RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 2133

Herinneringslepeltje Beatrix via PostNL met abonnement als verassing

RCC 12 mei 2014, RB 2133, dossiernr. 2014/00239 (PostNL)
Aanbeveling. Direct marketing. Ontbrekende informatie. Misleiding. Het betreft een tweetal SMS-berichten die adverteerder op 1 februari 2014 aan klager heeft gezonden, de daaraan gekoppelde mobile website, alsmede een door Eurocase B.V. aan klager gezonden brief van 5 februari 2014. De klacht: klager acht de reclame-uiting die PostNL, met zijn partners Eurocase B.V. en Mobile Interaction Company (IMC), via SMS-berichten en een mobiele website op 1 februari 2014 aan klager heeft verstuurd misleidend. De Commissie acht de wijze van reclame maken in strijd met artikel 7 NRC en beveelt de adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Klacht
(...) Klager heeft eerst twee SMS-berichten van PostNL ontvangen. Via een link in het tweede bericht kwam klager terecht op een website van Mobile Interaction Company, in een lay-out van PostNL. Op deze mobiele website werd een uniek herinneringslepeltje aangeboden voor € 4,95 exclusief € 2,95 verzend- en administratiekosten. Gezien de beperkte oplage (1000 exemplaren) besloot klager snel een bestelling te plaatsen.

Eerst uit de brief van 5 februari 2014 die klager van verkooppartner Eurocase B.V. ontving, bleek dat klager, vanwege zijn bestelling vastzat aan een abonnement op de serie Koningshuis van Nederland, die bestaat uit verzilverde lepeltjes voor alle oud-vorsten en onze nieuwe vorst van € 9,95 exclusief € 2,95 verzend- en administratiekosten per stuk. De hele serie zou klager € 98,20 gaan kosten.

Omdat in de SMS-berichten van PostNL en op de mobiele website de indruk wordt gewekt dat een uniek afscheidscadeau wordt aangeboden in de vorm van een herinneringslepeltje, terwijl het om een hele serie lepeltjes blijkt te gaan, acht klager de uiting misleidend.

Nergens staat expliciet dat de ontvanger van het unieke herinneringslepeltje vast zit aan een volledige serie en nergens staat de prijs van de objecten die deel uitmaken van deze serie. Deze essentiële informatie ontbreekt in de uiting.

Inmiddels is het abonnement op verzoek van klager beëindigd.

Het oordeel van de Commissie
In de avond van 1 februari 2014, waarop het dankfeest voor Beatrix als koningin van Nederland plaatsvond, werden door adverteerder aan klager een tweetal SMS-berichten toegestuurd. In deze berichten werd klager meegedeeld dat adverteerder respectievelijk “een verrassing” en “een unieke herinnering aan het afscheid van Beatrix als koningin van Nederland” aanbood. Na het drukken op een link in het tweede SMS-bericht werd meegedeeld dat de verrassing bestond uit “een verzilverd lepeltje” met een “oplage van slechts 1000 ex.”. Vervolgens werd in dit bericht meegedeeld: “Bestel nu en ontvang als eerste voor slechts € 4,95* dit bijzondere lepeltje uit de serie Koningshuis van Nederland”, waarbij de asterisk verwees naar de verzendkosten van € 2,95. Nadat klager dit lepeltje had besteld, werd hem bij brief van 5 februari 2014 van Eurocase B.V., verkooppartner van adverteerder, meegedeeld: “Na uw eerste levering ontvangt u elke maand een exemplaar van een koningin of koning”.

Naar het oordeel van de Commissie werd aan klager pas nadat hij zijn bestelling voor een verzilverd lepeltje had geplaatst, bij brief van 5 februari 2014 van Eurocase B.V., duidelijk meegedeeld dat hij zich met zijn bestelling had aangemeld voor een “collectie” en niet voor één enkel lepeltje. Dit blijkt niet dan wel onvoldoende duidelijk uit de eerder door adverteerder aan klager gezonden berichten. Deze informatie acht de Commissie dermate essentieel dat deze duidelijk vermeld had moeten worden voordat klager zijn bestelling plaatste. Een enkele vermelding van deze essentiële informatie in de algemene voorwaarden is in ieder geval onvoldoende.

Blijkens het voorgaande is sprake van het verborgen houden van een essentiële voorwaarde die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Tot slot overweegt de Commissie dat zij alleen adverteerder voor de onderhavige aanbieding verantwoordelijk acht. Dat adverteerder voor de uitvoering daarvan gebruik heeft gemaakt van derden, zoals van MIC voor het ontwikkelen van deze mobiele direct respons campagne en van Eurocase B.V. om de verkoop te effectueren, maakt dit niet anders.
RB 2136

Suitsupply zoekt met reclame grenzen van toelaatbaarheid op

RCC 12 mei 2014, RB 2136, dossiernr. 2014/00182 (Suitsupply)
NIB bevestigd. Afwijzing. Grenzen toelaatbare reclame. Het betreft adverteerders website www.suitsupply.com met een reclame-uiting betreffende de “Spring/Summer 2014 New Collection”. Daarop staat een man in pak, die omringd wordt door vrolijke dames in bikini. In de linkerbovenhoek wordt de mogelijkheid geboden om te klikken op “show uncensored”. Als men daarop klikt komt wederom een man in pak in beeld, maar nu is de man omgeven door dames met ontbloot bovenlichaam. De klacht: de impliciete boodschap lijkt te zijn dat wie een pak van adverteerder koopt, succes zal hebben bij vrouwen. De voorzitter vat de klacht aldus op dat klager de uiting in strijd acht met de goede smaak of het fatsoen. Met inachtneming van de terughoudendheid die geboden is bij beantwoording van de vraag of een uiting met deze criteria in strijd is, is de voorzitter van oordeel dat de grens van het toelaatbare niet wordt overschreden. Bovendien ziet men de vrouwen die een ontbloot bovenlichaam hebben alleen als men bewust kiest voor de “uncensored” versie van de website. De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat zij uitsluitend zal oordelen over adverteerders websitepagina aangezien, ingevolge Bijlage 1 behorende bij artikel 11 van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, reclame die ais door middel van digitale marketing communicatie, in dit geval internet, dient te voldoen aan de regels van het land waarin de adverteerder is gevestigd, in dit geval Nederland.

Ten aanzien van de in de etalage van adverteerders winkel in België aangebrachte uiting geldt dat deze in overeenstemming dient te zijn met de regels die gelden in het land waarin de uiting openbaar is gemaakt, in dit geval België.

Met betrekking tot adverteerders websitepagina, die klager in strijd acht met de eisen van goede smaak en/of fatsoen en/of de goede zeden, overweegt de Commissie dat zij zich bij de beoordeling van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria terughoudend opstelt, gezien het subjectieve karakter daarvan. Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat de grens van wat toelaatbaar moet worden geacht niet is overschreden. Het feit dat de op de gewraakte websitepagina in pak geklede man wordt omringd door vrolijke in bikini geklede dames, doet de uiting niet in strijd zijn met eerdergenoemde criteria.

Ook met betrekking tot de afbeelding die in beeld komt indien men geklikt heeft op de in de linkerbovenhoek van deze websitepagina staande tekst “show uncensored”, is de Commissie van oordeel dat, met inachtneming van eerdergenoemde terughoudendheid, niet kan worden geoordeeld dat de grens va het toelaatbare is overschreden. Afgezien hiervan verschijnt deze afbeelding eerst nadat men bewust gekozen heeft voor de “uncensored” versie.

De Commissie heeft er overigens begrip voor dat de hiervoor besproken uitingen niet door iedereen worden gewaardeerd en worden ervaren op de door klager omschreven wijze, maar dat leidt niet tot een ander oordeel.

Het vorenstaande in aanmerking nemende acht de Commissie de gewraakte uitingen niet in strijd met de NRC.
RB 2132

Hyundai-in-actie.nl advertentie misleidend

RCC 12 mei 2014, RB 2132, dossiernr. 2014/00193 (www.hyundai-in-actie.nl)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Het betreft adverteerders website www.hyundai-in-actie.nl, waarop een Hyundai i10 wordt aangeboden met de tekst: “Van € 9.995,- nu voor € 8.990,-“. De klacht: klaagster heeft op woensdag 12 februari 2014 telefonisch aan adverteerder gevraagd of deze actie nog gold, welke vraag bevestigend werd beantwoord. Vervolgens is een afspraak gemaakt voor 13 februari 2014. Toen klaagster op 13 februari 2014 met haar man bij adverteerder langs ging, deelde de verkoper mee dat de actie niet meer gold. Klaagster heeft haar ongenoegen hierover geuit, maar omdat zij en haar man al langer bezig waren met het zoeken naar een nieuwe auto, besloten ze te accepteren dat de actie voorbij was. Na overeenstemming bereikt te hebben over de prijs (met inruil van hun huidige auto) is een koopcontract getekend op basis van de normale (catalogus)prijs, met de toezegging dat de actie zo snel mogelijk van de website verwijderd zou worden. De week daarop bleek adverteerder echter nog actief op de nog steeds op de website staande actie te “acteren”. Gelet hierop voelen klaagster en haar man zich misleid. De Commissie acht de reclame uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt de adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het oordeel van de Commissie
Op adverteerders website www.hyundai-in-actie.nl wordt de Hyundai i10 aangeboden “Nu voor € 8.990,-“.

Partijen verschillen van mening over de vraag of klaagster, toen zij met haar man op 13 februari 2014 bij adverteerder was om van deze actie gebruik te maken, daar (nog) gebruik van heeft kunnen maken.

Klaagster heeft haar stelling dat de op adverteerders website staande actie -anders dan haar telefonisch op 12 februari 2014 was meegedeeld- op 13 februari 2014 niet meer gold, gemotiveerd toegelicht.

Adverteerder heeft klaagster stelling dat zij op 13 februari 2014 niet meer van de actie gebruik kon maken, onvoldoende inhoudelijk weersproken. Adverteerder heeft zich in zijn reactie op de klacht namelijk slechts uitgelaten over de (hoogte van de) inruilwaarde van klaagsters auto onder verwijzing naar een later opgemaakte factuur, maar is -hoewel dit op adverteerders weg lag- niet ingegaan op klaagsters herhaalde mededeling dat de betreffende verkoper haar meermalen heeft meegedeeld dat de actie niet meer gold en ten onrechte (nog) op de website stond.

Op grond van het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat klaagster aannemelijk heeft gemaakt dat zij, hoewel zij duidelijk heeft laten weten van de op adverteerders website staande actie gebruik te willen maken, daar desondanks geen gebruik (meer) van heeft kunnen maken.

Blijkens het voorgaande is onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2110

Enquête informatiebehoefte reclamerecht

Ingezonden bericht: "Ik voer een informatiebehoefte onderzoek uit. Het doel van dit onderzoek is om te weten te komen wat de wensen en behoeftes zijn van mensen die, nu of in de toekomst, baat hebben bij het gebruik van juridische bronnen (o.a. tijdschriften, internet, databanken, nieuwsbrieven etc.). De nadruk ligt hierbij op het onderwerp reclamerecht. Het invullen van deze online enquête duurt maximaal 5 minuten.

RB 2131

HEMA kraskaart is gezamenlijke actie met Nationale Postcodeloterij

RCC 6 mei 2014, RB 2131, dossiernr. 2014/0222 (Hema en Nationale Postcodeloterij)
Ontbrekende informatie kraskaart. Persoonlijke gegevens. Afwijzing. Het betreft de gedurende de actie ‘HEMA Winweken’ bij aanschaf van HEMA producten verstrekte kraskaart met wincode voor “Gratis kans op 1 jaar gratis winkelen of één van de andere prijzen”. De klacht: het lot moet worden geactiveerd via de website hemawinweken.nl. Dit suggereert, ondanks de kleine afbeelding van het logo van de NPL op het lot, dat sprake is van een actie van de HEMA. Op het lot wordt niet vermeld dat het een gezamenlijke actie van HEMA en NPL is. Bij het activeren van de wincode op de website wordt gevraagd om telefoonnummer en e-mailadres in te vullen. Hoewel in de voorwaarden staat dat het invullen van deze gegevens optioneel is, kan alleen na het opgeven van e-mailadres en telefoonnummer worden bekeken of je een prijs hebt gewonnen. Zo krijg je dus “de postcodeloterij op je dak” en “eenmaal bekend bij de postcodeloterij kom je er niet meer van af”. De voorzitter heeft de klacht afgewezen.

Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter begrijpt de klacht aldus dat volgens klaagster op de bestreden kraskaart de indruk wordt gewekt dat sprake is van een actie van de HEMA, terwijl niet aan de actie deelgenomen kan worden zonder persoonlijke gegevens achter te laten die door NPL gebruikt worden voor een ander doel dan deze actie.

Naar het oordeel van de voorzitter blijkt door de afbeelding van het logo van NPL op de kraskaart voldoende dat bij de HEMA Winwekenactie sprake is van (een zekere) samenwerking met NPL. Op de website hemawinweken.nl, waarop de wincode geactiveerd kan worden, wordt vervolgens toegelicht waaruit de samenwerking met NPL bestaat. Op deze site wordt voorts, onder de links ‘Zo werkt het’ en ‘Actievoorwaarden’, voldoende duidelijk gemaakt dat voor het meedoen aan de actie geen verplichting bestaat om een lot van NPL aan te schaffen en dat de deelnemer optioneel via opt-in akkoord kan gaan met telefonische benadering door NPL voor een aanbod tot deelname aan de loterij en/of benadering via e-mail door NPL of HEMA. De voorzitter acht voldoende aannemelijk dat het opgeven van telefoonnummer en e-mailadres dient voor de afhandeling van de actie en dat deze gegevens niet dienen voor benadering van de deelnemer door NPL (en/of HEMA) met een aanbod indien daartoe niet door middel van de betreffende opt-in toestemming is gegeven. Daarom kan niet worden gezegd dat men door het meedoen aan de HEMA Winwekenactie “aan de postcodeloterij vast zit”.
RB 2130

Misleidende prijsvermelding door prijsvergelijkingssite Skyscanner

CBb 10 mei 2014, RB 2130, dossiernr. 2013/00690, 00690-I (Skyscanner)
Aanbeveling bevestigd. Prijsvergelijkingssite. Reclamecode Reisaanbiedingen. Misleidende prijsvermelding. Het betreft adverteerders website govolo.nl waarop onder meer een vliegticket naar Miami voor € 585,31 wordt aangeboden. Het College bekrachtigt de beslissing van de Commissie, zowel in het principaal als in het incidenteel appel. Skyscanner heeft een zelfsstandige handelspraktijk door het aanbieden van een vliegreizenvergelijkingssite. Het College verwerpt voorts het beroep van Skyscanner op artikel 6:196c lid 4 BW. Deze bepaling mist toepassing in de situatie dat de handelsactiviteiten niet beperkt blijven tot het enkele doorgeleiden van informatie van derden. Skyscanner oefent immers op basis van die informatie een zelfstandige handelspraktijk uit die in het onderhavige geval tot oneerlijke reclame heeft geleid.

Skyscanner onderscheidt zich bovendien van een “hosting provider” in de zin van artikel 6:196c lid 4 BW, doordat zij zelfstandig onderzoek doet naar de juistheid van de door derden aangeleverde gegevens. Het is aan Skyscanner om voldoende maatregelen te nemen teneinde af te dwingen dat de aanbieders waarvan zij op haar website de prijzen publiceert, deze prijzen aanleveren overeenkomstig de toepasselijke regelgeving. ANVR heeft onvoldoende onderbouwd waarom Skyscanner als prijsvergelijker onder de definitie van reisaanbieder zou vallen.

Het oordeel van het College
In het principaal appel
1. In het principaal appel staat als onbetwist vast dat op basis van de door de ANVR op de website van Skyscanner ingevulde gegevens ten onrechte Govolo als goedkoopste aanbieder werd genoemd. Dit was het gevolg van het feit dat deze aanbieder bepaalde onvermijdbare vaste kosten niet in haar prijs had verdisconteerd hetgeen, naar niet in geschil is, in strijd is met het bepaalde onder III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR). Skyscanner bestrijdt in beroep het oordeel van de Commissie dat zij als professionele onafhankelijke vergelijker mede verantwoordelijk is voor deze overtreding. Het College begrijpt het standpunt van Skyscanner aldus, dat zij primair stelt dat haar activiteiten geen handelspraktijk vormen in de zin van Richtlijn 2005/29/EG, voorts dat de exploitant van een professionele vergelijkingssite nooit verantwoordelijk behoort te zijn voor onjuiste gegevens die derden aanleveren, en ten slotte dat zij zich beroept op de uitsluiting van aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:196c lid 4 BW, mede gelet op het arrest van Hof Leeuwarden van 22 mei 2012, IEPT20120522 (Stokke/Marktplaats). Het College oordeelt hierover als volgt.

2. Skyscanner exploiteert een professionele vergelijkingssite die in de eerste plaats is gericht op het vergelijken van prijzen die vliegtuigmaatschappijen rekenen, waarbij ook aspecten zoals vertrektijd, tussenstops en reistijd kunnen worden vergeleken. Skyscanner stelt dat zij hierbij een onafhankelijke positie inneemt, in deze zin dat zij zelf geen vliegtickets verkoopt. Skyscanner maakt reclame voor haar diensten en prijst, naar uit de inleidende klacht blijkt, haar vergelijkingssite aldus aan dat via deze website met behulp van “geweldige aanbiedingen” de “goedkoopste” vliegtickets kunnen worden gevonden. Het bedrijfsmatig exploiteren van een dergelijke website dient naar het oordeel van het College als een zelfstandige handelspraktijk te worden beschouwd. Het College verwijst in dit verband naar hoofdstuk 1.2 van het op 3 december 2009 gepubliceerde Werkdocument van de diensten van de Commissie (“Leidraad voor de tenuitvoerlegging/ toepassing van Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken”), waar onder meer staat: “In geval van professionele, maar onafhankelijke prijsvergelijkingssites bestaat de activiteit van de handelaar in het verkrijgen van prijzen van detailhandelsbedrijven en het doorgeven van deze informatie aan de consument. Dergelijke dienstverleners moeten daarom eveneens worden beschouwd als handelaren en zijn derhalve gebonden aan de bepalingen van de richtlijn.” Het College leidt overigens uit de door ANVR overgelegde e-mail van de Autoriteit Consument Markt d.d. 10 januari 2014 af dat deze instantie eveneens van oordeel is dat het exploiteren van een vergelijkingssite als de onderhavige een zelfstandige handelspraktijk in de zin van Richtlijn 2005/29/EG is. De brief bevat immers, kort weergegeven, de mededeling dat volgens de Autoriteit Consument & Markt de regels inzake prijstransparantie ook voor vergelijkingssites gelden en dat zij bij de handhaving van die regels de exploitanten van die websites aan die regels zal houden.

3. Op grond van het voorgaande kan de stelling van Skyscanner dat haar activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als een handelspraktijk in de zin van Richtlijn 2005/29/EG niet slagen. Het College verwerpt om dezelfde reden het beroep van Skyscanner op Hof van Justitie EU, 17 oktober 2013, RLvS v Stuttgarter Wochenblatt (C-391/12). De gewraakte uiting zoals deze door de Commissie is omschreven (“goedkoopste tickets Miami” in combinatie met de prijs die Govolo volgens de website van Skyscanner voor dit ticket rekent op basis van de ingevoerde gegevens), is commercieel van aard en houdt onmiskenbaar verband met een zakelijk belang dat Skyscanner erbij heeft dat consumenten gebruik maken van haar vergelijkingssite teneinde daar een keuze voor een vliegtuigmaatschappij te maken en bij die aanbieder vervolgens een vlucht te boeken. De consument die van de vergelijkingssite gebruik maakt, hoeft niet meer zelfstandig aanbieders te vergelijken. De gewraakte uiting beïnvloedt aldus actief en direct de keuze van de consument met een zelfstandig commercieel doel. Daarmee wijkt de onderhavige zaak wezenlijk af van de situatie die aan de orde was in bedoelde uitspraak van het Hof van Justitie EU.

4. Het College verwerpt voorts het beroep van Skyscanner op artikel 6:196c lid 4 BW. Deze bepaling mist toepassing in de situatie dat, zoals in het onderhavige geval, de handelsactiviteiten niet beperkt blijven tot het enkele doorgeleiden van informatie van derden. Skyscanner oefent immers op basis van die informatie een zelfstandige handelspraktijk uit die in het onderhavige geval tot oneerlijke reclame heeft geleid. De consument die op de door ANVR in haar inleidende klacht omschreven wijze zoekt naar het goedkoopste vliegticket en naar aanleiding van de reclame van Skyscanner haar vergelijkingssite raadpleegt, wordt in de onjuiste veronderstelling gebracht dat Govolo de goedkoopste aanbieder is. Dat de oorzaak van deze fout is gelegen in de onjuiste informatie die Govolo heeft aangeleverd, brengt niet mee dat Skyscanner niet door ANVR hierop zou kunnen worden aangesproken in het kader van de onderhavige klacht. De contractuele uitsluiting van aansprakelijkheid in de algemene voorwaarden van Skyscanner staat daaraan evenmin in de weg; ANVR staat buiten die contractuele relatie.

5. Skyscanner onderscheidt zich bovendien van een “hosting provider” in de zin van artikel 6:196c lid 4 BW, doordat zij zelfstandig onderzoek doet naar de juistheid van de door derden aangeleverde gegevens. Zij heeft hiertoe, naar zij stelt, een team van zes personen beschikbaar dat dagelijks actief controleert of de aanbieders juiste prijzen opgeven. Voorts beschikt Skyscanner over een team personen dat, naar zij stelt, constant in dialoog is met de aanbieders om deze te wijzen op naleving van de regels. Skyscanner classificeert, structureert en vergelijkt de gegevens in het kader van een handelspraktijk die specifiek op vergelijking van een algemeen aanbod is gericht. Op grond van het voorgaande is het College tevens van oordeel dat de handelsactiviteiten van Skyscanner wezenlijk verschillen van die van Marktplaats, die immers niet specifiek als een vergelijkingssite kan worden aangemerkt . Dit brengt mee dat het beroep van Skyscanner op het genoemde arrest van het Hof Leeuwarden geen doel treft. Voor analoge toepassing van het bepaalde in artikel 6:196c lid 4 BW is evenmin plaats. Daarbij wijst het College op het volgende.

6. Het College acht het aannemelijk dat de gemiddelde consument die naar aanleiding van de aanprijzing van de vergelijkingssite van Skyscanner van die website gebruik zal maken en zal zien welke aanbieder het goedkoopst is, erop zal vertrouwen dat die aanbieder ook daadwerkelijk het voordeligst is. Skyscanner is immers een professionele vergelijker die stelt onafhankelijk te zijn en in dat kader classificeert, structureert en vergelijkt. De consument zal zich daarom door dit resultaat laten leiden bij het nemen van een besluit over een transactie. Dit brengt mee dat de vermelding als goedkoopste aanbieder direct het economische gedrag van de gemiddelde consument zal (kunnen) beïnvloeden. In het geval van Govolo wordt niet aan de geldende eisen met betrekking tot de prijsvermelding voldaan waardoor zij op de vergelijkingssite van Skyscanner ten onrechte als de goedkoopste aanbieder werd genoemd. Het College onderschrijft het oordeel van de Commissie dat hierdoor sprake is van misleiding als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d NRC. Zoals vermeld zal de gemiddelde consument ten onrechte op die vermelding vertrouwen en daardoor een besluit over een transactie kunnen nemen dat hij niet had genomen indien hij zou hebben geweten dat Govolo in werkelijkheid niet de voordeligste aanbieder was.

7. Het is aan Skyscanner om voldoende maatregelen te nemen teneinde af te dwingen dat de aanbieders waarvan zij op haar website de prijzen publiceert, deze prijzen aanleveren overeenkomstig de toepasselijke regelgeving, waaronder de Reclamecode Reisaanbiedingen met de daarin opgenomen verplichting alle vaste onvermijdbare kosten in de prijs op te nemen. Deze verplichting volgt overigens ook uit artikel 23 van Verordening (EG) Nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap. Ingevolge dit artikel dienen de voor het publiek beschikbare luchttarieven altijd de geldende passagiers- of luchttarieven en alle toepasselijke belastingen en heffingen, toeslagen en vergoedingen te bevatten die op het tijdstip van publicatie onvermijdbaar en voorzienbaar zijn. Die verplichting is naar het oordeel van het College ook rechtstreeks op Skyscanner zelf van toepassing. Zij publiceert immers bedoelde tarieven in het kader van een prijsvergelijking en valt daarmee onder de ratio van artikel 23 van Verordening (EG) Nr. 1008/ 2008, zoals toegelicht in nummer 16 van de considerans bij die verordening. Dat Skyscanner maatregelen kan nemen om het aanbod op haar website in overeenstemming met de regelgeving te doen zijn, staat niet ter discussie. Skyscanner oefent immers controle uit en kan aanbieders, ook naar aanleiding van klachten van derden, op onjuiste prijzen aanspreken en hen zo nodig van haar website uitsluiten.

8. In hoeverre op dit moment op de website van Skyscanner de prijzen conform de bepalingen van de Reclamecode Reisaanbiedingen worden gepubliceerd en in hoeverre Skyscanner in staat zal zijn jegens aanbieders af te dwingen dat deze hun gegevens steeds in overeenstemming met de regelgeving aanleveren, doet voor het onderhavige geschil niet ter zake. De inleidende klacht ziet immers specifiek op Govolo en de beoordeling kan dan ook beperkt blijven tot de vermelding van het tarief van Govolo op bedoelde website. Skyscanner stelt dat zij de aanbieding van deze aanbieder van haar website heeft verwijderd. Voor zover ANVR verwijst naar andere aanbieders, gaat het College daaraan voorbij nu dit buiten het kader van de inleidende klacht valt. Voor zover ANVR hiermee bedoelt de klacht uit te breiden, overweegt het College dat het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep voorziet in een procedure waarbij klachten altijd in twee instanties worden beoordeeld. Voor beoordeling van geheel nieuwe klachten door het College is daarom geen plaats. Op grond van het voorgaande kan worden voorbijgegaan aan het formele bezwaar dat Skyscanner maakt tegen de het hoofdstuk “Structurele overtredingen Skyscanner” van het verweerschrift en tegen het overleggen van de daarbij behorende bijlagen 3 tot en met 7. Deze stellingen en bijlagen zijn op grond van het voorgaande niet relevant voor het onderhavige geschil.

In het incidenteel appel
10. In het incidenteel appel gaat het om de vraag of Skyscanner dient te worden aangemerkt als “aanbieder” in de zin van de Reclamecode Reisaanbiedingen. In de code zoals die gold toen de gewraakte uiting werd gepubliceerd, is het begrip aanbieder als volgt gedefinieerd: “degene die in de uitoefening van zijn/haar bedrijfs- of beroepsactiviteit reisdiensten aanbiedt aan de consument, alsook degene die in naam van of voor rekening van hem handelt”. ANVR stelt dat Skyscanner in de praktijk zelf een dergelijke aanbieder stelt te zijn, nu zij adverteert met “geweldige aanbiedingen”, last minute vliegtickets en goedkope vliegtickets. Skyscanner heeft echter aangevoerd dat haar bedrijfsactiviteiten zich beperken tot het exploiteren van de onderhavige vergelijkingssite en dat zij om die reden geen aanbieder is in de zin van de Reclamecode Reisaanbiedingen. Het College oordeelt hierover als volgt.

11. ANVR heeft onvoldoende onderbouwd waarom Skyscanner als prijsvergelijker onder de definitie van reisaanbieder zou vallen. Het feit dat Skyscanner adverteert met “geweldige aanbiedingen” en verwijst naar last minute tarieven en goedkope vliegtickets, impliceert immers niet zonder meer dat zij als aanbieder van reisdiensten kan worden aangemerkt. Deze uitingen zien niet op reizen die onder een eigen aanbod vallen, maar op het aanbod van derden dat op haar website kan worden vergeleken. Evenmin kan worden gezegd dat Skyscanner handelt in naam van of voor rekening van de bedrijven waarvan de diensten worden vergeleken. Deze bedrijven worden met naam genoemd en het boekingsproces verloopt buiten Skyscanner om. De consument die op basis van de resultaten van de vergelijking wenst te boeken, wordt immers doorgeleid naar de website van de desbetreffende aanbieder en zal Skyscanner ook niet als aanbieder van reisdiensten beschouwen. De Commissie heeft op grond van het voorgaande terecht geoordeeld dat in de gegeven omstandigheden onvoldoende aanleiding bestaat om Skyscanner als aanbieder in de zin van de Reclamecode Reisaanbiedingen te beschouwen.
RB 2129

Cup-a-Soup commercial "Thuiswerker" valt niet in de goede smaak

RCC 6 mei 2014, RB 2129, dossiernr. 2014/00254, 54A, 54B (Cup-a-Soup)
Subjectieve normen in reclame. Het betreft de televisiecommercial voor Cup-a-Soup “Thuiswerker”. Te zien is onder meer dat een man thuis voor zijn laptop gezeten zijn collega’s, met wie hij een beeldverbinding heeft, een “goede meeting” wenst en meedeelt dat hij vandaag thuis werkt. Vervolgens trekt de man een overall aan en gaat bij zijn huis dakpannen leggen, een zwembad graven en een serre bouwen. Als hij in een bouwmarkt wordt gebeld, deelt hij mee dat hij “effe “kantoorartikelen aan het halen” is. Om 16.00 uur neemt hij een kop Cup-a-Soup met de opmerking “Anders hou ik ’t niet vol hoor”. Door een voice-over wordt gezegd, en deze tekst verschijnt ook in beeld: “Het werkt, Cup-a-Soup, En jij dus ook”.

De klacht: in de commercial wordt het als heel normaal geschetst dat je zogenaamd thuis werkt voor je bedrijf maar in werkelijkheid aan je huis aan het klussen bent. Terwijl de man in een doe-het-zelfzaak inkopen doet voor zijn verbouwing zegt hij tegen zijn bedrijf dat hij kantoormiddelen aan het kopen is. Er wordt een sfeer geschetst dat deze fraude gewoon is en dus geaccepteerd wordt. Hierdoor wordt aangezet tot fraude. De voorzitter heeft de klacht afgewezen.

Het oordeel van de voorzitter
Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak en/of het fatsoen in de zin van artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), zoals klager kennelijk met zijn klacht bedoelt, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. Met inachtneming van deze terughoudendheid acht de voorzitter de onderhavige televisiecommercial, waarin een man die zijn collega’s meedeelt een dag thuis te werken aan het klussen gaat in zijn huis, niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Voor de gemiddelde consument is voldoende duidelijk dat de commercial humoristisch en niet serieus is bedoeld. Dat men bedenkingen kan hebben over het in de commercial getoonde gedrag van de man, is onvoldoende reden om de commercial in strijd te achten met eerdergenoemd artikel van de NRC. Er wordt ook geen oproep gedaan tot navolging van dit gedrag. Wel heeft de voorzitter begrip voor het feit dat niet iedereen de commercial zal waarderen. Dit is evenwel onvoldoende om te oordelen dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven tot het doen van een aanbeveling.
RB 2129

Stichting LOOP gebruik titel podoloog misleidend en verwarrend

RCC 15 april 2014, RB 2129, dossiernr. 2014/00192 (www.loop.nl)
Misleidende en verwarrende reclame. Waarheid. Het betreft een uiting op 5 pagina’s van de website www.loop.nl. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. De klacht: In de onderhavige uiting worden systematisch benadrukt: “bescherming van de titel podoloog en/of registerpodoloog”, “het HBO-niveau van de opleiding” en “het verrichten van podotherapie-behandeling door podologen en/of registerpodologen”. Deze 3 claims zijn niet terecht; er is sprake van een voor het publiek verwarrende en met de wet strijdige ‘upgrading’ van opleiding, titel en werkterrein van de (register)podoloog.

Klager acht de uiting in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), meer in het bijzonder in strijd met de (geest van de) wet en de waarheid. Het gaat daarbij om de volgende wetten: de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG), de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG). Deze wetten hebben -samengevat- onder meer betrekking op respectievelijk informatie aan cliënten in de voetzorg, recht op informatie van de patiënt en de wettelijke bescherming van onder meer de opleidingstitel podotherapeut. De titel (register)podoloog is niet wettelijk beschermd.

Het oordeel van de Commissie
Vast staat dat de opleiding tot podotherapeut een 4-jarige HBO opleiding is en dat de titel podotherapeut ingevolge artikel 34 Wet BIG wettelijk beschermd is.

In de bestreden uiting staat onder meer, onder het kopje “Podologie/Podoposturale ther.”:

“Podologen en podoposturaal therapeuten zijn voet- en houdingsspecialisten. Deze voetspecialisten hebben een erkende opleiding op hbo-niveau afgerond aan de Academie voor podologie. De titels zijn beschermd”.

Naar het oordeel van de Commissie is de uiting op dit punt onjuist in die zin dat -blijkens hetgeen partijen naar voren hebben gebracht- alleen registerpodologen een opleiding op HBO-niveau hebben. Voorts acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk in die zin dat niet voldoende duidelijk is wat wordt bedoeld met “De titels zijn beschermd”. Door deze zinsnede kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat er sprake is van wettelijk, door de overheid, beschermde titels. Dat is echter niet het geval.

Onder het kopje “Home” staat onder meer:

“Een registerpodoloog of podoposturaal therapeut is een erkende paramedische voetspecialist. De titels zijn beschermd en staan geregistreerd in het landelijke kwaliteitsregister voor de podologie”.

Ook hier acht de Commissie niet voldoende duidelijk wat wordt bedoeld met de zinsnede “De titels zijn beschermd”. De mededeling “en staan geregistreerd in het landelijke kwaliteitsregister voor de podologie” in dezelfde volzin, waarop in het verweer is gewezen, geeft onvoldoende duidelijkheid omtrent de betekenis van “beschermd”.

Voorts wordt onder de kopjes “Voetklachten” en “De behandeling: podotherapie” gesproken over “podotherapie” door de podoloog of podoposturaal therapeut respectievelijk een registerpodoloog of podoposturaal therapeut.

Weliswaar heeft het begrip “podotherapie” geen vastomlijnde betekenis, maar door het gebruik van deze aanduiding voor de behandeling door een podoloog, podoposturaal therapeut of registerpodoloog kan gemakkelijk verwarring ontstaan omtrent de kwalificaties van de behandelaar, in die zin dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen de podotherapeut die een HBO-opleiding heeft voltooid en de podoloog, podoposturaal therapeut of registerpodoloog voor wie dat niet geldt.

Ten slotte wordt in de tekst onder de kopje “Missie” voorbij gegaan aan het feit dat men zich binnen de voetzorg ook kan laten behandelen door een podotherapeut. Deze beroepsgroep valt niet onder de Stichting LOOP en om die reden is de claim “Stichting LOOP is het overkoepelend orgaan voor paramedische beroepsgroepen die zich richten op de gezondheid van de voet en houding in relatie tot de voet” niet juist. De claim vestigt immers de indruk dat alle beroepsgroepen, die zich met voormeld gebied bezig houden, door Stichting LOOP worden vertegenwoordigd, hetgeen niet het geval is.

De claim onder het kopje “Positionering” is onjuist nu niet is gebleken dat dat op enige wijze objectief is vastgesteld dat LOOP “het meest gerespecteerde orgaan voor paramedische voet- en houdingszorg” is. Daarnaast is de claim dat Stichting LOOP richting cliënten “de benodigde keuze-informatie” verstrekt onjuist, nu “de benodigde keuze-informatie” impliceert dat informatie wordt gegeven over alle mogelijke behandelingen van de voet en houding in relatie met de voet en Stichting LOOP geen informatie geeft over behandelingen op voormeld gebied door podotherapeuten, terwijl deze beroepsgroep wel is gekwalificeerd voor het geven van dergelijke behandelingen.

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de bestreden uiting op bovengenoemde punten onjuist respectievelijk onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is deze uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Nu de Commissie de uiting reeds om bovengenoemde reden in strijd acht met de NRC, komt zij niet toe aan toetsing van de uiting aan de door klager genoemde wetten en artikel 8.3 onder c NRC.
RB 2128

Arrangement is iets anders dan alleen kaarten voor de Toppers

RCC 13 mei 2014, dossiernr. 2014/00249 (Arrangement Toppers)
Loterij. Misleiding. Waarheid. Het betreft de in de Telegraaf van 5 maart 2014 geplaatste uiting waarin onder de aanhef: “Van harte gefeliciteerd! 655.916 winnaars in de trekking van februari 2014” staat welke prijzen er zijn gewonnen, gevolgd door de postcodes waarop die prijzen zijn gevallen. De klacht |Op klaagsters postcode bleek een “Arrangement Toppers Arena voor 2 personen” te zijn gevallen. Toen klaagster het arrangement via verweerders website wilde reserveren, werd melding gemaakt van “kaarten” in plaats van een “arrangement”. Vervolgens bleek dat klaagster zelf een parkeerkaart moest kopen evenals eten en drinken. Gelet hierop acht klaagster de uiting misleidend voor wie een “arrangement” heeft gewonnen. Inmiddels is verweerders website veranderd en wordt daarop nu gesproken over “kaarten” en niet meer over een “arrangement”.

 

Het oordeel van de Commissie

In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of de uiting een reclame-uiting is in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), nu verweerder dit bestrijdt.

 

De Commissie beantwoordt deze vraag in positieve zin en overweegt daartoe het volgende. De uiting bevat niet alleen een zuiver feitelijke berichtgeving inzake de postcodes waarop bij de trekking van februari 2014 een prijs is gevallen, maar heeft door zijn opmaak, waarbij de prijzen, in tegenstelling tot de postcodes, groot en duidelijk zijn vermeld en in het midden een afbeelding van gewonnen BMW staat, ook een wervend karakter ten aanzien van verweerders Postcode Loterij. De uiting is daardoor een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC, die de Commissie bevoegd is aan de NRC te toetsen.

Met betrekking tot klaagsters bezwaar, luidende dat zij meende een “arrangement” voor Toppers in Arena te hebben gewonnen terwijl zij in werkelijkheid twee kaarten daarvoor heeft gewonnen, overweegt de Commissie dat de gemiddelde consument onder een “arrangement” voor een bepaald concert iets anders zal verstaan dan alleen “kaarten” voor dat concert. Daarbij zal men denken aan speciaal voor de winnaar(s) bestemde extra’s bovenop de gratis toegangskaarten voor het concert. De door verweerder genoemde omstandigheid dat er die avond alleen winnaars van de Loterij in de Arena zitten en er enkele speciale teksten ten gehore worden gebracht en beelden van de Postcode Loterij worden getoond betreffen de inhoud van het concert en rechtvaardigen niet het gebruik van het woord “arrangement” voor deze avond. Het ontvangen van een “Loterij sjaaltje” zal door de gemiddelde consument evenmin worden opgevat als een zodanige “extra” dat van een “arrangement” gesproken kan worden.

Nu een “Arrangement Toppers Arena voor 2 personen” bij de gemiddelde consument andere verwachtingen wekt ten aanzien van die avond, dan hetgeen de winnaars die avond in werkelijkheid te beurt valt, acht de Commissie het onjuist om deze prijs als “Arrangement Toppers Arena voor 2 personen” aan te duiden en acht zij de uiting om die reden in strijd met artikel 2 NRC.
RB 2127

Vraag aan HvJ EU: is een handelsadvocaat ook een consument?

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 7 maart 2014, RB 2127, zaak C-110/14 (Costea) - dossier
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Verzoeker is werkzaam als (handelsrecht)advocaat. Hij sluit (als natuurlijk persoon) in 2008 een kredietovereenkomst met de Volksbank Romania. Er is echter een garantie gesteld door middel van een pand dat toebehoort aan het eenmansadvocatenkantoor Costea Ovidiu, vertegenwoordigd door Costea als hypothecaire borg. Hierdoor wordt zijn beroep ook bekend bij verweerster. Bij de sluitingsceremonie (4 april 2008) is Costea als garantsteller aanwezig en worden de voorwaarden van de overeenkomst besproken.

In mei 2013 stelt verzoeker een vordering tegen verweerster in wegens het oneerlijke karakter van de daarin opgenomen risicocommissie. Hij vordert nietigverklaring en terugbetaling. Hij beroept zich bij die vordering op zijn consumentenstatus en op de beschermende bepalingen van RL 93/13.

De verwijzende Roemeense rechter heeft voor deze zaak nadere uitleg nodig over de betekenis van het begrip ‘consument’ in richtlijn 93/13 nodig om uitspraak te kunnen doen. Verweerster meent daarvoor dat verzoeker geen kwetsbaar persoon is wat kennis betreft die nodig is om de inhoud van dit soort overeenkomsten en de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen te begrijpen. Legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:

“Moet artikel 2, sub b, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat onder het begrip „consument” een natuurlijke persoon valt die het beroep van advocaat uitoefent en met een bank een kredietovereenkomst sluit waarin het doel van de lening niet is vermeld en het advocatenkantoor van die natuurlijke persoon als hypothecaire borg wordt aangeduid?”