Vraag aan HvJ EU: Volledig mond- en tandverzorgingsreclameverbod in strijd met Richtlijn OHP?
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 18 juni 2015, RB 2531, zaak C-339/15 (V.Z.W. tegen Vanderborght)
Reclamerecht. Oneerlijke handelspraktijk. Verzoeker Luc Vanderborght is sinds 1985 gevestigd als erkend tandarts en gespecialiseerd in cosmetische en implantaatbehandelingen. Hij behandelt zowel klanten uit Beglië als uit andere EULS. Hij wordt ervan verdacht tussen 1 maart 2003 en 24 januari 2014 reclame te hebben gemaakt voor zijn praktijk door middel van een reclamezuil ‘van onbescheiden afmeting’ en andere verboden reclamepraktijken (verspreiden brochures, plaatsen advertenties in dagbladen, het beloven van voordeeltjes, ‘ronselpraktijken’, het openen van een website met reclameuitingen) te hebben verricht. Al in 2003 heeft het Verbond der Vlaamse Tandartsen (VVT) een klacht tegen verzoeker ingediend wegens zijn reclameactiviteiten. Verzoeker was tot 2003 lid van deze overkoepelende organisatie en doceerde aan het nascholingsinstituut van het VVT. Deze procedure eindigt in maart 2010 door een vordering tot buitenvervolgingstelling van het Belgische OM. Maar in mei 2010 dient VVT opnieuw een klacht in omdat verzoeker niet is gestopt met zijn reclameactiviteiten, maar ‘zich steeds verder waagt en alsmaar meer stoutmoedig wordt met zijn reclamevoering’. Belgische OM heeft de onderhavige procedure op 06-02-2014 geopend. Op grond van een wet uit 1958 mag in België geen reclame voor tandartspraktijken gemaakt worden. Verzoeker stelt dat deze wet in strijd is met Europees recht (recht vrije vestiging en vrij verkeer van diensten; en de Rln 2000/31, 2005/29 en 2006/123).
De verwijzende Belgische rechter (Rb Brussel) constateert dat de wet van 1958 is ingesteld ter bescherming van de volksgezondheid (met name gericht tegen commerciële klinieken die schreeuwerige reclame maken) en gehandhaafd ook na implementatie van de door verzoeker genoemde richtlijnen. Hij stelt nog wel vragen over de juiste uitleg van Richtlijn 2005/29. Wat betreft richtlijn 2000/31 vraagt hij zich af of mond- en tandverzorging valt onder de definitie van diensten van de informatiemaatschappij. Wat Richtlijn 2006/123 betreft: deze is niet relevant, aangezien diensten van gezondheidszorg in artikel 2, f uitdrukkelijk uitgesloten worden. Aangezien er een grensoverschrijdend element is (klanten uit het buitenland) moet de rechter beslissen of hier sprake is van beperking van de vrijheden van VWEU artikel 49 en 56, en zo ja of daarvoor een rechtvaardiging is. De vraag naar verenigbaarheid van de wet van 1958 is eerder gesteld in zaak C-446/05 maar het HvJEU heeft daarover geen standpunt ingenomen. Hij legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:
1. Dient Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlementen de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt in die zin te worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale wet die elke reclame, door wie dan ook, met betrekking tot mond- of tandverzorging, op een absolute manier verbiedt, zoals artikel 1 van de Belgische Wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging?
2. Is een reclameverbod voor mond- en tandverzorging te beschouwen als een "voorschrift inzake gezondheids- en veiligheidsaspecten van producten" in de zin van artikel 3.3 van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt?
3. Dient Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt in die zin te worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale bepaling waarin gedetailleerd wordt omschreven aan welke vereisten van bescheidenheid een voor het publiek bedoeld uithangbord ·aan de·praktijk van een tandarts moet voldoen, zoals artikel 8quinquies Koninklijk Besluit van 1 juni 1934 houdende reglement op de beoefening der tandheelkunde?
4. Dient Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde Juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt in die zin te worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale wet die elke reclame, door wie dan ook, met betrekking tot mond- of tandverzorging, op een absolute manier verbiedt, inclusief een verbod op commerciële reclame via elektronische weg (website), zoals artikel 1 van de Belgische Wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging? .
5. Hoe dient het begrip "diensten van de informatiemaatschappij", zoals gedefinieerd in artiker2, a) van Richtlijn 2000/31/EG met verwijzing naar artikel 1, lid 2 van Richtlijn 98/34/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG, te worden uitgelegd?
6. Dienen de artikelen 49 en 56 VWEU in die zin te worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling zoals in het hoofdgeding, waarbij, teneinde de volksgezondheid te beschermen, een volledig reclameverbod voor tandheelkundige verzorging wordt opgelegd?
Vrij verkeer van diensten. Reclame. Verzoeksters maken bezwaar tegen een besluit van 25-06-2013 van verweerster AGCOM (Autorità per le garanzie nelle comunicazioni - reclameAut) waarin deze heeft beslist dat in het vervolg ook vennootschappen met statutaire zetel buiten Italiaanse een ‘verklaring omtrent economische gegevens’ (IES) moeten verstrekken, ook als deze al wordt verantwoord in jaarrekeningen. Volgens verweerster is deze aanpassing van de wet noodzakelijk geworden nadat bij wet van 18-05-2012 is bepaald dat ondernemingen die reclamediensten aanbieden via radio en televisie, dagbladen of tijdschriften, het web of andere vaste of mobiele digitale media verplicht zijn zich in te schrijven in het register van aanbieders van communicatiediensten (ROC) en daarnaast ook omzet (op de Italiaanse markt) afkomstig van reclame online en op de diverse platformen, ook in directe vorm, met inbegrip van de middelen vergaard door middel van zoekmotoren, sociale media en deelmedia is opgenomen onder de totale omzet van het geïntegreerde communicatiesysteem.
Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft de televisiecommercial en het op adverteerders facebookpagina (www.facebook.com/schollnederland) geplaatste filmpje. In deze uitingen is, na de in beeld verschijnende tekst “Wat als…oud recht geeft op nieuw?”, te zien hoe personen hun oude schoenen of hun auto zonder betaling omruilen voor nieuwe schoenen respectievelijk een nieuwe auto. Vervolgens wordt onder meer gezegd: “Nee, in het echte leven kun je niet de oude spullen voor nieuwe omwisselen. Wel, tot nu. Sluit je aan bij 350 Nederlandse vrouwen. Ruil je oude voetvijl nu in voor de nieuwe Scholl Express Pedi. (…) Ga naar www.scholl.nl om te weten hoe.”
Aanbeveling. De uiting: Het betreft de volgende uitingen voor ‘Alcachofa de Laon’ afslankdrankjes:
Oneerlijke handelspraktijk. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) legt Calatus B.V., uitgever van onder andere het puzzelmagazine Editie Enigma, een boete op van in totaal 200.000 euro omdat zij oneerlijke handelspraktijken heeft verricht. Calatus gaf misleidende informatie en liet essentiële informatie over haar aanbod weg in telemarketinggesprekken. Consumenten konden het idee krijgen dat zij gebeld werden voor een gratis exemplaar van een puzzelblad. Het eigenlijke doel was hen een halfjaarabonnement te verkopen. Daarnaast legt ACM boetes op aan drie personen die feitelijk leiding hebben gegeven aan deze overtredingen.
Gedeeltelijke aanbeveling. De uiting: Het betreft de volgende door bol.com op 23 en 24 juli 2015 aan klager verzonden e-mails: welkomst e-mail na het aanmaken van een account, bevestiging van de door klager geplaatste bestelling, mededeling dat klagers bestelling wordt verzonden, mededeling dat klager de bestelling kan betalen, bericht over de bezorging van klagers bestelling en een uitnodiging aan klager tot het geven van zijn mening over een recent contact met de klantenservice van bol.com. De klacht: Klager stelt bij zijn registratie bij bol.com te hebben vermeld geen e-mail te willen ontvangen in verband met: “informatie rondom je aankoop (reviewverzoeken, artikelsuggesties en informatie over onze artikelen en diensten op basis van je eerdere aankopen) inspiratie & acties (persoonlijke aanbevelingen en informatie op basis van je aankopen, bezoekgeschiedenis en algemene (win)acties)”. Klager stelt nergens een vinkje te hebben gezet dat hij een of andere vorm van e-mail wenst te ontvangen. Niettemin heeft hij een welkomstmail (uiting a) ontvangen die een en al aanprijzing van bol.com is, en een bevestiging per e-mail van zijn bestelling (b), die klager als ‘informatie rondom zijn aankoop’ beschouwt en waarin bovendien reclame voor de app van bol.com wordt gemaakt.
Aanbeveling. Bril. De uiting: Het betreft een televisiecommercial van adverteerder ten behoeve van haar “Gratis Tweede Bril-campagne” waarin door de voice-over wordt gezegd: “Altijd een tweede bril gratis! Voor jezelf of als cadeau voor iemand anders”. De klacht: In de uiting wordt de indruk gewekt dat de consument zonder meer een tweede bril gratis ontvangt. Tijdens een bezoek aan één van de winkels van adverteerder ontdekte klager dat hij een gratis tweede bril kon ontvangen ter waarde van maximaal € 140,-, terwijl in de commercial niet is aangegeven dat de waarde van de (gratis) tweede bril gemaximeerd is. Om die reden acht klager de uiting misleidend.
CvB gedeeltelijke aanbeveling. De uiting: Het betreft de (Engelstalige) verpakking van het product ‘Organic Aloe Vera Toothpaste’ van Dr. Organic. De klacht: Op de verpakking wordt geclaimd dat de tandpasta ‘organic’ oftewel biologisch is. Uit correspondentie met de NVWA en Bionext heeft klaagster begrepen dat een cosmeticafabrikant mag claimen dat zijn product biologisch is, dat hierop niet wordt gecontroleerd, maar dat de fabrikant desgevraagd de juistheid van de claim moet kunnen aantonen. Op klaagsters verzoek daartoe heeft adverteerder geen certificaten kunnen of willen overleggen van onafhankelijke instellingen die waarborgen dat de in de tandpasta gebruikte ingrediënten inderdaad biologisch zijn. Uiteindelijk heeft adverteerder aan klaagster wel de informatie verstrekt dat het hoofdingrediënt van de tandpasta in ieder geval biologisch is, maar een certificerende instantie is niet meegedeeld. Volgens klaagster is sprake van misleiding. CvB bekrachtigd bestreden beslissing.
Afwijzing. De uiting: Het betreft een uiting op de website van adverteerder www.brouwerijkraan.nl, voor zover daar onder de link ‘bieren’ staat: “Kraanwater 8.2. Kraanwater 8.2 stamt nog uit de tijd van het amateurbrouwen vanaf 2001 ben ik aangesloten bij “De Boreftse Brouwers” we waren toen met zo’n 10 brouwers en maakte vier keer per jaar met z’n tienen 5 brouwsels, Ik brouwde elke keer dezelfde omdat ik hem steeds wilde verbeteren en na 5 jaar was ik tevreden. Eerst de lekkere frisheid, dan de zoet met het alcohol en als laatste de kruidige nasmaak die lekker blijft hangen, met Pilsmout en de hoppen Saaz en Styrian Goldings is dit een lekkere zware blonde.”
Voorzitterstoewijzing zonder aanbeveling. Misleiding voornaamste kenmerken product. De uiting: Het betreft een televisiecommercial voor SAIL Amsterdam waarin onder meer wordt gezegd: “Beleef SAIL vanaf het water. Alleen arrangementen geboekt via sail.nl geven toegang tot het hart van SAIL. Kijk nu voor alle unieke arrangementen op sail.nl”. De klacht: Klager stelt, samengevat, dat in de televisiecommercial ten onrechte wordt beweerd dat alleen arrangementen geboekt via sail.nl toegang geven tot het hart van SAIL, waarmee wordt verwezen naar Tall-ships. Er zijn echter andere aanbieders die hetzelfde arrangement aanbieden. Met schepen en vaararrangementen geboekt bij die aanbieders vaart men eveneens langs de schepen. Klager vindt de televisiecommercial om die reden misleidend.