RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Verkoop op afstand  

RB 2852

Rondzwervende gevaarlijke pilletjes

Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 21 mrt 2017, RB 2852; Dossiernr: 2017/00153 (Sjabbens Sports en Health - Gevaarlijke pilletjes), https://reclameboek.nl/artikelen/rondzwervende-gevaarlijke-pilletjes

Vz. RCC 21 maart 2017, LS&R 1450; RB 2852; dossiernr. 2017/00153 (Sjabbens Sports en Health) VT zonder aanbeveling. Uiting: Het betreft een folder met aan de voorzijde een rond tablet in een gele kleur en daaromheen de tekst: “Voor altijd slank” en “Neem deze wonderpil meteen in voor direct resultaat!”. Daarbij wordt naar de informatie op de achterzijde verwezen. Daar staat onder meer: “Jij gelooft toch niet in sprookjes ?! Wat wel blijvend resultaat heeft, is deelnemen aan de myline voedingscursus bij Sjabbens Sports & Health.” Klacht: Klager maakt bezwaar tegen de uiting omdat deze een “echt pilletje” bevat dat huis-aan-huis verspreid wordt. Daarbij wordt de indruk gewekt dat het pilletje direct helpt. Klager acht dit onacceptabel gelet op kinderen en huisdieren en het feit dat volgens hem in deze tijd veel gevaarlijke pilletjes overal rondzwerven.

RB 2444

Voor telemarketingboete is een verbinding tot stand brengen noodzakelijk

CBb 14 juli 2015, RB 2444; ECLI:NL:CBB:2015:197 (Loterijen tegen ACM)
Boete i.v.m. telemarketing voor het overbrengen van communicatie via de telefoon, ook als deze ongevraagd is (inschrijving in bel-me-niet-register), is in ieder geval noodzakelijk dat een verbinding tot stand wordt gebracht. Naar het oordeel van het College betekent dit, dat ACM, bij gebreke van het directe bewijs van de communicatie zelf, tenminste dient aan te tonen dat het gebruik van de contactgegevens er toe heeft geleid dat een verbinding tot stand is gebracht. Ook ten aanzien van de boete op grond van artikel 11.7, twaalfde lid van de Tw (oud), geldt dat ACM (onder meer) dient aan te tonen dat het gebruik van de contactgegevens ertoe heeft geleid dat er een verbinding tot stand is gebracht.

Zoals het College heeft geoordeeld in haar uitspraak van 10 juli 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:245), hoeft het recht van verzet immers alleen te worden aangeboden indien het gebruik van de contactgegevens ertoe leidt dat een verbinding met de abonnee tot stand wordt gebracht en met deze wordt gecommuniceerd. Het College kan uit de in de procedure overgelegde stukken en databestanden niet het bewijs putten dat telkens een verbinding tot stand is gebracht. Achter de telefoonnummers die in de databestanden zijn opgenomen zijn soms data en tijdstippen opgegeven. Echter, en anders dan ACM betoogt, ontbreken resultaatscodes, resultaatformulieren of andere gegevens – zoals de gespreksduur – waaruit kan worden geconcludeerd dat een verbinding tot stand is gebracht. De enkele, algemene bevestiging door de loterijen dat de telefoonnummers in de belbestanden zijn gebruikt, is ontoereikend als bewijs dat met dat gebruik een verbinding tot stand is gebracht. ACM heeft zodoende niet aangetoond dat de loterijen communicatie hebben overgebracht.

Op andere blogs:
Dirkzwager

RB 2340

Vleeshoudende samples hoort niet bij vegetarisch klantprofiel

RCC 13 februari 2015, RB 2340; dossier 2014/00930 (Albert - kip Ragout)
Afwijzing. Wegens privacywet niet te vermijden. Het betreft een sample in de vorm van een blik Struik kip ragout, aan klaagster verstrekt door Albert.nl, de bezorgservice van Albert Heijn. Klaagster stelt: “een dierhoudend product in de categorie van het meeste dierenleed”.

Klaagster vindt het ongepast en onaanvaardbaar dat Albert Heijn haar ongevraagd opzadelt met een product dat in de ogen van de klant moreel onaanvaardbaar kan zijn. Dit geldt te meer omdat Albert Heijn via klaagsters profiel en bonuskaart weet dat klaagster een vegetarisch kooppatroon heeft.

Verweer: (...) Klaagster stelt dat Albert Heijn op basis van het aankoopgedrag van klaagster had moeten weten dat zij niet geïnteresseerd zou zijn in vleeshoudende samples. Op grond van privacywetgeving is het Albert Heijn echter niet toegestaan om een klantprofiel samen te stellen voor samplingdoeleinden.

De Commissie stelt voorop dat de bestreden wijze van reclame maken moet worden aangemerkt als huissampling in de zin van de CBR, nu er sprake is van het geadresseerd verspreiden van (monsters van) goederen zonder daarvoor enige tegenprestatie wordt verlangd. Niet is gesteld of gebleken dat in het onderhavige geval de CBR is overtreden.

Klaagster vindt de onderhavige huissampling ongepast en onaanvaardbaar, omdat het gaat om de verspreiding van “een product dat in de ogen van de klant moreel onaanvaardbaar kan zijn”. De Commissie vat dit bezwaar op in die zin dat klaagster de bewuste huissampling in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC. Bij de beantwoording van de vraag of een bepaalde wijze van reclame maken in strijd is met (één van) deze criteria, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan.

Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid acht de Commissie de grens van het toelaatbare in dit geval -huissampling van een blik kip ragout- niet overschreden. Dat een deel van de geadresseerden de ontvangst van het product niet zal kunnen waarderen, bijvoorbeeld omdat men vegetarisch is, is onvoldoende om te oordelen dat de uiting ontoelaatbaar is.

Dat Albert Heijn via klaagsters profiel en bonuskaart zou weten dat klaagster een vegetarisch kooppatroon heeft, maakt bovenstaand oordeel niet anders. In dit verband overweegt de Commissie dat Albert Heijn bij verweer heeft medegedeeld dat het haar op grond van privacywetgeving niet is toegestaan om een klantprofiel samen te stellen voor samplingdoeleinden.
RB 2087

Over de koop van new/unused niet-CE-gecertificeerd kranen

Rechtbank Rotterdam 3 juli 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:5327 (Putevi tegen gedaagde)
Koopovereenkomst hijskranen. Toepasselijkheid Weens Koopverdrag (CISG) art. 35 (conformiteit), 49 en 72 (ontbinding), 74 (schadevergoeding) en 81 (terugbetalingsverplichting). Eiseressen vorderen in conventie terugbetaling van de koopsom in verband met non-conformiteit, omdat de kranen volgens haar niet voldoen aan de kwalificatie 'new/unused' en bovendien niet CE-gecertificeerd zijn. Na uitleg van de kwalificatie 'new/unused' oordeelt de rechtbank dat de kranen op dit punt beantwoorden aan de overeenkomst. Eiseressen hebben er naar het oordeel van de rechtbank niet op mogen vertrouwen dat de kranen CE-gecertificeerd waren. De koopovereenkomsten zijn dus niet rechtsgeldig door eiseressen ontbonden. De vordering in conventie wordt daarom afgewezen. In reconventie vordert gedaagde schadevergoeding, die deels wordt toegewezen, en machtiging om de kranen openbaar te verkopen, die wordt afgewezen bij gebreke van een deugdelijke grondslag.

4.18.
Putevi c.s. heeft nog gesteld dat het op de weg van [gedaagde] lag Putevi c.s. er op te wijzen dat de kranen niet CE-gecertificeerd waren, omdat [gedaagde] wist dat de kranen bestemd waren voor gebruik in Servië. Van een dergelijke waarschuwingsplicht kan alleen sprake zijn als [gedaagde] wist of had moeten weten dat de kranen voor gebruik in Servië CE‑gecertificeerd moesten zijn. Uit r.o. 4.16 volgt dat hiervan niet kan worden uitgegaan. Voor zover Putevi c.s. zou hebben bedoeld te betogen dat zij er op basis van de mededeling van [D] ‘yes, you can buy for Serbia’ (zie hiervoor onder 4.12) er van uit mocht gaan dat de kranen geschikt waren voor gebruik in Servië, volgt de rechtbank Putevi c.s. hierin niet. Nog daargelaten dat [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat de gestelde communicatie tussen [C] en [D] heeft plaatsgevonden, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk op grond waarvan Putevi c.s. er op heeft mogen vertrouwen dat [D] met zijn opmerking bedoelde te bevestigen dat de kranen CE-gecertificeerd waren. Het is immers zeer wel denkbaar dat [D] de vraag van [C] aldus heeft opgevat dat deze vroeg naar de beschikbaarheid van andere papieren, zoals douanedocumenten.

4.19. Uit het voorgaande volgt dat Putevi c.s. er niet op mocht vertrouwen dat de kranen CE-gecertificeerd waren. Beide aangevoerde gronden zijn derhalve ontoereikend om te oordelen dat de kranen niet aan de overeenkomst beantwoorden.

Op andere blogs:
DVAN Een machine in Nederland kopen, dus CE?

RB 1776

Verwijzen naar voorwaarden onvoldoende

RCC 13 mei 2013, dossiernr. 2013/00299 (Proefabonnementen)
MagazinesAbonnement. Aanbeveling. Het betreft de reclamefolder op de voorpagina waarvan staat: “”Fiscaal Rendement. Alles bij elkaar opgeteld het meest complete vaknieuws”. De klacht: Aangeboden worden “3 top-bladen, 3 maanden lang voor slechts € 15,-!”, maar na afloop van die 3 maanden worden ongevraagd 3 facturen gestuurd van € 100,- per stuk. Nergens staat dat men het abonnement had moeten opzeggen één maand voordat het proefabonnement zou aflopen.

Het oordeel van de voorzitter. Adverteerder laat onduidelijkheid bestaan over de situatie aan het eind van het proefabonnement. Op de achterzijde van de folder wordt, voor de algemene voorwaarden, verwezen naar adverteerders website, doch daarmee had adverteerder niet mogen volstaan, nu het abonnement automatisch nog 5 maanden blijkt door te lopen, indien men het proefabonnement niet 2 maanden vóór het einde van de abonnementsperiode, derhalve reeds binnen één maand, opzegt. Voor een dergelijk belangrijke voorwaarde kan adverteerder ook niet met succes een beroep doen op de verwijzing in de aan klager gestuurde brieven naar adverteerders website. Dit geldt temeer daar in de folder de niet onaanzienlijke abonnementsprijs van € 100,- per blad per maand ontbreekt.

 

De beslissing van de voorzitter

Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1722

Onrechtmatig handelen met de webshop internet-bikes

Ktr. Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht 18 april 2013, zaaknr. 311744 CV EXPL 12-9765 (Se tegen Tom Bikes)
Uitspraak ingezonden door Arne ten Hoeve, Ten Hoeve & Van der Horst Incasso.

Consumentenkoop. Koop op afstand. Se heeft voor zichzelf en als lasthebber van de Vereniging Consument en Recht gedagvaard, de vorderingen van de Vereniging zijn ingetrokken. Tom is een groothandel met retail inkooporganisatie, fysieke en webwinkels. Se heeft een bestelling geplaatst op 26 juni voor een driewieler via internet-bikes.com en op 7 juli de bestelling geannuleerd.  In reactie daarop werd aangekondigd dat retourneren enkel mogelijk is ná ontvangst en dat het enkel mogelijk is te ruilen. De vorderingen worden toegewezen.

Tom bikes handelt onrechtmatig ex artikel 7:46d BW door niet in de ontbinding vóór levering te berusten en slechts ruiling te bieden en niet de gedane vooruitbetaling ongedaan te maken. Ook is het onrechtmatig dat annulering, ontbinding en/of herroepen slechts binnen 7 dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden, dat in afwijking van 7:23 BW een onderzoeksplicht wordt opgelegt en dat de klachttermijn beperkt wordt en dat er in keuze uit de wet ex 7:21BW wordt ontnomen. Volledige vooruitbetaling in algemene voorwaarden is ook onredelijk bezwarend.

13. Uit hetgeen over en weer is gesteld staat naar het oordeel van de kantonrechter onbetwist vast dat TOM vóór de aan haar uitgebrachte dagvaarding de door Se ingeroepen ontbinding van de koop van de driewielerfiets niet heeft geaccepteerd, slechts een ruil heeft aangeboden in plaats van het accepteren van de retourzending van de fiets met terugbetaling van hetgeen is betaald, en dat TOM ten onrechte in haar aanbod in haar webwinkel heeft vermeld dat annulering, ontbinding en/ofherroeping van een bestelling slechts mogelijk is binnen zeven dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden. Daarnaast staat als niet dan wel onvoldoende bestreden vast dat de bedingen in de algemene voorwaarden van TOM, zoals opgenomen in artikel 8 lid 4, artikel 8 lid 4 juncto lid 6 en artikel 8 lid 7 in strijd zijn met voor consumenten dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 7:23 en 7:21 van het Burgerlijk Wetboek.
Voormelde gedragingen en het opnemen c.q. laten staan van voormelde bepalingen in haar algemene voorwaarden kunnen dan ook als zijnde in strijd met de wet worden beschouwd als onrechtmatig.

In de hoofdzaak:
I . verklaart voor recht:
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door niet in de ontbinding ex artikel 7:46d BW vóór levering te berusten;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door na ontbinding ex artikel 7:46d BW slechts ruiling te bieden en niet de gedane vooruitbetaling ongedaan te maken;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door in haar aanbod in haar webwinkel te vermelden dat annulering, ontbinding en/o f herroeping van de bestelling slechts mogelijk is binnen zeven dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 4 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat aan eiseres in afwijking van artikel 7:23 lid 1 BW een onderzoeksplicht oplegt;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 4 juncto lid 6 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat de klachttermijn van eiseres bij non-conformiteit beperkt tot minder dan de termijn die voortvloeit uit artikel 7:23 lid 1 BW;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en/ of heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 7 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat aan eiseres de keuze uit de mogelijkheden in artikel 7:21 lid 1 BW ontneemt voor zover de wet daarin voorziet;
- dat de algemene voorwaarde die eiseres volledige vooruitbetaling oplegt onredelijk bezwarend is;

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Webshophouder handelt onrechtmatig door vermelding onjuiste informatie en onjuiste algemene voorwaarden)

RB 1552

Prejudiciële vraag: toepassing EEX wanneer partij gebruik maakt van binnenlandse contractpartner?

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 24 oktober 2012, zaak C-478/12 (Maletic tegen lastminute.com gmbh en TUI Österreich GmbH) - dossier

Reclamerecht. Internationale bevoegdheid. Koop op afstand.

Vraag: Moet artikel 16, lid 1, [EEX verordening (EG)] op grond waarvan de bevoegde rechtbank die is van de woonplaats van de consument, aldus worden uitgelegd dat wanneer de andere partij (in casu een reisbureau waarvan de zetel zich in het buitenland bevindt) gebruik maakt van een contractpartner (in casu een reisorganisator waarvan de zetel zich in het binnenland bevindt), in het geval van rechtsvorderingen waarbij beide betrokken zijn artikel 16, lid 1, van deze verordening ook van toepassing is op de binnenlandse contractpartner?

Casuïstiek: Maletic c.s. boeken voor begin 2012 een vakantiereis naar Egypte via de website lastminute.com GmbH. De zetel van dit bedrijf bevindt zich in München/Duitsland, maar de reis wordt volgens mededeling op de website georganiseerd door lastminute.coms in Wenen/Oostenrijk gevestigde partner TUI Österreich GmbH. Verzoekers voldoen de reissom aan lastminute.com en krijgen bevestiging van TUI, een paar dagen voor vertrek. Op die bevestiging staat een ander hotel genoemd dan bij de boeking, namellijk Jaz Makadi Star Resort Spa (in plaats van het geboekte Jaz Makadi Golf & Spa). Overigens wordt niet onthuld of verzoekers dat toen direkt in de gaten hadden, of pas na aankomst ter plekke.

Na terugkeer dagen verzoekers beide partijen en eisen bij het gerecht binnen welk ressort zij wonen een schadevergoeding van ieder € 1208,38 + rente omdat zij pas in Egypte vernemen dat lastminute.com bij TUI het andere hotel heeft geboekt dan zij hebben gereserveerd. Om toch in het door hun gereserveerde hotel te kunnen verblijven hebben zij € 1036,- bijbetaald. Omdat alles pas na drie dagen onaangenaam verblijf rond komt vragen zij ook een bescheiden bedrag aan smartegeld (het verschil tussen € 1208 en € 1036).

Lastminute.com beroept zich op territoriale en internationale onbevoegdheid van de geadieerde Rb en ook TUI stelt dat de Rb te Bludesch territoriaal niet bevoegd is.

In eerste instantie worden verzoekers in het ongelijk gesteld voor wat betreft de bevoegdheid van de Rb in Bludesch, en oordeelt de rechter dat de twee verweerders onafhankelijk van elkaar handelen; door op te treden als reisbureau (eerste verweerster) respectievelijk als reisorganisator (tweede) is er sprake van twee overeenkomsten.

In hoger beroep stellen verzoekers nogmaals dat het door eerste verweerster aangeboden verblijf alleen via tweede verweerster geboekt kon worden en dat dit derhalve als een één geheel vormende rechtshandeling moet worden beschouwd.

De verwijzende Oostenrijkse rechter vraagt zich af of het hier om een louter binnenlandse situatie gaat en of een consument in gevallen als de onderhavige een vordering tegen beide ondernemingen kan instellen bij de rechtbank van zijn woonplaats. Hij stelt het HvJEU de bovenstaande vraag:

RB 1184

Consultatie Consumentenautoriteit

Consultatiedocument Agenda 2012-2013

De Consumentenautoriteit heeft deze week het consultatiedocument Agenda 2012 -2013 aan haar stakeholders gestuurd. Zij zijn uitgenodigd te reageren op de voorgenomen aandachtsgebieden. Maar ook u kunt reageren. Na het lezen van het consultatiedocument kunt u uw reactie mailen naar: consultatie@consumentenautoriteit.nl

Stuur uw reactie wel voor 23 november 2011.

Komende jaren stelt de Consumentenautoriteit voor zich op drie aandachtsvelden te richten:

  • misleidende en agressieve telemarketing
  • leverings- en betalingsproblemen bij webwinkels
  • intransparantie van prijzen in de reisbranche

Afgelopen voorjaar is met een groot aantal maatschappelijke partijen gesproken om te komen tot een groslijst van aandachtsgebieden. Ook de meldingen bij ConsuWijzer zijn medebepalend geweest.

Uit al die problemen waarmee consumenten worden geconfronteerd is bovenstaande selectie gemaakt. De Consumentenautoriteit meent dat deze problemen prioriteit moeten krijgen om aangepakt te worden. Komende weken kan er nog gereageerd worden op dit voorstel. Daarna zal de Consumentenautoriteit de definitieve agenda voor de komende twee jaar vaststellen. Die zal begin 2012 gepresenteerd worden.

Consultatiedocument Agenda 2012-2013

RB 805

Kamervragen: Medicijnverkoop via internet

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vind het een zorgelijke kwestie dat receptgeneesmiddelen via internet worden besteld. De WHO geeft aan dat bij verkoop via internet in meer dan 50% van de gevallen sprake is van vervalsing.

5. Wat vindt u van de werkwijze van Netpharm, die aangeeft dat ze de Nederlandse wetgeving omzeilt? Bent u bereid Netpharm aan te pakken, omdat medicijnen worden verstrekt afkomstig van buitenlandse artsen en apotheken die de patiënt zelf niet ontmoet heeft?

6. Is de werkwijze van Netpharm wettelijk toegestaan? Wordt met de op stapel staande aanpassing van de Geneesmiddelenwet het te koop aanbieden van receptgeneesmiddelen in Nederland en op Nederlandse sites strafbaar? Zo nee, bent u dan bereid de Geneesmiddelenwet aan te passen, zodat dit gat in de wet wordt gedicht?

Antwoord op vragen 5 en 6:

Ik zal de IGZ laten onderzoeken in hoeverre sprake is van strafbare handelingen door Netpharm.

In Nederland is het op grond van artikel 67 Geneesmiddelenwet verboden via internet geneesmiddelen voor te schrijven zonder dat een arts de patiënt persoonlijk ontmoet heeft, die de arts niet kent, of van wie de arts de medicatiehistorie niet beschikbaar heeft. Dit geldt ook wanneer het een buitenlandse arts betreft.

Verder dienen apothekers conform de beroepsnormen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Pharmacie op basis van dergelijke recepten geen geneesmiddelen af te leveren. Er is dan immers geen sprake van verantwoorde zorg door de apotheek. Dit geldt uiteraard ook indien het geneesmiddel wordt toegezonden uit het buitenland.

Dit staat los van het voorstel om het onbevoegd ‘te koop aanbieden’ van geneesmiddelen afzonderlijk strafbaar te stellen. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het voorstel niet behelst om het ‘te koop aanbieden’ in het algemeen te verbieden, maar uitsluitend voor onbevoegden. De IGZ kan op dit moment al optreden in het geval dat geneesmiddelen onbevoegd worden vervaardigd, in voorraad gehouden, verkocht en afgeleverd. Deze handelingen zijn al wettelijk verboden. Het staat bij degene die een geneesmiddel te koop aanbiedt echter niet op voorhand vast dat hij voornoemde verboden ook overtreedt. Daarom wordt de opsporing en de bewijslast vergemakkelijkt indien het ‘te koop aanbieden’ afzonderlijk strafbaar wordt gesteld. Hiermee krijgt de IGZ een extra instrument in handen. Dit gebeurt in het wetsvoorstel tot wijziging van de Geneesmiddelenwet (red. dossier ikregeer.nl: 32 196).

Lees volledige Antwoorden op Kamervragen hier (link) en hier (pdf)

  • 1 - 9 van 9