RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 825

Kamervragen over Vriendenloterij - aggressieve reclame per sms?

In navolging van eerdere berichten (RB 758 en meer). Tweede Kamerlid Bouwmeester (PvdA) heeft staatsecretaris Teeven vragen gesteld inzake een vermeend aggressieve reclamecampagne van de VriendenLoterij (ingezonden 23 februari 2011- antwoorden van de staatssecretaris (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1799).

Winnende deelnemers aan de vriendenloterij ontvangen een sms'je dat ze in januari een prijs hebben gewonnen. Wordt men in de waan gebracht 1 miljoen te hebben gewonnen, is er sprake van misleiding en buitensporig stimuleren van kansspeldeelname en is er strijd met artikel II.3 van deReclamecode voor Kansspelen?

De Nederlandse kansspelvergunninghouders hebben op grond van de hun verleende vergunning een zorgplicht om op evenwichtige wijze vorm te geven aan hun wervings- en reclameactiviteiten. Aan die zorgplicht hebben zij invulling gegeven door middel van de Gedrags- en reclamecode kansspelen. Op de naleving van de reclamecode kansspelen wordt toegezien door de Reclame Code Commissie (RCC). Het is dan ook primair aan de RCC om te beoordelen of deze campagne onder artikel II.3 van de reclamecode kansspelen valt.

Vraag 3, 4, 5

Deelt u de mening dat ontvangers van de sms’jes met de tekst «Gefeliciteerd! U heeft in januari een prijs gewonnen in de VriendenLoterij. Ga naar VriendenLoterij.nl en zie wat u heeft gewonnen» en de website waarop vervolgens verwezen wordt naar een prijs van 1 miljoen euro in de waan gebracht worden dat zij dit geldbedrag gewonnen hebben? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat hier sprake is van misleiding van de consument en het buitensporig stimuleren van deelname aan kansspelen, daar na bezoek aan bovengenoemde website blijkt dat ontvangers van deze sms’jes slechts kaartjes voor Duinrel of een abonnement op een tijdschrift gewonnen hebben maar voor de prijs van 1 miljoen euro extra loten dienen te bestellen? Zo ja, acht u dit ook onwenselijk? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat deze campagne onder de Reclamecode voor Kansspelen valt en in strijd is met Artikel II.3 van deze code, waarin staat dat reclame voor kansspelen niet misleidend mag zijn, met name niet met betrekking tot de eigenschappen van of kansen op het winnen van een prijs bij de aangeboden kansspelen? Zo ja, welke consequenties heeft dit volgens u? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3, 4, 5

De Vriendenloterij heeft aangegeven dat winnende deelnemers een sms-bericht ontvangen met de mededeling dat door hen een prijs is gewonnen. Deze SMS service kan desgewenst worden stopgezet door de deelnemer. Daarnaast heeft de Vriendenloterij aangegeven dat de bekendmaking van de winnaars van de trekking van januari deels gelijk liep met een reclamecampagne van de Vriendenloterij op haar website. Daardoor is wellicht de indruk gewekt dat via sms-berichten nieuwe deelnemers werden geworven. De Vriendenloterij heeft mij laten weten haar website inmiddels te hebben aangepast.

De Nederlandse kansspelvergunninghouders hebben op grond van de hun verleende vergunning een zorgplicht om op evenwichtige wijze vorm te geven aan hun wervings- en reclameactiviteiten. Aan die zorgplicht hebben zij invulling gegeven door middel van de Gedrags- en reclamecode kansspelen. Op de naleving van de reclamecode kansspelen wordt toegezien door de Reclame Code Commissie (RCC). Het is dan ook primair aan de RCC om te beoordelen of deze campagne onder artikel II.3 van de reclamecode kansspelen valt.

Vraag 6

Welke mogelijkheden zijn er op basis van de gedrags- en reclamecode voor kansspelen om op te treden tegen de VriendenLoterij om een einde te maken aan dergelijke misleidende campagnes? In hoeverre acht u het wenselijk en waarschijnlijk dat er in deze gebruik gemaakt gaat worden van deze mogelijkheden?

Antwoord 6

Het staat een ieder vrij om een klacht in te dienen tegen een reclame-uiting bij de RCC. Indien de beoordeling en uitspraak van de RCC daartoe aanleiding geeft, kan ik de Vriendenloterij op grond van de haar verleende vergunning een aanwijzing over haar wervings- en reclameactiviteiten geven, na daarover het College van toezicht op de kansspelen te hebben gehoord. Gezien de momenteel beschikbare gegevens over het karakter van onderhavige SMS service acht ik het niet opportuun hier in deze gebruik van te maken.
De voorgestelde wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit2, welke momenteel aanhangig is bij uw Kamer, biedt mij de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen met betrekking tot wervings- en reclameactiviteiten.

Lees meer hier.

Regeling: Reclamecode voor Kansspelen

RB 823

videocontent op krantenwebsites vallen onder britse mediawet

Met dank aan Menno Heerma van Vos, KEENON.

Volgens de Authority for Television On Demand (ATVOD), een onderdeel van Ofcom (‘Engelse Commissariaat voor de Media’) zijn de Sun Video, News of the World Video, Elle TV and Sunday Times Video Library, onderdelen van websites van deze kranten en tijdschriften, waarop video content wordt aangeboden, aan te merken als een AudioVisuele MediaDienst en hadden deze uitgevers deze AVM-diensten moeten aanmelden bij ATVOD. 

Dit blijkt uit de uitspraak (Determination) van de ATVOD met betrekking tot The Sunday Times Video Library. De Video Library is een onderdeel is van de  website www.timesplus.co.uk, die ook te bereiken is vanuit www.sundaytimes.co.uk en www.thetimes.co.uk.

Ondanks dat de Video Library slechts een onderdeel is van de gehele website en de content die wordt aangeboden, zoals regulier geschreven nieuws en achtergrondinformatie en andere diensten, zoals film previews en aanbiedingen, oordeelt de ATVOD dat de Video Libray een aparte dienst is, waarvan het hoofddoel is het aanbieden van video content. Dit mede omdat bij de video content niet wordt verwezen naar de andere inhoud van de online-krant.

A single website or domain may contain more than one service, and the Sunday Times ‘Video Library’ does appear to ATVOD to constitute a service in its own right, albeit a service which sits alongside an electronic version of a newspaper. The video content is aggregated on a discrete section of the website providing a catalogue of viewing options. Whilst the videos may in some cases have a specific connection to content in the newspaper, the viewer is not invited to consider the content as subsidiary or ancillary to the online version of the print newspaper. The Video Library is presented as a consumer destination in its own right, and the programmes provided within The Video Library service can be viewed, enjoyed and made sense of without reference to the newspaper offering.

Voorts meent het ATVOD dat de aangeboden video’s ‘television-like’ zijn (“comparable to the form and content of programmes normally included in television programme services”).

The programmes themselves are comparable to the form and content of programmes normally included in television programme services, in that they follow the conventions of TV programmes, with edited opening sequences, on-screen captions, music soundtrack and presenters.  Examples would include the short arts documentaries ‘Basking In The Afterlight’ and ‘One Hundred Years of Celluloid’. The content of the programmes is also similar to the content of many programmes normally included in television programme services, dealing with reviews of culture, motoring, and so on.

ATVOD considers that the principal purpose of ‘The Sunday Times Video Library’ is to provide these TV-like programmes. As noted above, a thematic or topical connection to the (online or offline) newspaper offering is not sufficient to make the video service  an integral and ancillary part of the online version of the magazine, given the presentation of the service as a video on demand service in its own right.

Als gevolg van deze beslissing dient de Sunday Times niet alleen jaarlijks een bijdrage van £2,900 te betalen aan de ATVOD, maar belangrijker dient haar video content te voldoen aan de voorwaarden van de Engelse Communications Act (Mediawet). De belangrijkste voorwaarden daarvan zijn onder meer dat reclame, sponsoring en product placement herkenbaar moet zijn.

Net zoals de Engelse Communications Act is de Nederlandse Mediawet aangepast aan de Richtlijn Audiovisuele Media Diensten.

Het Commissariaat voor de Media (CvdM) is nog bezig haar beleidsregels definitief vast te stellen. Het is dus nog niet duidelijk of het CvdM ook deze Engelse uitleg zal volgen, al ziet het daar wel naar uit gezien de concept beleidsregels. Dat wil zeggen: 
(i) dat een website verschillende diensten kan herbergen;
(ii) dat voor de uitleg van het criterium ‘hoofddoel” alleen wordt gekeken naar de inhoud van die dienst; en,
(iii) wat television-like is.

Uitgevers in Nederland die op hun websites ook video content (gaan) aanbieden, zullen dus  goed moeten nadenken op welke wijze zij deze aanbieden en in hoeverre en op welke wijze die content wel of niet verwijst naar andere content.

Overigens is The Sunday Times in beroep gegaan tegen het oordeel van ATVOD. Wordt vervolgd.

Lees het oordeel hier.

Regeling: Richtlijn Audiovisuele Media Diensten, Mediawet, Communications Act,

RB 822

Suske en Wiske De Sinistere Site

Dat kinderen geïnformeerd kunnen worden middels beeldend materiaal en dat dit educatief is, dat weten we. Maar nu worden de Vlaamse striphelden ingezet om veilig internet te promoten. Het duo komt erachter dat er een nepprofiel van Schannuleke - het popje van Wiske - is aangemaakt op Hyves. Ze worden uitgenodigd voor een rondleiding op het kantoor van Hyves door de hoofdredacteur Nine Ludwig. En wordt duidelijk gemaakt hoe je met 'community managers' in contact kan komen.

Het album is een initatief van Prima Onderwijs en bevat content over mediawijsheid van Mediawijs, ECP-EPN, Digiwijs, Openbare Bibliotheken, Beeld en Geluid, Kennisnet, NTR, Mediawijzer.net én Hyves. Bestellen kan hier.

RB 820

Niet-commerciële werving valt onder de NRC

RCC 8 maart 2011, Dossiernr. 2011/00017 (Ongeadresseerde uitnodiging kerkdienst valt onder NRC)

Reclamerecht. Ongeadresseerde uitnodiging voor bijwonen kerkdienst in brievenbus met Nee/Nee-sticker. Volgens voorzitter heeft deze uiting een wervend karakter dus valt het onder de NRC. Overtreding van art. 3.1 en 1.2 Code VOR. Voorzitter beveelt voortaan niet meer op dergelijke wijze reclamedrukwerk te verspreiden.

 

Met betrekking tot adverteerders verweer dat de bewuste uiting geen reclame-uiting is, overweegt de voorzitter dat de onderhavige uiting een wervend karakter heeft ten aanzien van (het bijwonen van) de in de uiting vermelde en (mede) door hem georganiseerde kerstdiensten. Gelet hierop dient de uiting te worden aangemerkt als een reclame-uiting als bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dat geen sprake is van een commercieel doel, leidt -gelet op het bepaalde in artikel 1 NRC-niet tot een ander oordeel. De voorzitter is derhalve bevoegd de uiting aan de NRC te toetsen.
 
Met betrekking tot  de door klager geuite bezwaren overweegt de voorzitter als volgt:
ad a. Adverteerder heeft niet weersproken dat de bewuste reclame-uiting is gedeponeerd in klagers brievenbus, die -naar uit klagers bezwaar blijkt- is voorzien van een Nee/Nee-sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code VOR. Dit betekent dat, nu adverteerder de bewuste uiting desondanks in klagers brievenbus heeft laten deponeren, adverteerder niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1 Code VOR.

Adverteerder laat weten de verspreider(s) te zullen vragen om voortaan een adres op de uiting aan te brengen zodat het geen ongeadresseerde uitnodiging meer is, doch (uitvoering van) dit voornemen meent niet weg dat de onderhavige bezorging plaatsvond in strijd met artikel 3.1 Code VOR.

ad b. In de uiting ontbreken naam, adres en woonplaats van adverteerder. Adverteerder voert aan dat in de uiting zijn e-mailadres en website zijn vermeld, doch daarmee is niet voldaan het bepaalde in artikel 1.2 Code VOR.

Lees de volledige uitspraak hier en hier.

Regeling 
NRC 1
Code VOR 3.1

RB 818

Reclame voor haarstamceltransplantatie misleidend?

CvB 23 maart 2011, Dossiernr: 2010/00353 (Transhair v. HASCI)


Reclamerecht. HASCI maakt reclame voor haarvermeerdering via haarstamceltransplantatie (HST). Volgens klagers is deze methode niet wetenschappelijk bewezen dus misleidende reclame. Volgens RCC is door HASCI voldoende wetenschappelijk bewijs aangedragen dat de HST methode werkt. Klagers gaan in beroep en dragen het volgende aan: het onderzoek gepubliceerd in het Journal of Dermatological Treatment is geen voldoende bewijs voor werking van HST, peer review is geen garantie voor werking van methode, verdere scepsis in de dermatologische wereld en bij ziektekostenverzekeraars omtrent werking HST. Met wetenschappelijk bewijs ondersteunt HASCI haar claim voldoende, daarom bevestigt het CvB de beslissing van de RCC.

RCC 3. Op grond van het voorgaande, hetgeen door klagers niet, althans onvoldoende is weersproken, is de Commissie van oordeel dat adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de HST methode de werking heeft die daaraan in de gewraakte uitingen wordt toegeschreven. Met name op grond van het in het ‘Journal of Dermatological Treatment’ gepubliceerde onderzoek van drs. Gho en prof. dr. Neumann acht de Commissie het aannemelijk dat met toepassing van de HST methode zowel in het ‘donorgebied' als in het ‘ontvangstgebied’ sprake is van bijna volledige (her)groei, zodat aldus daadwerkelijk sprake is van haarvermeerdering, zoals in de uitingen wordt geclaimd.
 
Het feit dat voor het onderzoek van drs. Gho en prof. dr. Neumann slechts vijf personen zijn getest, doet niet af aan het voorgaande oordeel. Nog daargelaten dat, naar door adverteerder gesteld en naar tevens blijkt uit het onderzoek, bij ieder van de vijf onderzochte personen tenminste 100 haren geëxtraheerd en grotendeels getransplanteerd zijn, is het artikel, naar uit het vorenstaande blijkt, na de genoemde uitgebreide ‘peer review’-procedure door de uitgevers van het blad voldoende wetenschappelijk ‘stevig’ bevonden om dit te publiceren.
 
Dat de HST methode door sommige artsen wordt bekritiseerd maakt het voorgaande oordeel niet anders. De opmerking van klagers dat Gerard Joling zijn naam aan de kliniek van adverteerder zou hebben verbonden is door klagers niet nader onderbouwd.
 
Nu octrooi is aangevraagd en (in Nederland) is verleend voor de behandelmethode van adverteerder, geldt dat adverteerder terecht haar methode publiceert als ‘gepatenteerde’ methode.


(...)


CvB 8. Nu HSI derhalve ook in beroep tegenover de gemoti­veerde betwisting door Trans hair c.s. de juist heid en de eerlijkheid van de reclame voldoen de aannemelijk heeft gemaakt, heeft de Commissie terecht geoor deeld dat geen sprake is van oneerlijke reclame. De grieven treffen derhalve geen doel.


Lees de volledige uitspraak hier (link) en hier (pdf).

RB 817

Overal televisie kijken

In februari 2011 hebben de Voorzitter en de Commissie een viertal uitspraken gedaan met betrekking tot reclame-uitingen voor digitale televisie. Zowel KPN als ADSLtotaal worden onder de loep genomen. Met dank aan Peter Kok, Houthoff Buruma

Voorzitter RCC 15 februari 2011, dossiernr. 2011/00096 (afwijziging)

Klacht betreft deze tv-commercial

Reclame-uiting is volgens klacht misleidend, omdat opzoeken oude programma's in werkelijkheid minder eenvoudig is en langer duurt. Ook is geen sprake van een uitgebreide keuze. De Voorzitter overweegt dat in de uiting geen mededeling over de snelheid van het systeem of over het keuzeaanbod wordt gedaan. Verder zal de gemiddelde consument begrijpen dat er sprake is van gebruikelijke overdrijving en dat het systeem in de praktijk langzamer kan werken. Het is ook duidelijk dat de werking van het systeem in de uiting vereenvoudigd is weergegeven. Volgt afwijzing door Voorzitter.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf)

Hieronder ADSLtotaal, KPN digitenne, KPN digitenne camping

RCC 16 februari 2011, dossiernr. 2011/00008 (ADSLtotaal)

 

 

Klacht betreft reclame-uiting op www.adsltotaal.nl en in tijdschrift Computer!Totaal: "Tot 20 Mbit voor € 18,95" (klik boven voor vergroting)

Reclame-uiting is volgens klacht misleidend. De geadverteerde maximum bandbreedte 20 Mpbs kan niet overal worden behaald, omdat sommige wijkcentrales nog gebruik maken van verouderde ADSL1 technologie (max 8Mbps). Verweer: erkenning dat deel van het netwerk (11%) nog gebruik maakt van ADSL1 technologie. Informatievoorziening adverteerders zal op dit punt binnenkort worden verbeterd. Commissie oordeelt dat gezien het feit dat sommige wijkcentrales nog gebruik maken van ADSL1 technologie, de geadverteerde bandbreedte van 20 Mpbs nooit kan worden gehaald. Dit is essentiële informatie in de zin van art. 8.3 aanhef en onder c NRC. Het ontbreken van deze informatie in de uiting is misleidend en daarmee oneerlijk in de zin van art. 7 NRC. Volgt aanbeveling.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

RCC 17 februari 2011, dossiernr. 2010/00939 (KPN digitenne)

Klacht betreft reclame-uiting op www.kpn.com voor Digitenne. De uiting bevat onder meer de mededeling: "Met Digitenne kun je echt overal tv kijken. Zolang er maar een stopcontact in de buurt is."

Reclame-uiting is volgens klacht misleidend, omdat Digitenne geen landelijk dekkend netwerk is. Verweer: uiting bevat geen claim of suggestie dat Digitenne overal in Nederland dekking biedt. De dekking van Digitenne is momenteel ca. 98% van de bevolking in Nederland. De Commissie overweegt dat de gewraakte uiting meermalen de nadruk legt op de eigenschap dat je met Digitenne overal digitale televisie kunt kijken. Het enige voorbehoud is de aanwezigheid van een stopcontact. De Commissie oordeelt dat deze mededeling te absoluut is en daarom misleidend is in de zin van art. 8.2 aanhef en onder b. NRC. Uiting is daarmee oneerlijk in de zin van art. 7 NRC. Aanbeveling volgt.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf)

RCC 23 februari 2011, dossiernr. 2011/00057 (KPN Digitenne camping)

Klacht betreft geadresseerde reclame-uiting waarin adverteerder richting klager (tevens al bestaande klant adverteerder) reclame maakt voor "Digitale Televisie".

Reclame-uiting is volgens klacht misleidend. Na het invullen van de antwoordkaart werd klager door adverteerder geïnformeerd dat Digitale Televisie op zijn adres niet mogelijk is. Verweer: Digitale Televisie is in beginsel in hele verzorgingsgebied te ontvangen, op enkele incidentele uitzonderingen na. Adverteerder poogt adressen in dergelijke uitzonderingslocaties buiten de mailcampagne te houden, maar dit is in dit geval niet correct verlopen. Commissie overweegt dat in uiting geen enkel voorbehoud worde gemaakt. Er wordt daarentegen aan klager meegedeeld dat Digitale Televisie al onderdeel is van zijn huidige abonnement en dat hij alleen maar een Digitale Ontvanger nodig heeft om van de aangeboden dienst gebruik te kunnen maken. Klager mocht op de juistheid van deze uiting vertrouwen, temeer daar sprake is van een geadresseerde uiting. Verstrekte informatie is onjuist en daarom misleidend in de zin van art. 8.2 aanhef en onder b NRC. Uiting is daarmee oneerlijk in de zin van art. 7 NRC. Volgt aanbeveling.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Regeling: art. 7, 8.2, 8.3 NRC

RB 816

Le Conseil Paritaire de la Publicité (CPP) publiceert een nieuw advies over reclame en Fair Trade.

©neo-planeteOndanks de algemene bekendheid en de acceptatie van de Fair Trade producten, worden deze nog zelden gekocht. Overwegende dat publiciteit kan bijdragen aan de ontwikkeling van Fair Trade stelt de CPP aan de Autorité de Régulation Professionnelle de la Publicité (ARPP) voor een Recommandation op te stellen, mede gezien het gebrek aan publicitaire regels op het gebied van Fair Trade. Het doel hiervan is de consumenten beter in te lichten. De CPP raadt aan de Recommandation te inspireren op de Recommandation over duurzame ontwikkeling. met dank aan Iris Koetsenruijter, recent afgestudeerde jurist
 
Volgens het CPP dienen met name de volgende punten in de Recommandation terug te komen:

    • Verduidelijking van de labels, tekens en logo’s om verwarring met officiële labels te voorkomen.
    • Respect voor de criteria van de definitie van “Fair Trade” die door artikel 60 van de Franse wet van 2 augustus 2005 zijn gesteld.
    • Een verduidelijking van objectieve onderdelen (ingrediënten, percentages) die het mogelijk maken voor het product om zich te presenteren als voortkomend uit Fair Trade.
    • Elk bericht dat claimt sociale vooruitgang voor de producenten en bevordering van het milieu te bewerkstelligen moet gebaseerd zijn op openbare bronnen.
    • Termen zoals “solidair” en “ethisch” of tekens die het idee van Fair Trade oproepen mogen geen aanleiding geven tot verwarring door consumenten met de originele Fair Trade producten.
    • Als het Fair Trade aspect ondergeschikt is aan het geheel van de activiteiten van een merk mag dat merk de titel “Fair Trade” niet gebruiken in haar bedrijfsmatige mededelingen.
    • Reclame betreffende Fair Trade is aangemoedigd zich te associëren met waarden zoals respect en evenwicht van belangen (trade not aid).
    • Het moet voor de consument makkelijk zijn om te achterhalen waarom het product “Fair Trade” is.

De CPP vraagt aan de ARPP dat het haar Recommandation afmaakt in de komende 4 maanden volgend op de kennisgeving van dit advies.

Lees het originele bericht hier en hier.

RB 815

Brandbrief NL Voedingsmiddelensector EU etikettering

De gezamenlijke Nederlandse voedingsmiddelensector heeft de Nederlandse Europarlementariërs via een brandbrief opgeroepen tegen vergaande eisen op het gebied van etikettering te stemmen omdat deze belemmerend werken en de consument er niet wijzer van wordt. Het Europees Parlement stemt op 19 april over nieuwe regels voor het etiket van een levensmiddel. Volgens de sector zijn de voorgestelde regels onnodig ingewikkeld en niet praktisch uitvoerbaar.

Verplichte herkomstetikettering leidt bovendien tot kostenverhoging doordat bedrijven minder flexibel zijn in het kopen van de grondstoffen doordat dan ook telkens de etiketten aangepast moeten worden. 'De tendens om alles op het etiket te zetten wat we maar kunnen verzinnen moet gestopt worden. We zetten toch ook niet de herkomst van de onderdelen van mobieltjes, auto's en PCs op de verpakking? De consument ziet straks door de bomen het bos niet meer. Wij pleiten daarom voor een onderscheid tussen ‘need to know' en ‘nice to know' ', aldus de 24 organisaties die de handen ineen hebben geslagen voor deze actie.

Lees de brief hier en lees meer hier.

Omstreden voorstel: Werkdocument van de Diensten van de Commissie - samenvattend verslag van het effectbeoordelingsverslag over kwesties inzake algemene voedseletikettering bij het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten {COM(2008) definitief} {SEC(2008) 92} {SEC(2008) 94} {SEC(2008) 95} /* SEC/2008/0093 def. */ hier en hier.

RB 814

Tagatesse - Zoet zonder zonde

RCC 21 maart 2011, Dossiernr: 2010/00638 (Tagatesse – Zoet zonder zonde; red. inzet vergelijkbare reclame)

Reclamerecht. Gezondheidsclaim. De klacht betreft een advertentie in het blad De Allerhande nr. 8, jaargang 2010. In de advertentie staan producten van adverteerder met daarbij de tekst: “Tagatose Zoet zonder zonde, zonder suiker!” met daarbij voordelen van Tagatose, onder meer prebiotische werking, die zorgt voor een vlotte darmwerking en spijsvertering en de glycemische index van 2 die maakt dat Tagatose geschikt is voor diabeten type I en II. Misleiding want alleen prebiotische werking bij grote hoeveelheden. Index is omstreden. Niet-toegestane medische claim. RCC: inderdaad niet toegestane claim "geschikt voor diabeten type I en II ex art. 3 RVV jo. art. 2 lid 5 en artikel 13-lijst van de EG-Verordening 1924/2006.

Klaagster meent dat de genoemde voordelen deels misleidend zijn. De prebiotische werking geldt alleen bij gebruik in grote hoeveelheden, niet bij normale consumptie van deze producten. Daarnaast is de glycemische index een waarde waar deskundigen het niet over eens zijn. Derhalve kan in een reclame-uiting geen juiste glycemische index worden genoemd. De claim “geschikt voor diabeten” is een medische claim die niet is toegestaan. Klaagster verzoekt de uiting te toetsen “aan de wetgeving van de EFSA”.

2) Naar het oordeel van de Commissie moet deze claim (red. “zorgt voor een vlotte darmwerking en spijsvertering”) worden aangemerkt als een claim in de zin van artikel 3 lid 1 Reclamecode voor voedingsmiddelen (RVV) in verbinding met artikel 2 lid 5 van EG-verordening nr. 1924/2006. Derhalve moet zijn voldaan aan de voorwaarden als vermeld in artikel 3 lid 1 aanhef en sub a tot en met c RVV, waaronder de voorwaarde dat - voor zover op dit moment actueel - de claim moet zijn vermeld op de zogenoemde artikel 13 lijst van EG-verordening nr. 1924/2006.

Ten aanzien van D/Tagatose is een aanvraag gedaan op de wijze als bedoeld in artikel 13 lid 2 EG-verordening nr. 1924/2006. De claim in de advertentie dat Tagatose een prebiotische werking heeft die zorgt voor een vlotte darmwerking en spijsvertering, valt naar het oordeel van de RCC onder de reikwijdte van de aanvraag voor D-Tagatose.

4) De aanvraag is inmiddels door de EFSA beoordeeld en heeft de status “gepubliceerd”, maar is nog niet bij verordening vastgesteld door de Europese Commissie. Aldus is ten aanzien van de claim de overgangsregeling van artikel 28 lid 5 aanhef en onder b van EG-verordening nr. 1924/2006 van toepassing, waarnaar in artikel 3 sub b RVV wordt verwezen. Ingevolge eerstgenoemde bepaling kunnen, voor zover hier relevant, gezondheidsclaims als de onderhavige vanaf de datum van inwerkingtreding van de verordening tot de aanneming van de in artikel 13 lid 3 van de verordening vermelde lijst onder de verantwoordelijkheid van bedrijfsexploitanten worden gedaan, mits zij stroken met de toepasselijke nationale bepalingen en het bepaalde in EG-verordening nr. 1924/2006. Aangaande het laatste is het volgende van belang.

5)  In de reclame-uiting worden diverse producten afgebeeld. De genoemde claim dient van toepassing te worden geacht op al deze producten, nu deze door de onderhavige reclame-uiting onmiskenbaar met de onderhavige claim in verband worden gebracht. Niet duidelijk is echter of Tagatose in al die producten steeds de werking op het spijsverteringskanaal en de darmen heeft die in de claim aan Tagatose wordt toegeschreven. Denkbaar is immers dat het gehalte Tagatose in die producten, althans enkele daarvan, dermate gering is, dat daarvan geen werking valt te verwachten. In verband daarmee is van belang dat op grond van artikel 5 lid 1 aanhef en onder b aanhef sub i) van EG-verordening nr. 1924/2006 de nutriënt of de andere stof waarvoor de claim wordt gedaan in het eindproduct aanwezig dient te zijn in een significante hoeveelheid zoals omschreven in de communautaire wetgeving of, indien er ter zake geen voorschriften bestaan, in een hoeveelheid die volgens algemeen aanvaard we-tenschappelijk bewijs het geclaimde nutritionele of fysiologische effect bewerkstelligt, Voorts dient, zoals staat in artikel 5 lid 1 aanhef en onder d van EG-verordening nr. 1924/2006, de hoeveelheid van het product die de consument, naar redelijkerwijs kan worden aangenomen, tot zich zal nemen, een significante hoeveelheid te leveren van de nutriënt of andere stof waarvoor de claim wordt gedaan, zoals omschreven in de communautaire wetgeving of, indien er ter zake geen voorschriften bestaan, een significante hoeveelheid die volgens algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs het geclaimde nutritionele of fysiologische effect bewerkstelligt.

6) Adverteerder heeft weliswaar onweersproken gesteld dat hoeveelheden Tagatose van 15 gram per dag een bewezen actieve werking hebben, maar heeft, ook nadat zij daartoe bij tussenbeslissing van de RCC van 10 december 2010 in de gelegenheid is gesteld, niet aannemelijk gemaakt dat de consument bij normale consumptie van de in de reclame-uiting afgebeelde Tagatesse producten voldoende Tagatose binnenkrijgt om de geclaimde prebiotische werking te ervaren. Niet kan worden geoordeeld dat is voldaan aan de vereisten van artikel 5 lid 1 aanhef en onder b aanhef sub i) en artikel 5 lid 1 aanhef en onder d van EG-verordening nr. 1924/2006. De uiting is om die reden in strijd met deze bepalingen voor zover het de afgebeelde Tagatesse producten betreft.
4)  Nu adverteerder met betrekking tot het laatste geen specifieke informatie heeft verschaft, is de Commissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de consument bij normale consumptie van de in de reclame-uiting afgebeelde Tage­tes­se producten voldoende Taga­tose binnenkrijgt om de geclaimde prebiotische werking te ervaren. Op grond hiervan kan niet worden geoordeeld dat is vol­daan aan de vereisten van artikel 5 lid 1 aan­hef en onder b aanhef sub i) en artikel 5 lid 1 aanhef en onder d van EG-verordening nr. 1924/2006. De uiting is om die reden in strijd met deze bepalingen voor zover het de afgebeelde Tagatesse producten betreft.
5)  Het voorgaande impliceert tevens dat adverteerder onjuiste informatie heeft verstrekt ten aanzien van de voornaamste kenmerken van de afgebeelde Tagatesse producten. Im­mers, niet aannemelijk is geworden dat normale consumptie van die producten leidt tot de in de uiting voorgespiegelde prebiotische werking van die pro­ducten. Aldus is geen juiste in­for­­matie verschaft over de van het gebruik van de producten te verwachten resultaten als be­doeld onder b van artikel 8.2 Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC
6) Adverteerder heeft de klacht die betrekking heeft op de mededeling dat Tagatose wegens haar glycemische index van 2 geschikt is voor diabeten type 1 en 2, erkend. De RCC onderschrijft dat de bewering “geschikt voor diabeten type 1 en 2” niet is toegestaan, nu niet is voldaan aan de voorwaarden als vermeld in artikel 3 lid 1 aanhef en sub a tot en met c RVV in verbinding met EG-verordening nr. 1924/2006.

De RCC beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De RCC is verder van oordeel dat adverteerder wél voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de hoogte van de glycemische index van een product aan de hand van objectieve universele normen kan worden berekend. Nu er geen reden is om te veronderstellen dat adverteerder die waarde in dit geval onjuist heeft berekend, kan de reclame-uiting op dit punt niet onjuist of misleidend worden geacht. Dit onderdeel van de klacht wordt afgewezen.
 
Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf)

Regelingen:
EG-verordening nr. 1924/2006 (zgn. Claimsverordening)
NRC (nieuw) art. 2 (wet),  7,  8.2 onder b.
RVV art. 3.