RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reclame  

RB 2743

HvJ EU: Claimsverordening ook van toepassing wanneer uiting zich uitsluitend tot vakkring richt

Rechtspraak (NL/EU) 14 jul 2016, RB 2743; ECLI:EU:C:2016:563 (Verband Sozialer Wettbewerb tegen Innova Vital), https://reclameboek.nl/artikelen/hvj-eu-claimsverordening-ook-van-toepassing-wanneer-uiting-zich-uitsluitend-tot-vakkring-richt

HvJ EU 14 juli 2016, LS&R ; RB 2743; ECLI:EU:C:2016:563; C-19/15 (Verband Sozialer Wettbewerb tegen Innova Vital)
Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Artikel 1, lid 2 – Toepassingsgebied – Levensmiddelen die bestemd zijn om als zodanig aan de eindverbruiker te worden geleverd – Claims in commerciële mededelingen die uitsluitend aan beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg zijn gericht. HvJ EU:

Artikel 1, lid 2, van [claimsverordening], moet aldus worden uitgelegd dat de voedings- of gezondheidsclaims die worden gedaan in een commerciële mededeling betreffende een levensmiddel dat bestemd is om als zodanig aan de eindgebruiker te worden geleverd, binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen wanneer deze mededeling niet aan de eindgebruiker maar uitsluitend aan beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg is gericht.

RB 2732

Suggestie Appelsientje Sinaasappelsap als vervanger van fruit misleidend

Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 13 mei 2016, RB 2732; (Appelsientje Sinaasappelsap), https://reclameboek.nl/artikelen/suggestie-appelsientje-sinaasappelsap-als-vervanger-van-fruit-misleidend

RCC 13 mei 2016, dossiernr. 2016/00255/A; (Appelsientje Sinaasappelsap) Misleidende reclame. Volksgezondheid. Aanbeveling. Bestreden uitingen: Uiting 1 (Buitenreclame): “Eet jij genoeg fruit?” en “100% puur fruitsap” ; Uiting 2 (Op Facebook): “Maar wist je dat een glas Appelsientje Sinaasappel meetelt als je tweede portie fruit?”

De klager acht dat met de uitingen onterecht gesuggereerd wordt dat Appelsientje Sinaasappelsap een goede vervanger van fruit is. Dit is volgens klager misleidend en vormt daardoor een bedreiging voor de volksgezondheid. "Volgens de ‘Richtlijnen goede voeding' van de Gezondheidsraad geven fruitsappen net als frisdranken een verhoogde kans op diabetes. Ook bevat fruitsap minder vezels dan vers fruit. Vruchtensappen bevatten ook zuren die het gebit kunnen aantasten."

Oordeel van de commissie:

De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2731

Pre-order prijs drone misleidend nu resterend bedrag bij levering alsnog betaald moet worden

Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 19 mei 2016, RB 2731; ( Kamera Express/Drone Phantom), https://reclameboek.nl/artikelen/pre-order-prijs-drone-misleidend-nu-resterend-bedrag-bij-levering-alsnog-betaald-moet-worden

RCC 19 mei 2016, dossiernr. 2016/00294; (Kamera Express/Drone Phantom)  Digitale marketing. Misleidende prijs. Aanbeveling.

Bestreden uiting:  
“DJI Phantom 4 – Pre-order nu! Ultra HD video, vliegtijd tot 28min en snelheid tot 72 km/h!” en “KE prijs: € 1599 Pre-order € 500”.

Klager heeft gemotiveerd bestreden dat de pre-order prijs uit de uiting misleidend is. De €1599 in de uiting doorgestreept waardoor de indruk wordt gewekt dat het een kortingsactie betreft.  Anders dan de uiting deed vermoeden betreft de € 500,- een aanbetaling om bovenaan de lijst voor levering te komen. Na levering dient het resterende bedrag betaald te worden. 

RB 2680

Televisiecommercial Amstel Bier "Zeg het met een vaasje" niet in strijd met goede smaak of fatsoen

RCC 17 februari 2016, RB 2680; Dossiernr. 2016/00061 (Amstel Bier)
Audiovisuele media. Uiting: Het betreft de televisiecommercial ‘Zeg het met een vaasje’ voor Amstel Bier. In de commercial vertellen vier verschillende mannen respectievelijk in de kleedkamer van een voetbalclub, liggend in een tent, tijdens het kaarten in een café en staand op het erf van een boerderij aan de andere aanwezige mannen hoe bijzonder deze andere mannen voor de betreffende spreker zijn en hoezeer die hen waardeert en van hen houdt. De andere mannen voelen zich duidelijk ongemakkelijk bij deze woorden. Een van de toehoorders bij de boerderij rent weg na het horen van de woorden “Dat voel ik gewoon voor jullie”. Vervolgens zegt de voice-over: “Vrienden hoeven hun gevoelens toch helemaal niet uit te spreken?” En, terwijl mannen in een café proosten met een biertje: “Zeg het met een vaasje. Amstel bier. Maak het onvergetelijk”.

Klacht: Er wordt geschetst dat het tonen van gevoel door tegen vrienden te zeggen dat je van ze houdt eng en niet nodig is, en dat je beter samen een vaasje kunt drinken. Een agrariër reageert zelfs door weg te rennen. “Homofoob?”, vraagt klaagster zich af. In West-Friesland, waar klaagster woont, wil men de mannen/jongens leren wel te praten in plaats van alles weg te drinken. Er is veel leed onder jongens die worstelen met wat zij voelen en dat niet kunnen delen, met zelfs suïcide als ‘oplossing’. Klaagster denkt “dat artikel 5 en artikel 6 lid 1 hier van toepassing” zijn.

Commissie:
1. Klaagster meent dat de televisiecommercial voor Amstel bier in strijd met de artikelen 5 en 6 lid 1 RVA 2014 is, zo begrijpt de Commissie, omdat volgens haar de commercial als boodschap heeft dat het uitspreken van gevoelens door mannen jegens elkaar eng en niet nodig is en beter kan worden vervangen door het met elkaar drinken van een biertje.

2. Artikel 5 RVA 2014 luidt: “Reclame voor alcoholhoudende drank mag niet in strijd zijn met de goede smaak, het fatsoen, of afbreuk doen aan de menselijke waardigheid en integriteit.”

Artikel 6 lid 1 RVA 2014 luidt: “Reclame voor alcoholhoudende drank mag niet wijzen op de ontremmende werking van alcoholhoudende drank, zoals het verminderen of verdwijnen van angstgevoelens en innerlijke of sociale conflicten.”

3. Naar het oordeel van de Commissie is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat de commercial op een overdreven en humoristisch bedoelde wijze weergeeft dat mannen hun vriendschap niet per se tegenover elkaar hoeven uit te spreken, maar ook zonder woorden kunnen laten blijken door met elkaar een biertje te gaan drinken. Hierin ligt geen oproep besloten aan mannen om in het geheel niet over hun gevoelens te spreken of deze weg te drinken. Ook zal de gemiddelde consument het wegrennen van een van de toehoorders niet opvatten als een uiting van homofobie, zoals klaagster kennelijk veronderstelt. Naar het oordeel van de Commissie is in de commercial evenmin sprake van het wijzen op de ontremmende werking van alcoholhoudende drank.

4. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de commercial niet in strijd met artikel 5 en/of artikel 6 lid 1 RVA 2014. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 2663

HvJ EU: Sponsorlogo's in andere programma's tellen wel, maar zwarte seconden tellen niet mee in maximumreclamezendtijd per klokuur

HvJ EU 17 februari 2016, RB 2663; C-314/14; ECLI:EU:C:2016:89 (Sanoma - Nelonen Media)
Zie eerder: IEF 14233, IEFbe 993. Richtlijn 2010/13/EU. Artikel 19, lid 1. Scheiding van de televisiereclame en de programma’s. Opgedeeld scherm - Artikel 23, leden 1 en 2 - Beperking van de zendtijd voor televisiereclamespots tot 20% per klokuur - Sponsorboodschappen - Andere verwijzingen naar een sponsor - ‚Zwarte seconden’. Het HvJ EU antwoordt:

1) Artikel 19, lid 1, van [richtlijn audiovisuele mediadiensten 2010/13/EU], moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan het is toegestaan dat een opgedeeld beeldscherm waarop de programma-aftiteling in het ene deel verschijnt en een programmaoverzicht in het andere om het programma dat wordt beëindigd te scheiden van de erop volgende reclameonderbreking, niet noodzakelijkerwijs wordt gecombineerd met, of wordt gevolgd door, een akoestisch of optisch middel, mits een dergelijk middel om te scheiden – het is aan de verwijzende rechterlijke instantie om dat te verifiëren – op zich beantwoordt aan de in de eerste volzin van dat artikel 19, lid 1, vermelde vereisten.

2) Artikel 23, lid 2, van richtlijn 2010/13 moet aldus worden uitgelegd dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan het gesponsorde programma worden uitgezonden, zoals die in het hoofdgeding, moeten worden meegerekend voor de in artikel 23, lid 1, van die richtlijn vastgelegde maximumreclamezendtijd per klokuur.

3) Artikel 23, lid 1, van richtlijn 2010/13 moet in het geval waarin een lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid, een striktere regel dan die neergelegd in dat artikel in te voeren, aldus worden uitgelegd, niet alleen dat het zich er niet tegen verzet dat „zwarte seconden” tussen de afzonderlijke spots van een televisiereclameonderbreking of tussen die onderbreking en het erop volgende televisieprogramma worden meegerekend voor het maximumaandeel van 20 % per klokuur voor televisiereclame, maar ook dat het gebiedt dat die seconden worden meegerekend.

Gestelde vragen IEF 14233; IEFbe 993:

1) Moet artikel 19, lid 1, van richtlijn 2010/13/EU in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat dit zich ertegen verzet dat de nationale wettelijke bepalingen zo worden uitgelegd dat de opdeling van het beeldscherm niet wordt aangemerkt als reclameleader die zorgt voor een scheiding tussen het audiovisuele programma en de televisiereclame, daarbij in aanmerking nemend dat een deel van het beeld is voorbehouden voor de programma-aftiteling en een ander deel voor de voorbeschouwing van de daaropvolgende uitzendingen op het kanaal van een omroep door middel van een programmaoverzicht, terwijl noch in het gedeelde beeldscherm noch daarna een akoestisch of optisch middel wordt uitgezonden dat uitdrukkelijk het begin van een reclame-onderbreking markeert?

 

2) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet artikel 23, lid 2, van deze richtlijn dan in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan de gesponsorde programma’s worden uitgezonden, worden aangemerkt als ‚reclamespots’ in de zin van artikel 23, lid 1, van de richtlijn, die voor de maximaal toegelaten reclamezendtijd moeten worden meegerekend?

 

3) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet het begrip ‚reclamespots’ in artikel 23, lid 1, van deze richtlijn in samenhang met het zinsdeel ‚mag het aandeel [...] per klokuur niet meer dan 20 % bedragen’ ter omschrijving van de maximaal toegelaten reclamezendtijd, in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat de ‚zwarte seconden’ tussen afzonderlijke reclamespots en aan het einde van een reclame-onderbreking tot de reclamezendtijd worden gerekend?

RB 2662

Vragen gesteld aan HvJ EU over verboden piramidespel en de financiële belofte naar bestaande leden

Hof van beroep Antwerpen 3 december 2015, RB 2662; C-667/15 (Loterie Nationale – Nationale Loterij)
Verwijzing HvJ EU. Kansspel. Handelspraktijk. Verzoekster organiseert onder meer sinds 1978 het ‘lotto’ spel met twee maal per week een trekking. Zij heeft de organisatoren van het Lucky4All (L4A) spel gedaagd tot staking van haar activiteiten wegens strijdigheid met eerlijke marktpraktijken (het spel maakt ook gebruik van gekleurde balletjes en maakt voor promotie gebruik van misleidende slagzinnen); L4A zou een verboden piramidespel zijn.

Verzoekster is houdster van twee Benelux-beeldmerkinschrijvingen (sinds 1998 ‘Lotto’ en sinds 2005 ‘Nationale Loterij’ ‘Loterie Nationale’). De oprichter van L4A heeft ook een beeldmerkinschrijving sinds 2012. Hoe het L4A-spel werkt wordt uitgebreid beschreven in het vonnis van de Rb Antwerpen, pagina 7 – 11. De Rb Antwerpen wijst verzoeksters stakingsvordering toe, maar verzoekster gaat in beroep omdat de Rb het verwijt dat het om een piramidespel gaat als ongegrond afdoet. De Rb oordeelde dat bij het L4A-spel de financiering van de vergoeding die wordt uitgekeerd aan de consument die een nieuwe speler aanbrengt (één van de voorwaarden om van een piramidespel te kunnen spreken) niet afhangt van de bijdrage van de nieuwe deelnemer. Dit zou een verkeerde lezing inhouden van het arrest van het HvJEU in de zaak C-515/12. Verzoekster blijft ook bij haar eis dat het om een misleidende marktpraktijk gaat.

De verwijzende BEL rechter (Hof van Beroep Antwerpen) sluit zich grotendeels aan bij het vonnis van de lagere rechter. Wat rest is verzoeksters stelling dat het om een piramidespel gaat. Partijen zijn het niet eens over de interpretatie van het arrest in zaak C-515/12. Verweerster stelt dat het HvJEU een restrictieve interpretatie van het begrip ‘piramidespel’ heeft gegeven, verzoekster stelt dat de RL oneerlijke handelspraktijken beoogt consumenten een hoog niveau van bescherming te geven. De verwijzende rechter gaat vervolgens na of het L4A-spel voldoet aan de door het HvJEU gestelde constitutieve voorwaarden. De Rb oordeelde dat niet is voldaan aan de (derde) voorwaarde dat er een rechtstreekse band moet bestaan tussen de door de nieuwe leden verrichte betalingen en de door de bestaande leden ontvangen vergoedingen. De verwijzende rechter besluit om daarover de volgende vraag aan het HvJEU voor te leggen:

“Is het voor de toepassing van punt 14 van bijlage I van [OHP-Richtlijn 2005/29 vereist dat van een verboden piramidespel slechts sprake is indien de verwezenlijking van de financiële belofte naar bestaande leden:
• eerder of in hoofdzaak afhangt van de rechtstreekse doorbetaling van de bijdragen van de nieuwe leden ("directe band”), dan wel
• dat het volstaat dat de verwezenlijking van die financiële belofte voor bestaande leden eerder of hoofdzakelijk afhangt van een indirecte betaling door de bijdragen van bestaande leden, i.e. zonder dat bestaande leden eerder of hoofdzakelijk hun vergoeding verkrijgen uit hun eigen verkoop of hun eigen verbruik van goederen of diensten maar voor de verwezenlijking van hun financiële belofte eerder of hoofdzakelijk afhangen van de toetreding en bijdragen van nieuwe leden ("indirecte band")?”
RB 2644

Nieuwe Reclame Code Fieldmarketing

Via reclamecode.nl:  De Nederlandse Reclame Code is per 1 januari 2016 uitgebreid met een nieuwe Bijzondere Reclamecode, de Reclame Code voor Fieldmarketing (RFM). In deze code staan regels voor werving buiten de verkoopruimte, zoals op straat en aan de deur. Fieldmarketing wordt veelvuldig en succesvol ingezet. Maar dit moet op een verantwoorde manier gebeuren. Een consument dient professioneel aangesproken te worden. De RFM geeft daarom werftijden voor colportage, regels voor het respectvol benaderen van een consument en verplicht wervers om bestaande Bel-niet-aan stickers te respecteren.

RB 2566

Zonder toevoeging 'uitwendig' is aanduiding 'intieme zone' onduidelijk

RCC 26 oktober 2015, RB 2566; dossiernr. 2015/00954 en 2015/00954A (Lactacyd)
Aanbeveling. Persoonlijke verzorging en uiterlijk. Misl. Voornaamste kenmerken product. Audiovisuele Mediadiensten. Het betreft de televisiecommercial voor het product Lactacyd. Aan het begin van de commercial wordt de vraag gesteld: “Je intieme zone reinigen met alleen water is voldoende. Fabel of feit?” Eén - kennelijk op straat geïnterviewde - vrouw antwoordt: “Feit”, een andere vrouw antwoordt: “Fabel”. De voice-over zegt vervolgens: “Je intieme zone heeft van nature een zure beschermingslaag tegen schadelijke bacteriën en infecties. Water alleen is niet voldoende om deze laag in balans te houden. De unieke formule van Lactacyd bevat melkzuur en lactoserum voor een optimale natuurlijke zuurbalans van je intieme zone. Lactacyd reinigt èn beschermt. Feit! Probeer het zelf.” Echter zonder de toevoeging ‘uitwendig’ maakt de aanduiding “intieme zone” naar het oordeel van de Commissie niet duidelijk dat alleen gedoeld wordt op de uitwendige delen van de vagina. Aanbeveling vanwege strijd met artikel 7 NRC.

4. Adverteerder heeft aangevoerd dat de commercial voldoende duidelijkheid verstrekt over het feit dat Lactacyd alleen voor uitwendig gebruik bestemd is. Zij heeft daartoe gewezen op het gebruik van de aanduiding “intieme zone” in plaats van het mogelijk verwarrende ‘vagina’, en voorts op de verwijzing naar de website vaginapagina.nl, waarop uitleg staat over Lactacyd producten. Dit verweer kan niet slagen. Zonder de toevoeging ‘uitwendig’ maakt de aanduiding “intieme zone” naar het oordeel van de Commissie niet duidelijk dat alleen gedoeld wordt op de uitwendige delen van de vagina. Voorts verschaft de enkele verwijzing in de commercial naar de website vaginapagina.nl - ook al bevat die website informatie over (het gebruik van) Lactacyd - evenmin de gewenste duidelijkheid. De commercial dient als zelfstandige reclame-uiting te worden beschouwd en als zodanig de noodzakelijke informatie over de aard en het gebruik van het product te verschaffen.

5. Nu in de televisiecommercial niet duidelijk wordt gemaakt dat Lactacyd bestemd is voor uitwendig gebruik, is de commercial voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de aard van het aangeprezen product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder a van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de Commissie tevens van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Uit dossier 2015/00954/B: Afwijzing. Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder gemotiveerd gesteld dat Lactacyd een reinigende en beschermende werking heeft en heeft zij deze werking mede door verwijzing naar het notificatiedossier voldoende aannemelijk gemaakt.

Uit dossier 2015/00956: Afwijzing: Uiting voor het product Lactacyd op de website vaginapagina.nl, die luidt: “Fabel of Feit? WATER ALLEEN IS GOED GENOEG Fabel. "

2. Uit de klacht leidt de Commissie af dat klaagster in de veronderstelling verkeert dat Lactacyd (mede) wordt aangeprezen voor inwendig gebruik. Niet in geschil is dat de inwendige vagina zelfreinigend is en dat inwendige reiniging met intiemverzorgingsproducten wordt afgeraden. Vast is komen te staan dat Lactacyd producten bestemd zijn voor uitwendig gebruik, hetgeen op de website vaginapagina.nl, waarvan de bestreden uiting onderdeel is, uitdrukkelijk wordt meegedeeld. Van de uiting op zichzelf beschouwd - met name door de zinsnede “Net zoals de rest van je huid en haar (…)” - gaat naar het oordeel van de Commissie niet de suggestie uit dat Lactacyd voor inwendig gebruik wordt aangeprezen.

RB 2563

E-Lybra's beweerdelijke succesvolle behandeling verondersteld genezing

Voorz. RCC 21 oktober 2015, RB 2563; dossiernr. 2015/00998 (E-Lybra)
Toewijzing. Artikel 7 NRC. Het betreft een advertentie (advertorial) in de Trouw met als aanhef: “Juiste frequentie bij Become Healthy E-Lybra brengt lichaam in balans. Met de e-Lybra, een geavanceerd bioresonantie-apparaat, wordt het zelfherstellend vermogen van het lichaam gemeten en geactiveerd. “Het zet het lichaam aan tot genezing, waardoor een behandeling gezondheidsklachten kan genezen, zowel lichamelijk als geestelijk.”

Klacht: Klager stelt dat er geen enkel (wetenschappelijk) bewijs voor het bestaan van het fenomeen bioresonantie bestaat. Adverteerder kan geen verifieerbare bewijzen overleggen voor de werking van het apparaat en doet uitspraken die niet onafhankelijk te controleren zijn. Klager is arts en elektrotechnisch ingenieur en kan op basis van eigen deskundigheid stellen dat de e-Lybra methode niet kan werken. Adverteerder maakt zich om die reden in de uiting schuldig aan het bedrieglijk beweren dat haar methode ziekten kan genezen. In de uiting wordt voorts [naam] genoemd. Dit is een gerespecteerd internist die niets met de e-Lybra methode te doen heeft. De werkelijke producent van de e-Lybra is [naam], een ICT-er die geen enkele medische achtergrond heeft. Deze informatie in de advertentie is derhalve onjuist en kan de suggestie wekken dat een gerespecteerd medicus de methode zou ondersteunen. In de advertentie komt een kopje “wetenschappelijk” voor. Dit wordt nergens onderbouwd en de verpleegkundige achtergrond van een van de adverteerders kan daarvoor geen argument zijn.  Klager acht de uiting op dit punt in strijd met artikel 10 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Voorzitter:

1)  De klacht is in de eerste plaats gericht tegen mededelingen in de bestreden uiting waarin staat of wordt gesuggereerd dat een behandeling met het in de uiting genoemde apparaat (e-Lybra, een apparaat dat in de uiting nader wordt omschreven als een bioresonantie-apparaat) een genezend effect heeft. De voorzitter noemt in dit verband, gelet op de klacht en de nadere toelichting door klager, de volgende mededelingen: Met de e-Lybra, een geavanceerd bioresonantie-apparaat, wordt het zelfherstellend vermogen van het lichaam gemeten en geactiveerd. Het zet het lichaam aan tot genezing, waardoor een behandeling gezondheidsklachten kan genezen, zowel lichamelijk als geestelijk. Ook kinderen met gedragsproblemen, en volwassenen met lichamelijke, emotionele, chronische en psychische klachten zoals PTSS worden met de e-Lybra succesvol behandeld”.
De voorzitter overweegt in verband met laatstbedoelde mededeling dat een beweerdelijke “succesvolle behandeling” van lichamelijke en psychische klachten door de gemiddelde consument zal worden opgevat als het genezen daarvan. Immers, een succesvolle behandeling impliceert dat klachten afnemen of verdwijnen hetgeen een genezing veronderstelt.

2)  Klager heeft betwist dat een behandeling met het e-Lycra apparaat enig genezend effect heeft. Volgens klager wordt in de advertentie bedrieglijk beweerd dat met dit apparaat ziekten en gebreken kunnen worden genezen. Hiervoor bestaat volgens klager, anders dan in de uiting wordt gesuggereerd, geen wetenschappelijke onderbouwing. Adverteerder heeft in reactie hierop de werking van het apparaat niet aannemelijk gemaakt en ook niet weersproken dat die werking niet wetenschappelijk kan worden onderbouwd. Om die reden is de reclame-uiting misleidend in de zin van artikel 8.5 NRC in verbinding met punt 16 van de bij artikel 8.5 behorende bijlage 1 van de Nederlandse Reclame Code. Dit impliceert dat de reclame-uiting misleidend is en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Dat adverteerder, naar zij stelt, de gevolgen van de tekst niet heeft kunnen overzien, doet voor de toepasselijkheid van deze regeling niet ter zake. Het in het kader van een aanprijzing doen van feitelijke beweringen over een genezend effect van een product is immers uitsluitend toegestaan indien de adverteerder deze beweringen in voldoende mate kan onderbouwen aan de hand van relevante stukken. Het niet aandragen van enige onderbouwing voor de lichamelijke effecten die een consument op grond van de uiting  van het gebruik van het product mag verwachten, brengt mee dat de bewering onjuist dient te worden geacht en de uiting reeds om die reden in strijd met punt 16 van bijlage 1 is (vgl. in dit verband het Werkdocument van de diensten van de Commissie, Leidraad voor de tenuitvoerlegging/toepassing van richtlijn 2005/29/eg betreffende oneerlijke handelspraktijken blz. 58, 59 en 60).

3)  Met betrekking tot de naam van de ontwikkelaar van het e-Lybra apparaat is niet in geschil dat deze in de uiting ten onrechte als [naam] wordt geschreven in plaats van als [naam]”. Eerstgenoemde naam is gelijk aan die van een gespecialiseerde arts (een internist) in Amerika. De voorzitter acht het opmerkelijk dat de bij adverteerder betrokken personen die blijkens het artikel zelf een opleiding bij de ontwikkelaar van het apparaat hebben gevolgd, desondanks de naam van deze persoon verkeerd doen vermelden in het artikel, dat door hen voorafgaand aan de plaatsing is gelezen en goedgekeurd. Door deze onjuiste vermelding zal de gemiddelde consument, indien deze in verband met de advertentie de naam “[naam]” googelt, ten onrechte in de veronderstelling verkeren dat bedoelde internist bij e-Lybra is betrokken. Aan deze onjuiste indruk dragen ook de mededelingen “wetenschappelijk” en “kunnen wetenschappelijk worden aangetoond” in de uiting bij. Van betrokkenheid van een gespecialiseerde arts of het bestaan van enig wetenschappelijk bewijs is geen sprake. Op grond hiervan acht de voorzitter de uiting tevens onjuist in de zin van artikel 8.2 aanhef NRC. Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Ook om deze redenen dient de reclame-uiting oneerlijk en om die reden in strijd met artikel 7 NRC te worden geacht. Bij deze uitkomst is niet meer relevant of het gebruik van het woord “wetenschappelijk” in de uiting voldoet aan het bepaalde in artikel 10 NRC. Reeds op grond van het voorgaande dient het gebruik van dit woord immers onjuist en niet toegestaan te worden geacht. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2559

Volkswagen app zonder module slechts voor bepaalde typen auto's beschikbaar

Vzr. RCC 6 oktober 2015, RB 2559, dossiernr. 2015/00918 (Mijn Volkswagen app)
VT zonder aanbeveling. App. De uiting: Het betreft een televisiecommercial waarin de ‘Mijn Volkswagen app’ wordt aangeprezen. Aan het einde van de commercial verschijnt in beeld de mededeling: “Kijk voor meer informatie op volkswagen.nl.” De klacht: Klaagster stelt, kort samengevat, dat adverteerder in de televisiecommercial doet voorkomen alsof de app beschikbaar is voor de Volkswagen. Dit geldt echter alleen voor Volkswagens die na juni 2015 geleverd zijn. Indien men voor eerder geleverde Volkswagens de app wil gebruiken, dient men eerst een module te laten inbouwen. Deze kost ongeveer € 269,-- en daarbij dient men een tweejarig abonnement te nemen voor roaming of internet. Dit wordt niet in de televisiecommercial vermeld. Klaagster voelt zich hierdoor misleid.

Het oordeel van de voorzitter:
1)  De inleidende klacht is gericht tegen de versie van de televisiecommercial die ten tijde van het indienen van de klacht werd uitgezonden. Deze televisiecommercial eindigde met de mededeling: “Kijk voor meer informatie op volkswagen.nl”. Adverteerder heeft niet weersproken dat deze tekst onvoldoende duidelijk maakt dat de app uitsluitend beschikbaar is voor auto’s van het type Golf, Golf Variant en Sportsvan in de uitvoering Business Edition Connected die sinds juni 2015 worden geleverd. Voor auto’s vanaf bouwjaar 2010 geldt dat het mogelijk is tegen betaling een accessoire te laten inbouwen (de ‘Mijn Volkswagen Module’) die het mogelijk maakt de app te gebruiken. Nu op geen enkele wijze uit de televisiecommercial blijkt dat de app uitsluitend zonder verdere kosten geschikt is voor bepaalde typen en uitvoeringen Volkswagens, heeft adverteerder geen duidelijke informatie over de gebruiksmogelijkheden van de app verstrekt als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2)  Naar aanleiding van de reactie van adverteerder is aan klaagster gevraagd of zij de klacht nog wenste te handhaven, waarop klaagster bevestigend heeft geantwoord. Daarbij heeft zij tevens bezwaar gemaakt tegen de aangepaste versie van de televisiecommercial. De aangepaste televisiecommercial betreft echter in feite een nieuwe reclame-uiting en de voorzitter acht het niet juist in het kader van een vraag of prijs wordt gesteld op verder behandeling tevens een klacht tegen een nieuwe reclame-uiting te formuleren. Uit praktisch oogpunt overweegt de voorzitter evenwel als volgt. In de nieuwe televisiecommercial staat uitdrukkelijk: “Kijk voor beschikbaarheid op www.volkswagen.nl”. Hierdoor maakt adverteerder ondubbelzinnig duidelijk dat de app niet voor elke Volkswagen beschikbaar is. Door op de genoemde website te kijken kan men, zoals de voorzitter heeft geconstateerd, zien bij welke modellen de app reeds zonder bijkomende kosten kan worden gebruikt en bij welke modellen inbouw van de benodigde ‘Mijn Volkswagen Module’ mogelijk is alsmede welke kosten daarmee zijn gemoeid. De voorzitter ziet aldus geen aanleiding om het oordeel ten aanzien van de eerdere televisiecommercial van overeenkomstige toepassing te achten op de gewijzigde versie daarvan. Om die reden zal de voorzitter voorts gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten. Adverteerder heeft immers de reclame-uiting aangepast en meegedeeld verdere maatregelen te nemen teneinde verwarring omtrent de beschikbaarheid van de aangeprezen app te voorkomen. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.