Uitingen PvdA over Plezierjacht in Stemwijzer niet misleidend
CvB 9 december 2015, RB 2604; Dossiernr: 2015/00791 (PvdA Plezierjacht)
Afwijzing. Artikel 10 EVRM. Uiting: I. Uit het Verkiezingsprogramma Tweede Kamerverkiezingen 2012 van de PvdA, twee passages, te weten op pagina 51: “Natuur voor iedereen: Dit gaan we doen: Er komt een nieuwe Wet Mooi Nederland, volgens de lijnen van het initiatiefwetsvoorstel dat de PvdA samen met D66 en Groenlinks heeft ingediend.” en op pagina 54: “Dierenwelzijn: Dit gaan we doen: De plezierjacht moet worden verboden.”
II. Uit de Initiatiefnota ‘Mooi Nederland’, maart 2013, pagina 4, de volgende passage: “Jacht is geen sport, maar een middel dat alleen indien nodig op professionele wijze, wordt ingezet in het kader van schadebestrijding en duurzaam populatiebeheer. De wildlijst (lijst met vrij bejaagbare soorten) wordt afgeschaft.”
III. Stemwijzers:
Stemwijzer Provinciale Statenverkiezing 2015 voor de provincie Noord-Holland: “De PvdA is voor een zorgvuldig natuurbeheer. Plezierjacht op wilde dieren hoort daar niet bij.”,
de Groene Kieswijzer: “De PvdA vindt dat de plezierjacht moet worden verboden. Enkel wanneer dieren moeten worden afgeschoten voor het behoud van het ecologisch evenwicht is het afschieten van dieren, als laatste redmiddel, een optie.” en
Verkiezingswijzers Provincie Limburg en Zuid-Holland: “De PvdA is tegen het doden van dieren voor het plezier”.
IV. Website van de PvdA betreffende het standpunt over de jacht: https://www.pvda.nl/standpunten/Duurzaamheid+en+milieu/Jacht.
Klacht: In de onderhavige uitingen stelt de PvdA zonder voorbehoud dat zij vóór het afschaffen van de plezierjacht is. Op 1 juli 2015 heeft de PvdA echter voor amendement nummer 107 bij het voorstel voor de Wet natuurbescherming gestemd waardoor de plezierjacht toegestaan blijft. Nu de PvdA zich niet aan hun beloften c.q. aanprijzingen houdt, is klager van mening dat in het geval van de plezierjacht aanprijzingen met een misleidend karakter zijn gedaan. Wat geldt voor de overheid (College van Beroep 2015/0005) geldt zeker ook voor politieke partijen. De PvdA heeft gedurende vele jaren gesteld dat de plezierjacht moet worden afgeschaft. Van onvoorziene omstandigheden is geen sprake omdat voorzienbaar was dat PvdA zou gaan regeren met de VVD en dat de VVD vóór plezierjacht is, is bekend. Door voornoemd amendement samen met VVD in te dienen, heeft de PvdA er actief voor gezorgd dat de plezierjacht gehandhaafd blijft. En het amendement van CU-kamerlid Dik-Faber waarin staat dat het doden van dieren altijd een reële noodzaak moet hebben, is door de PvdA verworpen.
Klager stelt dat de onderhavige uitingen van de PvdA aanprijzingen van een denkbeeld zijn en vallen onder het begrip reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (hierna: NRC). Deze aanprijzingen trachten burgers immers te overreden om op de PvdA te stemmen. Burgers dienen erop te kunnen vertrouwen dat politieke partijen (binnen redelijke grenzen) hun verkiezingsbeloften nakomen. Bovendien dienen de uitingen zo waarheidsgetrouw mogelijk te zijn en niet onjuist en/of onvolledig. Klager is van mening dat de PvdA, door haar denkbeelden over een verbod op de plezierjacht aan te prijzen, heeft gehandeld in strijd met de artikelen 2, 5, 7 en 8 NRC.
College van Beroep:In het principaal appel ten aanzien van uitingen sub III
1. De bestreden uitingen sub III betreffen de aan de beslissing van de Commissie gehechte prints van de StemWijzer voor de Provinciale Statenverkiezingen 2015, voor zover deze zien op de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Limburg, alsmede een print van de Groene Kieswijzer, telkens voor zover in deze uitingen het antwoord van de PvdA bij bepaalde stellingen in verband met de jacht wordt weergegeven. Het betreft de volgende toelichtingen van de StemWijzer:StemWijzer Provinciale Statenverkiezingen 2015 Noord-Holland, stelling ‘De provincie moet alle vormen van jacht op wilde dieren verbieden’: “PvdA – Eens
De PvdA is voor een zorgvuldig natuurbeheer. Plezierjacht op wilde dieren hoort daar niet bij.”
StemWijzer Provinciale Statenverkiezingen 2015 Zuid-Holland, stelling ‘De plezierjacht moet mogelijk zijn in Zuid-Holland’: “PvdA – Oneens
De PvdA is tegen het doden van dieren voor het plezier.”
StemWijzer Provinciale Statenverkiezingen 2015 Limburg, stelling ‘Limburg moet de jacht op wilde dieren verbieden.’: PvdA – Eens
De PvdA vindt dat respect voor dieren hoort in een fatsoenlijke samenleving. De PvdA vindt daarom dat plezierjacht op dieren verboden moet worden.”
Bij de Groene Kieswijzer gaat het om de volgende tekst bij het antwoord “eens” van de PvdA ten aanzien van de stelling ‘De plezierjacht op dieren moet in Nederland worden verboden’: “De PvdA vindt dat de plezierjacht moet worden verboden. Enkel wanneer dieren moeten worden afgeschoten voor het behoud van het ecologisch evenwicht is het afschieten van dieren, als laatste redmiddel een optie.”
2. De Commissie heeft geoordeeld dat de StemWijzer en de Groene Kieswijzer ieder voor zich bepalen of en zo ja op welke wijze een zienswijze van een politieke partij zichtbaar wordt gemaakt en van invloed is op de uitkomst van een StemWijzer. Om die reden heeft de Commissie zich niet bevoegd geacht over de uitingen sub III te oordelen. Dier&Recht bestrijdt dit oordeel van de Commissie en stelt dat de PvdA de inhoud van de StemWijzers en Groene Kieswijzer kon beïnvloeden. Dier&Recht heeft deze stelling onderbouwd door een e-mail d.d. 13 oktober 2015 van ProDemos over te leggen, de beheerder van de StemWijzer. Uit deze e-mail blijkt dat politieke partijen zelf de toelichtingen op standpunten bij een stelling verwoorden, zoals die in de StemWijzer wordt weergegeven. Dit is ook in overeenstemming met de werkwijze zoals die op de website van ProDemos wordt toegelicht, hetgeen eveneens blijkt uit de door Dier&Recht overgelegde stukken.
3. Het oordeel van de Commissie dat de StemWijzers ieder voor zich bepalen of en zo ja op welke wijze een zienswijze van een politieke partij zichtbaar wordt gemaakt en van invloed is op de uitkomst van een StemWijzer, sluit niet uit dat de Commissie zich bewust is geweest van het feit dat de PvdA teksten over de jacht heeft aangeleverd die (vrijwel) ongewijzigd als toelichting bij de stellingen over deze kwestie werden getoond. Indien de Commissie dit wist, kon zij echter niet met hiervoor weergegeven oordeel volstaan en had zij nader dienen te onderzoeken of in het kader van de StemWijzer en de Groene Kieswijzer sprake is geweest van aanprijzing van denkbeelden ten behoeve van de PvdA. Ook denkbeelden kunnen immers door een derde ten behoeve van een adverteerder worden aangeprezen. Dat de StemWijzer en de Groene Kieswijzer gerechtigd zijn bepaalde selecties toe te passen, heeft blijkbaar niet ertoe geleid dat de door de PvdA aangeleverde teksten niet werden getoond of wezenlijk zijn gewijzigd.
4. Uit het feit dat de PvdA teksten heeft aangeleverd die vervolgens in de StemWijzers en in de Groene Kieswijzer zijn opgenomen, volgt dat zij in staat is geweest de mededelingen die daarin namens haar worden gedaan in belangrijke mate te beïnvloeden. Niet kan worden gezegd echter dat de StemWijzers en de Groene Kieswijzer reeds daarom aanprijzingen van denkbeelden van de PvdA over de jacht bevatten. In het kader van de StemWijzer en de Groene Kieswijzer dienen de door de PvdA aangeleverde teksten te worden aangemerkt als een weergave van het standpunt van de PvdA. Dit dient te worden onderscheiden van het aanprijzen van een denkbeeld. Van het aanprijzen van een denkbeeld is geen sprake, nu de door de PvdA aangeleverde teksten zijn beperkt tot een zakelijke weergave van het standpunt van de PvdA over de jacht, toegespitst op een stelling van de StemWijzer of Groene Kieswijzer over dit onderwerp. Deze teksten kunnen om die reden en in dat specifieke kader niet als reclame in de zin van artikel 1 NRC worden aangemerkt.
5. De grieven kunnen blijkens het voorgaande niet tot het oordeel leiden dat de door de StemWijzer en de Kieswijzer gepubliceerde teksten van de PvdA als reclame in de zin van artikel 1 NRC dienen te worden aangemerkt. Het College onderschrijft dus het oordeel van de Commissie, evenwel met enige wijziging van gronden.
In het incidenteel appel ten aanzien van uiting IV (webpagina)
6. De grieven in het incidenteel appel komen, kort samengevat, neer op de stelling dat de Commissie niet bevoegd was te oordelen over de bestreden webpagina, omdat deze volgens PvdA geen reclame-uiting betreft. Indien deze stelling juist is, komt het College niet toe aan de vraag of de Commissie op inhoudelijk juiste gronden de klacht tegen de website heeft afgewezen, zoals in het principaal appel aan de orde is. Om die reden zal het College in de eerste plaats de incidentele grieven beoordelen en, afhankelijk van de uitkomst daarvan, eventueel het principaal appel ten aanzien van uiting IV.
7. Deze uiting betreft een webpagina die men, naar niet in geschil is, ziet nadat men op de homepage van de website van de PvdA op de link ‘standpunten’ klikt en, op de pagina die vervolgens opent, klikt op de link ‘Jacht”. In uiting IV staat, voor zover hier relevant, de volgende tekst waartegen Dier&Recht in het bijzonder bezwaar maakt: “De PvdA is geen voorstander van jacht. Tenzij het de enig overgebleven oplossing is om bijvoorbeeld problemen van overlast op te lossen. Maar ook dan alleen onder strikte voorwaarden. Eerst moeten alle andere maatregelen uit de kast zijn gehaald om die overlast door dieren tegen te gaan en schade te bestrijden. Door te zorgen voor minder voedselaanbod, ruimere natuurgebieden en in te zetten op alternatieve methoden is al veel te winnen.”
8. Voor het element aanprijzing speelt blijkens de toelichting bij artikel 1 NRC de totale uiting een rol. Dit betekent dat bij de beoordeling of sprake is van een aanprijzing een bepaalde webpagina niet kan worden geabstraheerd van de verdere inhoud van de website, maar dient te worden bezien in het kader van het grotere geheel, derhalve in dit geval inclusief de homepage. Deze homepage bevat de oproep om lid te worden van de PvdA in het kader van de gedachten “samen bereiken we veel meer dan ieder voor zich” respectievelijk “Iedere bijdrage telt!”, “De strijd gaat door” en de oproep zich samen met de PvdA in te zetten voor “een eerlijke verdeling van arbeid en zorg” en “Voor een zeker en goed contract.” Daarbij wordt ook melding gemaakt van het feit dat de PvdA zendtijd ter beschikking heeft gesteld aan een collectief van kunstenaars. De homepage heeft naar het oordeel van het College aldus onmiskenbaar een wervend karakter voor de PvdA in het algemeen en van het lidmaatschap van die partij in het bijzonder, alsmede van het denkbeeld deze partij te steunen voor een eerlijke verdeling van arbeid en zorg, respectievelijk voor een zeker en goed contract, voor en goed jeugdloon, en voor zendtijd voor kunstenaars. De homepage dient om die reden als reclame te worden aangemerkt. Dit oordeel brengt mee dat uiting IV dient te worden beschouwd als onderdeel van een reclame-uiting van de PvdA. Het feit dat uiting IV zelf geen aanprijzing van een denkbeeld bevat maar is beperkt tot een zakelijke weergave van de politieke visie van de PvdA over de jacht, doet daaraan niet af. Uiting IV kan immers niet los worden gezien van de verdere inhoud van de website, inclusief de aanprijzingen op de homepage. Het College onderschrijft om die reden het oordeel van de Commissie dat uiting sub IV een reclame-uiting is. De grieven in het incidentele appel falen derhalve.
In het principaal appel ten aanzien van uiting IV
9. Zoals reeds onder 8 is vermeld, is in uiting IV geen sprake is van een afzonderlijke aanprijzing van een denkbeeld over de jacht, maar van een tekst die dient te worden gezien als onderdeel van een algemene reclame-uiting voor de PvdA. In uiting IV wordt de visie van de PvdA over de jacht zakelijk samengevat in het kader van alle “standpunten” die op haar website staan vermeld. Hierbij wordt niet verwezen naar eerdere standpunten van de PvdA of naar reeds bereikte doelen.
10. Het feit dat bedoelde tekst over de jacht onderdeel is van een algemene reclame-uiting van de PvdA en om die reden valt onder de definitie van reclame in de zin van artikel 1 NRC, brengt mee dat deze tekst in beginsel aan de Nederlandse Reclame Code kan worden getoetst. Bij de beoordeling van politieke uitingen dient echter de nodige terughoudendheid te worden betracht (vgl. EHRM 13 juli 2012, NJ 2014, 39). Dit volgt uit het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting zoals onder meer verwoord in artikel 10 lid 1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Dit grondrecht brengt mee dat politieke partijen aan de kiezer duidelijk moeten kunnen maken waar zij voor staan en welke doelen zij nastreven. Het College oordeelt dat het binnen de strikte kaders van artikel 10 lid 2 EVRM weliswaar niet is uitgesloten dat beperkingen worden gesteld aan de vrijheid van meningsuiting, maar dit kan niet tot gevolg hebben dat een politieke partij niet meer in staat is haar inhoudelijke visie over een onderwerp aan de kiezer duidelijk te maken. De PvdA dient derhalve in staat te zijn haar visie over de jacht en andere onderwerpen op de eigen website te vermelden, ongeacht de vraag in hoeverre zij in het kader van politieke processen in staat is geweest deze standpunten in beleid en in wetgeving te doen regelen. Een andersluidend oordeel zou het in feite voor de PvdA vrijwel onmogelijk maken standpunten op de eigen website te noemen, reeds omdat, zoals de Commissie terecht heeft geoordeeld, in het huidige Nederlandse politieke bestel niet één enkele partij het beleid zelfstandig kan bepalen. In plaats daarvan dienen in het kader van het politieke proces compromissen te worden gesloten die kunnen meebrengen dat afbreuk dient te worden gedaan aan eigen standpunten. Indien, zoals Dier&Recht stelt maar de PvdA betwist, de PvdA in het kader van het wetgevingsproces zou zijn afgeweken van het standpunt over de jacht zoals dat op haar website staat, brengt dat daarom niet mee dat de uiting om die reden in strijd met de Nederlandse Reclame Code is. Dit oordeel impliceert dat de Commissie terecht de inleidende klacht heeft afgewezen.
11. Ook de grieven in het principaal appel met betrekking tot uiting IV treffen geen doel. Om die reden wordt beslist als volgt.
Het College bekrachtigt de beslissing van de Commissie, zowel in het principaal als in het incidenteel appel, met enige wijziging van gronden. De klacht wordt afgewezen.