kinderen. Leeftijdsgrens. Afwijzing. Het betreft de aanbieding van een reis naar Brazilië in de “Verre reizen Top 5” op adverteerders website www.arke.nl.
                 
De klacht - Op de website van Arkefly wordt bij het aanbieden van vliegtickets de leeftijd tot en met 11 jaar gehanteerd als grens voor het aanmerken van een persoon als kind (2 t/m 11 jaar) of als volwassene. Toen klaagster op de site arke.nl de reis naar Brazilië “o.b.v. 2 pers.” wilde boeken voor haar en haar dochter van 13 jaar, bleek dat niet 11 jaar als leeftijdsgrens gehanteerd wordt en klaagsters dochter niet als “volwassene” wordt aangemerkt. Klaagster stelt dat zij hierdoor de geadverteerde reis niet kon boeken. De reclame is misleidend.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klaagster bezwaar maakt tegen het gegeven dat de op de website van Arkefly gehanteerde leeftijdsgrens voor het aanmerken van een reiziger als ‘kind’ (2 t/m 11 jaar) of als ‘volwassene’ (12 jaar en ouder) niet geldt in de boekingsmodule op de website www.arke.nl. Deze klacht kan niet slagen. De bestreden boekingsmodule staat immers op een andere website dan de website van Arkefly waar de leeftijdsgrens t/m 11 jaar wordt gehanteerd. De Commissie acht voorts voldoende aannemelijk geworden dat in de betreffende boekingsmodule duidelijk wordt vermeld dat personen tussen 2 en 16 jaar als ‘kind’ worden aangemerkt. 

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1814

Kassakorting in de genoemde prijzen verwerkt

RCC 10 juni 2013, dossiernr. 2013/00352 (kassakorting arke.nl)
Reisaanbieding. Korting reeds tijdens boekingsproces. Aanbeveling. Het betreft de aanbieding van een reis naar “Plaza Hotel Curaçao & Casino (Hotel)” in Willemstad (Curaçao) op de website www.arke.nl.

De klacht - In de uiting staat, boven enkele kenmerken van het hotel: “Nu 100,- Kassakorting p.p.”. In de prijstabel in de uiting worden de prijzen van de verschillende kamers bij verschillende bezettingen genoemd. Klaagster ging ervan uit dat de kassakorting van deze prijzen afgehaald zou worden. Bij het boeken bleek echter dat de korting van € 100,- per persoon reeds in de genoemde prijzen verwerkt was. In het boekingsproces is te zien hoe de in de uiting genoemde prijs eerst met € 100,- wordt verhoogd, waarna aan het eind een korting van € 100,- p.p. wordt toegepast. Klaagster acht de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie
De bestreden uiting met boekingsmodule betreft een uitnodiging tot aankoop. Ingevolge het bepaalde in artikel IV lid 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) zijn aan­bieders van reisdiensten in hun uitnodigingen tot aankoop op dezelfde wijze als in reclame-uitingen conform artikel III lid 1 van die code gehouden tot het hanteren van correcte en duidelijke prijzen. Voor de Commissie is komen vast te staan dat de in de prijzentabel in de uiting weergegeven prijzen “correct” zijn, nu deze de daadwerkelijke prijzen betreffen die bij boeking tijdens de Kassakortingsactie gelden.
De weergave van de prijzen in de uiting voldoet naar het oordeel van de Commissie echter niet aan het vereiste van duidelijkheid. In de uiting wordt niet op dezelfde webpagina als de pagina waarop de prijzen zijn vermeld, meegedeeld dat de geadverteerde “Nu 100,- Kassakorting p.p.” reeds in de weergegeven prijzen is verwerkt. Evenmin wordt op de betreffende webpagina naar een dergelijke mededeling elders op de website verwezen. Hierdoor kan bij de gemiddelde consument de indruk ontstaan dat de “kassakorting” aan het eind van het boekingsproces, “bij de kassa”, alsnog op de genoemde prijzen in mindering wordt gebracht. Het is onvoldoende duidelijk dat de korting reeds in de weergegeven prijzen is verwerkt.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel IV lid 1 RR. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1787

Conclusie A-G: Brochure valse informatie

Conclusie A-G HvJ EU 13 juni 2013, zaak C-435/11 (CHS Tour Services) - dossier
Verzoek om een prejudiciële beslissing van het Oberste Gerichtshof.

Uitlegging van artikel 5 van richtlijn 2005/29/EG [red. OHP]. Brochure die valse informatie bevat. Al dan niet bestaan van de mogelijkheid voor een ondernemer om aan te tonen dat hij de vereisten van zorgvuldig handelen heeft nageleefd in die commerciële praktijk dus niet als „oneerlijk” kan worden gekwalificeerd.

Conclusie A-G: Artikel 5 van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van de richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG en van verordening (EG) nr. 2006/2004, dient aldus te worden uitgelegd dat het in geval van misleidende handelspraktijken in de zin van artikel 5, lid 4, van die richtlijn niet relevant is of ook aan de criteria van artikel 5, lid 2, sub a, en/of artikel 5, lid 2, sub b, van die richtlijn is voldaan.

RB 1768

Niet met succes een beroep op drukfouten

RCC 23 mei 2013, dossiernr. 2013/00329 (OAD drukfout geadverteerde vroegboekkorting)
Drukfout. Misleiding, art. 7 NRC. Het betreft de reisgids van adverteerder waarin een 8-daagse treinrondreis door Italië met de Bella Citta Express wordt aangeboden voor een prijs “vanaf 359”. Op de door klager op 8 maart 2013 geboekte reis in september 2013 heeft klager geen vroegboekkorting gekregen, hoewel klager bij de boeking wel voldeed aan de voorwaarde dat de boeking moet zijn gedaan 30 dagen voor aankomst. Nu klager de korting niet kreeg, acht hij de uiting misleidend.

De in de jaarbrochure vermelde vroegboekkorting berust op een drukfout  en kon om die reden niet worden gegeven. Alle boekingskantoren zijn hiervan op de hoogte gesteld en de website is aangepast. Voordat iemand deze reis boekt, wordt meegedeeld dat deze korting niet wordt gegeven. Ook aan klager is dat meegedeeld, zodat van misleiding geen sprake is. 

In de brochure wordt bij de door klager geboekte reis een vroegboekkorting van 10% aangeboden indien men de reis 30 dagen voor aankomst boekt. Hoewel klager bij zijn boeking aan deze voorwaarde voldeed, kreeg hij de boeking niet omdat, naar adverteerder liet weten, deze aanbieding berustte op een drukfout. Bij een adverteerder berust de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor zijn reclame-uiting en hij kan daarom niet met succes een beroep doen op drukfouten. Daarbij is ook van belang dat in dit geval geen sprake is van een kennelijke fout.
Nu de vroegboekkorting niet (meer) wordt gegeven, is de gewraakte mededeling onjuist.

RB 1753

Reiziger mag veilige transfer verwachten

Rechtbank Noord-Holland 13 februari 2013, LJN CA1159 (eiseres tegen Thomas Cookk Nederland)
Als randvermelding, omdat hier vaker over de reisbranche wordt bericht. Reisovereenkomst 7:500 e.v. BW. De reisovereenkomst verloopt niet overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger redelijkerwijze mag verwachten (7:507 BW) als de reisorganisator, c.q. de door haar ingeschakelde busvervoermaatschappij, de reiziger in het kader van de transfer van het vliegveld naar het hotel niet veilig, dat wil zeggen zonder belaging door derden, overbrengt. Van de reisorganisatie mag immers in het algemeen verwacht worden, dat hij het overeengekomen vervoer zodanig uitvoert, dat de passagier de overeengekomen reisbestemming ongeschonden bereikt.

De beroving was, zoals de reisorganisator ook zelf aanvoert, voorzienbaar zodat het beroep van de reisorganisator op artikel 7:507, tweede lid, aanhef en onder b, BW niet opgaat. Hoewel Turkije een veilige vakantiebestemming is, met (kleine) criminaliteit rekening moet houden en de reiziger onderweg normale voorzichtigheid in acht moet nemen. Het beroep van de reisorganisator op overmacht als bedoeld in onderdeel c van die bepaling gaat ook niet op, omdat de reisorganisator geen (nadere) voorzorgsmaatregelen had getroffen of door de buschauffeur had doen treffen. Er is ook sprake van het vereiste causale verband tussen het niet treffen van voldoende voorzorgsmaatregelen en de beroving.

4.5.1. Thomas Cook heeft zelf gesteld dat de reiziger in Turkije, hoewel Turkije een veilige vakantiebestemming is, met (kleine) criminaliteit rekening moet houden en de reiziger onderweg normale voorzichtigheid in acht moet nemen. Hieruit volgt dat ook Thomas Cook zelf van mening is dat in zijn algemeenheid niet kan worden gezegd dat een diefstal of beroving niet was te voorzien. Dat deze transfer niet dusdanig risicovol was dat daarom een diefstal of beroving niet was te voorzien, zoals Thomas Cook heeft gesteld, heeft zij onvoldoende gemotiveerd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Het beroep van Thomas Cook op artikel 7:507, tweede lid onder b, BW gaat daarom niet op.

4.5.1. Haar beroep op overmacht als bedoeld in onderdeel c van die bepaling gaat daarnaast ook niet op, omdat Thomas Cook geen (nadere) voorzorgsmaatregelen had getroffen of door de buschauffeur had doen treffen. Gelet op de risico’s was Thomas Cook gehouden in het kader van de transfer voorzorgsmaatregelen te treffen of bij inschakeling van een busvervoerder te doen treffen om onveiligheid door criminaliteit tijdens die transfer zo veel mogelijk te voorkomen. Thomas Cook, op wie de stelplicht en bewijslast ligt dat zij voldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen, heeft onvoldoende gesteld dat zij voor dergelijke maatregelen heeft zorg gedragen. In de omstandigheden van het geval had zij daarvoor meer kunnen en moeten doen. Die omstandigheden zijn de volgende. De bus was laat op de avond geparkeerd op circa veertig meter afstand van een restaurant, op een vrij toegankelijke, zelf niet verlichte en overigens verlaten parkeerplaats, langs een grote weg. De buschauffeur had de bus verlaten en de beide deuren van de bus opengelaten. Voorts was sprake van een transfer in de avond vlak na aankomst in het land van vakantiebestemming na een vertraagde en dus kennelijk vermoeiende vliegreis. Uit de stellingen van Thomas Cook blijkt dat zij in het geheel geen (nadere) voorzorgsmaatregelen had getroffen. Zij heeft volstaan met de stelling dat het op de weg van [eiseres] had gelegen met de mogelijkheid van criminaliteit rekening te houden. Hieruit volgt dat het feit dat de beroving feitelijk door een ander is uitgevoerd, in beginsel geen grond kan vormen Thomas Cook de tekortkoming niet toe te rekenen.

4.6. Meer subsidiar, zo begrijpt de rechtbank haar betoog, betwist Thomas Cook het causaal verband tussen het achterwege laten van voldoende voorzorgsmaatregelen en de beroving. Zij stelt daartoe dat sprake was van een zeer brutale beroving die sowieso zou hebben plaatsgevonden, ook indien de chauffeur in of bij de bus aanwezig zou zijn geweest. Hoewel niet (met zekerheid) vastgesteld kan worden of de beroving door het treffen van voldoende voorzorgsmaatregelen voorkomen had kunnen worden, acht de rechtbank, mede gezien het feit dat Thomas Cook zulke maatregelen in het geheel niet had getroffen, heel plausibel hetgeen [eiseres] op dit punt gemotiveerd heeft aangevoerd. Zij stelt dat het voor de berover een ‘er in en er uit’ situatie was (de rechtbank begrijpt: door de openstaande tweede deur), die met voorzorgsmaatregelen wel te voorkomen was geweest. Bij deze stand van zaken kan niet gesteld worden dat de beroving zou hebben plaatsgevonden ongeacht het treffen van voldoende voorzorgsmaatregelen. Het niet steeds laten openstaan van de tweede deur zou immers een voor de hand liggende voorzorgsmaatregel zijn geweest. Het verweer faalt.
RB 1740

Klagers veronderstelling niet gerechtvaardigd

RCC 22 april 2013, dossiernr. 2013/00173 (Buitenreclame reisbureau)
Herkenbaarheid adverteerder. Buitenreclame. Betreft de tekst op de gevel van reisbureau Brouwer waarop het logo Thomas Cook staat. Klager voelt zich misleid door de reclame-uitingen in en voor het kantoor van Thomas Cook Brouwer. Nergens wordt vermeld dat dit kantoor 'geen 100% echt Thomas Cook kantoor' of een 'Thomas Cook Light kantoor' is. Reisbureau Brouwer blijkt een 'zelfstandige franchiser' te zijn.

Naar het oordeel van de Commissie is klagers veronderstelling dat hij de reis niet bij reisbureau Brouwer maar rechtstreeks bij Thomas Cook boekte, niet gerechtvaardigd. Het feit dat op de lichtbank en op raamstickers uitstluitend 'Thomas Cook' staat, maakt dit niet anders. De Commissie wijst de klacht af.

Op de voor- en zijgevel van de vestiging waar klager de reis boekte, staat duidelijk en verschillende malen zowel “Thomas Cook” als “reisbureau Brouwer”. Op grond hiervan is klagers veronderstelling dat hij de reis niet bij reisbureau Brouwer maar rechtstreeks bij Thomas Cook boekte, niet gerechtvaardigd. Ook op grond van de door klager overgelegde website, via welke klager bij reisbureau Brouwer terecht kwam en waarop deze vestiging vermeld is als “Reisbureau Brouwer h/o Thomas Cook” had klager niet mogen concluderen dat hij de reis bij “Thomas Cook” had geboekt.
Het feit dat op de lichtbak en op raamstickers uitsluitend “Thomas Cook” staat, maakt dit niet anders. 

RB 1705

Adverteerder verantwoordelijk voor systematische fout in de uitvoering

RCC 19 maart 2013, dossiernr. 2013/00039 (NS actie, voor langstudeerders een ‘Gratis Kortingskaart’)

Het betreft een reclame op webpagina https://www.ns.nl/reizigers/campagnes/langstudeerbonus, waarop aan ‘langstudeerders’ onder meer een ‘Gratis Kortingskaart’ wordt aangeboden.

Klaagster is ‘langstudeerder’ zoals bedoeld in de uiting en voldoet aan de voorwaarden om de genoemde gratis kortingskaart aan te vragen. Klaagster kon echter de kortingskaart niet aanvragen, omdat, zoals bleek uit verschillende telefoongesprekken met adverteerder, dit aanbod het ‘uitgestudeerd aanbod’ was, dat klaagster reeds eerder had aangevraagd en waar slechts één keer gebruik van kon worden gemaakt. Klaagster acht de uiting misleidend, nu deze extra voorwaarden niet in de uiting worden vermeld.

Naar door adverteerder is erkend, kon klaagster in de praktijk geen gebruik maken van het aanbod. Adverteerder wijt dit aan een tekortkoming in haar systeem, waardoor klaagster, nu zij gebruik had gemaakt van het ‘uitgestudeerd-aanbod’, ten onrechte de melding kreeg dat zij al eerder van het langstudeer-aanbod gebruik had gemaakt. Aldus stelt de voorzitter vast dat sprake is van een systematische fout in de uitvoering van het aanbod, voor welke fout adverteerder verantwoordelijk dient te worden gehouden. Gelet op het voorgaande dient te worden geoordeeld dat de bestreden uiting in strijd is met artikel 7 en 8.2 NRC.