RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 2055

Vergelijking LouseBuster met resultaat luizenshampoo misleidend

RCC 12 februari 2014, dossiernummer 2013/00842 (luizenkliniek.nl)
Met hete lucht doden hoofdluis. Vergelijking met andere methoden. Aanbeveling. Klager, die producent is van luizenmiddelen en een farmaceutisch bedrijf heeft, heeft succesvol geklaagd over de website www.luizenkliniek.nl, met name de subpagina “Luizenmiddelen” en de homepagina met de aanhef “Kliniek voor professionele behandeling van hoofdluis”. Volgens klager bevat de website onjuiste informatie alsmede opmerkingen jegens farmaceutische bedrijven die te kwalificeren zijn als smaad en laster.

De Commissie oordeelt dat op de gewraakte pagina’s van de website het resultaat van de door verweerder aangeprezen behandelmethode, die hieruit bestaat dat in verweerders luizenkliniek luizen door professionals worden bestreden met behulp van de LouseBuster, waarmee hoofdluizen en neten worden gedood door middel dehydratatie, wordt vergeleken met het resultaat van de luizenshampoos/lotions waarmee hoofdluizen en neten worden bestreden. Aanbieders van luizenshampoos en/of -lotions kunnen zich door de wijze waarop verweerder zich over deze producten uitlaat aangesproken voelen. De Commissie beschouwt de bewuste webpagina’s om die reden als vergelijkende reclame en beveelt verweerder niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Commissie oordeelt op grond van het overwogene onder B 5 en 13 in strijd met artikel 6 NRC, op grond van het overwogene onder B 2, 4, 5, 7, 8, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 in strijd met artikel 13 sub a NRC en op grond van het overwogene onder B1 in strijd met artikel 13 e NRC.

Ad B 1.
In de gewraakte zinsneden laat verweerder zich op onfatsoenlijke wijze uit over de handelwijze van concurrenten, daar waar hij de farmaceutische industrie ervan beschuldigt dat zij misbruik maakt van paniek die uitbreekt bij het ontdekken van hoofdluis door haar “macht en miljoenen” aan te wenden om de consument “te laten geloven” dat insecten het best zijn te bestrijden met pesticiden. Verweerder beschuldigt zijn concurrenten ervan de consument te manipuleren en schaadt daardoor de goede naam van hen, waaronder die van klager. Dat klagers naam niet in de uiting wordt genoemd, maakt dit niet anders. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 13 sub e NRC.

Ad B 2.
Verweerder baseert zich in de gewraakte mededeling met betrekking tot de resistentie op de situatie in het buitenland en op zijn eigen veronderstelling dat de in het buitenland geconstateerde resistentie ook ten aanzien van de luis in Nederland geldt. Dit wordt echter niet vermeld zodat de gemiddelde consument ten onrechte zal denken dat ook in Nederland hoofdluis en insecten massaal resistent zijn (geworden) tegen pesticide. Echter, in Nederland zijn -aldus de LCI-richtlijn Hoofdluis- ”beperkt cijfers over resistentieontwikkeling beschikbaar waaruit blijkt dat therapiefalen vaker optreedt na behandeling met permetrine dan met malathion”. Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de gewraakte mededeling onjuist alsmede misleidend in de zin van de aanhef van artikel 8 NRC en om die reden in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 4.
Blijkens de LCI-richtlijn Hoofdluis bevatten de ter bestrijding van hoofdluis beschikbare middelen dimeticon, malathion en permetrine en kunnen deze “huidirritatie, overgevoeligheid en sensibilisatie als bijwerking hebben”. Voorts wordt “het gebruik van malathion en permetrine (…) afgeraden aan zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven” en bestaat “over het gebruik van dimeticon tijdens zwangerschap en borstvoeding (…) geen consensus”. Het feit dat het gebruik van een luizenmiddel bij sommigen wordt afgeraden en dat over de vraag of het gebruik van dimeticon tijdens zwangerschap en het geven van borstvoeding veilig is, geen consensus bestaat, rechtvaardigt niet de zo absolute en algemene mededeling dat luizenmiddelen, waaronder de gemiddelde consument middelen die dimeticon bevatten ook zal brengen, voor de gezondheid schadelijke stoffen bevatten. Nu adverteerder de juistheid van deze bewering niet heeft aangetoond dan wel aannemelijk heeft gemaakt, acht de Commissie deze zinsnede te absoluut en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 a NRC.

Ad B 5.
Verweerder heeft niet weersproken dat de concentratie waarin pesticide in hoofdluismiddelen aanwezig is niet te vergelijken is met c.q. geringer is dan de concentratie van pesticide in landbouwgif. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede onjuist en misleidend in de zin van de aanhef van artikel 8 NRC en daardoor in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Tevens getuigt de gewraakte mededeling van overdrijving waardoor deze ten onrechte gevoelens van angst jegens het gebruik van hoofdluismiddelen kan oproepen. Op grond daarvan acht de Commissie deze zinsnede ook in strijd met artikel 6 NRC.

Ad B 7.
De bewuste zinsnede is, anders dan de aanhalingstekens doen vermoeden, geen citaat maar geeft verweerders mening weer. De strekking van deze zinsnede is dat het gebruik van luizenmiddelen geen effect heeft en derhalve zinloos is. Aangezien luizenmiddelen luizen doden en derhalve wel degelijk effect hebben, acht de Commissie deze zinsnede misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC. Dat het advies is om na het gebruik van het luizenmiddel te (blijven) kammen, maakt deze conclusie niet anders.

Ad B 8.
De reden om de behandeling met luizenmiddel te herhalen is niet omdat luizenmiddelen niet effectief is, maar omdat deze middelen niet effectief zijn tegen de larven in de neten. Na een eerste behandeling kunnen uit de mogelijk nog achtergebleven neten luizen komen en een herhaalde behandeling dient ter bestrijding van deze nieuwe luizen. Voorts is de mededeling dat “het RIVM deze middelen niet adviseert” niet in de LCI-richtlijn Hoofdluis terug te vinden. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede onjuist en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 a NRC.

Ad B 13.
Afhankelijk van de werkzame stof van de verschillende luizenmiddelen, staan in de bijsluiters beperkingen ten aanzien van het gebruik en verweerder heeft niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat als de middelen volgens de respectievelijke bijsluiters worden gebruikt, deze de gezondheid in gevaar (kunnen) brengen. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsneden misleidend en daardoor in strijd met artikel 13 sub a NRC. De zinsneden zijn tevens in strijd met artikel 6 NRC nu daardoor in de uiting zonder te rechtvaardige redenen wordt geappelleerd aan gevoelens van angst.

Ad B 14.
Dit tekstgedeelte acht de Commissie onvolledig nu is vermeld dat dimeticon een chemische stof bevat, maar niet is vermeld dat dimeticon, anders dan men op grond hiervan zou verwachten, geen chemische, maar een mechanische werking heeft. Gelet hierop acht de Commissie deze mededeling onvolledig en daardoor misleidend en derhalve in strijd met artikel 13 sub a NRC.

De daarop volgende zinsnede, die luidt dat middelen op basis van dimeticon niet schadelijk zijn voor de gezondheid maar wel voor de hoofdhuid en het haar, acht de Commissie, gezien de in de LCI-richtlijn Hoofdluis genoemde mogelijke bijwerkingen, zoals ook onder ad B 4 overwogen, te absoluut en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 15.
Klager trekt de juistheid van de onder het kopje “Waarom zinloos?” staande zinsnede dat je “De neten (…) helaas nooit allemaal (kunt) uitkammen, maar wel een deel” in twijfel en verweerder heeft nagelaten om aan te tonen dan wel aannemelijk te maken dat deze mededeling juist is. Gelet hierop acht de Commissie deze mededeling misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 16.
De mededeling dat het aantal neten dat men met een kam kan verwijderen altijd groter is dan er gedood kan worden met een luizenmiddel kan weliswaar juist zijn, omdat volgens de LCI-richtlijn Hoofdluis een luizenmiddel geen neten doodt, maar gegeven het feit dat deze mededeling wordt gedaan onder de aanhef “Waarom zinloos?”, wordt de suggestie gewekt dat een luizenmiddel niet werkt. Dit is een misleidende suggestie en daarmee in strijd met artikel 13 sub a NRC, zoals onder B 7 reeds is overwogen.

Ad B 17.
De juistheid van de eveneens onder het kopje “Waarom zinloos?” staande mededeling dat “het combineren van kammen en een luizenmiddel (…) ook niet meer zekerheid” geeft, is door adverteerder niet aangetoond en bovendien in strijd met de LCI-richtlijn Hoofdluis, waarin deze gecombineerde behandeling “bewezen effectief” wordt genoemd.

Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede eveneens misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Dat in verband met de mededeling dat neten vast blijven zitten aan het haar geen melding is gemaakt van het bestaan van het middel Prioderm Foam, dat de lijm waarmee de neten aan het haar vastzitten oplost, betekent niet dat de uiting onvolledig is.

Ad B 18.
De gewraakte zinsnede wekt ten onrechte de indruk dat bij de bestrijding van hoofdluis een keuze zou moeten worden gemaakt tussen kammen en het gebruik van een luizenmiddel. Geadviseerd wordt immers naast een luizenmiddel ook te kammen. Voorts wordt de indruk gewekt dat men een luizenmiddel altijd 8 uur moet laten intrekken, terwijl er in ieder geval één middel is met een inwerktijd van 15 minuten. Waar ook hier weer gewezen wordt op de schadelijkheid van luizenmiddelen, verwijst de Commissie naar hetgeen zij hierboven onder Ad B 4 ten aanzien daarvan heeft overwogen. Op grond van het vorenstaande acht de Commissie deze zinsnede te absoluut en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 a NRC.

Ad B19.
Van deze mededeling gaat ten onrechte de suggestie uit dat een luizenmiddel geen enkel effect heeft, terwijl dit de luizen doodt. Wel wordt in de LCI-richtlijn Hoofdluis geadviseerd om naast het gebruik van een luizenmiddel ook nog 14 dagen te kammen. Dat men dit een half uur zou moeten doen, heeft verweerder echter niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 20.
De gewraakte zinsnede impliceert dat het gebruik van luizenmiddelen niet effectief is en dientengevolge ondeugdelijk is ter bestrijding van hoofdluis. Aangezien luizenmiddelen wel degelijk effectief zijn tegen luizen acht de Commissie deze mededeling misleidend en om die reden in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 21.
Verweerder heeft de juistheid van deze stellige mededeling niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt. Gelet hierop acht de Commissie deze mededeling misleidend en om die reden in strijd met artikel 13 a NRC.

RB 2054

Interventie door consumentenbeschermingsorganisatie is toegestaan

HvJ EU 27 februari 2014, zaak C-470/12 (Pohotovost') - dossier
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Okresný súd vo Svidníku, Slowakije. Zie eerder RB 2005. Uitlegging van artikel 6, lid 1, en artikel 8 van richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29) alsmede van de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Overeenkomst voor consumentenkrediet – Gedwongen tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis – Verzoek om interventie van een vereniging voor bescherming van de consumentenrechten in de tenuitvoerleggingsprocedure – Nationale wettelijke regeling die niet voorziet in de mogelijkheid van een interventie van derden – Mogelijkheid voor de nationale rechterlijke instantie om een dergelijke interventie toe te staan. Het Hof verklaart voor recht:

Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, met name de artikelen 6, lid 1, 7, lid 1, en 8 van deze richtlijn, junctis de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan het een vereniging voor consumentenbescherming niet is toegestaan te interveniëren aan de zijde van een bepaalde consument in een tegen laatstgenoemde gevoerde procedure tot tenuitvoerlegging van een in kracht van gewijsde gegaan arbitraal vonnis.
RB 2053

Zekere artistieke vrijheid voor ontwerper huisstijl

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 19 februari 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:590 (reclamebureau tegen Webstate)
Contractenrecht. Opdracht. Er komt aan opdrachtnemer voor het ontwerpen van een logo en huisstijl een zekere artistieke vrijheid toe vanwege de aard van de opdracht. Dat de conceptontwerpen niet voldoen aan de smaak en verwachtingen van opdrachtgever brengt geen tekortkoming mee. Er is geen sprake van onprofessionaliteit. De vordering tot betaling van het redelijke loon wordt toegewezen.

4.7 (...) Waar [eisende partij] een zekere artistieke vrijheid toekomt vanwege de aard van de opdracht, kan niet zonder meer gesproken worden van het niet opvolgen van aanwijzingen door Webstate. Niet gesteld of gebleken is dat [eisende partij] ontwerpen heeft gemaakt die evident afwijken van de door Webstate gegeven aanwijzingen. Dit brengt mee dat ook hierom niet blijkt van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.

4.8. [eisende partij] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij een redelijk loon in rekening heeft gebracht, een overzicht in het geding gebracht waaruit zijn werkzaamheden hebben bestaan, het aantal uren dat daaraan is besteed en op welke dagen de werkzaamheden zijn verricht. In dit licht bezien snijdt het verweer van Webstate dat een specificatie van de in rekening gebrachte vierentwintig uren voor “concepting, vormgeving en digitaal schetsen” ontbreekt, geen hout. Dat het overzicht net zo goed een ander aantal uren had kunnen vermelden vormt onvoldoende betwisting van de concreet onderbouwde stellingen van [eisende partij] op dit punt. Het verweer van Webstate wordt daarom verworpen.

4.9. Tegen de achtergrond van het voorgaande en gelet op alle omstandigheden van het geval acht de kantonrechter betaling van het gevorderde (door [eisende partij] aangepaste) loon redelijk. Gesteld noch gebleken is ten slotte dat er aan de zijde van [eisende partij] sprake is van besparingen uit de voortijdige beëindiging van de overeenkomst van opdracht die van het toe te wijzen loon zouden moeten worden afgetrokken. Het door [eisende partij] gevorderde loon van € 1.800,00, te vermeerderen met 21% btw, zal daarom worden toegewezen.

4.10. Anders dan Webstate bepleit, is geen sprake van onaanvaardbaarheid in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW, waarop zij zich kennelijk beroept, waar het de hoogte van het toe te kennen loon betreft. Zij merkt het door [eisende partij] geleverde werk weliswaar aan als onprofessioneel, maar kan hierin niet worden gevolgd. Dat het werk niet naar haar smaak is, elementen uit logo’s van andere bedrijven gelijkenis vertonen en de schetsen volgens Webstate de nodige creativiteit ontberen, brengt niet mee dat sprake is van onprofessionaliteit zoals Webstate stelt en dat sprake is van onaanvaardbaarheid indien loon wordt toegekend aan [eisende partij].

Lees de uitspraak
ECLI:NL:RBMNE:2014:590 (link)
ECLI:NL:RBMNE:2014:590 (pdf)

RB 2052

Persbericht met verbod op grond van een of meerdere octrooien geen verschil

Vzr. Rechtbank Den Haag 20 februari 2014, KG ZA 14-66 (Digital Revolution en Maxperian tegen Samsung)

Octrooirecht. Geen misleidend persbericht. Samsung is houdster van EP 1 975 744 en EP 2 357 537 voor cartridges. Eerder [IEF 13417 en 13407] werden Maxperian, Digital Revolution en Printabout verboden inbreuk te maken op EP 744, de vorderingen met betrekking tot EP 537 werden afgewezen, omdat de kans bestond dat een deel nietig zou worden verklaard. Na het vonnis heeft Samsung een persbericht uitgebracht. Voor het relevante publiek maakt het geen wezenlijk verschil of de verkoop van bepaalde cartridges is verboden op grond van één of meerdere octrooien. De vorderingen, waaronder opgave van de media aan wie het persbericht is gezonden en bevel tot rectificatie, worden afgewezen.

Inbreuk op essentiële octrooien
4.4. Het betoog van DR en Maxperian dat het persbericht de indruk wekt dat DR en Maxperian op grond van de vonnissen geen enkele met Samsung printers compatibele huismerktonercartridges meer mogen verkopen, en – meer in het bijzonder – dat ook de remanufactured cartridges onder het verbod vallen, is naar voorlopig oordeel ongegrond. Het persbericht stelt niet dat alle met Samsung printers compatibele huismerktonercartridges onder het verbod vallen. Het persbericht stelt dat Samsung ontdekte dat “verschillende typen inbreukmakende tonercartridges” verkrijgbaar zijn, dat “de nieuwe inbreukmakende tonercartridges” inbreuk maken en dat drie dealers een voorlopig verbod krijgen om “de betreffende producten” te verkopen. Dat is in overeenstemming met de feitelijke gang van zaken. De aanleiding voor de procedures was immers dat Samsung van mening was dat onder meer DR en Maxperian “verschillende typen inbreukmakende tonercartridges” op de markt brachten, te weten de nieuwe en remanufactured cartridges. Bij de vonnissen is voorshands vastgesteld dat alleen de “nieuwe” cartridges inbreuk maken en zijn “de betreffende producten” verboden.

4.5. DR en Maxperian hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat het publiek uit het persbericht heeft opgemaakt dat alle met Samsung printers compatibele huismerktonercartridges onder het verbod vallen. Zij hebben hun betoog uitsluitend onderbouwd met de – pas ter zitting naar voren gebrachte en niet onderbouwde – stelling dat klanten regelmatig vragen stellen over het vonnis. Daarmee is niet gezegd dat die klanten uit het persbericht of de daarop volgende publiciteit hebben afgeleid dat alle met Samsung printers compatibele huismerktonercartridges onder het verbod vallen. Daarnaast heeft
Samsung erop gewezen dat de media-uitingen die DR en Maxperian hebben aangehaald als voorbeelden van de doorwerking van het persbericht, uitdrukkelijk melden dat het verbod betrekking heeft op “newbuilt cartridges”, “nagemaakte tonercartridges” of “clones”. Uit dat woordgebruik kan worden afgeleid dat het persbericht de sector wel degelijk duidelijk heeft gemaakt dat het verbod betrekking heeft op niet door Samsung geproduceerde, nieuwe cartridges en dus niet de remanufactured cartridges die DR en Maxperian verhandelen.

4.6. Het feit dat in het persbericht in de meervoudsvorm wordt gesproken over “octrooien”, kan niet leiden tot een ander oordeel. Gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat het publiek die term zo zal begrijp dat de nieuwe cartridges inbreuk maken op meerdere octrooien. Daarbij kan in het midden blijven of die aanduiding volledig juist is (Samsung heeft erop gewezen dat EP 537 een bundel van nationale octrooien is). Voor zover de aanduiding onjuist is, is het publiek daardoor naar voorlopig oordeel niet misleid. Voor het relevante publiek maakt het namelijk geen wezenlijk verschil of de verkoop van bepaalde cartridges is verboden op grond van één octrooi of op grond van meerdere octrooien. Hetzelfde geldt voor de aanduiding van die octrooien

bescherming van rechten en belangen van consumentenbelangen
4.7. Het bezwaar van DR en Maxperian tegen de zin uit het persbericht waarin wordt gesteld dat Samsung met de rechtszaak “de rechten en belangen van consumenten” wil beschermen is ongegrond. Dat het handhaven van octrooirechten indirect de belangen van consumenten dient, is verdedigbaar. In ieder geval kan Samsung niet het recht worden ontzegt dat standpunt naar voren te brengen.

bescherming rechten en belangen van fabrikanten
4.8. Ook het betoog van DR en Maxperian dat het persbericht het publiek misleidt omdat het de indruk wekt dat de door DR en Maxperian verhandelde tonercartridges niet milieuvriendelijk of niet herbruikbaar zijn, moet worden verworpen. Het persbericht stelt niet uitdrukkelijk dat tonercartridges van DR en Maxperian niet milieuvriendelijk of niet herbruikbaar zijn. Het persbericht licht toe welke belangen Samsung met de rechtszaak heeft willen beschermen, waaronder de belangen van “bedrijven die milieuvriendelijke, herbruikbare tonercartridges fabriceren”. Voor zover het publiek daarin leest dat de tonercartridges van DR en Maxperian niet milieuvriendelijk en niet herbruikbaar zijn, is die boodschap naar voorlopig oordeel te impliciet om als misleiding te worden gekwalificeerd. Daarbij weegt mee dat het gaat om een persbericht dat naar buiten is gebracht in de context van een rechtszaak en dat kenbaar afkomstig is van de PR-afdeling van een van de betrokken partijen. Gelet op die context bestaat er naar voorlopig oordeel geen reëel risico dat de gewraakte bewoordingen in het persbericht de gemiddelde klant ervan zullen weerhouden om tonercartridges af te nemen bij DR en Maxperian.

motieven van Samsung
4.9. Het bezwaar dat het persbericht misleidt omdat daarin slechts “altruïstische redenen” voor de procedure worden genoemd terwijl in de procedure vooral de eigen commerciële belangen van Samsung aan de orde waren, is evenmin gegrond. Zoals hiervoor al is overwogen, staat het Samsung in beginsel vrij om aan te geven welke motieven zij heeft om een procedure te starten. Een plicht om daarbij aan te geven dat ook eigen commerciële belangen een rol spelen, vindt naar voorlopig oordeel geen steun in het recht. Voorshands moet worden aangenomen dat de gemiddelde consument wel weet dat een bedrijf als Samsung zich mede door commerciële motieven laat leiden, ook als dat niet expliciet in haar persberichten staat.

slotsom
4.10. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat geen sprake is van misleidende mededeling, misleidende vergelijkende reclame of misleidende handelspraktijk. Door DR en Maxperian is niet gemotiveerd gesteld op welke grond de handelingen van Samsung anderszins onrechtmatig zijn. De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.

Lees hier de uitspraak:
KG ZA 14-66

RB 2051

Schone waterdamp e-smoking niet bewezen

RCC 3 februari 2014, dossiernummer 2013/0085 (Reclamefilmpje e-smoking)
Misleidend. Oneerlijk. Milieuclaim. E-smoking. Aanbeveling. Het betreft een televisiereclame voor “het nieuwe roken van e-smoking”. Daarin is een tekenfilmpje is te zien, waarbij wordt gezegd: “Roken zonder op het balkon alleen in de regen achter te blijven? Het kan met het nieuwe roken van e-smoking. U blaast geen stinkende rook uit, maar schone waterdamp. Dus blijf gezellig binnen en rook wanneer u wilt. E-smoking.” De klager heeft succesvol ingebracht dat men anders dan bij reguliere sigaretten geen schadelijke stoffen, maar alleen waterdamp zou uitblazen. De bestreden uiting is een milieuclaim waarvan de juistheid niet is aangetoond door adverteerder en is derhalve in strijd met de Milieu Reclame Code en de Nederlandse Reclame Code.

Ter vergadering van de Commissie van 12 december 2013 is adverteerder in de gelegenheid gesteld de woorden “schone waterdamp” nader (schriftelijk) te onderbouwen. Van deze gelegenheid heeft adverteerder geen gebruik gemaakt; adverteerder heeft -samengevat- meegedeeld dat “de onderzoeksresultaten” nog enige tijd op zich zullen laten wachten en dat adverteerder op dit moment nog niet in staat is te bewijzen dat “de uitgeblazen damp niet schadelijk is voor de omgeving”.

De rechtbank oordeelt dat gelet op de mededeling “U blaast geen stinkende rook uit, maar schone waterdamp” de bestreden uiting moet worden aangemerkt als een milieuclaim in de zin van de MRC. Nu adverteerder de juistheid van voornoemde mededeling niet heeft aangetoond, acht de Commissie de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC. Bovendien gaat het gepaard met onjuiste informatie over de risico’s van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2050

Voorkomen reputatieschade kennelijk ondergeschikt aan innen van hoge dwangsommen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 februari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:568 (Belfabriek tegen MTTM en ZakelijkeNummers)

Misleidende mededelingen. Executie dwangsommen. Doel en strekking dwangsommen. Bij vonnis in kort geding [RB 2020] (hierna: het vonnis) is Belfabriek verboden onjuiste/en of misleidende mededelingen te doen over MTTM c.s. en hun bedrijfsactiviteiten. Daartoe is haar geboden de webpagina's www.belfabriek.nl/mttm-problemen en www.belfabriek.nl/klachten-mttm offline te houden. De voorliggende vraag is of het plaatsen van afbeeldingen die gedurende een korte periode zichtbaar zijn geweest op Flickr, onder het doel en strekking vallen van hetgeen waartoe Belfabriek is veroordeeld. Belfabriek vordert succesvol MTTM te verbieden verdere executiemaatregelen te treffen op basis van het vonnis en de executoriale beslagen op te heffen.

Niet kan worden uitgegaan van schade aan de zijde van MTTM, terwijl het voorkomen van schade het doel was van het bij vonnis gegeven verbod. Zij heeft niet, zoals te verwachten was geweest indien het haar te doen zou zijn geweest schade te beperken, direct na de ontdekking van het Flickr-account een verzoek tot verwijderen gedaan. Zij heeft wel opdracht verstrekt tot het opmaken van 25 processen-verbaal. De voorzieningenrechter kan uit het voorgaande niet anders concluderen dan dat het voorkomen van reputatieschade voor MTTM kennelijk ondergeschikt was aan het innen van een zo hoog mogelijk bedrag aan dwangsommen. Een dwangsom is echter bedoeld als een prikkel tot nakoming, geen doel op zich.

5.4. [..] de partner van [bestuurder Belfabriek], heeft de account geopend met als doel het delen van kinderfoto’s. Zij heeft als experiment op 17 juli 2011 een aantal ‘zakelijke’ foto’s geüpload (de Afbeeldingen), om [bestuurder Belfabriek] te laten zien hoe hij de Flickr-website voor zijn bedrijf zou kunnen gebruiken. De reden dat er afbeeldingen over MTTM (dan wel ZakelijkeTelefonie.nl) te zien waren is dat dat nieuws speelde begin 2011. [partner] heeft de account zo ingesteld dat haar foto’s, en dus ook de Afbeeldingen, alleen te zien waren voor haar ‘vrienden’, de mensen die zij daarvoor heeft uitgenodigd, en dat deze niet voor iedereen toegankelijk waren. [partner] en [bestuurder Belfabriek] zijn de aanwezigheid van de Afbeeldingen in de Flickr-account vervolgens vergeten. In december 2013 heeft [partner] opnieuw foto’s geüpload van het Sinterklaasfeest, en waarschijnlijk is er daarbij technisch iets mis gegaan. Hoewel Belfabriek heeft gesteld dat niet is gebleken dat de pagina’s voor iedereen zichtbaar waren heeft in ieder geval de deurwaarder op de onder 2.5 vermelde data de Afbeeldingen waargenomen op internet. Dit was niet de intentie van [partner], noch van [bestuurder Belfabriek] of Belfabriek, en [partner] heeft haar gehele account direct verwijderd na de brief van 2 januari 2014 van MTTM. Belfabriek heeft bovendien Google aangeschreven met het verzoek de hit in de zoekmachine bij de zoekterm ‘mttm belfabriek’ te verwijderen. Dat dat nog niet overal is gebeurd heeft te maken met het grote aantal servers waarvan Google wereldwijd gebruik maakt, aldus steeds Belfabriek.

5.5. [..] Gelet op het voorgaande kan voorshands dan ook niet worden uitgegaan van schade aan de zijde van MTTM c.s., terwijl het voorkomen van schade het doel was van het in het Vonnis gegeven gebod en verbod. Bij dit oordeel speelt mede een rol dat MTTM c.s. niet, zoals te verwachten was geweest indien het haar te doen zou zijn geweest om schade te beperken, direct na de ontdekking van de Flickr-account Belfabriek heeft verzocht om de Afbeeldingen van het internet te (doen) verwijderen. Zij heeft daarmee gewacht tot 2 januari 2014, ondertussen wel opdracht verstrekkend aan een deurwaarder tot het opmaken van 25 processen-verbaal. De voorzieningenrechter kan uit het voorgaande niet anders dan concluderen dat het voorkomen van reputatieschade voor MTTM c.s. kennelijk ondergeschikt was aan het innen van een zo hoog mogelijk bedrag aan dwangsommen. Een dwangsom is echter bedoeld als een prikkel tot nakoming, en geen doel op zich.

5.6. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het plaatsen dan wel niet verwijderen van de Afbeeldingen die gedurende een korte periode zichtbaar zijn geweest op het medium Flickr niet vallen onder het doel en de strekking van hetgeen waartoe Belfabriek is veroordeeld. De in het Vonnis bedoelde uitingen zijn immers gericht tot klanten van MTTM c.s. dan wel andere servicenummergebruikers, met als doel paniek te zaaien onder die klanten en te trachten hen over te laten stappen naar Belfabriek. De Afbeeldingen zijn – voor zover ze al voor het publiek zichtbaar zijn geweest – niet gericht aan een bepaalde groep mensen, noch wordt daarin getracht klanten over te laten stappen naar Belfabriek. Er wordt op de website van Belfabriek geen verwijzing gemaakt naar de Flickr-account, noch heeft Belfabriek op een andere manier actief de aandacht gevestigd op de Afbeeldingen.

Lees hier de uitspraak:
ECLI:NL:RBAMS:2014:568 (link)

RB 2049

Misleidende prijs zonder vermelding "vanaf" externe harde schijf

RCC 27 januari 2014, dossiernummer 2013/00810 (nieuwsbrief externe harde schijf)

Misleidende prijsvermelding. Aanbeveling. Het betreft een door adverteerder op 3 oktober 2013 per e-mail aan klager gezonden nieuwsbrief. Daarin staat onder de aanhef “Externe harde schijf met 320 GB, 500 GB, 1 of 2 TB gratis bezorging” onder meer: “prijs 44,90 €”. Ten onrechte is bij de in de uiting genoemde prijs niet vermeld: “vanaf”. Klager legt twee afdrukken van de nieuwsbrief over, ten eerste een afdruk van het gedeelte waarin de prijs “44,90 €” is vermeld, ten tweede een afdruk van het gedeelte waarin staat: “Externe harde schijf met 320 GB, 500 GB, 1 of 2 TB met beschermhoes (vanaf € 44,90)”. Volgens een eerdere uitspraak [RB 1900]  dient de eerst gegeven informatie juist te zijn.

Naar adverteerder niet heeft weersproken en zoals blijkt uit de tweede bij de klacht overgelegde afdruk van de uiting betreft de eerst vermelde prijs van € 44,90 in werkelijkheid een vanaf-prijs. Nu dit niet aanstonds uit de nieuwsbrief valt op te maken, wordt in de uiting onjuiste informatie gegeven ten aanzien van de prijs als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De Commissie heeft nota genomen van adverteerders mededeling dat inmiddels, na het verzenden van de thans bestreden nieuwsbrief, een wijziging in de nieuwsbrief is aangebracht, teneinde de voorzittersaanbeveling van 13 augustus 2013 in dossier 2013/00481 op te volgen. Dit doet echter niet af aan bovenstaand oordeel. Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan, voor zover nog nodig, om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2048

Prijs Originalbox blijkt wekelijks abonnementsbedrag

RCC 27 januari 2014, dossiernummer 2013/00984 (www.hellofresh.nl)
Misleidend en oneerlijk. Aanbeveling. Het betreft adverteerders website www.hellofresh.nl, in het bijzonder de subpagina www.hellofresh.nl/onze-tassen/. Op de bewuste subpagina wordt de Originalbox aangeprezen voor een bedrag “vanaf € 34”. Niet duidelijk is dat dit bij een abonnement behorende bedrag is dat men per week verschuldigd is. Er dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen eenmalig verschuldigde betalingen en abonnementsprijzen. Afgezien daarvan acht de Commissie het gebruik van de aanduiding “Flexibel lidmaatschap” verwarrend waar het in werkelijkheid gaat om een abonnement dat men desgewenst kan aanpassen en onderbreken.

Adverteerder beroept zich op de op de homepage in de header staande mededeling “Flexibel lidmaatschap” en wijst erop dat men in het menu onder “Hoe werkt HelloFresh?” informatie kan vinden over het “lidmaatschap”, maar de mogelijkheid om daarover op dat moment informatie te krijgen door bijvoorbeeld te klikken op het daarvóór staande zogenaamd aanvink-symbool, bestaat niet. Ook bij de prijs van deze box staat niet dat dit het bedrag is dat deze box “per week” kost. Dat op de hompage in een header de mededeling “Flexibel lidmaatschap” staat en/of dat in het menu onder “Hoe werkt HelloFresh?” informatie kan worden gevonden over “het lidmaatschap”, maakt het vorenstaande niet anders.

Blijkens het vorenstaande is sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2047

Opmaak prijsvermelding bonusfolder AH misleidend

RCC 6 februari 2014, dossiernummer 2014/00005 (Albert Heijn)
Misleidend. Het betreft een uiting in de Bonusfolder. Daarin staat bij de afbeelding van een handmixer, een staafmixer en een contactgrill: "25% Tristar blackline korting. Handmixer, staafmixer 19,99 of contactgrill 14,99. Onder de vermelding van voornoemde producten en links naast de prijs van “14,99” staat in kleinere letters onder meer: “Bijv. handmixer”. Links onderaan de uiting staat in even kleine letters: “Staafmixer per stuk 25,99 19,49 Contactgrill per stuk 47.99 35,99”." De handmixer, staafmixer en contactgrill lijken te worden aangeboden voor € 14,99, maar bij de kassa bleek de contactgrill 35,99 te kosten. Weliswaar is de prijs van de contactgrill onderin de uiting in kleine lettertjes vermeld, maar klaagster vindt de uiting misleidend. Zij vraagt zich af waarom de groot afgedrukte prijs zo dicht bij de grill en de staafmixer staat, terwijl deze juist een andere prijs hebben.

In de bestreden uiting is in een kader dat de afbeelding van de contactgrill overlapt in grote cijfers een prijs van € 14,99 vermeld. Naast dit kader staat:

“Tristar blackline
Handmixer, staafmixer” en in kleinere letters: “Bijv. handmixer (..)”.

In dezelfde kleinere zijn links onderaan de uiting de (hogere) prijzen van de staafmixer en contactgrill vermeld. Door deze opmaak van de uiting kan gemakkelijk de onjuiste indruk ontstaan dat de contactgrill, en wellicht ook de staafmixer, verkrijgbaar zijn voor € 14,99 per stuk. Gelet hierop acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de prijs als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2046

Actualiteitenlunch internetrecht | The Pirate Bay

De Balie, Amsterdam, dinsdag 4 maart van 12.00 tot 15.15 uur, 3 PO-punten. 

Op dinsdag 4 maart 2014 van 12:00 tot 15:15 organiseert eduLex, onderdeel van uitgeverij deLex, een actualiteitenlunch; Kern van ITenRecht in Amsterdam. Tijdens deze bijeenkomst zullen twee ervaren sprekers belangrijke actualiteiten en ontwikkelingen in IT-jurisprudentie en -wetgeving bespreken. Arnoud Engelfriet zal vertellen over de ontwikkelingen (opkomst en ondergang) van The Pirate Bay, en daarbij ook nader ingaan op de meest recente uitspraak over de opgeheven blokkade van de torrentsite [Hof Amsterdam, IEF 13467]. Wouter Seinen zal ingaan op marketing en privacy op het internet. Een van de onderwerpen die hier aan bod zal komen is bijvoorbeeld de cookieregelgeving. Deze cursus biedt verdieping en verbreding voor de specialist met voorkennis.

Programma
11.45 – 12.00 uur Intekenen met lunch
13.00 – 13.30 uur De ontwikkelingen (opkomst en ondergang) van The Pirate Bay - Arnoud Engelfriet, ICTRecht
13.30 – 13.45 uur Pauze
13.45 – 15.15 uur Marketing en privacy op het internet - Wouter Seinen, CMS
15.15 uur Einde bijeenkomst
Hier aanmelden

De onderwerpen nader geïntroduceerd:
Arnoud Engelfriet, ICTRecht: Helden van informatievrijheid of de grootste IE-dieven in de geschiedenis? Weinig internetsites hebben zoveel losgemaakt als het Zweedse The Pirate Bay. Maar TPB is geen uniek verschijnsel: al sinds internet snel genoeg is om meer dan alleen te mailen, worden er dingen uitgewisseld zonder toestemming van de rechthebbenden. De resulterende technische en juridische wapenwedloop is een van de belangrijkste thema's in het internetrecht geweest, met als voorlopig hoogtepunt de door Brein afgedwongen (en in hoger beroep ongedaan gemaakte, Hof Amsterdam, IEF 13467) blokkade door Nederlandse internetproviders van TPB. ICT-jurist Arnoud Engelfriet neemt u mee naar de wondere wereld van filesharen, Bittorrent, legaal downloaden uit illegale bron, remixcreativiteit en zijn visie op de toekomst van internet en auteursrecht.

Wouter Seinen, CMS: Marketing is de financiële motor van het internet. Hierin vinden echter steeds meer ontwikkelingen plaats op het gebied van regulering en wetgeving. Goede voorbeelden daarvan zijn de cookie regels, de reclame code voor social media, regels voor vergelijkingswebsites en privacy regelgeving. Maar, wat zijn de effecten geweest van het cookie-artikel in de Telecomwet in de praktijk? Hoe wordt om deze ‘cookiemuur’ [genomineerde voor Woord van het Jaar, IT 1347] heen gewerkt? En waarom wordt dit veelbesproken, maar weinig gehandhaafde artikel, nu weer gewijzigd [IT 1150]? Deze en andere actuele/interessante vragen zullen aan de orde komen.


Er zijn 3 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Locatie
De Balie, Kleine Gartmanplantsoen 10, te Amsterdam.
Klik hier voor een routebeschrijving, parkeersuggestie Byzantium.

Kosten deelname
€ 350,00 per persoon,
€ 295,00 sponsors ITenRecht en/of IE-Forum en
€ 100,00 rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time).

Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.

Hier aanmelden

Meer opleidingen IE/ICT: www.delex.nl/opleidingen