RB

Media  

RB 2509

Geen verplichting voor studenten tot inschrijving huisarts studentenstad

Vzr. RCC 11 augustus 2015, RB 2509, dossiernr. 2015/00796 (Geen verplichting voor studenten tot inschrijving huisarts studentenstad)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding reclamefolder. De uiting: Het betreft de reclamefolder waarvan de aanhef luidt “Huisarts in je studentenstad is verplicht”. De klacht: De mededeling “Huisarts in je studentenstad is verplicht!” is in strijd met de waarheid en daardoor misleidend. Met deze zinsnede tracht verweerder druk op klaagster uit te oefenen teneinde haar ertoe te bewegen om zich bij adverteerder in te schrijven. Bovendien is de uiting bij klaagster bezorgd ondanks het feit dat op klaagster brievenbus een NEE/NEE-sticker was aangebracht.

Het oordeel van de voorzitter:
1. Verweerder heeft niet aangetoond dat er een verplichting bestaat voor studenten om zich in te schrijven bij een huisarts in de stad waar men studeert. Dat, naar verweerder stelt, onder omstandigheden een passantentarief in rekening gebracht kan worden dat niet door zorgverzekeraars zou worden vergoed, betekent niet dat er sprake is van een verplichting zoals gesteld is in de reclame-uiting. In zoverre is de uiting onjuist en daardoor misleidend. Blijkens het voorgaande is in de uiting onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. 2. Voorts is niet weersproken dat de uiting is gedeponeerd in de van een NEE/NEE-sticker voorziene brievenbus van klaagster. Gelet hierop is het bepaalde in artikel 3.1 van de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR) overtreden, ingevolge welk artikel afzenders en verspreiders ieder voor zich en in gezamenlijk overleg alle maatregelen en voorzieningen dienen te treffen die noodzakelijk zijn teneinde de respectering van de in bijlage 1 bij de Code VOR vermelde stickers te bereiken. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing van de voorzitter:
Op grond van het hierboven onder 1 overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en beveelt hij verweerder aan voortaan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Op grond van het onder 2 overwogene is gehandeld in strijd met artikel 3.1 Code VOR. De voorzitter beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2508

Betekenis van het woord treinkaartje: betalingsbewijs én vervoersbewijs

Vzr. RCC 11 augustus 2015, RB 2508, dossiernr. 2015/00792 (Betekenis woord treinkaartje)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding treinkaartjes. De uiting: Het betreft een in een envelop verspreide reclame-uiting met de tekst “Alstublieft Drie gratis treinkaartjes” Daarbij zitten twee “Overgang 2-1 dagkaart”-en en één “Meereiskaart voor 2 dagen”. De klacht: In eerste instantie denk je dat je drie gratis treinkaartjes hebt gekregen, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Je moet over een geldig 2e klas vervoersbewijs beschikken om de kaartjes te kunnen gebruiken.

De beslissing van de voorzitter:
De klacht betreft de vraag wat de gemiddelde consument pleegt te verstaan onder het woord “treinkaartje”. Naar het oordeel van de voorzitter zal deze consument bij het lezen van de tekst “Alstublieft. Drie gratis treinkaartjes” in de veronderstelling verkeren dat hij drie kaartjes krijgt, die kunnen gelden als betalingsbewijs dan wel vervoersbewijs voor een reis per trein. De voorzitter weet zich daarin gesteund door de betekenis die het woord “treinkaartje’’ onder meer volgens Van Dale’s woordenboek der Nederlandse Taal en Wikipedia heeft. Nu de kaartjes alleen zijn te gebruiken in combinatie met een geldig vervoersbewijs acht de voorzitter de gewraakte mededeling misleidend. Dat elders op en in de uiting verwezen wordt naar van toepassing zijnde beperkende voorwaarden, leidt niet tot een ander oordeel. Blijkens het voorgaande is in de uiting voor de gemiddelde consument onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing van de voorzitter:
Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2507

Waarschuwing Let op! Geld lenen kost geld ontbreekt ten onrechte

Vzr. RCC 11 augustus 2015, RB 2507, dossiernr. 2015/00686/l (Let op! Geld lenen kost geld ontbreekt ten onrechte)
Voorzitterstoewijzing voor zover nodig. Herkenbaarheid reclame. De uiting: Het betreft de op de website www.emmen.nu/nieuws/emmen staande advertentie met de aanhef “Snel geld lenen zonder problemen”. De klacht: In deze advertentie ontbreekt de waarschuwing “geld lenen kost geld”, zoals voorgeschreven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Het oordeel van de voorzitter: Ingevolge artikel 53 lid 8 van het Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen WFT (Wet Financieel Toezicht) dient in reclame-uitingen voor krediet de waarschuwing “Let op! Geld lenen kost geld” te zijn opgenomen. Zowel Boom als Geldlenenkostgeld.nl hebben laten weten dat in de gewraakte reclame-uiting deze wettelijk verplichte waarschuwing ten onrechte ontbreekt, maar dat de uiting onmiddellijk is aangepast. Door het ontbreken was de uiting in strijd met de wet en derhalve in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts acht de voorzitter de reclame-uiting op de subpagina niet duidelijk als zodanig herkenbaar, op grond waarvan hij de uiting in strijd acht met artikel 11.1 NRC. 

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in de artikelen 2 en 11.1 NRC en beveelt hij, voor zover nodig, de verweerders aan om het in eerdergenoemde artikelen bepaalde voortaan in acht te nemen.
RB 2506

Bosch espressoapparaat niet verkrijgbaar met DE-spaarpunten

Vzr. RCC 11 augustus 2015, RB 2506, dossiernr. 2015/00777 (Bosch espressoapparaat niet verkrijgbaar met DE-spaarpunten)
Voorzittersafwijzing. Douwe Egberts. De uiting: Het betreft de website www.blokker.nl/n/blknl/douwe-egberts. De klacht: Klager wilde zijn DE-spaarpunten inwisselen voor een koffiezetapparaat. Toen klager bij de Blokker-vestiging in Brunssum op de Blokker-website het zoekprogramma had doorlopen, viel zijn keuze op een Bosch espressoapparaat. Dit apparaat bleek klager echter niet met DE-punten te kunnen krijgen. Nu klager de gelegenheid had om via de DE-link een toestel te selecteren dat hij niet met DE-punten kon krijgen, acht hij de website misleidend.

Het oordeel van de voorzitter:
Nu DE voor de besteding van DE-spaarpunten gebruik maakt van de diensten van Blokker, in die zin dat men DE-spaarpunten in een aantal Blokker-vestigingen kan besteden, alwaar men tevens op de Blokker-website in de gelegenheid is een keuze uit het DE-assortiment te maken, acht de voorzitter beide adverteerders verantwoordelijk voor de wijze waarop men op de website het DE-assortiment kan bekijken.
Met betrekking tot de gewraakte website overweegt de voorzitter dat niet is gebleken dat men bij het op correcte wijze doorlopen van het programma, dat de DE-spaarder moet leiden naar het DE-assortiment, uitkomt bij producten die men niet met DE-spaarpunten kan kopen. DE wijst er daarbij op dat, om duidelijk te maken welke  producten tot het DE-assortiment behoren, bij deze producten een “DE”-zegel is afgebeeld, zoals dat bijvoorbeeld het geval is op de door klager overgelegde pagina waarop de stappen 3 en 4 zijn omcirkeld. Op grond van het vorenstaande acht de voorzitter de klacht ongegrond.

De beslissing van de voorzitter
De voorzitter wijst de klacht af.
RB 2505

Géén BTW betekent speciale kortingsactie ter waarde van btw-bedrag

Vzr. RCC 7 augustus 2015, RB 2505, dossiernr. 2015/00718 (BTW verschuldigd over nieuwprijs)
Voorzittersafwijzing. De uiting: Het betreft een advertentie in De Stentor waarin adverteerder melding maakt van de volgende actie: “Koop nú uw bank en betaal géén BTW!”. De klacht: Klager stelt dat adverteerder in strijd met de Wet op de omzetbelasting handelt door te zeggen dat men bij de aankoop van een bank geen btw hoeft te betalen. Iedere particulier moet op grond van de wet over zijn aankopen btw betalen. In de uiting staat geen verwijzing dat het om een korting gaat die overeenkomt met 21% btw. Deze manier van adverteren is misleidend en druist tegen de wet in.

Het oordeel van de voorzitter: 1)  Aan klager kan worden toegegeven dat de mededeling “betaal géén BTW!” feitelijk niet juist is, nu wel degelijk het gebruikelijke percentage btw is verschuldigd bij de aanschaf van meubelen bij adverteerder. Uitgaande evenwel van het feit dat de gemiddelde consument bekend is met het gegeven dat over de nieuwprijs van zaken altijd btw verschuldigd is, zal deze consument een reclame-uiting die inhoudt dat men geen btw verschuldigd is aldus begrijpen dat sprake is van een bijzondere kortingsactie waarbij een korting wordt gegeven ter waarde van het btw-bedrag. Naar het oordeel van het College zijn acties waarbij een adverteerder onder uitdrukkelijke verwijzing naar de verschuldigde btw korting aanbiedt, inmiddels ook algemeen bekend, en zal de uiting ook hierom niet tot verwarring leiden bij de gemiddelde consument. In dit verband verwijst de voorzitter naar de beslissing van het College van Beroep in dossier 2014/00105. Dergelijke acties kunnen bovendien niet in strijd met de wet worden geacht. 2)  Op grond van het voorgaande treft de klacht geen doel. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.
RB 2504

Eindschoonmaak bungalow bij prijs inbegrepen ondanks splitsing factuur

RCC 7 augustus 2015, RB 2504, dossiernr. 2015/00735 (BungalowSpecials inclusief eindschoonmaak)
Afwijzing. Eindschoonmaak Bungalow. De uiting: Het betreft reclame voor de “bungalow Wildenborgh” op www.BungalowSpecials.nl. Op deze site zijn prijzen van diverse accommodaties vermeld. Onder de aanhef “Prijzen” staat onder meer: “Inclusief Eindschoonmaak”. De klacht: In de bestreden uiting werd de “bungalow Wildenborgh” voor een midweek voor 6 personen aangeboden voor € 330,- inclusief eindschoonmaak. Bij het reserveren bleek klager echter toch eindschoonmaakkosten te moeten betalen.

Het oordeel van de Commissie:
De Commissie stelt voorop dat geen van partijen een afdruk heeft overgelegd van de uiting op www.BungalowSpecials.nl, op basis waarvan klager een boeking heeft gedaan. Hierdoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld voor welke prijs, inclusief eindschoonmaak, de door klager geboekte accommodatie werd aangeboden. De Commissie beschikt wel over de aan klager gezonden reserveringsbevestiging en factuur, waarin sprake is van een huur van € 330,- en schoonmaakkosten van € 89,-. Adverteerder heeft meegedeeld dat het gebruikelijk is om de “huur” en “schoonmaakkosten”, waarvoor op de site een totaalprijs wordt vermeld (“Prijzen” en “Inclusief    Eindschoonmaak”) in de reserveringsbevestiging en factuur uit te splitsen. Dit zou verwarring kunnen veroorzaken bij sommige consumenten, maar de Commissie acht het, mede door het in het verweer opgenomen voorbeeld, voldoende aannemelijk dat de vermelding: “Inclusief Eindschoonmaak” juist is. Daarbij neemt de Commissie in overweging dat klager bij e-mails van 14 en 15 oktober 2014 weliswaar vragen heeft gesteld aan adverteerder over een apart bedrag voor schoonmaakkosten, maar dat klager na beantwoording van deze vragen door adverteerder op 20 oktober 2014, vervolgens op 21 oktober 2014 telefonisch een boeking heeft gedaan, overeenkomstig de in de reserveringsbevestiging en factuur van 21 oktober 2014 vermelde totaalprijs van € 515,10. Klager heeft dit laatste niet, althans niet voldoende weersproken. Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2503

Afslankend effect bij gebruik Groene Koffie moet nog worden beoordeeld

Vzr. RCC 7 augustus 2015, RB 2503, dossiernr. 2015/00589 (Afslankend effect Groene Koffie eerst worden getoetst)
Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft de aanbieding voor “De Tuinen Groene Koffie” op www.detuinen.nl. In de uiting wordt met betrekking tot dit product onder meer gezegd: “Ondersteunt de energiehuishouding en heeft een positieve invloed op de vetverbranding.” Het product bevat blijkens de ingrediëntendeclaratie op de website onder meer “Yerba Matte Leaf Extract”. De klacht: Klaagster stelt, samengevat, dat er geen betrouwbare gegevens zijn over het afslankende effect bij het gebruik van groene koffie tezamen met ‘Yerba Mate Extract’. Klaagster heeft ook geen betrouwbare bronnen kunnen vinden waaruit een positieve invloed op de verbranding.

Het oordeel van de voorzitter: 1)  De klacht is in het bijzonder gericht tegen het gedeelte van de uiting waarin met betrekking tot het aangeprezen product wordt gezegd: “heeft een positieve invloed op de vetbranding”. Niet in geschil is dat deze mededeling een gezondheidsclaim betreft als bedoeld in artikel 2 lid 5 van de Europese Verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (Claimsverordening), en dan meer in het bijzonder een claim met betrekking tot een afslankend effect. Uit de uiting blijkt niet duidelijk op welk specifiek ingrediënt of op welke nutriënt de claim is gebaseerd. De voorzitter gaat er veronderstellenderwijs van uit dat de claim is gebaseerd op ‘Yerba Mate’ dat in de ingrediëntenlijst wordt genoemd en dat, zoals ook uit de informatie van de Keuringsraad KOAG/KAG blijkt, de enige stof in het product is die vooralsnog het gebruik van de onderhavige gezondheidsclaim onder de Claimsverordening kan rechtvaardigen. Het gaat om een botanical waarvoor nog geen gezondheidsclaims geautoriseerd zijn en ter zake waarvan de beoordeling momenteel ‘on hold’ staat.

2)  Vooropgesteld wordt dat de uiting volgens de Keuringsraad KOAG KAG niet in strijd is met de Claimsverordening omdat de gehanteerde claims in lijn zijn met de ‘on hold’ claims voor ‘Yerba Mate’ voor zover het betreft ‘Weightmanagement’ en ‘Invigoration of the body’. De voorzitter is eveneens van oordeel dat geen aanleiding bestaat om de onderhavige uiting in strijd met de Claimsverordening te achten. Er is sprake van een gezondheidsclaim met betrekking tot een botanische stof (Yerba Mate) die in het product is verwerkt, en die valt onder een overgangsregeling van de Claimsverordening. Hierdoor is de claim, indien aan de overige eisen wordt voldaan, niet in strijd met die verordening. Het feit dat deze overgangsregeling van toepassing is, ontslaat adverteerder echter niet van de verplichting om de werking van het product voldoende aannemelijk te maken. Dienaangaande is van belang dat de Europese Commissie nog geen beslissing heeft genomen over gezondheidsclaims voor de onderhavige botanische stof omdat deze nog niet door de EFSA is beoordeeld. Het feit dat deze stof om die reden op de ‘on hold’ lijst is geplaatst, impliceert derhalve nog geen enkel oordeel over de aannemelijkheid van de werking daarvan. Om die reden dient adverteerder, zolang deze beoordeling niet heeft plaatsgevonden en totdat de Europese Commissie de claim bij verordening heeft goedgekeurd, de werking van het product aannemelijk te maken indien deze, zoals in het onderhavige geval, gemotiveerd wordt betwist.

3)  Dat het aangeprezen product een afslankend effect heeft, is door adverteerder op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. In dit verband kon adverteerder op grond van het voorgaande niet volstaan met enkel te verwijzen naar de ‘on hold’ status. Deze status is immers, zoals blijkt uit het voorgaande, niet relevant voor de vraag of kan worden aangenomen dat‘Yerba Mate’ de aan deze stof toegeschreven afslankende werking heeft. Op grond hiervan oordeelt de voorzitter dat de uiting de gemiddelde consument een onjuist beeld geeft met betrekking tot de van het gebruik van het onderhavige product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Nu de werking niet aannemelijk is geworden, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2502

Kosten bij windenergie groter dan alleen energiekosten productie

RCC 6 augustus 2015, RB 2501, dossiernr. 2015/00585 (Kosten bij windenergie groter dan alleen energiekosten productie)
Gedeeltelijke aanbeveling. Belegging windenergie. De uiting: Het betreft een uiting in een op 30 april 2015 aan klager per e-mail gezonden “Nieuwsbrief speciale editie” met als “Subject”: Duurzaamnieuws special: veilig beleggen in windenergie 16”, afkomstig/“From”: “Duurzaamnieuws.nl”. De uiting heeft als titel: “Windenergie als veilige beleggingsoptie”. De klacht: De titel: “Windenergie als veilige beleggingsoptie” is misleidend, omdat een belegging in windenergie wel degelijk risicovol is. Ook de onderbouwing ‘Bij windenergie werkt dat juist andersom: een windmolen levert de energie die nodig was voor haar productie en plaatsing in minder dan 6 maanden terug’ is feitelijk onjuist, omdat de kosten veel groter zijn dan alleen de energiekosten voor de productie.

Het oordeel van de Commissie:
1. Naar het oordeel van de Commissie betreft de bestreden uiting niet een zuiver redactioneel artikel in een nieuwsbrief, maar houdt deze tevens een systematische directe aanprijzing in van de mogelijkheid om als (aanvullende) pensioenvoorziening te investeren in windenergie, meer in het bijzonder in het windpark Nobelwind. In dit park -zo blijkt uit de uiting- kan de geadresseerde van de nieuwsbrief participeren, en wel via Meewind. In de uiting wordt de lezer aangemoedigd om te participeren in Nobelwind; gesteld wordt: “Wilt u ook mee participeren in een toekomstbestendige energievoorziening met een financieel aantrekkelijk rendement? Informeer u dan op de website van Meewind. Vraag hier direct een informatiepakket aan:
• Per e-mail
• Per post
Bent u al deelnemer aan een fonds van Meewind en wilt u bijstorten? Kijk dan hier.” Onderaan de uiting wordt men geattendeerd op drie gratis toegankelijke informatiebijeenkomsten en wordt de mogelijkheid geboden zich daarvoor op te geven: “Meld u hier aan voor een van de bijeenkomsten”. Gelet op het bovenstaande is er sprake van reclame als bedoeld in artikel 1 van Nederlandse Reclame Code (NRC).

2. De titel van de uiting luidt: “Windenergie als veilige beleggingsoptie”. Klager heeft gesteld dat een belegging in windenergie wel degelijk risicovol is. Verweerders hebben deze stelling niet, althans onvoldoende weersproken. Naar het oordeel van de Commissie is de titel een absolute stelling die in de tekst eronder niet  althans onvoldoende wordt genuanceerd. Hierdoor kan de onjuiste indruk ontstaan dat beleggen in windenergie geheel veilig is, meer in het bijzonder dat daaraan geen of nauwelijks financiële risico’s zijn verbonden. In zoverre acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de risico’s die investeren in windenergie met zich brengt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De Commissie acht beide verweerders verantwoordelijk voor de onderhavige overtreding van de NRC, verweerder sub 1 als de in de uiting genoemde partij via welke kan worden geparticipeerd in het windpark Nobelwind en verweerder sub 2 als partij van wie de nieuwsbrief afkomstig is.

3. Klager heeft ook gesteld: “Ook de onderbouwing ‘Bij windenergie werkt dat juist andersom: een windmolen levert de energie die nodig was voor haar productie en plaatsing in minder dan 6 maanden terug’ is feitelijk onjuist, omdat de kosten veel groter zijn dan alleen de energiekosten voor de productie”. De Commissie acht niet duidelijk wat klager bedoelt met “de onderbouwing”. Blijkens het verweer van verweerder sub 2 heeft deze “de onderbouwing” opgevat in die zin dat klager doelt op een onderbouwing van de titel “Windenergie als veilige beleggingsoptie”.  Het komt de Commissie echter voor dat de mededeling ‘Bij windenergie …  voor de productie’ veeleer moet worden gezien in relatie tot het kopje erboven: “Windenergie is economie”. Wat hiervan zij, gezien de formulering van dit onderdeel van de klacht ziet de Commissie geen aanleiding om te oordelen dat de uiting ook gelet op de mededeling ‘Bij windenergie …  voor de productie’ in strijd is met de NRC.

De beslissing
Gelet op hetgeen in het oordeel onder 1 en 2 is overwogen acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt verweerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst zij de klacht af.

RB 2501

Gsmweb.nl (geen) gratis smartphone bij abonnement

RCC 6 augustus 2015, RB 2500, dossiernr. 2015/00727 (Gsmweb.nl geen gratis smartphone bij abonnement)
Aanbeveling. Verlening abonnement mobiele telefonie. De uiting: Het betreft een aan klager gerichte ‘Direct Mail’, afkomstig van adverteerder met als onderwerp: “Reminder verlenging abonnement mobiele telefonie”. Hierin staat: “Als u nu verlengt kunt u een gratis smartphone uitzoeken of u kiest voor een sim only waarmee hoge kortingen op de abonnementskosten gerealiseerd kunnen worden”. (…) De klacht: In de uiting wordt gesuggereerd dat de consument die zijn (telefoon)abonnement bij adverteerder verlengt, een gratis smartphone kan uitzoeken. Gebleken is echter dat de consument die gebruik wil maken van de ‘gratis smartphone actie’ aan adverteerder een hoger bedrag aan abonnementskosten dient te voldoen dan wanneer hij geen gebruik maakt van de actie en slechts zijn abonnement verlengt zonder een beroep te doen op de ‘gratis’ telefoon. Klager acht de uiting om die reden misleidend.

Het oordeel van de Commissie:
Op grond van het bepaalde in artikel 8.5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en punt 19 van de bij dit artikel behorende bijlage 1 is het onder alle omstandigheden misleidend om in een reclame een product als ‘gratis’ te omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel te laten bezorgen. In het onderhavige geval is sprake van een gecombineerd aanbod, aangezien de consument de smartphone alleen ‘gratis’ ontvangt bij de verlenging van zijn abonnement. Bij een dergelijk gecombineerd aanbod betekent de bepaling van punt 19 van bijlage 1 NRC, dat de kosten van het gratis product niet mogen worden terugverdiend door deze te verdisconteren in de prijs van het wel te betalen product (abonnement). Uit de door klager overgelegde e-mailcorrespondentie met adverteerder blijkt dat de in de reclame-uiting vermelde aanbieding: “Als u nu verlengt kunt u een gratis smartphone uitzoeken”, inhoudt dat de consument geen éénmalig bedrag voor de ‘gratis’ smartphone betaalt, maar dat hij het toestel als het ware afbetaalt doordat hij maandelijks een hoger bedrag aan abonnementskosten betaalt. Hiermee is volgens de Commissie vast komen te staan dat voor de ‘gratis’ smartphone wel degelijk kosten in rekening worden gebracht die in de abonnementskosten worden verdisconteerd, zodat sprake is van een onjuist gebruik van de aanduiding ‘gratis’. Gelet hierop is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2500

Sonos playbar voor die prijs ook bij concurrent

Vzr. RCC 7 augustus 2015, RB 2499, dossiernr. 2015/00755 (Sonos playbar voor die prijs ook bij concurrent)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding. Sonos playbar. De uiting: Het betreft de aanbieding van een ‘Sonos playbar’ in de (huis-aan-huis en online) folder van adverteerder voor week 26-2015. Bij deze aanbieding staat, in een kader: “Alleen bij Klein Nu: € 699,00 Dit kan NIET! Maar we doen het toch!” De klacht: De uiting wekt sterk de indruk dat de Sonos playbar door adverteerder wordt aangeboden voor een speciale en lage prijs. Klager stelt echter, mede onder verwijzing naar een prijslijst op kieskeurig.nl, dat het product al lange tijd door concurrenten voor de prijs van € 699,-, wordt aangeboden, en dat de playbar op dit moment voor dezelfde prijs op de website van Sonos zelf staat. Klager acht de reclame daarom misleidend.

Het oordeel van de voorzitter:
In de bestreden uiting staat direct naast de beschrijving van de Sonos playbar een kader met daarin de mededelingen “Alleen bij Klein” en “Nu: € 699,00” en “Dit kan NIET! Maar we doen het toch!” Naar het oordeel van de voorzitter wordt hierdoor onmiskenbaar de indruk gewekt dat het product alleen bij adverteerder voor de onwaarschijnlijk lage prijs van € 699,- wordt aangeboden. Klager heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat concurrenten dezelfde of een lagere prijs (€ 689,-) hanteren voor de Sonos playbar. Naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument de direct bij de prijs geplaatste mededelingen “Alleen bij Klein” en “Dit kan niet! Maar we doen het toch!” niet betrekken op het leverbaar zijn uit voorraad van de playbar of andere voordelen die adverteerder stelt aan te bieden. Gelet op het voorgaande gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van het bestaan van een specifiek prijsvoordeel als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de voorzitter voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder aan om niet meer op een derge­lij­ke wijze reclame te maken.