RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 2044

Mededeling “voor de derde keer op rij de flexibele tarieven verlaagd” te absoluut

RCC 27 januari 2014, dossiernummer 2013/00973 (www.eon.nl)
Oneerlijk en misleidend. Aanbeveling. Het betreft de reclame-uiting in het Eindhovens Dagblad met de tekst: “E.ON verlaagt voor de derde keer op rij de flexibele tarieven. Stap nu over. www.eon.nl/tarieven”. Klager sloot bij adverteerder een leveringscontract met flexibele tarieven af voor een periode van een jaar. Bij de bevestiging van klagers aanmelding werd als één van de voordelen vermeld “Profiteren van prijsverlagingen”. Vanaf begin oktober plaatst adverteerder de gewraakte reclame-uiting. Op 10 oktober 2013 wordt aan klager meegedeeld dat de voor hem geldende tarieven per 1 oktober 2013 zijn aangepast. Deze aanpassing komt, anders dan hij op grond van deze uiting verwachtte, neer op een verhoging van de tarieven. Gelet hierop acht klager de uiting misleidend.

De mededeling van adverteerder dat hij “voor de derde keer op rij de flexibele tarieven” verlaagt, acht de Commissie te absoluut en daardoor misleidend. Reden voor dit oordeel is dat de aangekondigde tariefverlaging alleen geldt voor het standaard flexibel tarief bij een (te sluiten) contract voor onbepaalde tijd. Dat de tariefverlaging niet (ook) van toepassing is op andere contractsvormen met flexibele tarieven, blijkt niet uit de reclame-uiting. Voorts heeft adverteerder niet aangetoond dat sprake is van een verlaging van de tarieven “voor de derde keer op rij”. Adverteerder heeft slechts twee tariefbladen overgelegd en deze zien bovendien op verschillende tarieven. Zo betreft het tariefblad met tarieven die per 1 juli 2013 gelden het “Flexibele tarief” en het tariefblad met tarieven die per 1 januari 2014 gelden het “Regulier flexibel tarief”. Adverteerder beroept zich op de beperkte ruimte van een krantenadvertentie. Ten aanzien daarvan overweegt de Commissie dat deze beperking in ruimte geen rechtvaardiging vormt voor het misleidende karakter van de gewraakte zinsnede. Blijkens het voorgaande is onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2043

Vertraging bij levertijd "binnen twee werkdagen" misleidend

RCC 27 januari 2014, dossiernummer 2013/00950 (www.dell.com)
Reclame-uiting misleidend en oneerlijk. Aanbeveling. Het betreft de mededeling over de levertijd van “Smart Selection”-producten op de website www.dell.com “binnen twee werkdagen”. Bij de bestelling op 29 september 2013 werd 4 oktober 2013 als leverdatum genoemd. In de op 2 oktober 2013 ontvangen orderbevestiging werd echter 21 oktober 2013 als verwachte leverdatum vermeld. Navraag bij Dell leerde dat de vertraging het gevolg was van leveringsproblemen in China. Op 7 oktober 2013 bleek de op de website genoemde leveringstermijn echter nog niet te zijn aangepast.

Het is aan adverteerder ervoor te zorgen dat de op haar website vermelde informatie juist is. Nu dat met betrekking tot de leveringstermijn van de Smart Selection-producten - in ieder geval gedurende enige tijd - niet het geval is (geweest), gaat de bestreden uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de levering als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2042

Geen bewijslevering in etappes

Rechtbank 29 januari 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:489 (Avalon c.s. tegen Rabobank)
Als randvermelding. Procesrecht. Bewijsrecht. De Rabobank verzoekt de rechtbank terug te komen op haar beslissing dat de Rabobank niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. De rechtbank wees dit van de hand en heeft Avalon c.s. opgedragen te bewijzen dat [X] niet zou hebben ingestemd met de renteswap indien zij door de Rabobank ter zake wel behoorlijk geïnformeerd zou zijn. Avalon c.s. heeft bij akte aangegeven dat zij het bewijs willen leveren door het overleggen van vier schriftelijke verklaringen. “Indien en voor het geval dat de rechtbank van oordeel mag zijn dat de overgelegde verklaringen onvoldoende zijn voor het aannemen van het benodigde bewijs” hebben Avalon c.s. uitdrukkelijk aangeboden aanvullend bewijs te leveren middels het horen als getuigen van de personen waarvan een schriftelijke verklaring in het geding is gebracht. Dit bewijsaanbod wordt door de rechtbank gepasseerd. Partijen worden geacht na een bewijsopdracht het voorhanden bewijs meteen te leveren, omdat het in onderling verband en samenhang dient te worden bezien.

 

 

2.5. De rechtbank constateert dat Avalon c.s. geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om meteen getuigen te doen horen, zodat zij in beginsel dit recht hebben verspeeld. Naar het oordeel van de rechtbank dienen partijen, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, na een bewijsopdracht het voorhanden bewijs meteen te leveren. Het is niet wenselijk dat de rechtbank niet meteen al het bewijs kan beoordelen, omdat al het bewijs in onderling verband en samenhang dient te worden bezien. Voor zover er al enige mogelijkheid zou kunnen bestaan een voorwaardelijk aanvullend aanbod tot het leveren van bewijs te doen, geldt in dit geval dat het bewijsaanbod dezelfde personen betreft waarvan een schriftelijke verklaring is overgelegd. Een dergelijk bewijsaanbod in dit stadium van de procedure dient minstens behoorlijk te worden onderbouwd. Zo dient in ieder geval te worden aangegeven wat de getuigen ten aanzien van de bewijsopdracht meer of anders kunnen verklaren dan hetgeen zij al hebben verklaard. Die specificatie ontbreekt geheel, zodat de rechtbank ook om die reden het bewijsaanbod passeert.
RB 2041

“Overbodig-campagne” Ziggo misleidend

College van Beroep 30 januari 2014, dossiernummer 2013/00955 (Ziggo/Reggefiber)

Vergelijkende reclame. Misleidend. Aanbeveling. Wanneer Reggefiber een dergelijke ‘vraagbundelingscampagne’ organiseert in een gebied waar Ziggo haar kabelnetwerk exploiteert, blijkt Ziggo te reageren met de “Overbodig-campagne”. Reggefiber bestrijdt het oordeel van de Commissie met betrekking tot de volgende uitingen: • de flyer voor zover het betreft de mededeling: “Waarom doet Ziggo niet mee aan het glasvezelnetwerk? Ziggo heeft een eigen glasvezelkabelnetwerk.” en de mededeling: Overstappen is dus overbodig.”• de abriposter voor zover het betreft de mededeling: “Overbodig. Wat je al hebt, heb je niet nodig. Baarn is met kabel net zo goed voorbereid op de toekomst als met glasvezel.” Beiden uitingen worden beoordeeld aan de hand van artikel 13 NRC. Het College vernietigt de bestreden beslissing en acht de bestreden uitingen in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC en beveelt Ziggo aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

7. Het College acht het aannemelijk dat de flyer de gemiddelde consument kan beïnvloeden bij de keuze om belangstelling te uiten voor de aanleg van een FttH-netwerk. Het is immers heel goed mogelijk dat deze consument door de inhoud van de flyer zal afzien van het uiten van dergelijke belangstelling, in de - onjuiste - veronderstelling dat een FttH-netwerk geen toegevoegde waarde heeft vergeleken met het Ziggo-netwerk. [..]

8. Het voorgaande impliceert dat de boodschap dat het door Reggefiber eventueel aan te leggen FttH-netwerk “overbodig” is, eveneens misleidend dient te worden geacht. Ook deze boodschap kan in feite niet los worden gezien van de mededelingen die Ziggo doet over “de aanleg van een 2e glasvezelnetwerk” en het feit dat zij over een “eigen glasvezelkabelnetwerk” beschikt en de suggestie dat de Ziggo-klant geen voordelen van het door Reggefiber aan te leggen FttH-netwerk hoeft te verwachten. [..] Door de misleidende suggestie dat de netwerken van partijen geen wezenlijke verschillen vertonen en de aanleg van een nieuw FttH-netwerk door Reggefiber in dat opzicht “overbodig” is, kan de gemiddelde consument ertoe worden gebracht af te zien van het uiten van belangstelling voor laatstgenoemd netwerk, hetgeen de kans op de aanleg van dit netwerk en de mogelijkheid te kunnen “overstappen” verkleint. Ook in dat opzicht acht het College de flyer misleidend in de zin van artikel 8.2 aanhef en onder a NRC en in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

9. Voormeld oordeel geldt ook voor de abriposter. Deze uiting verkondigt in feite dezelfde boodschap als de flyer. Door een situatie te schetsen waarin een verkoper een product aanbiedt dat de koper al duidelijk zichtbaar in bezit heeft en daarbij het woord “overbodig” te gebruiken, wordt immers wederom de suggestie gewekt dat het door Reggefiber aan te leggen FttH-netwerk in feite identiek is aan het Ziggo-netwerk en geen voordelen biedt voor de consument. Ook deze uiting dient op grond van het voorgaande in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC te worden geacht.[..]

10.  De grieven treffen blijkens het voorgaande doel voor zover de klacht is gebaseerd op misleiding in verband met de mededelingen ten aanzien waarvan de Commissie de klacht heeft afgewezen, voor zover daartegen beroep is ingesteld.[..]

12. In het incidenteel appel geldt eveneens als maatstaf de eisen die zijn opgenomen in artikel 13 NRC. Meer in het bijzonder dient beoordeeld te worden of de Commissie terecht de informatie in punt 6 van de flyer met betrekking tot de keuzevrijheid van de consument misleidend heeft geacht. [..]

De beslissing in het principaal appel [30 januari 2014]
Het College vernietigt de bestreden beslissing voor zover in het principaal appel aan de orde, te weten ten aanzien van het oordeel van de Commissie als in die beslissing vermeld onder II tweede alinea, en onder IV. Het College acht de bestreden uitingen ook in zoverre in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC en beveelt Ziggo aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De beslissing in het incidenteel appel [30 januari 2014]
Het College bekrachtigt de beslissing van de Commissie voor zover in incidenteel appel aan de orde.

RB 2040

Ander tarief voor niet-klanten Ziggo

RCC 27 januari 2014, dossiernummer 2013/00947 (Ziggo Mobiel)
Reclame-uiting misleidend, ontbrekende informatie. Aanbeveling. Het betreft een banner onder de aanhef "Ziggo Mobiel": “300 1000 voor min/sms MB data WifiSpots € 15* p/m *Kijk voor de voorwaarden op ziggo.nl”. De klacht houdt in dat het aangeboden abonnement alleen kan worden afgesloten indien men reeds vast internet van Ziggo heeft. In de uiting wordt door middel van een asterisk verwezen naar de ‘voorwaarden’. Indien bij de asterisk was vermeld: “Alleen voor Ziggo abonnees” (met vast internet) was er niets aan de hand geweest.

Indien men een zodanig abonnement nog niet heeft, geldt een ander tarief. Dit gegeven betreft naar het oordeel van de Commissie essentiële informatie die de gemiddelde nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Nu deze informatie pas valt op te maken uit “de voorwaarden”, en niet reeds uit de uiting zelf, wordt te laat essentiële informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2038

Opinion on the legal basis of the proposal for a Directive of tobacco and related products

Opinion on the legal basis of the proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the approximation of the laws, regulations and administrative provisions of the Member States concerning the manufacture, presentation and sale of tobacco and related products (COM(2012)0788 – C7-0420/2012 – 2012/0366(COD)) 24 January 2014
The legal basis originally proposed by the Commission was Article 114(1) of the Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU), which is the general legal basis in the Treaty concerning measures for the harmonisation of Member States' legislation in the internal market. Plenary confirmed the mandate based on Article 114(1) TFEU on 8 October 2013.
 
In the context of negotiations for a compromise in first reading, the Commission suggested that Article 53(1) TFEU, on the right of establishment concerning the taking-up and pursuit of activities as self-employed persons, and Article 62 TFEU, on the freedom to provide services, should be added to the legal basis.
 
The agreed text includes a completely new Article 18a which did not appear in the Commission proposal and which sets out provisions on electronic cigarettes, notably a prohibition on advertising and sponsorship thereof. The relevant provisions correspond to provisions in the Tobacco Advertising Directive and the Audiovisual Media Services
Directive, the legal basis of both of which include Articles 53 and 62 TFEU.

Lees verder

RB 2037

Afbeelding tablet wijkt af van werkelijk aangeboden tablet

RCC 21 januari 2014, dossiernummer 2013/00948, (www.typhone.nl)
Aanbeveling. Het betreft een banner op https://www.typhone.nl. Daarin staat onder de aanhef “SUPERKNALLER!” onder meer: “Samsung Galaxy Tab3 8.0 + Samsung Galaxy Young voor slechts € 49,-” en “· 1-jarig Vodafone Bel + SMS + web 100 A · 200 MB + 100 min + Onbeperkt SMS · Slechts € 23,- p/mnd”. In de uiting zijn een tablet en een mobiele telefoon afgebeeld.

Adverteerder erkent dat in de bestreden uiting een afbeelding is opgenomen van een tablet, die afwijkt van de in werkelijkheid aangeboden tablet. Gelet hierop gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de NRC. De reclame-uiting is misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC. De voorzitter acht de uiting tevens in strijd met de "algemene aanbeveling onder i. afbeelding van het aangeboden product". Het verweer dat in de algemene voorwaarden een voorbehoud is opgenomen met betrekking tot fouten leidt niet tot een ander oordeel.

RB 2036

Geen gevaar kopieergedrag jongeren door uiting BNN-presentratice waarin handrem in rijdende trein en auto wordt getrokken

RCC 6 januari 2014, dossiernr. 2013/00875 / A (BNN Talent Day)
Afwijzing klachten. Uiting om je aan te melden voor "BNN Talent Day". In de uiting trekt Nicolette Kluijver in een rijdende trein aan de handrem. Ook is Nicolette Kluijver zichtbaar als 9-jarige meisje in de auto naast haar vader, rijdend door het bos. Ook in de auto trekt Nicolette Kluijver aan de handrem, waarna de auto slipt. Klager acht gedraging dat jongeren in een trein aan handrem zouden trekken onverantwoord als die getoond werden in een uiting waarin orgaandonoren werden geworven en die door de Commissie met de NRC in strijd werd geoordeeld.

Commissie stelt eerst vast dat het een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC betreft, evenals in haar uitspraak van van 31 mei 2002 (dossier 02.0262) betreffende een klacht tegen een vooraankondiging van het BNN-programma “De Nationale Humor Test”. Dit omdat de oproep tot deelname wervend van aard is. Weliswaar is het verboden en strafbaar om in de trein onnodig aan de noodrem te trekken en kan dit, evenals het trekken aan de handrem in een rijdende auto, een gevaarlijke situatie opleveren, maar dit betekent niet dat het tonen van voornoemde gedragingen in de onderhavige reclame-uiting in strijd is met de NRC.Voorwaarde om als BNN-presentator te worden aangenomen, is dat men net zoveel “lef” heeft als de presentatoren van “Try before you die” en wie in een presentator-schap van BNN geïnteresseerd is, wordt uitgenodigd zich aan te melden voor BNN Talent Day, teneinde te laten zien dat men over zodanig lef beschikt. Nu deze handelingen voor de gemiddelde kijker duidelijk aansluiten bij het karakter van BNN en de gewenste kwaliteiten van een BNN-presentator, is de Commissie van oordeel dat er geen reden is om voor navolging te vrezen en acht zij de grens van wat in het licht van de NRC toelaatbaar moet worden geacht, niet overschreden.De Commissie wijst beide klachten af.

RB 2039

Wck van toepassing op Payogo Card met betaling achteraf

Rechtbank Midden-Nederland 22 januari 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:203, (Debet Card Services Europe B.V.)
Krediettransactie in de zin van de Wet op het consumentenkrediet (Wck). Kredietovereenkomst in de zin van het BW. Misleidende reclame. Op de website van eiseres is tussen partijen een overeenkomst gesloten. Die overeenkomst houdt in dat eiseres aan gedaagden in bruikleen verstrekt een zogenaamde Payogo Prepaid Maestro Debet Card met een op te waarderen tegoed van maximaal € 750,00 voor de duur van 30 dagen. Het verkregen tegoed, vermeerderd met een membershipfee, dient binnen 21 dagen na opwaardering te zijn terugbetaald aan eiseres.

Is de Wet op het consumentenkrediet (Wck) van toepassing op 'Payogo Card' die niet als prepaid kaart is uitgegeven, maar als kaart met een geldbedrag van € 750,00, terwijl de consument achteraf dat bedrag moet betalen vermeerderd met een als 'kosten lidmaatschap'?

Dat eiseres Nederlandse consumenten van een prepaid debet card voorziet, is in dit geval in ieder geval misleidend, omdat was overeengekomen dat achteraf  betaald moest worden. Het afgeven van de Payogo Card voldoet ook geheel aan de omschrijving van een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 jo. 7:73 BW en aan de omschrijving van een krediettransactie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a Wck.

De rechtbank oordeelt:

3.1. In de akte van 28 augustus 2013 heeft eiseres aangevoerd dat zij geen kredietinstelling is en geen krediet heeft verleend, maar dat zij een door De Nederlandsche Bank vrijgestelde betaaldienstverlener is die de Payogo Card heeft uitgegeven. Zij stelt dat zij samenwerkt met ABN AMRO Bank N.V. als de verantwoordelijke uitgever van de Payogo Card. Eiseres valt niet onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten en is niet gehouden tot het toetsen en registreren van kredieten bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel.

3.5. Uit de vastgestelde feiten volgt dat de stelling dat eiseres Nederlandse consumenten van een prepaid debet card voorziet, in ieder geval in dit geval misleidend is, omdat in dit geval was overeengekomen dat achteraf betaald moest worden. Uit de overgelegde overeenkomst en de algemene voorwaarden volgt, dat de consument kan kiezen voor vooruit betalen (dan wordt een prepaid kaart verstrekt) en achteraf betalen.

3.5.1. Uit de vastgestelde feiten volgt ook, dat eiseres Payogo kaarten met een tegoed van maximaal € 750,00 uitgeeft en daarmee een betaalinstrument of rekening voor elektronisch geld uit lijkt te geven waarop een hoger geldbedrag kan worden opgeslagen dan de grens van € 150,00 van artikel 1c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vrijstellingsregeling Wft. Eiseres lijkt dus ook De Nederlandsche Bank niet correct te hebben voorgelicht en er ten onrechte een beroep op gedaan te hebben dat aan haar een vrijstelling is verleend, nog daargelaten dat de verlening van de vrijstelling van WFT-toezicht niet eraan kan toe- of afdoen of een transactie een krediettransactie in de zin van de Wck is.

3.5.2. Gezien de hiervoor genoemde feiten voldoet het afgeven van een Payogo Card met een tegoed van |
€ 750,00 waarvoor achteraf enig bedrag betaald moet worden, geheel aan de omschrijving van een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 in samenhang met 7:73 van het BW en aan de omschrijving van een krediettransactie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wck. De strekking is immers dat door eiseres aan gedaagde een geldsom ter beschikking wordt gesteld middels Payogo Card als betalingsfaciliteit en dat gedaagde een of meer uitgestelde betalingen aan eiseres moet doen.

3.6. Uit het voorgaande volgt, dat de Wck van toepassing is, en dat brengt mee, dat het eiseres is verboden een hogere kredietvergoeding in rekening te brengen of te bedingen dan de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding zoals ingevolge artikel 35 Wck geregeld in het Besluit kredietvergoeding. Deze ten hoogst toegelaten kredietvergoeding bedraagt op jaarbasis 15%, zodat de bedongen vergoeding van 25% (€ 187,50 voor een krediet van € 750,00) voor de periode tussen 6 december 2012 dan wel 6 februari 2013 en 28 februari 2013 daarmee in strijd is. Het met als grondslag membershipfee gevorderde bedrag van € 187,50 moet daarom worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (€ 140,63) en verhaalsinformatierapport (€ 35,00).

3.7. Uit het voorgaande volgt dat het ter beschikking gestelde, als koopprijs aangeduide, bedrag van € 750,00 en de wettelijke rente vanaf de dag dat het ter beschikking gestelde bedrag terugbetaald had moeten zijn, kunnen worden toegewezen.
RB 2029

Toepassing Reclamecode Social Media en sponsored tweets

Inmiddels is de Reclamecode Social Media in werking getreden. Voordat de code gold, was het ook al mogelijk te klagen over reclame via social media. Na 1 januari 2014 worden dergelijke klachten op basis van de nieuwe code beoordeeld. De nieuwe code bevat onder meer gedetailleerde voorschriften over de wijze waarop kenbaar moet worden gemaakt dat degene die een bericht via social media verspreidt, dit doet tegen betaling of enig voordeel, voor zover dit de geloofwaardigheid van de reclame kan beïnvloeden. Voorheen werden dergelijke klachten getoetst aan de algemene bepalingen van de Nederlandse Reclame Code zoals blijkt uit een beslissing over tweets van tv-persoonlijkheden over de diensten van taxidienst Uber.

Deze tweets waren positief van toon voor Uber. Verweerder heeft erkend dat zij aan sommige bekende personen "free credits" biedt, bij wijze van introductie van de diensten van Uber, zonder dat zij deze personen verplicht om te twitteren over Uber. De Commissie acht het echter voor de hand liggend dat het aanbieden van free credits door verweerder ertoe strekt dat de bewuste bekende personen op positieve wijze ruchtbaarheid zullen geven aan (de diensten van) Uber. Om die reden is er naar het oordeel van de Commissie sprake van reclame die niet duidelijk als zodanig herkenbaar is, als bedoeld in artikel 11.1 NRC.

Indien de nieuwe code zou zijn toegepast, had gebruik kunnen worden gemaakt van een van de volgende vermeldingen:
● #spon (gesponsord)
● #paid (betaald)
● #sample (sample)
● #adv (advertentie)
● #prom (promoted)

Lees hier de volledige uitspraak van de Reclame Code Commissie.