Banner datingsite lexa.nl als In-Game advertising voetbalspelapp geen overtreding KJC
RCC 3 maart 2014, dossiernummer 22014/00033 (In-Game advertising lexa.nl)
Geen (In-)Game advertising als bedoeld in de KJC. Commissie niet bevoegd zich uit te laten over voorschriften betreffende minimumleeftijd voor Apple App Store spel. Het betreft een banner, vertoond tijdens het voetbalspel “FTS 2014” dat klagers zoon van 11 jaar speelde op de Ipad van klager. In de banner staat naast de foto van een vrouw een “wolkje” met de uitspraak: “Hi, zin in een date?!” Daarnaast staat: “lexa.nl” en “Bekijk foto’s”. Klagers zoon van 11 klikte op deze banner, die zeer regelmatig gedurende het bewuste spel te zien was, en kwam op de site lexa.nl terecht.
Het maken van reclame voor een datingsite gedurende een app die (mede) door (jonge) kinderen wordt gebruikt, is op zichzelf niet in strijd met de NRC. De wijze waarop in dit geval gedurende een app, namelijk het voetbalspel FTS 2014, reclame wordt gemaakt voor de datingsite lexa.nl leidt evenmin tot het oordeel dat de NRC, daaronder begrepen de KJC, is overtreden. De Commissie overweegt daartoe het volgende.
De inhoud van de banner acht de Commissie niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden, ook niet voor zover deze door (jonge) kinderen wordt gezien en kinderen aldus bekend raken met het bestaan van lexa.nl.
Voorts acht de Commissie de banner, voor zover deze geacht moet worden geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen te zijn gericht, duidelijk herkenbaar als reclame. De bewuste app betreft een voetbalspel, terwijl de banner betrekking heeft op een datingsite. Voorts onderscheidt de banner zich in die zin van de app/het voetbalspel dat de banner buiten het spelscherm is geplaatst.
Van (In-)Game advertising als bedoeld in de KJC is overigens geen sprake. De definitie van (In-)Game advertising luidt:
“reclame maken in of door middel van een game (digitaal spel en/of wedstrijd), waarbij een reclame-uiting respectievelijk in de game verschijnt of waarbij de game zelf (of delen daarvan) de reclame-uiting vormt”.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
Folder met uiting over monsterverkoop bij World Fashion Center moet ja-nee sticker respecteren
RCC 3 maart 2014, dossiernummer 2013/00951 (Monsterverkoop World Fashion Center)
Aanbeveling. Het betreft een ongeadresseerde uiting waarin onder de aanhef “MONSTERVERKOOP” onder meer staat: “MET DEZE UITNODIGING TEVENS TOEGANG BIJ KNAAP-FASHION PARTERRE 2.00.06”. In de uiting zijn diverse data en tijdstippen vermeld waarop kennelijk de monsterverkoop plaatsvindt. Hoewel klagers brievenbus voorzien is van een nee/nee sticker, ontving klager voor de tweede maal een ongeadresseerde folder van verweerder. Klager heeft beide keren een klacht ingediend bij verweerder. De eerste klacht werd door verweerder afgewezen. Op de tweede klacht is niet gereageerd. De Commissie deelt het oordeel van de voorzitter dat de bewuste uitnodiging moet worden aangemerkt als een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC.
De uiting houdt duidelijk een systematische directe aanprijzing in van door “World Fashion Center” (verweerder) in het kader van een “MONSTERVERKOOP” ten verkoop aangeboden kleding. Daarbij gaat het kennelijk om kleding van de diverse in de uiting genoemde merken.
Verweerder heeft in zijn bezwaarschrift niet weersproken dat de onderhavige uiting is verspreid via klagers brievenbus, die voorzien was van een nee/nee sticker. Gelet hierop is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1 Code VOR. Daarin staat voor zover hier van belang:
“Afzenders en verspreiders zullen ieder voor zich en in gezamenlijk overleg alle maatregelen en voorzieningen treffen die noodzakelijk zijn:
- teneinde de respectering van de op bijlage 1 vermelde stickers te bereiken”.
De Commissie acht verweerder, als afzender van de onderhavige uiting, verantwoordelijk voor de onderhavige overtreding.
Het verweer dat mensen, zoals bijvoorbeeld klager, die aan verweerder meedelen geen prijs te stellen op het ontvangen van een uitnodiging als de onderhavige, geen uitnodiging meer zullen ontvangen, leidt niet tot een ander oordeel.
Geen vergelijkende reclame meer nu borden niet meer verwijzen naar andere medicijnen
CGR 6 maart 2014, AA14.005
In 2012 is een advertentie voor [geneesmiddel Z] onderwerp geweest van een klacht, die bij de Codecommissie is ingediend. De klacht betrof een advertentie die bestond uit een folder “[titel A]” waarin de afbeelding van een wegbewijzering was vermeld met daarop aangegeven twee routes: de [geneesmiddel Z] route die naar voren ging richting de zon en die licht werd afgebeeld en de route van de [antistoffen B] die in het donker naar achteren was geplaatst. Verzoekster heeft een nieuwe advertentie gemaakt en vraagt nu
advies over de toelaatbaarheid van deze advertentie. De Codecommissie komt tot een positief advies.
2. De beoordeling
De advertentie die thans aan de orde is, bevat twee bladzijden. Op de eerste bladzijde
staat een paal met vier borden die allemaal naar rechts wijzen. Op het bovenste bord staat
de naam van het recept, op het bord daaronder staat “geen [antistoffen B] aangetoond”, het
bord daaronder vermeldt “Voorspelbare kosten van [geneesmiddel Z] bij [ziekte C]” terwijl
het laatste en onderste bord het volgende vermeldt “effectief in [D-combinatietherapie]”. De
paal staat tegen een effen blauwe ondergrond. Op de eerste bladzijde is voorts nog
vermeld “3,1 miljoen patiëntjaren klinische ervaring”. De tweede bladzijde behelst verkorte
productinformatie over [geneesmiddel Z].
In de advertentie die in de al genoemde klacht aan de orde was, is verzoekster onder meer
bevolen om het gebruik van de in de klacht in strijd met de Gedragscode geoordeelde
uitingen te staken en om zich voorts te onthouden van het gebruik van uitingen waarin wordt
gesteld dan wel gesuggereerd dat [geneesmiddel Z] superieur is aan een ander met name
genoemd geneesmiddel, zonder dat dit op deugdelijke wijze is onderbouwd. Het eerste bevel
zag in het bijzonder op de afbeelding van een wegbewijzering met daarop aangegeven twee
routes, waarbij de route van [geneesmiddel Z] richting de zon ging en de route van de
[antistoffen B] naar het donker en naar achteren. Voorts was de Codecommissie van oordeel
dat sprake was van vergelijkende reclame tussen [geneesmiddel Z] en andere [medicijnen
E].
De thans aan de orde zijnde folder is anders opgezet. In het bijzonder is er geen
bewegwijzering die naar meerdere kanten wijst en evenmin is sprake van een lichtere en een
donkere kant. In zoverre bestaat geen bezwaar tegen de folder. Nu in de tekst op de borden
evenmin naar andere [medicijnen E] wordt verwezen kan thans niet meer gezegd worden dat
van vergelijkende reclame gesproken moet worden.
De Codecommissie komt op grond van het bovenstaande tot een positief advies.
Stichting Brandstofverlies verliest kort geding tegen Toyota
Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 17 maart 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1697 (Stichting Brandstofverlies tegen Louwman en Parqui)
Geen misleiding. Stichting Brandstofverlies vordert L&P te bevelen tot staken van misleidende informatie omtrent het brandstofverbruik van de Toyota Yaris, de afwijking tussen het beweerdelijke en echte verbruik zou groot zijn. De rechtbank oordeelt dat een koper door de vermeldingen op de label en overige reclamemateriaal in voldoende mate wordt gewezen op de technische gegevens en de geringe betekenis daarvan voor het praktijkverbruik. Aldus is geen sprake van misleiding. De voorziening wordt afgewezen.
4.11. Gelet op het voorgaande staat vast dat autofabrikanten verplicht zijn om de uitkomsten van de voorgeschreven verbruikstests te vermelden. Nu deze tests worden verricht door onafhankelijke instanties waarop autofabrikanten geen invloed kunnen uitoefenen staat vast dat de gehanteerde testresultaten op zichzelf juist zijn. Door Stichting Brandstofverlies is niet betwist dat het bij de Toyota Yaris gepresenteerde label en het overige reclamemateriaal voldoen aan de eisen op grond van Verordening (EG) 715/2007 en Richtlijn 1999/94 EG. Op het label en het overige materiaal zijn de vermeldingen geplaatst als vermeld in 3.1 sub b en c.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een koper door deze vermeldingen in voldoende mate wordt gewezen op het karakter van de technische gegevens en de geringe betekenis daarvan voor het praktijkverbruik. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat van de door Stichting Brandstofverlies gestelde misleiding geen sprake is.
Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBZWB:2014:1697 (link)
ECLI:NL:RBZWB:2014:1697 (pdf)
Inserts in strijd met tabaksreclameverbod
Vzr. Rechtbank Den Haag 5 februari 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:1365 (British American Tobacco Nederland B.V. tegen De Staat der Nederlanden)
Kort geding. Tabakswet. Gebruik van insteekbriefjes in de verpakking van tabaksprodukten ('inserts') is in strijd met het reclameverbod zoals neergelegd in de Tabakswet.
2.3. In de verpakking van de door haar verhandelde tabaksproducten (sigaretten en shag) voegt BAT regelmatig insteekkaartjes - zogenaamde 'inserts' - toe, waarop zij informatie verstrekt over het betreffende product, dan wel een of meer andere producten waarin zij handelt.
4.4. Uit de Tabakswet vloeit voort dat verpakkingen van sigaretten en shag niet vallen onder het in die wet geregelde reclameverbod. Partijen verschillen daarover ook niet van mening. Voorts heeft BAT op de zitting erkend dat de inserts (ook) kunnen worden beschouwd als een vorm van reclame in de zin van de Tabakswet.
4.5. BAT kan niet worden gevolgd in haar stelling dat de inserts behoren te worden gerekend tot de verpakking van tabaksproducten. Daarvoor is het volgende van belang.
Artikel 5 lid 1 van de Tabakswet verbiedt iedere vorm van reclame, zoals gedefinieerd in artikel 1 aanhef en onder d van die wet. Uit de wet, alsmede uit vaste jurisprudentie, volgt dat enkel de expliciet in de Tabakswet genoemde uitzonderingen op het reclameverbod zijn toegestaan, alsmede dat die uitzonderingen strikt/restrictief moeten worden toegepast. Ingevolge artikel 5 lid 4 aanhef en onder b van de Tabakswet valt de verpakking van tabaksproducten niet onder het reclameverbod. Daarmee is uitsluitend beoogd een belemmering voor de verkoop van tabaksproducten, die door het verbod zou ontstaan, weg te nemen. Die uitzondering reikt dus niet verder dan nodig is om in een tabaksverkooppunt te tonen welk tabaksproduct voor welke prijs wordt verkocht (zie ook CBB 20-12-2007, ECLI:NL:CBB:2007:BC2232 en HR 25-11-2011, ECLI:NL:HR:2011:BS8874). Weliswaar bevinden de inserts zich in de verpakking van tabaksproducten, maar daarmee maken zij nog geen deel uit van de verpakking. De inserts dienen immers niet om de sigaretten en shag te 'verpakken'. Daar komt bij dat door middel van de inserts in een tabaksverkooppunt niet wordt getoond welk product tegen welke prijs wordt verkocht. De inserts bevinden zich immers in de verpakking en zijn daardoor van buitenaf niet zichtbaar.
4.6. Schending van het 'lex certabeginsel' kan evenmin worden aangenomen. Blijkens vaste jurisprudentie van het CBB maakt de in artikel 5 lid 4 aanhef en onder b van de Tabakswet geformuleerde norm voldoende concreet duidelijk welke gedragingen met betrekking tot de presentatie van tabaksproducten zijn toegestaan - en daarmee tevens welke gedragingen op grond van het eerste lid van dat artikel verboden en beboetbaar zijn - en dat deze norm degene tot wie zij is gericht voldoende in staat stelt zijn gedrag daarop af te stemmen (zie o.a. CBB 20-12-2007, ECLI:NL:CBB:2007:BC2232 en CBB 22-11-2012, ECLI:NL:CBB:2012:BY7506). Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen bestaat geen aanleiding om in de hier aan de orde zijnde kwestie anders te beslissen.
4.7. Tot slot faalt ook het beroep van BAT op het vertrouwensbeginsel.
VvRr voorjaarsbijeenkomst - samen met VMC
Link
De toekomstvoorspelling van Egbert Dommering voor het jaar 2014 [Gepubliceerd in Mediaforum 1999, nr. 13, p., 340] is nog niet helemaal bewaarheid geworden maar hier en daar scheelt het niet veel. De mediawereld lijkt in ieder geval steeds meer gecommercialiseerd te worden. De consument wordt een buzzer die via social media anderen producten aanpraat, advertising wordt natural of curated advertising, marketing content marketing, bedrijven worden uitgevers die aan informatiemarketing doen, media worden customer media - om maar een paar termen te noemen van een al oud verschijnsel dat in deze tijd van teruglopende advertentie-inkomsten en versnippering van media steeds zichtbaarder wordt.
Uit de recente uitspraak van HvJEU 17 oktober 2013, C-391/12 (RLvS/Stuttgarter Wochenblatt) valt misschien op te maken dat de Europese Commissie iets moet of zal gaan doen op dit terrein voor print media. De regulering voor televisie is redelijk complex en zou misschien wel een onsje minder kunnen. De online wereld is begin van dit jaar nader gereguleerd door een afzonderlijke code voor social media. De algemene reclamecode en de bepalingen over oneerlijke handelspraktijken bevatten ook de nodige regels. Kortom: tijd voor een alomvattende bestudering van het verschijnsel embedded advertising, waarin praktijkervaringen, onderzoeksresultaten uit de communicatiewetenschap en het juridisch debat centraal staan. U wordt daartoe van harte uitgenodigd.
Waar: De Brauw Blackstone Westbroek; Claude Debussylaan 80, 1082 MD Amsterdam
Wanneer: 25 maart 2014, 12:30 ALV VvRr 13:30 - 17:15
Punten: Aanvullende informatie over onderwijsuren voor Nederlandse advocaten
LET OP:
Deze bijeenkomst valt op een van de dagen dat de internationale conferentie in Den Haag over nucleaire wapens plaatsvindt. Voor Amsterdam wordt geen verkeershinder verwacht. Vanuit Den Haag en Rotterdam worden extra treinen van en naar Amsterdam ingezet, omdat autoverkeer tussen Den Haag en Schiphol en in Den Haag zelf verstoord is. Het kantoor van De Brauw ligt pal naast het station Amsterdam-Zuid.
Programma
13.30 uur Binnenkomst en registratie
13.50 uur Introductie door prof. Jan Kabel - dagvoorzitter
14.00 uur De Praktijk:
Social Media en Internet: Willem Sodderland (Buzzer)
Print: Bart Brouwers (Telegraaf Media Groep)
Audiovisuele media: Michel Dieperink, Omnicommediagroup (gevraagd)
15.00 uur Effecten van embedded advertising en van de bijbehorende regelgeving
Eva van Reijmersdal en Sophie Boerman (The Amsterdam School of Research – ACCoR)
15.25 uur Pauze
15.45 uur Het juridische kader
Audiovisuele media: Louise Doorman (DenKK Juristen)
Social media: Jitty van Dodewaerd (compliance officer DDMA)
Print: prof. Gerard Schuijt, oud-journalist en emeritus hoogleraar mediarecht Universiteit Leiden
16.45 uur Discussie
17.15 uur Borrel
Reacties Nico van Eijk over plan ING om betaalgegevens te verkopen
'Betalingen iets heel persoonlijks', De Telegraaf, 11 maart 2014;
'Plan ING juridisch haalbaar, maar ondoordacht', Nederlands Dagblad, 11 maart 2014;
'Liever een betere rente dan korting op een tuinbankje', Trouw, 14 maart 2014.
Misleidende en ongeoorloofde vergelijkende reclame zijn twee zelfstandige inbreuken
HvJ EU 13 maart 2014, zaak C-52/13 (Posteshop) - dossier
Reclamerecht. Verzoek om een prejudiciële beslissing Consiglio di Stato. Uitlegging van richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame. Nationale regeling die niet alleen reclame die tegelijkertijd misleidend en ongeoorloofd vergelijkend is verbiedt, maar ook als twee onderscheiden onrechtmatige gedragingen aanmerkt, is toegestaan.
HvJ EU verklaart voor recht:
Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame moet aldus worden uitgelegd dat zij, wat de bescherming van handelaren betreft, betrekking heeft op misleidende reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame als twee zelfstandige inbreuken, en dat misleidende reclame niet tegelijk ook ongeoorloofde vergelijkende reclame hoeft te zijn om te kunnen worden verboden en bestraft.
Gestelde vraag:
„Moet richtlijn [2006/114] aldus worden uitgelegd dat zij, wat de bescherming van handelaren betreft, betrekking heeft op reclame die tegelijkertijd misleidend en ongeoorloofd vergelijkend is, dan wel op twee onderscheiden onrechtmatige gedragingen, die ook elk op zich relevant zijn, te weten misleidende reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame?”
Vacaturemelding als reclamestunt heeft vertrouwen in reclame geschaad
RCC 25 februari 2014, dossiernummer 2014/00048 (grap vacature Overtoom)
Strijd met artikel 5 NRC. Misleidend. Aanbeveling. Het betreft een radiocommercial waarin Ghislaine Duymelings, “CEO van Overtoom”, de luisteraar vraagt te helpen bij het zoeken naar een Change Manager, een specialist die de nieuwe naam van adverteerder (“Manutan”) bekend gaat maken. Hierna vraagt de voice-over of men Ghislaine Duymelings wil helpen “met deze vacature” en wordt men uitgenodigd een filmpje te bekijken en het “bijzonder uitdagende assessment” te doen op de in de radiocommercial genoemde website.
Als men online solliciteert, ontvangt men een verontschuldiging met de mededeling dat het om een reclamestunt gaat. In een tijd van grote werkloosheid en economische onzekerheid is dit een buitengewoon smakeloze en misleidende reclame, aldus klager. De voorzitter oordeelt dat de adverteerder het vertrouwen in reclame heeft geschaad als bedoeld in artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code.
Dat geen sprake is van een echte vacature maar van een grap, wordt naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende duidelijk gemaakt. De inhoud van de radiocommercial heeft onmiskenbaar het karakter van een personeelsadvertentie. Er wordt gesproken over een vacature en er wordt een vacante functie genoemd met taakomschrijving (een “specialist die onze nieuwe naam bekend gaat maken”). Voorts wordt men uitgenodigd het “bijzonder uitdagende assessment” op de in de radiocommercial genoemde website te doen. Uit de toon waarop naar dit assessment wordt verwezen, zou kunnen worden afgeleid dat er misschien geen echte vacature is. Indien men vervolgens naar de in de radiocommercial genoemde website gaat om duidelijkheid hierover te verkrijgen, ziet men echter, naar de voorzitter ambtshalve constateert, informatie die op het eerste gezicht niet anders kan worden opgevat dan als een bevestiging dat het om een echte vacature gaat. Dit heeft ertoe heeft geleid dat adverteerder, zoals zij erkent, diverse sollicitaties heeft ontvangen.
Op grond van het voorgaande heeft adverteerder het ludieke karakter van de bestreden uiting onvoldoende duidelijk gemaakt en heeft zij daardoor het vertrouwen in reclame geschaad als bedoeld in artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Of de reclame tevens in strijd is met de goede smaak en het fatsoen dan wel misleidend is, zoals klaagster stelt, kan bij deze uitkomst verder in het midden blijven. Adverteerder heeft overigens meegedeeld dat zij geen gebruik meer maakt van de “vacature methode” omdat zij niemand meer “op het verkeerde been” wil zetten. Gelet hierop wordt beslist als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 5 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Uiting 'niemand goedkoper' is te absoluut
Vz. RCC 25 februari 2014, Dossiernummer 2013/00898 (www.automurre.nl)
Misleidend. Prijs. Aanbeveling. Het betreft adverteerders website www.automurre.nl, waarop onder meer staat “Tankstation Murre. Niemand op Walcheren is goedkoper van Auto Murre!”. Adverteerder claimt het goedkoopste tankstation op Walcheren te zijn. Klager heeft adverteerder al enkele malen gezegd dat dit niet juist is, waarna adverteerder hem verzocht dit door middel van een foto te bewijzen, met bewijs te komen, zodat de dag daarna met de prijs mee wordt gegaan. Het ligt echter op adverteerders weg om aan te tonen dat een door hem gebezigde claim juist is. De uiting is te absoluut en daardoor misleidend.
Het oordeel van de voorzitter
Adverteerder stelt dat niemand “goedkoper” is en sluit daarmee uit dat er op Walcheren benzinestations zijn waar de brandstof goedkoper is. Klager stelt echter verschillende malen te hebben geconstateerd dat door andere benzinestations op Walcheren lagere brandstofprijzen worden gehanteerd. Hij heeft, zo stelt hij, adverteerder daarvan op de hoogte gesteld en tevens foto’s gemaakt en deze, overeenkomstig adverteerders verzoek, op facebook geplaatst. Dit heeft echter niet tot aanpassing van de door adverteerder gehanteerde prijzen geleid. Adverteerder heeft op die stellingen van klager niet gereageerd, zodat zij aannemelijk worden geacht. Nu adverteerder vervolgens de juistheid van de door hem gebezigde claim niet heeft aangetoond, acht de Commissie deze misleidend.
Blijkens het voorgaande is voor de gemiddelde consument onjuiste informatie verstrekt ten aanzien van de prijs als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC) waardoor de gemiddelde consument ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.