RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Auto/motorvoertuigen  

RB 1421

Rijklaar maken, auto uitnodiging tot aankoop

CVB 11 mei 2012, dossiernr: 2012/00088 (Kia Picanto)

Integrale publicatie: rijklaar maken, leverbaar vanaf, uitnodiging tot aan­koop.

: Het betreft een televisiecommercial en een reclame op de website www.kia.nl waarin de Kia Picanto wordt aangeprezen. In de televisiecommercial wordt onder meer gezegd en verschijnt als tekst in beeld: “Vanaf € 7.995,-“. In de uiting op de website staat onder meer: “Leverbaar v.a. € 7.995,-“. De bij de klacht overgelegde prints van de uiting op de website zijn in kopie aan deze uitspraak gehecht.

De klacht
Voor de in de uitingen genoemde vanaf-prijs kan de Kia Picanto niet worden gekocht. Er komen altijd kosten voor het rijklaar maken etc. bij ter hoogte van circa € 700. Deze kosten worden niet in de uitingen vermeld.

Het verweer
In de autobranche is het zeer gebruikelijk om aanbiedingen te doen op basis van een vanafprijs zonder de kosten van rijklaar maken te vermelden. De consument is hiervan op de hoogte. Afwijking van dit stramien zou voor verwarring onder consumenten zorgen. Nu wordt vermeld dat het om een vanafprijs gaat, is duidelijk dat geen sprake is van een “rijklaar” tarief.

Het oordeel van de Commissie
In de onderhavige uitingen wordt een Kia Picanto aangeboden “vanaf € 7.995,-”. Vast is komen te staan dat de genoemde prijs exclusief de kosten rijklaar maken en andere (aflever-) kosten is. In de bestreden uitingen wordt van het bestaan van deze bijkomende kosten geen enkele melding gemaakt. Uit de enkele aanduiding “vanaf” blijkt niet dat dit betrekking heeft op bijkomende afleverkosten waarop de consument geen invloed kan uitoefenen, en niet op bijvoorbeeld meerkosten die verband houden met de door de consument te kiezen uitvoering van de auto.


Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de Commissie sprake van onduidelijke informatie ten aanzien van de prijs zoals bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Tevens heeft adverteerder niet voldaan aan de verplichting om essentiële informatie met betrekking tot de prijs te verstrekken als bedoeld in artikel 8.4 aanhef en onder c NRC. Tot deze verplichting dient te worden gerekend het noemen van de volledige (vanaf)prijs van de desbetreffende auto met de bijkomende, niet te vermijden kosten die in ieder geval aan de klant in rekening gebracht zullen worden. Indien deze kosten niet reeds in de genoemde prijs zijn verdisconteerd, dienen zij duidelijk uit de uiting te blijken. Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen (niet is weersproken dat de bijkomende kosten bedragen circa € 700 bedragen), zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Dat de door adverteerder gehanteerde wijze van reclamemaken gebruikelijk is in de autobranche leidt - wat er zij van de juistheid van deze stelling van adverteerder - niet tot een ander oordeel.

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 27 februari 2012
De Commissie acht de bestreden uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.
Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het College van Beroep:
De grieven


Het College vat deze als volgt samen.

De beslissing kan geen stand houden voor zover de Commissie heeft geoordeeld dat Kia op haar website geen mededeling doet over het bestaan van bijkomende kosten. Op de homepage van deze website is onder het kopje “Rij belastingvrij” een link opgenomen naar de prijs- en specificatielijst. Ook kan bovenaan de pagina geklikt worden op de tab “Prijzen en specificaties”, waarna de bezoeker terechtkomt op een webpagina waarop opnieuw op verschillende plaatsen een link staat naar genoemde prijs- en specificatielijst. Deze lijst is een PDF-bestand dat bezoekers kun­nen downloaden en printen. Uit dit bestand blijkt duidelijk dat en welke bijko­men­de kosten er zijn. Aldus verschaft Kia op haar website op duidelijke wijze vol­doende essentiële informatie teneinde de consument in staat te stellen een geïn­for­meerde aankoopbeslissing te doen. De gemiddelde consument die op zoek is naar een nieuwe auto zal zich goed willen laten voorlichten door de dealer en ook zelf op zoek gaan naar relevante informatie over de auto die hij van plan is te kopen. De meest aangewezen weg daartoe is de website van Kia. Deze consument zal de prijs- en specificatiepagina niet over het hoofd zien. Ingevolge HvJ EG 12 mei 2011, IER 2011/49 (Konsumentombudsman/Ving) is het toegestaan in reclame-uitingen gebruik te maken van vanafprijzen, ook indien het een uitnodiging tot aankoop betreft.

Het antwoord in appel
De grieven zijn gemotiveerd weersproken.

De mondelinge behandeling
Kia deelt ter vergadering mee dat het beroep ook betrekking heeft op het oordeel van de Commissie met betrekking tot de bestreden televisiecommercial. Kia stelt dat de wijze waarop zij reclame maakt niet afwijkt van de wijze van adverteren door andere automerken. Ook andere autofabrikanten noemen in televisiecommercials vanafprijzen zonder daarin de vaste niet-vermijdbare bijkomende kosten te op te ne­men. Dit is een gangbare wijze van communiceren in de markt. Voor de gemid­delde consu­ment is duidelijk dat de vanafprijs ziet op de prijs van de auto als zo­da­nig en dat daarbij nog diverse extra kosten komen, waaronder de algemene en gebruike­lijke kosten voor rijklaar maken.

Het oordeel van het College
1. Anders dan uit het beroepschrift lijkt te volgen, heeft het beroep, zoals Kia ter ver­ga­dering heeft meegedeeld, ook betrekking op de be­slis­sing van de Commissie ten aanzien van de te­levisiecommercial. In verband daarmee heeft Kia voorafgaand aan de ver­gadering enkele televisiecommercials aan het College toe­gezonden, die door het secretariaat aan geïnti­meerde zijn doorgezonden en waarop geïntimeerde inhoudelijk heeft gerea­geerd. Het College zal op grond van het voorgaande ook ingaan op het oordeel van de Commissie ten aanzien van de televisie­commercial en op hetgeen Kia daar­tegen in beroep aanvoert.

2. Vooropgesteld wordt dat zowel de bestreden televisiecommercial als de website dienen te worden aange­merkt als een uitnodiging tot aankoop als bedoeld in artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Ingevolge het bepaalde onder c van dit ar­ti­kel dient bij een uitnodiging tot aankoop de volgende essentiële informatie verstrekt te worden: “de prijs, inclusief belastingen, of, als het om een soort product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leve­rings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden bere­kend, het feit dat er eventueel deze extra kosten moeten worden betaald”. In deze bepaling is artikel 7 lid 4 van Richtlijn 2005/29/EG geïmplementeerd, welk artikel in het kader van misleidende omissies be­paalt dat (onder meer) de hierboven bedoel­de in­formatie es­sen­tieel is voor zover deze niet reeds uit de context blijkt. Het Col­lege begrijpt op grond van het voorgaande, mede gelet op de “Leidraad voor de tenuit­voer­legging/toepassing van Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke han­dels­prak­tijken” van de Europese Commissie, dat bij de uitnodiging tot aankoop spra­ke dient te zijn van een “totale prijs”, dat wil zeggen een prijs waarin alle kos­ten zijn inbegrepen voor zover die (1) vooraf kunnen worden be­paald, (2) niet-ver­mijd­baar zijn en (3) niet uit de context van de uiting blijken. Indien niet aan deze eisen is vol­daan, dient te worden beoordeeld of de gemiddelde consument daardoor ertoe wordt gebracht of kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij niet zou hebben genomen indien hij de totaalprijs zou hebben gekend.

3. Vaststaat dat de in de bestreden uitin­gen genoemde prijzen telkens exclusief kos­ten rijklaar maken en diverse andere kosten zijn. Het betreft hier, naar het College be­grijpt, in ieder geval voor een groot deel (ongeveer € 700,--) kosten waarop de con­sument geen invloed kan uitoefenen en die altijd verschuldigd zijn, derhalve vaste en onvermijdbare kosten. Kia heeft ter ver­gadering toe­gelicht hoe deze kosten zijn samengesteld. Daarbij is het College gebleken dat Kia deze kosten voor een deel per model naar eigen inzicht op een standaard­bedrag vast­stelt (zoals kosten rijklaar maken en afleverpakket), terwijl daarnaast kennelijk sprake is van kostenelementen die ver­band houden met overheidsregelin­gen (legeskosten en verwijderingsbijdra­ge). Nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken, gaat het College ervan uit dat van al deze kosten de hoogte be­kend is op het moment dat de reclame-uiting wordt ge­publiceerd. Op grond van hetgeen onder 5.2 is ver­meld, had Kia derhalve deze kos­ten in de prijs dienen op te nemen, hetgeen zij niet heeft gedaan.

4. Dat bijkomende kosten ver­schuldigd zijn, blijkt niet uit de televisiecommer­cial. Ten aan­zien van de bestreden internetuiting ligt dit in zoverre anders dat via klik­ken op hyperlinks uitein­de­lijk valt te achterhalen dat die kosten verschul­digd zijn en hoe hoog zij zijn, maar het College is van oordeel dat in het onderhavige geval niet kan worden gezegd dat de informatie over de verplichte bijkomende vaste kos­ten vol­doende uit de context van de uiting blijkt. Het feit dat sprake is van een van­af­prijs leidt niet tot een ander oordeel. Terecht heeft de Com­missie geoordeeld dat de en­kele aanduiding “vanaf” niet kan worden opgevat als een verwijzing naar de bij­ko­men­de kosten waarop de con­sument geen invloed kan uitoefenen. In plaats daar­van is evident sprake van een aanduiding die verwijst naar de goed­koopste uit­voe­ring van het desbetreffende aangeprezen model, los van de bijkomende kosten bij de aankoop van dit model.

5. Het College onderschrijft het oordeel van de Commissie dat, doordat in de uitingen geen “totale prijzen” staan, de gemiddeld geïnfor­meerde, omzichtige en oplettende con­su­ment ertoe wordt gebracht of kan wor­den gebracht een besluit over een trans­ac­tie te nemen dat hij niet zou hebben ge­nomen indien wel sprake zou zijn geweest van dergelijke prijzen. De vaste en onvermijdbare bijkomende kosten zijn immers aanzienlijk en leiden daar­door tot een belangrijk hoger aankoopbedrag dan de in de uitingen ge­noemde ver­koopprijs. Niet kan wor­den uitgesloten dat bedoelde con­sument, die wellicht op de hoogte is van het feit dat bij de aankoop van een nieu­we auto be­paalde stan­daard kosten verschuldigd zijn, maar niet tevens geacht kan worden te weten dat deze vaste en onvermijdbare kosten voor de aangeprezen auto minimaal ongeveer € 700,-- bedragen, voor een ander model of goedkopere uitvoering zou hebben ge­kozen indien hij vooraf die kos­ten had gekend. Op grond van het voorgaande is sprake van een omissie als be­doeld in artikel 8.3 aanhef en on­der c NRC in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder c NRC. Het College acht de uitingen daardoor oneerlijk in de zin van ar­tikel 7 NRC en zal het oordeel van de Commissie bekrachtigen, met enige wijziging van gronden.

6. Naar aanleiding van het uitdrukkelijke beroep door Kia op het feit dat, naar zij vol­doende aannemelijk heeft gemaakt, andere auto­fabrikanten in vergelijkbare uitingen op televisie en op internet eveneens geen “totale prijzen” noemen waarin de vaste en onvermijdbare kosten zijn begrepen, overweegt het College dat blijk­baar spra­ke is van de situa­tie dat binnen de desbetreffende bran­che een on­juis­te opvat­ting bestaat omtrent de verplichtingen die bij de hier genoem­de uitin­gen gelden indien sprake is van een uitnodiging tot aan­koop. Dit kan op grond van het voorgaande niet tot het oordeel leiden dat sprake is van een toelaat­bare handelspraktijk en evenmin afdoen aan het feit dat Kia dient te worden aanbe­volen om niet meer op een dergelijke wijze re­clame te ma­ken.

7. Het Col­le­ge gaat overi­gens ervan uit dat de branche ken­nis neemt van deze uit­spraak en zijn re­clame-uitingen op televisie en op internet vervolgens zal aanpas­sen. Gelet hierop en ten­einde Kia niet onnodig in een ongunstige­re positie te bren­gen dan andere auto­mo­bielfabrikanten, zal het College een termijn bepalen waar­binnen Kia de aanbeveling dient op te volgen, waarbij een termijn van negen maanden het Col­lege redelijk voor­komt. Het College zal vaststellen dat de aan­­beveling bin­nen deze termijn moet zijn opgevolgd.

8. Der­halve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van beroep

Het College:

Bevestigt de beslissing van de Commissie dat de bestreden uiting in strijd is met het bepaalde in artikel 7 NRC, met wijziging van gronden. Het College beveelt Kia aan om uiter­lijk negen maanden na de datum van deze beslissing niet meer op een derge­lij­ke wijze reclame te maken.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.4 onder c.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (Autobranche opgelet: vanafprijs moet inclusief kosten rijklaar maken!)

RB 1387

Zondag 12 cent korting

Vz (toewijzing) RCC 17 april 2012, dossiernr. 2012/00238 (zondag 12 ct. korting op benzines)

Het betreft het bij Pompstation de Haan, aan de Huizingalaan te Eindhoven staande reclamebord met de tekst: “A.s. zondag: 12 cent Korting op benzines”. De korting blijkt echter slechts 3 ct per liter, maar 12 cent ten opzichte van de adviesprijs.

De Voorzitter oordeelt dat uit de tekst de indruk volgt dat de benzine 12 ct goedkoper is dan op andere dagen, echter dat is niet het geval.

Uit de gewraakte tekst krijgt men de indruk dat de benzine de komende zondag 12 cent goedkoper is dan op ander dagen. Dat blijkt niet het geval te zijn. De korting ten opzichte van de op andere dagen geldende benzineprijs is maar 3 cent. De genoemde korting van 12 cent is de korting die geldt ten opzichte van de adviesprijs.

Blijkens het hiervoor overwogene is in de uiting onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1366

Prijs van een update

Vz (afwijzing) RCC 22 maart 2012, dossiernr. 2012/00136 (TomTom Map Update Service)

De uiting betreft een aanbod om een kaart te updaten in je TomTom navigatiesysteem voor £ 33,75. Dit blijkt echter £ 56,21 te zijn.

Nu de genoemde prijs in de reclame-uiting uitsluitend geldt als men reeds in het bezit is van de plattegrond van het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Deze voorwaarde acht de voorzitter voldoende duidelijk en daarom moest de klager meer betalen voor de bewuste map, omdat hij (slechts) in het bezit was van de plattegrond van West en Centraal Europa. De klacht wordt afgewezen.

RB 1363

Schonere wereld

RCC 28 maart 2012, dossiernr. 2012/00124 (Toyato Prius schonere wereld)

In de auto wordt de Toyota Prius aangeprezen met de woorden: minder brandstof en [rijders] dragen zo bij aan een schonere wereld". De voorzitter besluit dat de uiting voldoent aan de eisen van de Milieu Reclame Code. De klager maakt bezwaar tegen de terzijdelegging van de klacht onder verwijzing naar dossier 2011/00244, RB 857: het is algemeen bekend dat motorvoertuigen het milieu niet schoner maken.

De commissie vernietigt de beslissing van de voorzitter vanwege strijd met artikel 3 CvP:

In artikel 3 CvP is onder meer bepaald:
“In reclame-uitingen dient het gebruik van termen waarmee de auto wordt aangeprezen als een milieuvriendelijk product te worden vermeden”.

Doordat in de bestreden uiting met betrekking tot “Prius rijders” wordt gesteld: “Al drie miljoen Prius rijders verbruiken minder brandstof en dragen zo bij aan een schonere wereld” wordt de Toyota Prius naar het oordeel van de Commissie aangeprezen als een milieuvriendelijk product. Derhalve is de uiting in strijd met artikel 3 CvP.

Het verweer dat de Toyota Prius Wagon Full Hybrid minder milieubelastend is dan auto’s in dezelfde grootteklasse doet niet aan bovenstaand oordeel af.

RB 1357

Om een onderzoek af te ronden

RCC 16 maart 2012, dossiernr. 2011/01026 (Yellowbrick tot 20% lagere parkeerkosten)

De mededeling “Tot 20% lagere parkeerkosten op straat” [klik afbeelding voor vergroting] doet vermoeden dat men via Yellowbrick goedkoper uit is. Met Yellowbrick is men echter per definitie duurder uit, omdat men altijd de werkelijke parkeerkosten op straat vermeerderd met transactiekosten betaalt.

Nadat de adverteerder meerdere malen om uitstel heeft gevraagd om een onderzoek onder respondenten af te ronden is de uitslag bekend, echter het onderzoek waaruit de juistheid hiervan volgt, wordt niet overlegd.

De commissie kan de resultaten van dit onderzoek dus niet staven en acht de uiting misleidend en daardoor oneerlijk.

De uitslag van het onderzoek onder klanten luidt als volgt. De 251 tot nu toe onderzochte transacties (parkeeracties) leverden een gemiddelde besparing op van 21,76%.

Er loopt nog een onderzoek via Intomart onder niet-klanten. Dit veldwerk is inmiddels gestart en de uitslag daarvan wordt medio februari verwacht. 

Nadat adverteerder een aantal malen uitstel heeft gevraagd en verkregen om een onderzoek onder 500 respondenten af te ronden, heeft adverteerder ruim drie maanden na het indienen van de klacht verwezen naar de uitslag van een onderzoek betreffende  251 transacties (parkeeracties). Volgens adverteerder blijkt uit dit onderzoek dat er sprake is van een gemiddelde besparing van 21,76%. Het onderzoek zelf heeft adverteerder niet aan de Commissie overgelegd, zodat de Commissie niet kan  vaststellen wat de uitgangspunten van het onderzoek zijn en of de resultaten van het onderzoek voldoende grondslag bieden voor de daaraan door adverteerder verbonden conclusie.  

Naar het oordeel van de Commissie is adverteerder er met bovenstaande reactie niet in geslaagd om aan te tonen dat de mededeling “Tot 20% lagere parkeerkosten op straat” in elk geval ten tijde van publicatie daarvan, juist was.

RB 1336

Geen uitstoot tijdens het rijden

RCC 23 februari 2012, dossiernr. 2012/00051 (Geen uitstoot tijdens het rijden)

Ten onrechte - zo meent klager - wordt in de uiting (YouTube) gesuggereerd dat elektrische auto’s geen uitstoot hebben. De -uit het stopcontact afkomstige- stroom voor het elektrische voertuig wordt opgewekt door kolen- en gascentrales “die uitstoot hebben”. De commissie acht het voldoende duidelijk dat de adverteerder in de uiting op het oog heeft dat er op het moment van het gebruiken van de Renault ZE geen uitstoot optreedt. De vermelding "geen uitstoot tijdens het rijden" zou iets duidelijker in beeld kunnen, maar dit leidt niet tot een ander oordeel. De klacht wordt afgewezen.

Nadat eerst de aandacht is gevestigd op het gebruik van diverse elektrische apparaten en de daarmee gepaard gaande uitstoot, wordt erop gewezen dat er bij de Renault ZE geen sprake is van uitstoot. Daarbij acht de Commissie het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat adverteerder hier het oog heeft op het moment van gebruiken van de Renault ZE. Dit volgt uit de vergelijking met andere elektrische apparaten, bij het gebruik waarvan wel uitstoot optreedt en uit de vermelding in beeld: “Geen uitstoot tijdens het rijden”.
Deze laatste vermelding zou naar het oordeel van de Commissie iets duidelijker in beeld kunnen worden gebracht, maar dat leidt niet tot een ander oordeel.
In de uiting ligt niet de suggestie besloten dat de productie van de voor het elektrische voertuig benodigde stroom geen uitstoot van CO2 mee zou brengen.

RB 1314

Eenmalig per bericht

RCC 13 februari 2012, dossiernr. 2011/01184 (Cartracks)

In beide uitingen is te lezen: “Eenmalig € 1,50 per bericht” en “Maximaal 3 berichten. € 1,50 per bericht”. In de uiting op internet staat bovendien: “DIT IS GEEN ABONNEMENT” en “Dit is GEEN abonnementsdienst” en in de televisiereclame: “Eenmalige dienst”.

Klager meent dat met deze aanduiding de dienst eenmalig €1,50 kost, maar bij drie berichten kost deze €4,50. Verweer: als er minder informatie beschikbaar is over een auto worden minder dan 3 berichten verzonden.

Naar het oordeel van de Commissie blijkt aldus uit elk van de uitingen in haar geheel voldoende duidelijk dat de aangeboden sms-dienst inhoudt dat men maximaal 3 berichten kan ontvangen, waarbij één bericht € 1,50 kost. De klacht wordt afgewezen.

RB 1302

Auto = geen parkeerplaats

Vz RCC 3 februari 2012, dossiernr. 2012/00092 (SunCamp Reis niet "met auto")

Het betreft de website www.suncamp.nl voor zover het betreft de accommodaties van Camping Sikia en de mededeling: “Inbegrepen in de prijs Auto”. Bij navraag bleek echter dat men gratis een auto mag parkeren bij de accommodatie.

Voorzitter: Niet in geschil is dat op de onderhavige website ten onrechte staat dat een auto in de prijs is inbegrepen. Aldus is geen juiste informatie verstrekt over de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), te weten over hetgeen bij de te boeken accommodatie is inbegrepen.

RB 1270

Schonere brandstoffen

Vz RCC 22 december 2011, dossiernr. 2011/01233 (Tank en Autowascentrum - ZWART Milieuvriendelijke/schonere brandstoffen)

Op de website www.bpzwart.nl staat de volgende mededeling: “Na de verhuizing in 2000 naar de locatie aan de Ookmeerweg zijn we gaan samenwerken met BP en kunt u sindsdien bij ons terecht voor benzine, diesel, lpg en de milieuvriendelijke en schonere ultimate brandstoffen.”
 
Klager stelt dat de aanduiding “milieuvriendelijke en schonere” voor brandstoffen in strijd met de Milieu reclame Code (MRC) is. Voorzitter wijst de klacht toe op basis van artikel 2 MRC:

Niet in geschil is dat de aanduiding “milieuvriendelijke en schonere” voor brandstoffen in strijd met de MRC is. Meer in het bijzonder acht de voorzitter deze aanduiding in strijd met artikel 2 MRC.
 
De voorzitter neemt nota van het feit dat adverteerder de fout heeft erkend en gecorrigeerd. Dit kan evenwel niet tot een andere beslissing leiden nu klager de klacht heeft gehandhaafd. Tot slot doen zich geen feiten of omstandigheden voor die aanleiding zou kunnen geven voor een “openbare aanbeveling”, zoals klager verzoekt. Derhalve wordt beslist als volgt.

RB 1255

PK aanduiding op facebook

Vz RCC 8 december 2011, dossiernr. 2011/01025 (PK Pk op facebook)

Het betreft een advertentie op www.facebook.com/importwereld, waarin adverteerder diver-se auto’s te koop aanbiedt waarbij het motorvermogen uitsluitend in “pk” wordt vermeld.

Vooropgesteld wordt dat de Code voor personenauto’s alleen op nieuwe auto’s van toe­pas­sing is. Dat brengt mee dat de onderhavige klacht, die betrekking heeft op een adver­tentie voor tweedehands auto’s, ten onrechte op deze code is gebaseerd. Dat brengt echter niet mee dat geen enkel belang zou toekomen aan de door klager ingeroepen bepaling. Deze bepa­ling is immers gebaseerd op Europeesrechtelijke regelingen die ook voor reclame-uitingen voor gebruikte auto’s gelden en die in de Nederlandse wet zijn opgenomen, waaron­der de Metrologiewet. Ingevolge artikel 2 van deze wet zijn voor grootheden meeteenheden vast­gesteld en is het op grond van artikel 22 van die wet verboden een grooteenheid uit te druk­ken in een andere meeteenheid dan de meeteenheid die krachtens artikel 2 van de wet is vastgesteld. De krachtens de Metrologiewet vastgestelde (afgeleide) meeteenheid voor vermogen is de Watt, zoals bepaald in artikel 5  lid 2 van het Meeteenhedenbesluit 2006. Derhalve is een adverteerder op grond van de wet verplicht óók in een reclame-uiting voor tweedehands auto’s het motorvermogen (mede) in Watt uit te drukken.