Bezoekers- en boekingsclaim geen weergave van werkelijkheid
RCC 17 juli 2014, RB 2204, dossiernr. 2014/00409 (Vrij Uit)
Gedeeltelijke Aanbeveling. Misleidende reclame. Het betreft de meldingen die tijdens het boekingsproces op adverteerders website www.vrijuit.nl (kunnen) verschijnen betreffende: a) het aantal nog beschikbare kamers (‘voorraadclaim’), b) het aantal personen dat een accommodatie bekijkt (‘bezoekersclaim’), c) het moment waarop die accommodatie voor het laatst is geboekt (‘boekingsclaim’). In het door klager overgelegde voorbeeld zijn bovengenoemde claims aldus verwoord: a) “Nog maar 1 kamer(s) beschikbaar!” b) “2 mensen bekijken deze accommodatie” c) “Laatste boeking: deze week”. Klager stelt dat de hiervoor weergegeven meldingen op de website geen weergave van de werkelijkheid zijn. De meldingen zijn misleidend, omdat consumenten daardoor onder druk gezet worden om sneller een accommodatie te boeken dan zij zouden doen als de meldingen niet werden getoond. De Commissie acht de uiting voor wat betreft de ‘bezoekersclaim’ en de ‘boekingsclaim’ in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.
Het oordeel van de Commissie
De Commissie acht aannemelijk geworden dat de mededeling betreffende het aantal nog beschikbare kamers verschijnt indien op het moment van registratie nog maximaal 5 kamers (volgens een specifieke reisaanbieding) beschikbaar zijn, welke mededeling één maal per 24 uur wordt ververst. Als erkend is komen vast te staan dat boekingen die binnen 24 uur na het registratiemoment worden gedaan in die periode niet in de voorraadclaim verwerkt (kunnen) worden. Daardoor is het mogelijk dat de voorraadclaim niet de actuele situatie weergeeft, maar een te hoog aantal nog beschikbare kamers vermeldt. Hoewel op dat moment de weer-gegeven informatie dus niet juist is, betekent dit naar het oordeel van de Commissie niet dat de voorraadclaim misleidend is in de door klager gestelde zin. Als de claim een hoger aantal nog beschikbare kamers aangeeft dan waarvan in werkelijkheid op dat moment sprake is, wordt op de consument immers geen druk uitgeoefend om sneller te gaan boeken dan hij zou doen indien de voorraadclaim het juiste – lagere – aantal zou vermelden. Van oneigenlijke druk zou sprake kunnen zijn indien een lager aantal kamers wordt vermeld dan daadwerkelijk beschikbaar is, maar niet is gesteld of gebleken dat in de voorraadclaim een te laag aantal kamers wordt genoemd. Hierbij is van belang dat - naar adverteerder heeft verzekerd - een reisaanbod dat niet meer beschikbaar is direct van de website verwijderd wordt en dat hier-voor dus geen voorraadclaim meer getoond wordt.
Gelet op het voorgaande wordt het gedeelte van de klacht dat betrekking heeft op de voor-raadclaim afgewezen.
Voor zover de klacht betrekking heeft op de bezoekersclaim en de boekingsclaim treft deze naar het oordeel van de Commissie wel doel. De mededelingen “X mensen bekijken deze accommodatie” en “Laatste boeking: datum/tijdstip” (bijvoorbeeld X uur geleden / gisteren / eergisteren / deze week) wekken onmiskenbaar de indruk dat daarmee de tijdens het web-sitebezoek bestaande, actuele situatie wordt weergegeven en zullen door de gemiddelde con-sument ook in die zin worden opgevat. Gebleken is echter dat de bezoekersclaim een bere-kend gemiddelde van het aantal bezoekers voor een bepaalde accommodatie betreft, en dat de boekingsclaim het resultaat is van een berekende kans dat een accommodatie op een bepaalde dag wordt geboekt. Dit betekent dat de informatie die in de bezoekers- en boe-kingsclaims wordt weergegeven, anders dan wordt gesuggereerd, geen actueel inzicht biedt in het aantal mensen dat de accommodatie bekijkt respectievelijk in het tijdstip van de laatste boeking. Het betekent ook dat het mogelijk is dat een kleiner aantal bezoekers de website bekijkt en dat het langer geleden is dat de laatste boeking heeft plaatsgevonden dan de websi-te vermeldt. Nu deze laatste mogelijkheid zich voor kan doen, wordt de informatie misleidend geacht. Immers, als die mogelijkheid zich voordoet wordt op de consument druk uitgeoefend om sneller te gaan boeken dan hij zou doen als de bezoekersclaim en de boekingsclaim de juiste gegevens bevatten.
CGR: De Gedragscode per 2015
CGR: De Gedragscode per 2015
Uit de nieuwsbrief: Per 2015 wordt de Gedragscode Geneesmiddelen reclame op een aantal punten aangepast. In deze nieuwsbrief worden de aanpassingen per onderdeel nader toegelicht. In Nederland gelden reeds maximumbedragen voor redelijke gastvrijheidskosten bij wetenschappelijke bijeenkomsten (€ 500, zie artikel 6.4.6 van de Gedragscode) en manifestaties (€ 75, zie artikel 6.4.8 van de Gedragscode). Voor het vergoeden of voor rekening nemen van de kosten voor een maaltijd (als onderdeel van geboden gastvrijheid of van een dienstverleningsrelatie) bestaat nog geen maximum bedrag. Daarmee wijkt de CGR Gedragscode af van de zelfregulering in veel andere Europese landen.
Om die reden heeft het CGR bestuur besloten ook voor Nederland een maximumbedrag voor redelijke maaltijdkosten te introduceren. Dit bedrag wordt vastgesteld op € 75 en geldt voor alle relaties waarbij maaltijdkosten worden vergoed. Het maximumbedrag voor maaltijdkosten laat de geldende maximumbedragen voor totale gastvrijheidskosten voor bijeenkomsten of manifestaties (waar een maaltijd onderdeel van kan uitmaken) onverlet. De € 75 geldt voor de situatie in Nederland. Indien de kosten voor een maaltijd in een ander land worden vergoed, geldt het maximumbedrag dat op basis van de (zelf)regulering in het betreffende land is vastgesteld, waarbij vanzelfsprekend wel de voor Nederland geldende maximumbedragen voor de totale gastvrijheidskosten in acht dienen te worden genomen. Deze wijziging van de Gedragscode vindt plaats door aanpassing van de toelichting op artikel 6.4.1 [zie bijlage bij de nieuwsbrief].
(...)
Lees hier de volledige nieuwsbrief en hier een volledig overzicht van de wijzigingen.
Schematische weergave van de overgang naar de nieuwe procedure niet-WMO-plichtig onderzoek.
Simpele smaakproef onvoldoende voor vergelijkende ijsjesreclame
RCC 1 augustus 2014, RB 2202, dossiernr 2014/00524 (Unilever tegen Lidl)
Beslissing ingezonden door Ebba Hoogenraad, Hoogenraad & Haak advocaten. Aanbeveling. Vergelijkende reclame. Testmethode. Het betreft een uiting voor “Vanilla Cones” in de nieuwsbrieven van Lidl. Boven de afbeelding van een pak “Vanilla Cones” ijsjes staat “ALS BESTE GETEST! Bron: Smaaktest Consumentenbond juli / augustus 2014”. Onder de afbeelding van het pak ijsjes staat: “Wint o.a. van Ola en heeft ‘een lekker knapperig hoorntje’”. De klacht: De reclame is gebaseerd op een door de Consumentenbond uitgevoerde marginale test inzake het Cornetto ijsje van Unilever en haar concurrenten ('Cornetzo-test'). Deze test kan echter niet als onderbouwing van de reclame dienen, nu de test door slechts 19 personen is uitgevoerd en in opzet, uitvoering en wijze van publicatie niet voldoet aan de strenge eisen van betrouwbaarheid en zorgvuldigheid die in het algemeen gelden voor testen die door de Consumentenbond in het kader van klassiek vergelijkend warenonderzoek worden gedaan. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.
Het oordeel van de Commissie:
3. Als onweersproken is komen vast te staan dat de smaaktest geen reguliere ("klassieke") vergelijkende test van de Consumentenbond betreft waarbij wordt gestreefd naar geobjectiveerde resultaten, maar - volgens de Consumentenbond - moet worden gezien als een 'simpele smaakproef'. Dit staat op zichzelf genomen niet in de weg aan een verwijzing naar de resultaten van de smaakproef in een reclame-uiting. [...] De Commissie acht van de zijde van Unilever voldoende aannemelijk gemaakt dat voor een representatieve vergelijkende smaaktest onder consumenten een grotere groep respondenten ("minimaal 40 tot 50") nodig is. De Commissie neemt tot uitgangspunt dat een professionele organisatie als Lidl ook van dit gegeven op de hoogte is, althans behoort te zijn, en hiermee rekening dient te houden bij de wijze waarop de resultaten van de smaakproef in een reclame-uiting worden gebruikt.
6. Op grond van het voorgaande zal de gemiddelde consument aan de verwijzing in de reclame-uiting naar de smaaktest van de Consumentenbond meer waarde toekennen dan indien hij juist zou zijn geïnformeerd over de wezenlijke kenmerken van de smaaktest als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, te weten het feit dat het een simpele smaakproef onder 19 personen betreft. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie (de aankoop van ijsjes) te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.
7. De klacht dat de uiting niet voldoet aan de in artikel 13 onder c NRC genoemde voorwaarde van controleerbaarheid van de gemaakte vergelijking, treft naar het oordeel van de Commissie geen doel. De bron van de gemaakte vergelijking wordt in de uiting genoemd. Deze bron, de publicatie "Getest Cornetzo?" in de gids van de Consumentenbond van juli / augustus 2014, is voor leden van de Consumentenbond, die in het kader van hun lidmaatschap de gids ontvangen, gemakkelijk te raadplegen. Dat dit voor personen die geen lid van de Consumentenbond zijn moeilijker is, betekent niet dat de vergelijking om die reden als onvoldoende controleerbaar niet geoorloofd is.
Lees de beslissing hier:
RB 2202 (link)
Radio 538 campagneposters pornografisch getint
RCC 31 juli 2014, RB 2201, dossiernr. 2014/00517 en 00517A (Radio 538)
Gedeeltelijke aanbeveling. Goede smaak. Het betreft een reclamecampagne voor festivals van Radio 538, welke campagne bestaat uit twee versies van twee abriposters. De kop van alle posters luidt: “Luister nu en win tickets om hard te gaan op de vetste festivals”. Op poster 1 zijn onder deze tekst twee (jonge) vrouwen afgebeeld, waarbij in de ene versie (1a) is te zien dat zij aan de worst van een hotdog likken, en in de andere versie van deze poster (1b) de hotdog is ‘gescrambled’. Op poster 2 is een man afgebeeld die gekleed op een toilet zit. In de ene versie van deze poster (2a) is te zien dat hij een flesje in zijn hand houdt ter hoogte van zijn kruis, in de andere versie (2b) is het flesje ‘gescrambled’. De klacht: de abriposters betreffen een soort pseudo-porno. In de uiting waarin niet is te zien waaraan de twee vrouwen likken, wordt orale seks gesuggereerd. In de uiting waarin niet is te zien wat de man vasthoudt, wordt masturbatie gesuggereerd. De afbeeldingen staan op openbare plekken en worden dus door iedereen, ook kinderen, gezien. De Commissie acht de reclame-uitingen aangeduid met 1a, 1b en 2b in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC.
Het oordeel van de Commissie
Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid en rekening houdend met het feit dat de onderhavige uitingen in de publieke ruimte geplaatste abriposters betreffen, is de Commissie van oordeel dat de posters aangeduid met 1a, 1b en 2b de grenzen van hetgeen volgens huidige maatschappelijke opvattingen toelaatbaar is, overschrijden. Anders dan Radio 538 kennelijk meent, zijn voor deze beoordeling niet alleen de maatschappelijke opvattingen van haar doelgroep van (jong) volwassenen van belang. De posters zijn immers op straat geopenbaard, waar iedereen ongewild met de uitingen kan worden geconfronteerd. Naar het oordeel van de Commissie roepen genoemde posters door de combinatie van de afbeelding en de tekst “om hard te gaan” een zo duidelijke associatie met pornografie op, dat de Commissie deze in het straatbeeld getoonde uitingen in strijd met de goede smaak acht.
Dit oordeel geldt niet met betrekking tot de met 2a aangeduide poster. De twee versies van de reclame-uitingen, waarvan niet is gesteld of gebleken dat deze altijd tegelijkertijd kunnen worden gezien, dienen op zichzelf staand aan de NRC te worden getoetst. Op poster 2a is duidelijk te zien dat de man gekleed op een toilet zit met een flesje in zijn handen. Deze versie van de poster roept niet een zo duidelijke associatie met pornografie op als waarvan naar het oordeel van de Commissie sprake is bij de gescramblede versie (poster 2b). In zoverre wordt de klacht afgewezen.
Andere blogs:
SOLV
Hoogenraad & Haak
Geen aangetoonde milieuvriendelijke tas
RCC 24 juli 2014, RB 2200, dossiernr. 2014/00325 (Plastic draagtas)
Aanbeveling. Milieu Reclame Code. Misleiding. Het betreft een plastic draagtas. Daarop is aan beide zijden in grote letters gedrukt: “Vaillant” met daarvoor een logo. Onderaan de uiting staat, kleiner gedrukt: “Diese Tragetasche ist aus Polyäthylen hergestellt und verbrennt ohne giftige Gase, - ist grundwasserneutral und recyclingfähig. Tragetasche mehrfach verwenden”. In de vouw, onderaan de bodem van de tas staat een afbeelding van een boom met daaronder de tekst: “Diese Tragetasche ist umweltverträglich! Polyäthylen ist recyclingfähig! Bei der Herstellung und Entsorgung entstehen keine Schadstoffe!”. De klacht: 1. Als polyetheen (Nederlands voor Polyäthylen) wordt verbrand, komt kooldioxide vrij. Als de concentratie kooldioxide in de lucht boven 10% komt, kan een persoon bewusteloos raken en kan er sprake zijn van een dodelijke afloop. De mededeling “ohne giftige Gase” is om die reden onjuist. 2. Een zo brede term als “milieuvriendelijk” (als vertaling van umweltverträglich) kan niet in stand blijven. Voor de fabricage is energie nodig geweest; polyetheen is een aardolieproduct waarvoor aardolie is gewonnen, met alle milieubelasting van dien. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC.
Het oordeel van de Commissie
Met betrekking tot de verschillende bezwaren, nader toegelicht bij repliek, overweegt de Commissie het volgende.
Ad 1.
Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat bij de verbranding van polyetheen kooldioxide en water vrijkomen. Vervolgens heeft adverteerder bij dupliek niet weersproken dat de uitstoot van kooldioxide bijdraagt aan het broeikaseffect, althans in enige mate. Adverteerders stelling dat indien alle plastic tassen in kwestie werden verbrand, de uitstoot van kooldioxide als gevolg daarvan binnen de doelstellingen van het Kyoto-protocol zou vallen, doet niet af aan vorenbedoelde bijdrage aan het broeikaseffect.
Nu bij de verbranding van polyetheen kooldioxide vrijkomt, die bijdraagt aan het broeikaseffect en in zoverre als schadelijk kan worden aangemerkt, acht de Commissie de milieuclaim “verbrennt ohne giftige Gase” reeds om die reden te absoluut en daardoor onjuist. Gelet hierop is de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 van de Milieu Reclame Code (MRC).
Ad 2.
Ook de claim “Diese Tragetasche ist umweltverträglich!” is een absolute milieuclaim. De claim houdt in dat de draagtas vriendelijk is voor het milieu en de gemiddelde consument zal deze claim zo begrijpen dat de draagtas het milieu geen schade toe brengt. Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder de juistheid van deze claim niet aangetoond. Adverteerder heeft niet weersproken dat zowel voor de fabricage als voor het recyclen van de tas fossiele energie nodig is en dat deze energie het milieu belast, hetgeen iets anders is dan vriendelijk zijn voor het milieu.
Nu de juistheid van de claim “Diese Tragetasche ist umweltverträglich” niet is aangetoond, is de uiting ook op dit punt in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC.
Geen (extra) korting Total Body Scan
Vz. RCC 21 juli 2014, RB 2199, dossiernr. 2014/00449 (Prescan.nl)
Voorzitterstoewijzing. Misleidende reclame. Het betreft de website www.prescan.nl voor zover daarop ten tijde van het indienen van de klacht een banner stond met de tekst “Total Body Scan van € 1590,- nu € 945*,-“. Voorts werd de keuze geboden tussen de “officiële WK-bal” of “€ 50,- extra korting”. Klaagster stelt dat adverteerder de indruk wekt dat sprake is van een aanbieding waarbij men voor een Total Body Scan in plaats van € 1.590,-- slechts € 945,-- hoeft te betalen. Laatstgenoemd bedrag is evenwel de normale prijs, zoals blijkt uit de tarieven op de website van adverteerder. De zogenaamde extra korting van €50,-- is niet “extra” want er is überhaupt geen sprake van korting. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC voor zover daarin staat “van € 1590,-“ en het feit dat het een “extra” korting betreft.
Het oordeel van de voorzitter
1) Als erkend is komen vast te staan dat het bedrag van € 1.590,-- in Nederland niet meer een feitelijke en realistische prijs voor de Total Body Scan is, en dat het bedrag van € 945,-- de reguliere prijs is. Anders dan in de uiting door het doorgestreepte bedrag van € 1.590,-- wordt gesuggereerd, is het bedrag van € 945,-- derhalve geen bijzondere actieprijs en is in werkelijkheid geen sprake van een reëel prijsvoordeel voor de consument. Aldus is geen juiste informatie verstrekt over het bestaan van een specifiek prijsvoordeel als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting in zoverre misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
2) Om dezelfde reden als hiervoor genoemd is de uiting ook misleidend voor zover daarin wordt gesproken over een “extra” korting. Er is immers blijkens het voorgaande geen sprake van een als “extra” te beschouwen korting. Wel heeft adverteerder voldoende aannemelijk gemaakt dat zij € 50,-- korting geeft op het bedrag van € 945,--, zodat het gebruik van het woord korting als zodanig niet onjuist of misleidend kan worden geacht.
3) De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat de uitingen inmiddels zijn aangepast. De voorzitter zal met dit op zichzelf genomen te waarderen handelen rekening houden door de aanbeveling te doen voor zover nog nodig.
Onduidelijke geld-terugactie Snelle Jelle
Vz. RCC 21 juli 2014, RB 2198, dossiernr. 2014/00451 (Snelle Jelle)
Voorzitterstoewijzing. Misleidende reclame. Het betreft een sticker op verpakkingen van “Snelle Jelle” waarop staat dat men € 1,- retour ontvangt. Klager vindt het onduidelijk dat de sticker geldt voor een ander product dan waarop de sticker is geplakt. Daarom vindt klager de uiting misleidend. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder, uitsluitend voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Het oordeel van de voorzitter
1) Niet in geschil is dat de onderhavige reclame-uiting (de sticker op de verpakking) verwarrend is voor de gemiddelde consument voor zover deze is bevestigd op andere ontbijtkoek-varianten dan “Snelle Jelle Tussendoor” waarop de korting specifiek van toepassing is. De gemiddelde consument zal, zoals is gebleken, bij aankoop in de winkel kunnen menen dat die korting ook geldt voor alle andere varianten waarop de sticker is bevestigd. Op de sticker staat immers met nadruk dat men € 1,-- retour ontvangt, hetgeen de gemiddelde consument, zoals bij retouracties gebruikelijk kan worden geacht, zal betrekken op het product waarop de retoursticker is bevestigd. Dat men bij zorgvuldige lezing de sticker ook zo zou kunnen interpreteren dat, zoals de bedoeling is, de korting alleen van toepassing is op de verpakking van “Snelle Jelle Tussendoor”, neemt de misleiding onvoldoende weg.
2) Blijkens het voorgaande is sprake van het op onduidelijke wijze verstrekken van de essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, zoals bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat deze consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen.
3) De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat zij, toen zij bemerkte dat verwarring was ontstaan, is gestopt met het plakken van de stickers op andere producten dan waarop de korting van toepassing is. Voorts neemt de voorzitter nota van de mededeling van adverteerder dat zij aan consumenten voor wie het actiemechanisme niet duidelijk was alsnog het volledige bedrag van € 1,-- retour heeft gegeven, alsmede dat zij maatregelen heeft genomen om in de toekomst verdere misverstanden te voorkomen. Dit op zichzelf genomen te waarderen handelen kan evenwel niet afdoen aan het feit dat op grond van het voorgaande de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC dient te worden geacht. Wel zal de voorzitter met het voorgaande rekening houden door te bepalen dat de aanbeveling wordt gedaan voor zover nog nodig.
Prijsmisleiding door thuiskopieheffing bij consumenten is een oneerlijke handelspraktijk
Bijdrage ingezonden door Xavier Wolfgang Koehoorn, Rechtswinkel Bijlmermeer. Heeft u als consument wel eens thuiskopievergoeding betaald, terwijl het product -het mobieltje, de laptop of zelfs de friteuse- met een prijs exclusief deze vergoeding werd geadverteerd? Dan bent u slachtoffer geworden van een oneerlijke handelspraktijk. Even een recap: wat is een thuiskopie? Op deze Ius Mentis-pagina wordt dat haarfijn uitgelegd: een kopie (enkel uit legale bron!) door een persoon, van een auteurs’ werk (bijvoorbeeld een muzieknummer) voor strikt eigen gebruik. En wat is dan de thuiskopievergoeding? Dat is de compensatie die auteurs wegens thuiskopieën moeten ontvangen. En wie moet deze vergoeding betalen? Zie artikel 16c, tweede lid Auteurswet (Aw). Arnoud: “Omdat het nogal onpraktisch zou zijn om bij alle thuiskopieerders deze vergoeding te incasseren, zijn in plaats daarvan de fabrikanten [of importeurs] van deze dragers verplicht te betalen.”. Dus: wel de voorschakel, niet verkopers en allerminst de consument.
De Consumentenbond heeft in oktober 2013 een steekproef gehouden onder webshops, waaruit blijkt dat Expert, Hi, Mediamarkt, Neckermann en Saturn deze vergoeding buiten de -als totaalprijzen gepresenteerde- bedragen houden wanneer zij adverteren, maar later toch bij de consument in rekening brengen. Ter gelegenheid van dit artikel heb reclamedrukwerk -dat zich had opgestapeld terwijl ik in zonniger oorden vertoefde- doorgespit. Zie deze pagina voor de afbeeldingen van de misleidende folders. Daaruit blijkt dat Kijkshop, T-Mobile, Hema, Expert en Bart Smit zich offline van deze handelspraktijk bedien(d)en.
Deze wijze van adverteren is onrechtmatig. Dat zit zo: Een handelspraktijk is misleidend (en dus oneerlijk) , indien sprake is van een misleidende omissie. Dat is het geval als essentiële informatie wordt weggelaten of op onduidelijke/dubbelzinnige wijze wordt verstrekt. Uit 6:193e sub c Burgerlijk Wetboek volgt dat altijd essentieel is: “de prijs, inclusief belastingen, of, alshet om een product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend […]”
Dat artikel is glashelder, de volledige prijs dient vermeld te worden, tenzij dit niet vooraf door de verkoper kan worden gedaan. De uitzondering gaat hier niet op. De thuiskopievergoeding (en dus de totaalprijs) kan immers uitstekend vooraf worden berekend door de fabrikant. Ook qua moment gaat de uitzondering niet op, want de heffing was in al in een voorschakel verschuldigd.
Verkopers kunnen derhalve niet volstaan met het vermelden van een (misleidende) prijs exclusief de thuiskopievergoeding, maar zijn verplicht de volledige prijs, dus inclusief iedere door de importeur of fabrikant reeds verschuldigde heffing, uitdrukkelijk in al hun aanbiedingen te hanteren. Omzeiling d.m.v. een excl.-prijs met losse “vermelding” in Algemene Voorwaarden (‘kleine(re) lettertjes’) volstaat daarbij uiteraard niet.
In 2010 werd in een andere gastpost op Ius Mentis nog gesteld dat het belang van de afdeling OHP beperkt was. Dat is sinds 12 maart 2014, toen in artikel 6:193j, derde lid BW de bevoegdheid van vernietiging werd opgenomen, niet langer het geval. U kunt de gehele overeenkomst vernietigen, of slechts het thuiskopievergoedingsdeel (partiële vernietiging) dat te laat in beeld kwam, terugvorderen. Vernietiging kan buitengerechtelijk (lees: per brief – 3:49 e.v. BW). In het geval van de thuiskopieheffing over de friteuse (of ander niet-Thuiskopiebesluit-object) heeft de consument bovendien een vordering vanwege diens onverschuldigde betaling (6:203 BW; Kamerstukken II 2013-2014, 29838, nr. 69, p. 8.).
Het loont om af te zien van prijsmisleiding: naast dit soort gastblogjes op Ius Mentis, en het feit dat dergelijke praktijken mogelijk via het meldpunt van de Consumentenbond worden aangekaart, kan de ACM een boete opleggen tussen de €100.000 t/m €300.000 (dat zijn bijna 50.000 thuiskopievergoedingen!) die ook nog eens gepubliceerd kan worden.
Overigens: bij dragers wordt de fabrikant/importeur/verkoper, ongeacht of van prijsmisleiding sprake was, ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van de later gelegen schakel (6:212 BW) (bij de verkoper is dat dus de consument): en wel met het verschil tussen het oude en het nieuwe (lagere) bedrag dat Stichting Thuiskopie binnenkort moet vaststellen. Kort samengevat resulteert dit in een massale verplichting tot vergoeding van het verschil met terugwerkende kracht tot vergoedingen vanaf 10 april 2014 (de datum van het “downloadverbod-arrest”). Dit geldt ongeacht wanneer het nieuwe bedrag daadwerkelijk wordt vastgesteld. Als verkopers het verschil zouden houden profiteren zij uiteindelijk van een heffing die bedoeld was om auteurs te compenseren.
Vergeet niet oneerlijke handelspraktijken altijd te melden bij de ACM via ConsuWijzer<. Al gehapt? Vraag het te laat in beeld gekomen bedrag (vaak €6,05) eenvoudig terug met de standaardbrief van de Rechtswinkel Bijlmermeer!
Is die €6,05 deze risico’s nu werkelijk waard? En wie is toch de jurist (of bedrijfseconoom?) die dit soort handelspraktijken blijft aanraden? Wie kent er nog meer (web)verkopers welke kennelijk niet op prijs kunnen concurreren en daarom doen aan dergelijke prijsmisleiding?
Xavier Wolfgang Koehoorn
Tot januari 2015 voorzitter van de Rechtswinkel Bijlmermeer. Hij heeft gewerkt bij het Juridisch Spreekuur Gedetineerden, stage gelopen in het ondernemingsrecht, studeert aan de Universiteit van Amsterdam en is naast voorzitter nog altijd Rechtswinkelier (vrijwillig rechtshulpverlener) en hij procedeert in die hoedanigheid ook voortdurend. Is vanaf januari weer op zoek naar een baan.
Verbeterde leeftomstandigheden voor Hollandse kip
RCC 15 juli 2014, RB 2196, dossiernr. 2014/00382A (Albert Heijn)
Afwijzing. Voeding. Zie eerder RB 2193. Het betreft uitingen op adverteerders website betreffende de introductie van de Hollandse kip, te weten de webpagina met de kop “De Hollandse Nieuwe is er!” (https://www.ah.nl/ appie/over/kip) en de webpagina met de kop “Steeds meer keuze in verantwoorde kip” en de subkop “Meer doen voor dierenwelzijn". De klacht: Albert Heijn misleidt de consument door de Hollandse kip aan te prijzen met de tekst “meer doen voor dierenwelzijn” en mee te delen dat dit nieuwe kippenras betere leefomstandigheden kent. Het verschil tussen de Hollandse kip en de huidige ‘plofkip’ betreft slechts twee kippen per m2 (19 in plaats van 21). Consumenten gaan meer betalen voor de Hollandse kip in de veronderstelling dat ze wellicht meewerken aan betere leefomstandigheden voor de dieren, terwijl dit “pertinent onzin” is. De Commissie wijst de klacht af.
Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat het door Albert Heijn opgestelde verweer zowel betrekking heeft op de onderhavige klacht als op de - anders geformuleerde - klacht die Wakker Dier heeft ingediend tegen onder meer dezelfde uiting op de website (dossiernummer 2014/00382). De onderhavige klacht is gericht tegen de volgende op de website van Albert Heijn staande mededelingen met betrekking tot (de introductie van) de Hollandse kip: “meer doen voor dierenwelzijn” en “betere leefomstandigheden”.
In haar beslissing in bovengenoemd dossier 2014/00382 heeft de Commissie als onweersproken vaststaand aangenomen dat de Hollandse kip zich wat betreft welzijnsniveau bevindt tussen de reguliere kip en de scharrelkip waaraan 1 Beter Leven ster van de Dierenbescherming is toegekend. Zo is gebleken dat in vergelijking met de reguliere kip, die voor de kipproducten van het Albert Heijn huismerk wordt gebruikt, bij de Hollandse kip het aantal kippen per m2 is teruggebracht van 21 naar 19, de Hollandse kip langzamer groeit en (enkele dagen) langer leeft en in de stallen van de Hollandse kip afleidingsmateriaal aanwezig is.
Deze verbeterde omstandigheden van de Hollandse kip ten opzichte van de reguliere kip rechtvaardigen naar het oordeel van de Commissie niet dat de Hollandse kip om die reden “verantwoord” mag worden genoemd en haar leefomstandigheden als “goed” mogen worden betiteld, zoals in de klacht van Wakker Dier was aangevoerd, zodat deze klacht gegrond is verklaard.
De onderhavige klacht is echter niet gericht tegen de aanduidingen “verantwoord” en “goed”, maar tegen de suggestie die de uiting volgens klaagster bij de consument wekt dat de Hollandse kip betere leefomstandigheden kent dan de reguliere kip, terwijl dat “pertinent onzin” is. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen, acht de Commissie voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van verbeterde leefomstandigheden van de Hollandse kip ten opzichte van de reguliere kip en dat Albert Heijn met de introductie van de Hollandse kip meer doet voor dierenwelzijn. Op grond hiervan komt de Commissie tot afwijzing van de onderhavige klacht.
Uitzonderingen op verhoging herexamencijfer na examentraining
Vz. RCC 21 juli 2014, RB 2195, dossiernr. 2014/00482 (Luzac)
Voorzitterstoewijzing. Misleidende reclame. Het betreft een radiocommercial waarin onder meer wordt gezegd: “Hier volgt een mededeling voor mensen die net gezakt zijn. Verhoog je herexamencijfer met minimaal 1 punt. Volg de tweedaagse Luzac examentraining.” Klager stelt dat zijn dochter bij haar schriftelijke examen na het volgen van de examentraining slechts 0,3 punt hoger scoorde. Na het indienen van een klacht bij adverteerder kreeg klager te horen dat de reclame niet voor alle leerlingen geldt. Voorts deelde adverteerder mee dat de reclame gebaseerd was op een twee jaar oud onderzoek waaruit bleek dat de cijfers toen met gemiddeld 0,9 punt waren gestegen. De reclame is misleidend omdat er blijkbaar uitzonderingen gelden die niet in de reclame genoemd worden. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.
Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter stelt voorop dat de radiocommercial een absolute strekking heeft, doordat daarin zonder enig voorbehoud wordt meegedeeld dat men dankzij de examentraining van adverteerder het herexamencijfer “minimaal” een punt verhoogt. Klager heeft onweersproken gesteld dat deze mededeling niet voor alle leerlingen geldt, zodat er blijkbaar uitzonderingen zijn die niet uit de radiocommercial blijken. Gelet hierop dient bedoelde mededeling te absoluut te worden geacht en heeft adverteerder onjuiste informatie verschaft over een van de voornaamste kenmerken van zijn dienst, te weten de daarvan te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen (te weten het aanmelden voor de aangeprezen examentraining), is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Derhalve wordt beslist als volgt, waarbij de voorzitter overigens rekening zal houden met de mededeling van adverteerder dat de commercial niet meer zal worden uitgezonden.