RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Energie  

RB 2502

Kosten bij windenergie groter dan alleen energiekosten productie

RCC 6 augustus 2015, RB 2501, dossiernr. 2015/00585 (Kosten bij windenergie groter dan alleen energiekosten productie)
Gedeeltelijke aanbeveling. Belegging windenergie. De uiting: Het betreft een uiting in een op 30 april 2015 aan klager per e-mail gezonden “Nieuwsbrief speciale editie” met als “Subject”: Duurzaamnieuws special: veilig beleggen in windenergie 16”, afkomstig/“From”: “Duurzaamnieuws.nl”. De uiting heeft als titel: “Windenergie als veilige beleggingsoptie”. De klacht: De titel: “Windenergie als veilige beleggingsoptie” is misleidend, omdat een belegging in windenergie wel degelijk risicovol is. Ook de onderbouwing ‘Bij windenergie werkt dat juist andersom: een windmolen levert de energie die nodig was voor haar productie en plaatsing in minder dan 6 maanden terug’ is feitelijk onjuist, omdat de kosten veel groter zijn dan alleen de energiekosten voor de productie.

Het oordeel van de Commissie:
1. Naar het oordeel van de Commissie betreft de bestreden uiting niet een zuiver redactioneel artikel in een nieuwsbrief, maar houdt deze tevens een systematische directe aanprijzing in van de mogelijkheid om als (aanvullende) pensioenvoorziening te investeren in windenergie, meer in het bijzonder in het windpark Nobelwind. In dit park -zo blijkt uit de uiting- kan de geadresseerde van de nieuwsbrief participeren, en wel via Meewind. In de uiting wordt de lezer aangemoedigd om te participeren in Nobelwind; gesteld wordt: “Wilt u ook mee participeren in een toekomstbestendige energievoorziening met een financieel aantrekkelijk rendement? Informeer u dan op de website van Meewind. Vraag hier direct een informatiepakket aan:
• Per e-mail
• Per post
Bent u al deelnemer aan een fonds van Meewind en wilt u bijstorten? Kijk dan hier.” Onderaan de uiting wordt men geattendeerd op drie gratis toegankelijke informatiebijeenkomsten en wordt de mogelijkheid geboden zich daarvoor op te geven: “Meld u hier aan voor een van de bijeenkomsten”. Gelet op het bovenstaande is er sprake van reclame als bedoeld in artikel 1 van Nederlandse Reclame Code (NRC).

2. De titel van de uiting luidt: “Windenergie als veilige beleggingsoptie”. Klager heeft gesteld dat een belegging in windenergie wel degelijk risicovol is. Verweerders hebben deze stelling niet, althans onvoldoende weersproken. Naar het oordeel van de Commissie is de titel een absolute stelling die in de tekst eronder niet  althans onvoldoende wordt genuanceerd. Hierdoor kan de onjuiste indruk ontstaan dat beleggen in windenergie geheel veilig is, meer in het bijzonder dat daaraan geen of nauwelijks financiële risico’s zijn verbonden. In zoverre acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de risico’s die investeren in windenergie met zich brengt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De Commissie acht beide verweerders verantwoordelijk voor de onderhavige overtreding van de NRC, verweerder sub 1 als de in de uiting genoemde partij via welke kan worden geparticipeerd in het windpark Nobelwind en verweerder sub 2 als partij van wie de nieuwsbrief afkomstig is.

3. Klager heeft ook gesteld: “Ook de onderbouwing ‘Bij windenergie werkt dat juist andersom: een windmolen levert de energie die nodig was voor haar productie en plaatsing in minder dan 6 maanden terug’ is feitelijk onjuist, omdat de kosten veel groter zijn dan alleen de energiekosten voor de productie”. De Commissie acht niet duidelijk wat klager bedoelt met “de onderbouwing”. Blijkens het verweer van verweerder sub 2 heeft deze “de onderbouwing” opgevat in die zin dat klager doelt op een onderbouwing van de titel “Windenergie als veilige beleggingsoptie”.  Het komt de Commissie echter voor dat de mededeling ‘Bij windenergie …  voor de productie’ veeleer moet worden gezien in relatie tot het kopje erboven: “Windenergie is economie”. Wat hiervan zij, gezien de formulering van dit onderdeel van de klacht ziet de Commissie geen aanleiding om te oordelen dat de uiting ook gelet op de mededeling ‘Bij windenergie …  voor de productie’ in strijd is met de NRC.

De beslissing
Gelet op hetgeen in het oordeel onder 1 en 2 is overwogen acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt verweerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst zij de klacht af.

RB 2499

Zinsnede 'met dezelfde of nog voordeligere tarieven' te absoluut

Vzr. RCC 11 augustus 2015, RB 2498, dossiernr. 2015/00773 (Met dezelfde of nóg voordeligere tarieven te absoluut)
Voorzittertoewijzing. Nutsvoorziening. De uiting: Het betreft de door adverteerder aan klager gezonden e-mail, in het bijzonder de eerste alinea daarvan. De klacht: In de eerste alinea suggereert adverteerder dat klager voordelig zijn energie-contract kan verlengen met “InControl met de iPhone 6”. Dat klinkt aantrekkelijk, maar bij het bekijken van de tarieven blijkt dat elektra wel goedkoper is, maar dat gas duurder is. Bovendien heeft het nieuwe contract een looptijd van 3 jaar en bedragen de vaste leveringskosten € 14,50 per maand, ofwel € 750,- per 3 jaar, terwijl klager daarvoor nu €  55,- per jaar betaalt. Gelet op het vorenstaande acht klager de uiting misleidend.

Het oordeel van de voorzitter:
In de gewraakte alinea zegt adverteerder bestaande klanten de mogelijkheid te geven uit dezelfde producten te kiezen als nieuwe klanten “Met dezelfde of nóg voordeligere tarieven.”. In klagers geval is daarvan geen sprake, integendeel. Hij zou, indien hij van dit aanbod gebruik zou hebben gemaakt onvoordeliger uit zijn geweest. Gelet hierop acht de voorzitter de zinsnede “Met dezelfde of nóg voordeligere tarieven” te absoluut. Blijkens het voorgaande is in de uiting onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan voortaan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2366

Netwerkkosten onvermeld in het gemiddelde maandbedrag

RCC 26 maart 2015, RB 2366, dossiernr. 2015/00081 (eon.nl)
Ontbrekende informatie. Aanbeveling. De uiting: Op de website van adverteerder www.eon.nl staat onder meer op de homepage: “1 jaar vast tarief Royaal € 132,- Gemiddeld maandbedrag (klein lettertype) Korte looptijd Ideaal voor hoog verbruik Meer info (link) Stap direct over (link)” In het getoonde gemiddelde maandbedrag zijn de netwerkkosten niet meegenomen. Klik op ‘Meer info’ voor een berekening inclusief netwerkkosten.

De klacht:

De gemiddelde maandbedragen op de website van adverteerder van respectievelijk € 132, € 131, € 142 en € 143 zijn zeer concurrerend. Menig consument zal direct klikken op de link ‘stap direct over’ en een overeenkomst met adverteerder sluiten. Echter, helemaal onderaan staat het zinnetje “In het getoonde gemiddelde maandbedrag zijn de netwerkkosten niet meegenomen”. Klager vraagt zich af waarom die kosten niet zijn meegenomen in het gemiddelde maandbedrag omdat zij onlosmakelijk zijn verbonden met de energiekosten en bovendien een aanzienlijk deel bevatten van de totale kosten. Met de onvermijdelijke netwerkkosten erbij wordt € 132 opeens ruim € 165, waardoor adverteerder helemaal niet zo concurrerend is, aldus klager.

Het oordeel:

1. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat volgens klager de onderhavige uiting misleidend is nu in het getoonde gemiddelde maandbedrag de netwerkkosten niet zijn inbegrepen.

2. Het aanbod in de bestreden uiting betreft een uitnodiging tot aankoop die verband houdt met een overeenkomst op afstand. Dit houdt in dat voor adverteerder extra informatieverplichtingen gelden. Deze brengen – voor zover hier van belang – met zich dat in de uiting de totale (gemiddelde) prijs dient te worden genoemd, inclusief alle (op voorhand bekende) kosten, en dat mededeling op een duidelijke en in het oog springende manier dient te geschieden. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 8.4 onder i in samenhang met artikel 8.4 onder p NRC.

3. Vast is komen te staan dat adverteerder in het getoonde gemiddelde maandbedrag op de eerste pagina van het aanbod de netwerkkosten niet heeft meegenomen, terwijl elke consument deze kosten – ongeacht zijn verbruik – dient te voldoen. Onderaan de uiting staat weliswaar (in een klein lettertype) dat in het getoonde gemiddelde maandbedrag de netwerkkosten niet zijn meegenomen en dat de consument op ‘meer info’ kan klikken voor een berekening ‘inclusief netwerkkosten’, echter de Commissie is van oordeel dat een dergelijke wijze van informatieverstrekking niet voldoet aan de hiervoor genoemde eisen van artikel 8.4 aanhef en onder i NRC. Daarnaast in de vermelding van de totaalprijs op een andere plaats op de website niet in het oog springend is. Hierdoor heeft adverteerder niet de essentiële informatie verschaft op de wijze als voorgeschreven in artikel 8.4 onder i en p NRC in samenhang met artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Uit laatstgenoemde artikel volgt dat het op onjuiste wijze verschaffen van essentiële informatie misleidend is indien de consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Naar het oordeel van de Commissie is aan laatstgenoemde eis voldaan nu in de uiting een onjuiste (gemiddelde) prijs wordt genoemd. Immers komt de consument indien zij ingaat op het aanbod van adverteerder in het geval zij kiest voor 1 jaar vast tarief ‘Royaal’ niet op een gemiddeld maandbedrag uit van € 132,- zoals in de uiting staat vermeld, maar op een bedrag van € 165,71. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. Gelet op de thans geldende regelgeving zal de Commissie het verzoek van adverteerder dat indien de Commissie tot een aanbeveling mocht komen, adverteerder niet eerder dan per 1 juli 2015 de aanbeveling krijgt om de bestreden reclame-uiting aan te passen, niet honoreren.
RB 2351

"Lekker zwemmen in duurzame warmte" te absolute milieuclaim

CvB 17 maart 2015, RB 2351, dossiernr. 2014/00812 (Eneco milieuclaim)
Absolute milieuclaim. Aanbeveling bevestigd. Uiting: Het betreft de op 29 oktober 2014 in (onder andere) het Financieele Dagblad en de NRC geplaatste advertentie van Eneco met - over de afbeelding van drie kinderen in een zwembad - de tekst: “Lekker zwemmen in duurzame warmte met Dante, Giulia en Jordan”. In de advertentie staat voorts onder meer: “Vandaag geeft het Nederlandse energiebedrijf Eneco samen met haar partners het startsein voor duurzame warmtelevering aan het stadsverwarmingsnet van Rotterdam. De afval- en energiecentrale van AVR in Rozenburg zorgt voor warmte, genoeg om 45.000 huishoudens en veel grote gebouwen warm te houden, zoals het Oostelijk Zwembad in Kralingen. Eneco transporteert de warmte via haar nieuwe Leiding over Noord (…)” en “(…) het duurzame warmtenet”.

Grieven:

Grief 1

Ten onrechte is de Commissie voorbijgegaan aan het karakter van de uiting. Het betreft een corporate mededeling bedoeld om het profiel van Eneco in de markt te versterken. Er worden geen producten aangeprezen en er wordt niet aangezet tot de aankoop van producten of diensten. De uiting richt zich niet specifiek op consumenten maar vooral op corporate doelgroepen, waaronder onder meer begrepen moeten worden zakelijke afnemers en partners alsmede overheden, aandeelhouders en investeerders van Eneco. De uiting kan de consument niet ertoe brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen.

Grief 2

Uit de beslissing van de Commissie blijkt dat zij bij de beoordeling slechts heeft gekeken naar het gebruik van de woorden “duurzame warmte” en “duurzaam warmtenet” zonder hierbij te letten op de context waarin die mededelingen worden gedaan. Het woord duurzaam heeft geen vastomlijnde inhoud maar krijgt betekenis door de wijze waarop en de context waarin dit woord wordt gebruikt. Nu de Commissie niet naar de volledige uiting en de context heeft gekeken, is haar oordeel ondeugdelijk.

Grief 3

Ten onrechte kwalificeert de Commissie de woorden “duurzame warmte” en “duurzaam warmtenet” als absolute claims en gaat zij er zonder nadere motivering vanuit dat de gemiddelde consument die claims aldus zal opvatten dat sprake is van energie uit duurzame (hernieuwbare) bronnen die niet opraken waarbij geen schade aan het milieu wordt toegebracht. Duurzaam en hernieuwbaar zijn geen synoniemen. Bij duurzaam gaat het om een streven verstandig met energiebronnen om te gaan en het milieu niet of weinig te belasten, zoals blijkt uit de invulling die woordenboeken aan dit begrip geven. Thans wordt duurzaam als een relatief begrip beschouwt met een andere betekenis dan hernieuwbaar. Eneco heeft bedoeld duurzaam te gebruiken in de zin van “het milieu beduidend minder of zo min mogelijk belastend”. Het benutten van warmte uit de verbranding van afval en het benutten van warmte die wordt gegenereerd in industriële processen en de glastuinbouw die anders in het milieu zou zijn geloosd, valt hieronder en Eneco maakt dit in de uiting duidelijk.

Grief 4

Ten onrechte heeft de Commissie de uiting strijdig geacht met de artikelen 2 en 3 van de Milieu Reclame Code (MRC) en heeft zij Eneco ten onrechte aanbevolen om in het algemeen niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. De aanbeveling had specifiek betrekking dienen te hebben op de uiting waarover is geklaagd.

Oordeel:

1. Het College verwerpt de stelling van Eneco dat de uiting uitsluitend dient te worden gezien als een “corporate” mededeling gericht op “corporate” doelgroepen. De uiting is niet alleen in vaktijdschriften verschenen maar is ook in landelijke dagbladen gepubliceerd en heeft daardoor direct consumenten bereikt. Naar het oordeel van het College is de uiting bovendien mede op consumenten gericht en bevat deze een voor hen bedoelde aanprijzing van de diensten van Eneco. De foto van kinderen in een zwembad zal, evenals het herhaaldelijke gebruik van het woord “duurzaam” in verband met warmtebenutting en warmtetransport, immers consumenten aanspreken en is geschikt om hen tot een bepaalde transactie te bewegen, te weten de keuze voor Eneco in plaats van een energieleverancier die geen “duurzame” warmte kan leveren. Grief 1 treft derhalve geen doel en wordt door het College verworpen. De overige grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

2. De klacht is specifiek gericht tegen het gebruik van het woord “duurzaam” in de volgende combinaties: “duurzame warmte”, “duurzame warmtelevering”, “het duurzame warmtenet” en “het duurzame warmtenetwerk”. Met betrekking tot het woord “duurzaam” stelt Eneco terecht dat dit begrip geen vastomlijnde betekenis heeft. De invulling van dit begrip moet derhalve van geval tot geval worden beoordeeld en kan per uiting variëren. Bij de uitleg dient te worden gelet op de wijze waarop dit begrip in de uiting wordt gebruikt en toegelicht, alsmede op de interpretatie die de gemiddelde consument vermoedelijk daaraan zal geven gelet op de context van de totale uiting. Uitgaande hiervan oordeelt het College als volgt.

3. In de bestreden uiting is, zoals vermeld, een foto van kinderen te zien die zouden zwemmen in “duurzame warmte”. In de kolom daarnaast maakt Eneco melding van “het startsein voor duurzame warmtelevering aan het stadsnetwerk van Rotterdam” waarna wordt verwezen naar de afval- en energiecentrale van AVR in Rozenburg die voor genoeg warmte zorgt voor het zwembad en 45.000 huishoudens, en naar het transport van die warmte via de “nieuwe Leiding over Noord” van Eneco. Ook worden verdere ontwikkelingen in verband met het “duurzame warmtenet(werk)” van Eneco genoemd en het streven iedereen van “schone, betaalbare en betrouwbare energie” te voorzien. Nu in de uiting de duurzame warmte in verband wordt gebracht met de centrale van AVR en “schone” energie, wordt daarin gerefereerd aan milieuaspecten verbonden aan de productie van energie en verwerking van afval. Hierdoor valt de claim onder de reikwijdte van de Milieu Reclame Code (MRC).

4. Het ligt op grond van de uitdrukkelijke verwijzing naar de afval- en energiecentrale van AVR niet voor de hand dat de gemiddelde consument de uiting zo zal interpreteren dat daarin mede wordt verwezen naar warmte die is opgewekt door energie uit bronnen die niet opraken zoals zon- of windenergie. Op dit punt is de Commissie, zoals Eneco terecht aanvoert, uitgegaan van een onjuiste uitleg van de uiting. Wel onderschrijft het College het tweede deel van de door de Commissie gebruikte invulling van het begrip duurzaam, te weten dat de warmte is opgewekt op een manier die geen schade aan het milieu toebrengt dan wel die het milieu beduidend minder of zo min mogelijk belast. Dit stemt overeen met de invulling die Eneco zelf aan dit begrip geeft en met hetgeen onmiskenbaar de boodschap van de uiting is.

5. Uit de uiting blijkt niet waarom de door de afval- en energiecentrale van AVR opgewekte warmte als duurzaam in de hiervoor bedoelde zin kan worden aangemerkt. In de uiting wordt dienaangaande geen toelichting gegeven en wordt volstaan met naar de AVR te verwijzen. Voor zover de gemiddelde consument op grond van de uiting zal begrijpen dat door het verbranden van afval duurzame warmte kan worden opgewekt, zal het hem waarschijnlijk ontgaan dat slechts een deel van deze warmte, naar niet in geschil is, als duurzaam mag worden aangemerkt. Partijen verschillen daarbij van mening of de via de AVR opgewekte warmte voor 65% (Eneco) of 35% (geïntimeerde) als “duurzaam” kan worden beschouwd. Voor het onderhavige geschil is echter niet relevant welk percentage juist is, nu in de uiting in het geheel geen melding wordt gemaakt van het feit dat slechts een deel van die warmte als duurzaam kan worden aangemerkt.

6. Door het ontbreken van deze informatie zal de gemiddelde consument in de onjuiste veronderstelling verkeren dat alle door de AVR geleverde warmte is opgewekt zonder schade voor of met minimale belasting van het milieu. Het College acht de uiting op dit punt onvoldoende genuanceerd waardoor de gemiddelde consument een te absolute betekenis daaraan zal toekennen. Het had op de weg van Eneco gelegen om in de uiting duidelijk te maken waarom en in hoeverre zij de door AVR geleverde warmte als duurzaam beschouwt. Naar het oordeel van het College dient het begrip duurzaam terughoudend te worden gebruikt, en dient in ieder geval zorgvuldig te worden toegelicht waarom en in welke mate de duurzaamheidsclaim wordt waargemaakt teneinde verwarring bij de consument te voorkomen.

7. Geïntimeerde stelt terecht dat ook de aanduiding “het duurzame warmtenet” onvoldoende genuanceerd is. Deze omschrijving wekt immers in de context van de totale uiting de indruk dat alle warmte die via deze leiding wordt getransporteerd, is opgewekt op een manier die geen schade aan het milieu toebrengt dan wel die het milieu zo min mogelijk belast. Dit is blijkens het voorgaande niet geheel juist, nu een deel van de getransporteerde warmte niet duurzaam is opgewekt. Voor zover Eneco in de uiting verwijst naar de uitbreiding van haar “duurzame warmtenetwerk” dient deze mededeling om dezelfde reden onvoldoende genuanceerd te worden geacht. Ook van deze mededeling gaat immers de boodschap uit dat via dit netwerk uitsluitend warmte wordt getransporteerd die is opgewekt op een manier die geen schade aan het milieu toebrengt dan wel die het milieu zo min mogelijk belast.

8. Eneco verwijst in de uiting voorts naar haar voornemen om warmte die vrijkomt in de industrie en de glastuinbouw te benutten in het kader van de uitbreiding van haar duurzame warmtenetwerk. Deze ontwikkeling brengt niet mee dat de warmte die via dit netwerk zal worden getransporteerd als volledig duurzaam kan worden aangemerkt. Uit de uiting blijkt overigens op dit punt wel voldoende duidelijk dat Eneco dergelijke restwarmte rekent tot het begrip duurzame warmte. Dat die invulling volgens geïntimeerde het begrip duurzaamheid te ver oprekt, brengt niet mee dat de uiting op dit punt in strijd is met de Milieu Reclame Code. Voor de gemiddelde consument is immers voldoende duidelijk dat Eneco ook relatieve milieuvoordelen zoals het benutten van warmte van industriële processen in plaats van het ongebruikt lozen van die warmte in het milieu, rekent tot het begrip duurzaamheid.

9. Op grond van het voorgaande acht het College de bestreden uiting onduidelijk over de milieuvoordelen van de wijze van warmteopwekking via de AVR waarnaar Eneco in de uiting verwijst. Hierdoor wordt de consument misleid over milieuaspecten in de zin van artikel 2 MRC. Door het ontbreken van informatie over het feit dat slechts een deel van de warmte die door de AVR bij de verbranding van afval wordt opgewekt als duurzaam kan worden aangemerkt, zal de consument ten onrechte menen dat alle warmte die door de AVR wordt geleverd is opgewekt zonder schade voor het milieu dan wel op een wijze die het milieu zo min mogelijk belast. Voorts zal de consument op grond van de uiting ten onrechte menen dat via het in de uiting bedoelde netwerk uitsluitend dergelijke warmte wordt vervoerd. Terecht heeft de Commissie om deze redenen de bestreden uiting in strijd geacht met artikel 2 MRC en, nu de duurzaamheidsclaims te absoluut zijn, in strijd met artikel 3 MRC.

10. Het College onderschrijft derhalve het oordeel van de Commissie, met enige wijziging van gronden voor zover de grieven 2 en 3 doel treffen. Ten aanzien van grief 4 volstaat het College met te overwegen dat deze beslissing, evenals de beslissing van de Commissie, ziet op de bestreden uiting, maar niet op het gebruik van het woord duurzaam in andere uitingen.

RB 2341

Gmail Sponsored Promotions is geen e-mail

RCC 13 februari 2015, RB 2341 (Eneco Gmail Sponsored Promotions)
Privacy. E-mail. Telecomwet. Het betreft de hierna te omschrijven reclame-uiting voor de thermostaat ‘Toon’ van Eneco, die bij klager verscheen toen hij gebruik maakte van zijn Gmail account. De hier aan de orde zijnde manier van adverteren betreft geen e-mail campagne maar een relatief nieuwe ontwikkeling binnen Google Display Netwerk met de naam Gmail Sponsored Promotions (GSP). Hierbij laat Google op de Gmail startpagina advertenties zien onder het tabblad ‘Reclame’. De advertentie ziet er in een dergelijk geval visueel qua opmaak uit als een e-mail maar is het niet. Hierdoor kan de advertentie niet in de ‘spam’ map worden geplaatst.

1) Klager heeft een Gmail account en wenst niet langer reclame-uitingen van adverteerder te zien indien hij gebruik maakt van dat account. Klager maakt in het bijzonder bezwaar tegen het feit dat het niet mogelijk blijkt zich definitief af te melden voor de ongewenste reclame-uiting van adverteerder voor “Toon” die verschijnt onder het tabblad ‘Reclame’. Weliswaar kan men deze uiting, die duidelijk als reclame herkenbaar is doordat zij onder genoemd tabblad verschijnt, binnen Gmail blokkeren, maar de Commissie begrijpt dat deze blokkade in een cookie wordt opgeslagen en daardoor slechts geldt zolang men niet de cookies op de computer wist. De Commissie dient op grond van de klacht te beoordelen of adverteerder verplicht is te bewerkstelligen dat klager zich definitief kan afmelden voor haar reclame-uitingen onder het tabblad ‘Reclame’ van Gmail. Ten aanzien van de aard van deze uitingen en het daarop toepasselijke toetsingskader is het volgende van belang.

2) Kenmerk van Gmail is dat men met behulp van dit programma zonder vergoeding e-mails kan ontvangen en verzenden. Hiertegenover staat dat men instemt met de door Google gehanteerde algemene voorwaarden en daarmee, zoals Eneco onbetwist heeft gesteld, het feit dat geautomatiseerde systemen de inhoud van e-mails, op bepaalde trefwoorden, analyseren. Hierdoor is het mogelijk dat Google advertenties toont die aansluiten bij de geanalyseerde inhoud van de e-mails die de gebruiker verzendt en ontvangt. Als onbetwist staat verder vast dat de gebruiker ook met het vertonen van deze advertenties instemt middels de aanvaarding van de algemene voorwaarden. In het onderhavige geval betreft het een reclame-uiting van adverteerder die is verschenen onder het tabblad ‘Reclame’. Het betreft een zogenaamde Gmail Sponsored Promotion, welke werd getoond omdat klager een of meer e-mails heeft ontvangen en/of verzonden in verband met de bestelling van een “Ectual”. Dit is een apparaat dat de consument aan zijn slimme meter met betrekking tot nutsvoorzieningen kan koppelen teneinde realtime verbruiksdata te kunnen opvragen en deze via het eigen Wi-Fi netwerk te kunnen inzien. Het betreft overigens geen apparaat dat is verstrekt door adverteerder, maar door een derde. Niet in geschil is dat adverteerder toestemming heeft gegeven om haar advertentie te tonen indien de analyse van Google daartoe aanleiding geeft. Evenmin is in geschil dat klager aan Gmail toestemming heeft gegeven om zijn berichten te analyseren en aan de hand daarvan Gmail Sponsored Promotions te plaatsen onder het tabblad ‘Reclame’. Naast het tabblad ‘Reclame’ beschikt Gmail overigens over nog twee tabbladen, te weten ‘Primair’ en ‘Sociaal’, waarbij ‘Primair’ het eigenlijke postvak is waarin ontvangen e-mail berichten verschijnen, terwijl onder ‘Sociaal’ blijkbaar berichten via Social Media verschijnen.

3) Beoordeeld dient te worden wat het karakter van Gmail Sponsored Promotions is, nu de klacht specifiek betrekking heeft op een dergelijke reclame-uiting verschenen onder het tabblad ‘Reclame’. Indien Gmail Sponsored Promotions als e-mail dient te worden beschouwd, is daarop de Code e-mail van toepassing, welke in artikel 5.1 een specifieke regeling bevat voor het recht van verzet. De Commissie overweegt in dit kader dat het begrip e-mail geen afgebakend begrip is. Noch de Code e-mail noch de Telecommunicatiewet of enige andere wet of regeling definiëren dit begrip. Aan de hand van de inhoud en de strekking van de op “e-mail” toepasselijke regelgeving, waaronder de Code e-mail en de Telecommunicatiewet, vult de Commissie dit begrip aldus in, dat sprake dient te zijn van een elektronisch bericht waarbij een ontvanger (geadresseerde) en een verzender (adressant) is aan te wijzen en waarbij gebruik wordt gemaakt van een elektronisch adres van de ontvanger waaraan het bericht via een elektronisch communicatienetwerk wordt verzonden. Uitgaande hiervan oordeelt de Commissie als volgt.

4) De wijze waarop de onderhavige uitingen worden getoond, te weten als Gmail Sponsored Promotion onder het tabblad ‘Reclame’, heeft kenmerken van het ontvangen van reclame via e-mail, maar wijkt daar op andere punten ook wezenlijk van af. Als belangrijkste overeenstemmende kenmerk noemt de Commissie het feit dat de uitingen worden getoond in een omgeving die specifiek is bedoeld voor het verzenden en ontvangen van geadresseerde elektronische berichten. Optisch hebben de uitingen ook de vorm van een ontvangen e-mail bericht. Adverteerder erkent dat de “getargete advertentie” feitelijk in een e-mail kader wordt geopend en daardoor op een e-mail lijkt.

5) Als belangrijkste afwijkend element noemt de Commissie het feit dat er geen sprake is van het verzenden van de onderhavige uitingen als e-mail bericht. Ter toelichting geldt het volgende. Het tonen van deze uitingen vindt volgens adverteerder plaats middels targeting en heeft, zoals Eneco eveneens heeft gesteld en klager niet heeft betwist, technisch gezien verwantschap met advertenties die in een web omgeving op basis van cookies worden getoond. Immers de reclame-uiting wordt zichtbaar als Gmail Sponsored Promotion op basis van een analyse op bepaalde keywords van door de gebruiker ontvangen en verzonden berichten, waarbij Google naar aanleiding van de door adverteerder opgegeven keywords zelfstandig bepaalt dat een bepaalde uiting, afkomstig van een adverteerder met wie zij een overeenkomst heeft, verschijnt onder het tabblad ‘Reclame’. Er wordt, zoals Eneco onbetwist heeft gesteld, geen gebruik gemaakt van een koppeling van de advertentie aan een klant of mailingsbestand. Van het verzenden van een elektronisch bericht waarbij een ontvanger (geadresseerde) en een verzender (adressant) is aan te merken en waarbij gebruik wordt gemaakt van een elektronisch adres van de ontvanger waaraan het bericht via een elektronisch communicatienetwerk wordt verzonden, is derhalve in de gegeven omstandigheden geen sprake.

6) Het voorgaande brengt mee dat de onderhavige uitingen weliswaar uiterlijk overeenkomsten vertonen met een e-mail, maar technisch gezien zoveel daarvan afwijken, dat de Commissie onvoldoende aanleiding ziet om deze aan te merken als e-mail in de zin van de Code e-mail. Dit oordeel laat overigens onverlet dat uitingen die onder andere tabbladen of op basis van een andere systematiek binnen Gmail verschijnen eventueel wel als e-mail in de zin van deze code dienen te worden aangemerkt. Nu evenwel de onderhavige reclame-uitingen niet als e-mail kunnen worden aangemerkt, mist artikel 5.1 Code e-mail toepassing. Dit betekent dat er geen zogenaamd recht van verzet geldt en de klacht in zo verre faalt.

7) Ten aanzien van de vraag of de onderhavige uitingen vallen onder de reikwijdte van artikel 11.7 lid 3 Telecommunicatiewet, welke wet een ruimer toepassingsgebied heeft dan de Code e-mail, oordeelt de Commissie als volgt. Ingevolge deze bepaling mag, voor zover hier van belang, een ieder die elektronische contactgegevens voor elektronische berichten heeft verkregen in het kader van de verkoop van zijn product of dienst, deze gegevens gebruiken voor het overbrengen van communicatie voor commerciële doeleinden met betrekking tot eigen gelijksoortige producten of diensten, mits bij de verkrijging van de contactgegevens aan de klant duidelijk en uitdrukkelijk de gelegenheid is geboden om kosteloos en op gemakkelijke wijze verzet aan te tekenen tegen het gebruik van die elektronische contactgegevens. Adverteerder brengt echter niet zelf de hier bedoelde communicatie over, waardoor deze bepaling niet op haar van toepassing is.

8) Evenmin is sprake van het verkrijgen van elektronische contactgegevens van de klant en het verwerken daarvan door adverteerder. Adverteerder beschikt immers niet over dergelijke gegevens. Artikel 41 tweede lid Wet bescherming persoonsgegevens is derhalve evenmin op adverteerder van toepassing. Naar het oordeel van de Commissie is er ook geen andere wettelijke bepaling of regeling te vinden op grond waarvan adverteerder bij advertenties die als Gmail Sponsored Promotion onder het tabblad ‘verschijnen een zelfstandige, direct uit de wet voortvloeiende verplichting heeft om het mogelijk te maken dat klager specifiek reclame-uitingen van haar definitief kan blokkeren.

9) Op grond van het voorgaande treft de klacht geen doel. Derhalve wordt beslist als volgt.
RB 2300

Nuon Blijven Loont onvoldoende duidelijk over actievoorwaarden

RCC 19 december 2014, RB 2300 (Nuon)
Aanbeveling. Misleiding. 7 en 8.3 NRC. De uiting: Het betreft televisie- en radiocommercials voor “Nuon Blijven Loont”. De klacht: Er wordt niet vermeld dat de consument zowel gas als stroom moet afnemen om in aanmerking te komen en voorts blijkt “Nuon Blijven Loont” pas in te gaan na de einddatum van een bestaand contract.

2. Niet in geschil is dat afname van zowel gas als stroom een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor “Nuon Blijven Loont”. Deze door Nuon gestelde voorwaarde is een wezenlijke beperking van “Nuon Blijven Loont” zodat dit voldoende duidelijk uit de uitingen zelf had moeten blijken en niet kan worden volstaan met slechts algemene verwijzingen naar de website. De onderhavige media (radio- en televisiecommercial(s)) bieden weliswaar beperkingen, maar de Commissie acht deze niet van dien aard dat niet reeds in de commercials zelf deze informatie zou kunnen worden vermeld.

3. Gelet op het vorenstaande oordeelt de Commissie dat sprake is van het te laat verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Nu de reclame-uitingen de gemiddelde consument er bovendien toe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC.

RB 2292

Evides misleidt met aanbeveling van onthard water

RCC 22 december 2014, RB 2292 (Evides)
De uiting: “Drinkwater mag niet te ver onthard worden. Onder bepaalde omstandigheden kan te ver onthard water leiden tot risico’s voor de volksgezondheid en leidingen en apparaten binnenshuis aantasten.” De klacht: Zou Evides hierin gelijk hebben, dan lopen wereldwijd miljoenen - en in Nederland vele honderdduizenden - huishoudens risico’s. Op de Veluwe en in Almere bijvoorbeeld heeft het drinkwater een hardheid van ongeveer 3,5ºDH (Duitse hardheid). Volgens de website van Evides, waarnaar in de advertentie wordt verwezen, wordt gesteld dat water niet verder onthard mag worden dan 5,6ºDH. Volgens een onderzoek van TNO uit 2012 (“bron: www.aquacombi.nl”) biedt kunstmatig onthard water (0ºDH) bovendien een betere bescherming van koperen leidingen.

4. In de advertentie staat: “Onder bepaalde omstandigheden kan te ver onthard water (…) leidingen en apparaten binnenshuis aantasten”. De Commissie begrijpt dat dit naar corrosie verwijst. Gebleken is dat er verschillende methoden bestaan om (thuis) water te ontharden. Als erkend is komen vast te staan dat bij ontharding door middel van ionenuitwisseling, welke methode onder meer wordt toegepast bij de door klagers bedrijf verkochte waterontharders, geen corrosie optreedt. Gelet hierop acht de Commissie de bestreden mededeling in de advertentie te ongenuanceerd, nu deze bij de gemiddelde consument de onjuiste indruk kan wekken dat bij elke waterontharder onder omstandigheden aantasting van de leidingen door corrosie te verwachten valt. In de advertentie wordt niet toegelicht wat onder “bepaalde omstandigheden” moet worden verstaan. Dat onder “bepaalde omstandigheden” de methode van ontharden moet worden begrepen, zoals ter zitting door Evides is aangevoerd, kan niet worden aangenomen nu duidelijk wordt gesproken van elke waterontharder. Gelet hierop zal de advertentie door de gemiddelde consument zo worden begrepen dat bij elke waterontharder mogelijk corrosie kan optreden. Daar komt bij dat niet valt te verwachten dat de gemiddelde consument bekend is met de samenhang tussen de methode van waterontharding en het al dan niet bestaan van corrosiegevaar.

5. De bestreden uiting vermeldt voorts: “Onder bepaalde omstandigheden kan te ver onthard water leiden tot risico’s voor de volksgezondheid”.Adverteerder heeft in de eerste plaats aangevoerd dat een risico voor de volksgezondheid kan ontstaan als te ver onthard water stoffen onttrekt uit materialen waarmee het in contact komt. Zoals hiervoor (onder 4) is overwogen, bestaat dit gevaar niet bij water dat wordt onthard door middel van ionenuitwisseling. Voorts heeft adverteerder gewezen op het belang van de bijdrage die niet-onthard drinkwater levert aan de totale inname van magnesium en calcium, mineralen die ieder mens nodig heeft. Vast staat dat water dat is onthard met een ionenwisselaar geen calcium en magnesium meer bevat. Voorts is niet in geschil dat voldoende inname van calcium en magnesium van belang is voor de gezondheid, maar ook dat deze inname voor het overgrote deel geschiedt door middel van voedsel. De Commissie acht niet aannemelijk gemaakt dat de bijdrage van het door Evides geleverde drinkwater aan de inname van calcium en magnesium zodanig is, dat gezegd kan worden dat onthard water waaruit deze mineralen verwijderd zijn daadwerkelijk een gevaar voor de volksgezondheid oplevert.
RB 2268

Energievergelijking onvoldoende herkenbaar als reclame

RCC 5 november 2014, RB 2269 (Gaslicht.com)
Aanbeveling. Artikel 11.1 NRC. Herkenbaarheid reclame. De uiting: Het betreft de advertentie voor Nuon “Stroom en Gas Variabel 1 jaar Actie” voor “€ 2300,36 per jaar” die staat boven de vergelijkingsresultaten van de ‘Energievergelijker’ op de website www.gaslicht.com. De klacht: De gemiddelde consument kan tot de slotsom komen dat het betreffende product van Nuon, dat immers bovenaan de toplijst staat, volgens Gaslicht.com als voordeligste uit de bus komt, terwijl in werkelijkheid het door Gaslicht.com voorgedragen product van Nuon kostbaar is. Het feit dat Gaslicht.com zich als onafhankelijk presenteert jegens consumenten, maakt haar handelwijze nog ernstiger. De uiting is dan ook onvoldoende herkenbaar als reclame.

1. Nadat op de openingspagina van de website van Gaslicht.com, eventueel na het invullen van enkele persoonlijke gegevens betreffende energieverbruik, op de button “Vergelijk energieprijzen” is gedrukt, verschijnt de pagina met als kop “De energievergelijker: alle voordelige pakketten” met daaronder een algemene mededeling tot welk bedrag bespaard kan worden door over te stappen. Onder de keuzemogelijkheden “Sorteer op” (waarbij kennelijk standaard wordt uitgegaan van de keuze “Laagste kosten”) en “Toon kosten” (met de ingevulde keuze “Per jaar”) worden energiepakketten getoond, waarbij onder meer zijn vermeld de naam van de aanbieder en van het pakket, de prijs per jaar, het te behalen voordeel en enkele gunstige kenmerken van het product. Bovenaan staat het pakket “Nuon Stroom en Gas Variabel 1 jaar Actie” voor € 2300,36 per jaar. Onder deze uiting volgen de daadwerkelijk op laagste kosten vergeleken en gerangschikte energieaanbiedingen.

2. Klagers hebben in de eerste plaats bezwaar gemaakt tegen de uiting waarin het pakket van Nuon wordt aangeboden, omdat deze uiting volgens hen onvoldoende als reclame herkenbaar is.

Krachtens artikel 11.1 NRC dient reclame duidelijk als zodanig herkenbaar te zijn, door opmaak, presentatie, inhoud of anderszins, mede gelet op het publiek waarvoor zij bestemd is.

Volgens vaste lijn van beslissingen van de Commissie en het College van Beroep is aan dit vereiste voldaan indien door het publiek waarvoor de uiting bestemd is direct en zonder moeite kan worden vastgesteld dat sprake is van een reclame-uiting. Bij de beantwoording van de vraag of bij de bestreden uiting sprake is van voldoende herkenbaarheid, gaat de Commissie uit van het beeld van de uiting zoals dit op een computerscherm zichtbaar is.

3.Naar het oordeel van de Commissie is bij de bestreden uiting van Nuon - anders dan de op dezelfde webpagina getoonde reclame in de vorm van banners - door plaats en opmaak bewust aansluiting gezocht bij de (organische) vergelijkingsresultaten van de ‘Energievergelijker’. Dat geldt in het bijzonder door het opnemen van de uiting van Nuon in een aaneensluitend rijtje van concurrenten die van beter naar iets minder goed zijn gesorteerd, waarbij de uiting van Nuon direct als eerste aanbieding onder “sorteer op laagste kosten” staat. Door deze context kan naar het oordeel van de Commissie gemakkelijk de indruk ontstaan dat de als eerste onder de sorteermogelijkheid genoemde aanbieding van Nuon deel uitmaakt van de vergelijkingsresultaten en als beste resultaat uit de bus komt. Weliswaar is de prijs van de Nuon-aanbieding hoger dan de prijs van de daarna getoonde pakketten van andere aanbieders, maar dat blijkt eerst door ook de volgende aanbiedingen te bekijken, waartoe men wellicht niet besluit indien de indruk heeft postgevat dat de bovenste aanbieding als beste resultaat wordt gepresenteerd.

4. De maatregelen die volgens verweerders getroffen zijn om een onderscheid aan te brengen tussen de advertentie voor het energiepakket van Nuon en de vergelijkingsresultaten van de ‘Energievergelijker’ maken naar het oordeel van de Commissie niet dat de uiting aan het bepaalde in artikel 11.1 NRC betreffende herkenbaarheid als reclame voldoet.

De afwijkende kleuren van de achtergrond van de uiting en de ‘aanmelden’-button maken onvoldoende duidelijk dat de uiting van Nuon niet als vergelijkingsresultaat moet worden beschouwd, nu er ook vanuit zou kunnen worden gegaan dat deze kleurstelling dient om extra de aandacht op dit ‘beste resultaat’ van de vergelijking te vestigen. De verticaal voor de uiting geplaatste tekst “advertentie” en de in kleine, grijze letters weergegeven aanduiding achter de naam Nuon springen geen van beide duidelijk in het oog. Deze twee aanduidingen “advertentie” en het ontbreken van een nummer als bij de vergelijkingsresultaten zijn naar het oordeel van de Commissie onvoldoende om de verwarring weg te nemen die, gelet op het voorgaande, bij de gemiddelde consument kan ontstaan over het karakter van de bovenaan de vergelijkingsresultaten getoonde uiting. Deze op zichzelf wel onderscheidende elementen in de uiting wegen niet op tegen de verwarring die bij de bezoeker van de website kan ontstaan doordat onder de keuze “sorteer op laagste kosten” als eerste Nuon wordt genoemd en tussen de uiting van Nuon en het op voordelige volgorde geplaatste rijtje van concurrenten niet een zo duidelijke scheiding is aangebracht dat verwarring uitgesloten moet worden geacht. Voorts verschaft het mouse-over bericht met daarin uitleg over de advertentie evenmin de gewenste duidelijkheid, nu uit de uiting zelf niet blijkt dat dit bericht verschijnt bij het scrollen over de mededeling “advertentie”, zodat er niet van kan worden uitgegaan dat degene die kennis neemt van de uiting de moeite zal nemen om met zijn muis op het woord “advertentie” te gaan staan.

5. Verweerders hebben aangevoerd dat internetgebruikers gewend zijn aan het verschijnen van advertenties bij zoekresultaten. In dit verband is door adverteerders een vergelijking gemaakt met de top-ads die boven de natuurlijke zoekresultaten (kunnen) verschijnen na het invoeren van een zoekopdracht op Google, en is erop gewezen dat dergelijke advertenties door de Commissie en het College van Beroep als voldoende herkenbaar als reclame zijn beoordeeld (dossier 2012/00085).

Deze vergelijking treft naar het oordeel van de Commissie geen doel. In het onderhavige geval is immers geen sprake van een zoeksite zoals Google, maar van een vergelijkingssite waarop de resultaten van objectieve vergelijkingen van energiepakketten worden getoond in een rangschikking die in de situatie van de betreffende bezoeker het meest gunstig is. De gemiddelde consument hoeft daarom niet bedacht te zijn op een uiting die door plaats en vormgeving deel lijkt uit te maken van een lijst met objectieve vergelijkingsresultaten, maar in werkelijkheid een reclame-uiting is.

6. Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de bestreden uiting voor het publiek waarvoor deze bestemd is niet zonder moeite als reclame herkenbaar is, en om die reden niet voldoet aan het bepaalde in artikel 11.1 NRC. De Commissie acht voor deze overtreding van de NRC zowel Gaslicht.com als Nuon verantwoordelijk. In de uiting wordt een product van Nuon aangeprezen, wat Nuon tot verantwoordelijke adverteerder maakt. Artikel 11.1 NRC is echter niet alleen gericht tot adverteerders, maar ook tot aanbieders van advertentieruimte die de vormgeving en weergave van een uiting (mede) bepalen. Niet is gesteld of gebleken dat Gaslicht.com geen invloed heeft (gehad) op de onderhavige wijze van adverteren.

7. Nu de bestreden uiting reeds wegens onvoldoende herkenbaarheid als reclame in strijd met de NRC wordt geacht, komt de Commissie niet meer toe aan de beoordeling of sprake is van misleidende en/of oneerlijke reclame.

RB 2108

Boetebesluit voor negeren Bel-me-niet Register

Boetebesluit 26 maart 2014, zaaknr.  13.1119.32  (Essent Retail Energie)
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft energiebedrijf Essent beboet voor het overtreden van de telemarketingregels. Essent Retail Energie B.V. heeft grote aantallen consumenten gebeld met een commercieel aanbod. Essent heeft verzuimd adressen uit het belbestand te verwijderen van consumenten die stonden ingeschreven bij het Bel-me-niet Register. ACM heeft Essent boetes opgelegd van in totaal EUR 47.500.

RB 1836

“Gefeliciteerd, u krijgt een jaar lang gratis energie” is oneerlijk

Vz RCC 24 juni 2013, dossiernr. 2013/00262 (Gratis energie)
Voornaamste kenmerken product. Ontbrekende informatie. Prijsvermelding. Aanbeveling.
De klacht - Gezien de tekst van het onderwerp-veld van de aan klager gestuurde e-mail die luidt: “Gefeliciteerd, u krijgt een jaar lang gratis energie”, zal de ontvanger snel geneigd zijn het bericht te openen. Zo verging het ook klager, te meer daar hij regelmatig aan prijsvragen meedoet. Na opening van de e-mail blijkt men slechts kans te maken op een jaar lang gratis energie na beantwoording van een vraag. Voorts blijkt men zich te moeten aanmelden en lid te moeten worden.

Het oordeel van de voorzitter
Anders dan het in kop van de e-mail vermelde onderwerp doet vermoeden heeft de geadresseerde (nog) niets gewonnen. Deze onjuiste mededeling zal de gemiddelde consument ertoe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen als bedoeld in artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Hierdoor is de uiting misleidend en dientengevolge oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. 

De beslissing
Gelet op het vorenstaande acht de voorzitter de uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.