RB
RB 3838
10 juni 2024
Artikel

Laatste plekken voor de Actualiteitenlunch Reclamerecht

 
RB 3837
3 juni 2024
Artikel

Vacature Simmons & Simmons: Advocaat-stagiaire IP / Life Sciences

 
RB 3836
31 mei 2024
Artikel

Pinsent Masons Amsterdam zoekt voor haar octrooi- en Life Sciences team junior en senior advocaat-medewerkers

 
RB 2015

Doorberekenen 'liveprijzen' tijdens de boeking; mag dat?

M. Kingma, Doorberekenen 'liveprijzen' tijdens de boeking; mag dat?, recreatie & toerisme december 2013.
Stel dat de inkoopprijzen plotseling stijgen, terwijl een consument al is begonnen met het boekingsproces. Mag de tussenpersoon de prijsverhoging dan toch doorberekenen aan de consument? De uitspraak [red. met ALERT] heeft invloed op de hele reissector.

Een consument diende een klacht in bij de Reclame Code Commissie nadat hij op internet een pakketreis naar Sint Maarten had geboekt. Toen hij aan de boeking begon werd voor het pakket een totaalprijs van€ 2.966,14 vermeld. Tijdens het boekingsproces steeg de totaalprijs echter naar € 3026,18. De prijs was volgens de aanbieder n de tussentijd gestegen omdat er met ‘liveprijzen’ van vliegtickets wordt gewerkt.

Lees verder

RB 2014

Snelwerkend - enkele beschouwingen naar aanleiding van Goor-Sandoz

Marloes Meddens-Bakker, Snelwerkend – Enkele beschouwende opmerkingen naar aanleiding van Codecommissie CGR 6 juni 2013, K13.003 (Goor/Sandoz), JGR Plus 2013/2, p. 80-86.
Bijdrage ingezonden door Marloes Meddens-Bakker, Klos Morel Vos & Schaap.
Op 6 juni 2013 heeft de Codecommissie van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame (hierna: CGR) uitspraak gedaan in een geschil tussen een apotheker (Goor) en een geneesmiddelenproducent (Sandoz) [hier]. De kern van dit geschil betrof het gebruik van de term ‘snelwerkend’ door Sandoz voor door haar op de markt gebrachte morfinesulfaattabletten. Dit is niet de eerste keer dat de CGR oordeelt over de term ‘snelwerkend’ of een vergelijkbare term. In deze bijdrage wordt de uitspraak van de Codecommissie voor wat betreft het oordeel over de term ‘snelwerkend’ onder de loep genomen en vergeleken met eerdere uitspraken van de CGR over claims die zien op de snelheid van de werking van een geneesmiddel. Doordat de bijdrage deze claims in hun (meer algemene) juridische context bespreekt, kan deze ook instructief en illustratief zijn voor de beoordeling van de interpretatie en onderbouwing van andere claims.

Lees verder

RB 2013

Misleiding in de onderwaterlichtreclame

Hof Arnhem-Leeuwarden 31 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:10350 (EVA Optic tegen WaterVision)
Uitspraak ingezonden door Daniël Haije, Hoogenraad & Haak advocaten.
Zie eerder op Reclameboek.nl. Reclamerecht. Misleidende en ongeoorloofde vergelijkende reclame (6:194(a) BW). Zie eerder RB 1563 (Vzr.) en RB 1115 (RCC).

Partijen zijn als concurrenten actief op de markt voor onderwaterverlichting van (publieke) zwembaden. De door WaterVision overlegde verklaringen van tevreden afnemers zijn, zo deze al voldoende objectief zijn te achten, te weinig specifiek om tot het vereiste bewijs te kunnen dienen. Het hof vernietigt het kort gedingvonnis en beveelt Watervision zich te onthouden om mededelingen te doen over meer licht en energiebesparing. Het hof laat WaterVision een rectificatie plaatsen op de website en in haar digitale nieuwsbrief.

De volgende claims inzake de hoeveelheid licht en energiebesparing worden misleidend geacht:
- twee tot vier maal meer licht in het water dan voorheen
- een energiebesparing van ten minste 90%
- de lichtopbrengst van 25W Nanopower(r) LED schijnwerper is vergelijkbaar met een 80W LED schijnwerper zonder Nanopower(r)
- de (overige) effecten van de NanoPower(r) technologie
- de WaterVision LED schijnwerper is meer dan 50% zuiniger in gebruik dan een LED onderwaterlamp zonder NanoPower(r)technologie

Lees de uitspraak:
zaaknr. 200.122.193/01 (afschrift)
Rechtspraak.nl (link)

RB 2012

Generiek en therapeutisch uitwisselbaar in reclame-uiting aan beroepsbeoefenaar

Hof Arnhem-Leeuwarden 24 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9929 (Sandoz tegen AbbVie)
Vergelijk met RB 1116. Reclamerecht. In deze zaak gaat het om het gebruik van de term generiek en therapeutisch uitwisselbaar in reclame-uitingen van Sandoz aan de beroepsbeoefenaar. Naar het oordeel van het hof worden geneesmiddelen die krachtens de verkorte procedure van artikel 42 lid 6 Geneesmiddelenwet tot de markt zijn toegelaten door de betrokken "maatman" als generiek aan het specialité beschouwd. Het gebruik van de term generiek voor dergelijke geneesmiddelen is derhalve, anders dan AbbVie heeft betoogd, niet misleidend of anderszins ongeoorloofd. Dit betekent evenwel niet dat de betrokken reclame-uitingen zijn geoorloofd. Het gebruik van de in de reclame-uitingen opgenomen claim dat Leuproreline Sandoz therapeutisch uitwisselbaar is met Lucrin, is zonder nadere aanduiding van de indicaties misleidend en ongeoorloofd als bedoeld in artikel 6:194 en artikel 6:194 a BW.

3.32. Het hof is van oordeel dat de door Sandoz overgelegde studies, nu deze door AbbVie niet onderbouwd zijn weersproken, voldoende bewijs opleveren voor de vergelijke claim dat Leuproreline Sandoz voor de in de samenvattingen van de productkenmerken opgenomen indicaties therapeutisch uitwisselbaar is met Lucrin. Het hof kan AbbVie zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet volgen in haar stelling dat de term therapeutische uitwisselbaarheid slechts gebruikt kan worden indien door middel van switch studies is aangetoond dat het generieke geneesmiddel veilig en werkzaam is. De veiligheid en werkzaamheid van het generieke geneesmiddel is immers al door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen bij de verlening van de vergunning getoetst. Volgens de Handleiding Geneesmiddelensubstitutie dient nagegaan wat de gevolgen zijn voor onder andere therapietrouw en effectiviteit. Met de in prod. 9 overgelegde studie heeft Sandoz naar het oordeel van het hof de gevolgen genoegzaam in kaart gebracht.

3.33. Dit impliceert evenwel niet, anders dan Sandoz stelt, dat het gebruik van de claim therapeutisch uitwisselbaar als gebruikt in de betrokken reclame-uitingen, geoorloofd is. Naar het oordeel van het hof is de claim, indien daarbij niet tevens nadrukkelijk wordt aangegeven om welke indicaties het gaat, misleidend.

3.34. Door niet (duidelijk) te vermelden dat de uitwisselbaarheid beperkt is tot de in de productkenmerken opgenomen indicaties, handelt Sandoz onrechtmatig jegens AbbVie.
Door het niet nader specificeren van de uitwisselbaarheid tot de geregistreerde indicaties, wordt de maatman-specialist en de maatman-apotheker misleid met betrekking tot de therapeutische waarde van het geneesmiddel, waardoor de maatman-specialist en maatman-apotheker ten onrechte kunnen overgaan tot het voorschrijven respectievelijk ter hand stellen van Leuproreline Sandoz voor andere dan de geregistreerde indicaties betreffende prostaatkanker. Door de rechtbank is dan ook terecht geoordeeld dat de reclame-uitingen van Sandoz zoals opgenomen in de Brief en/of het Faxformulier en/of het Patiënteninformatieformulier en/of het Assortimentsnieuws misleidend zijn.
3.35 Het verbod in 5.2 van het dictum moet evenwel worden aangepast. Uit het voorgaande volgt dat het verbod slechts is gerechtvaardigd voor zover deze betrekking heeft op het gebruik van de claim therapeutische uitwisselbaarheid buiten de geregistreerde indicaties van Leuproreline Sandoz. Het hof zal het verbod op die wijze aanpassen.

(...)
5.4 verbiedt Sandoz, met onmiddellijke ingang na betekening van dit arrest, enige mededeling, op welke wijze dan ook, te doen waarin de indruk wordt gewekt dat de geneesmiddelen Leuproreline Sandoz 3 maanden 5 mg, implantaat en Leuproreline Sandoz depot 1 maand 3,6 mg, implantaat therapeutisch equivalent en/of therapeutisch uitwisselbaar en/of substitueerbaar zijn aan leuproreline bevattende geneesmiddelen waarvoor AbbVie handelsvergunningen heeft en waarvoor de leuproreline houdende geneesmiddelen van Sandoz niet zijn geïndiceerd;

5.5 bepaalt dat Sandoz voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het hiervoor geformuleerde verbod aan AbbVie een dwangsom verbeurt van € 5.000,- in die zin dat deze dwangsom evenveel keer verschuldigd zal zijn als het verbod wordt overtreden, tot een maximum van € 100.00-,- is bereikt
RB 2011

KOAG/KAG: Nieuw tarief Youtube filmpjes

Uit de nieuwsbrief december: Ons bereiken steeds meer aanvragen voor het beoordelen van YouTube filmpjes. Hiervoor zal een apart tarief worden berekend. Voor YouTube filmpjes tot 3 minuten geldt een tarief van €355. Voor elke minuut extra wordt € 108 berekend. Bij de Codepartijen aangesloten bedrijven krijgen 10% korting.

RB 2009

Een mousserende wijn is nog geen champagne

Vz. RCC 9 december 2013, dossiernr. 2013/00876 (Veuve Amiot Brut, Champagne)
Als randvermelding, om het jaar mee te beginnen. Reclamerecht. Klacht toegewezen. Aanbeveling. Fouten voorbehouden ontslaat niet van verantwoordelijkheid. Het betreft de aanbieding van een fles “Veuve Amiot Brut, Champagne, 75 cl” van € 13,49 voor € 9,99 in de actiefolder van Gall & Gall alsmede op de website www.gall.nl. De aangeboden drank wordt champagne genoemd, terwijl het Saumur wijn betreft. De uitingen zijn misleidend.

De klacht is terecht, aldus verweerder, de aangeboden “Veuve Amiot Brut” is een mousserende wijn en geen champagne. Er is sprake van een drukfout en adverteerder heeft maatregelen getroffen om herhaling in de toekomst te voorkomen. De betreffende folder is al uit de handel gehaald en circuleert niet meer. Overigens staat in de folder wel: “Wijzigingen in prijs en/of assortiment en druk- en zetfouten voorbehouden”.

Het oordeel van de voorzitter Als erkend is komen vast te staan dat de aanduiding “champagne” voor de aangeboden mousserende wijn “Veuve Amiot Brut” niet juist is. Aldus gaan de bestreden uitingen gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). (...) Het voorbehoud betreffende druk- en zetfouten in de folder ontslaat adverteerder niet van haar verantwoordelijkheid voor de juistheid van de in de uitingen gegeven omschrijving van de aangeboden wijn.

In hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld betreffende het treffen van maatregelen om herhaling te voorkomen, ziet de voorzitter aanleiding om de aanbeveling te doen “voor zover nog nodig”.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder - voor zover nog nodig - aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

RB 2010

Richtlijn vergelijkende reclame medische (zelfzorg)hulpmiddelen met -geneesmiddelen

Richtlijn vergelijkende reclame medische (zelfzorg)hulpmiddelen met (zelfzorg)geneesmiddelen, versie: December 2013 Binnen de zelfzorg is de markt voor medische hulpmiddelen sterk in beweging. Relatief veel, recente productintroducties binnen de zelfzorg hebben de wettelijke status van medisch hulpmiddel. Er wordt derhalve relatief veel promotie voor medische hulpmiddelen gemaakt. Sinds 2009 is de Code Publieksreclame Medische zelfzorg Hulpmiddelen (CPMH1 ) van kracht. Deze Code stelt binnen de zelfregulering kaders en regels voor verantwoorde reclame. Eind 2010 is deze Code met onder meer adverteerders geevalueerd. Dit heeft geleid tot een nieuwe versie van de CPMH die begin 2011 van kracht is geworden. De Keuringsraad KOAG/KAG krijgt steeds vaker (reclame-)uitingen ter beoordeling, waarbij medische hulpmiddelen worden vergeleken met geneesmiddelen Deze richtlijn geeft, binnen de het huidige wettelijke en zelfregulerende kader, een richtlijn voor vergelijkende reclame met medische hulpmiddelen om zo verantwoorde reclame mogelijk te maken en te houden.

Kort samengevat:

  • Vergelijkende reclame van een medisch hulpmiddel met een zelfzorg geneesmiddel is mogelijk;
  • De vergelijking mag niet over de therapeutische werking mag gaan, maar kan wel op alle andere eigenschappen betrekking hebben;
  • Bij de toetsing door de Keuringsraad op plausibiliteit, moet adverteerder
    een objectieve, wetenschappelijke onderbouwing aanleveren.
RB 2008

ING onvoldoende duidelijkheid over renteswap, geen causaal verband

Rechtbank Amsterdam 27 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:8687 (eiser tegen ING Bank N.V.)
Gebrekkige informatieverstrekking door de bank bij het aangaan renteswap. De bank heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat de debetrenteopslag niet werd gefixeerd door de swap. Ook blijkt uit het informatiemateriaal van de bank onvoldoende dat in geval van voortijdige beëindiging van de swap sprake kan zijn van exit kosten en van complicaties bij herfinanciering. Causaal verband met schade ontbreekt echter.

4.1. [eiser] stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat hij - onder meer op basis van de door ING aan hem verstrekte informatie en het aan hem verstrekte advies - in de (achteraf onjuiste) veronderstelling verkeerde dat het gehele rentepercentage op de aan hem verstrekte leningen gefixeerd was en dat daarmee de eenzijdige verhoging van de Debetrenteopslag niet te rijmen valt. Hij stelt dat sprake is van een wilsgebrek en van oneerlijke handelspraktijken, hetgeen de swapovereenkomst vernietigbaar maakt. ING betwist dat sprake is van onjuiste/onvolledige informatieverstrekking ter zake en voert aan dat zij [eiser] niet geadviseerd heeft met betrekking tot de renteswap.

4.2. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat, gelet op het bepaalde in artikel 4:19 Wft en op basis van vaste rechtspraak, het informatiemateriaal dat gebruikt is door ING (als beleggingsonderneming) in het kader van het afsluiten van de renteswap overeenkomst met [eiser], duidelijk en niet misleidend dient te zijn. Waar het gaat om informatieverstrekking voorafgaande aan de dienstverlening - zoals in het onderhavige geval ten aanzien van de renteswap - diende ING bovendien die informatie te verstrekken die redelijkerwijs relevant was voor de adequate beoordeling van de beleggingsdienst (vgl. art. 4:20 lid 1 Wft). Dat geldt zeker nu het hier om een zogenaamd over the counter derivaat gaat, hetgeen een niet alledaags financieel instrument betreft dat niet op de reguliere markt aangeboden/verhandeld wordt. Ten aanzien van de stelling van ING dat de rechtspersoon waarmee [eiser] gecontracteerd heeft (ING Wholesale Banking), [eiser] niet geadviseerd zou hebben met betrekking tot de renteswap in de zin van de Wft nu ING geen specifiek product heeft aanbevolen, overweegt de rechtbank als volgt. Een beleggingsadvies in de zin van de Wft moet weliswaar gericht zijn op een specifiek product of instrument, maar ook een generiek advies zal dienen te voldoen aan de algemene zorgvuldigheidsverplichting die op ING rust (vgl. ook thans Overweging 81 van de Uitvoeringsrichtlijn MiFID) en moet voldoen aan de maatstaf uit art. 7:401 BW. De rechtbank is tegen die achtergrond van oordeel dat waar het gaat om de wijze waarop de renteswap in deze is gepresenteerd en toegelicht door ING op een tweetal punten in algemene zin niet juist en/of onvolledig is voorgelicht.

4.3. (...) Weliswaar is de renteswap als zodanig waar het gaat om (de werking van) het afdekken van het renterisico op het euribor tarief niet als complex aan te merken, echter de mogelijkheid dat de Debetrenteopslag door ING met een substantieel percentage verhoogd zou kunnen worden vanwege marktomstandigheden, is op geen enkele wijze verdisconteerd in het informatiemateriaal.


4.4.

Daar staat evenwel onweersproken tegenover dat [eiser] bewust en op eigen initiatief steeds kortdurende euriborleningen heeft afgesloten (zie r.o. 2.6 en 2.9.) vanwege het lagere rentetarief van deze leningen ten opzichte van langer lopende leningen. In dat verband heeft ING tot haar verweer aangevoerd dat [eiser] onderhandeld heeft over de rentetarieven tijdens het aangaan van de (kortlopende) euriborleningen en dat dergelijke onderhandelingen zinloos waren geweest als [eiser] daadwerkelijk in de veronderstelling verkeerde dat alle rentelasten gefixeerd waren (o.a. onder randnummers 69, 73 en 77 CvA). Dat verweer heeft [eiser] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat [eiser] naar het oordeel van de rechtbank wist, althans behoorde te weten, dat er een variabele rentecomponent was die niet viel onder de werking van de renteswap. [eiser] moet hebben geweten dat ING invloed had op dat rentepercentage en dit steeds bij het aangaan van nieuwe leningen kon bijstellen, anders valt immers niet te verklaren over welk percentage [eiser] onderhandelde, noch dat het percentage door ING in het kader van die onderhandelingen ook daadwerkelijk is bijgesteld. Voor zover [eiser] nog stelt dat hij meende dat hij onderhandelde over het rentepercentage dat betrekking had op dat deel van de lening dat niet onder de werking van de swap viel (naar [eiser] stelt ten bedrage van ongeveer € 6 miljoen), moet het voor [eiser] - in ieder geval na het verstrijken van de looptijd van de eerste euriborleningen, derhalve in 2009 - duidelijk zijn geweest dat hij tevens onderhandelde over de rentetarieven die wel vielen onder de renteswap nu het totale bedrag aan leningen dat niet onder de renteswap viel een bedrag van (€ 13,534 miljoen - € 10 miljoen =) € 3,534 miljoen behelsde (en derhalve niet de door [eiser] gestelde € 6 miljoen). Gesteld noch gebleken is dat [eiser] bij het aangaan van die leningen heeft aangegeven dat een onderhandelbaar rentepercentage niet strookte met zijn - in de onderhavige procedure ingenomen - veronderstelling dat de gehele rente gefixeerd was ten gevolge van de renteswap. Gelet op het voorgaande is derhalve niet gebleken dat [eiser] op basis van de door ING verstrekte informatie ten aanzien van de rente in een verschoonbaar onjuiste veronderstelling verkeerde.

RB 2007

Geen kassakorting voor alle genoemde bestemming Arke

Vz RCC 2 december 2013, dossiernr. 2013/00740 (Arke Kassa Korting)
Reisaanbieding. Aanbeveling. Het betreft een advertentie in het Algemeen Dagblad waarin adverteerder onder de naam Arke “Scherpgeprijsde Last Minutes” aanbiedt. In de uiting worden diverse bestemmingen genoemd waaronder “Madeira App. Four Views Monumental Lido”. Direct naast deze bestemming bevindt zich een wit vlak waarin staat: ”Nú 100,- Kassakorting p.p. Op verre vakanties met vertrek in september en oktober”. Onderaan de uiting staat onder meer: “De Kassakorting van 100,- is per persoon en geldt op boekingen gemaakt in de periode 20 t/m 29 augustus en met vertrek tussen 1 september en 31 oktober incl. vlucht met ArkeFly. Voor de exacte prijzen en voorwaarden verwijzen u naar één van de Arke winkels of Arke.nl”.
 
De klacht Klager stelt, kort samengevat, dat de advertentie de indruk wekt dat de Kassakorting geldt voor alle in die uiting genoemde bestemmingen, derhalve ook voor Madeira. Adverteerder blijkt echter onderscheid te maken tussen “verre vakanties” waarop de Kassakorting van toepassing is, en zonvakanties (zoals Madeira) waarvoor geen korting geldt. Nu dit onderscheid op geen enkele manier uit de advertentie blijkt, is sprake van misleiding.

Het oordeel van de voorzitter

1) De voorzitter is, ook na het gevoerde verweer, van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende. Naar het oordeel van de voorzitter zal het de gemiddelde consument ontgaan dat de Kassakorting niet geldt voor alle in de uiting genoemde bestemmingen. Van een (duidelijke) optische afbakening met betrekking tot die bestemmingen is geen sprake, terwijl de enkele verwijzing naar “verre vakanties” in dit verband niet volstaat om de consument voldoende te informeren over bedoelde beperking. Elke uitleg over het kennelijk door adverteerder gemaakte onderscheid tussen “verre vakanties” en “zonvakanties” ontbreekt. Overigens blijkt uit de door adverteerder als bijlage 1 overgelegde uiting dat de Kassakorting ook op zonvakanties van toepassing kan zijn. Los daarvan acht de voorzitter het niet aannemelijk dat de gemiddelde consument zal begrijpen dat de woorden “verre vakanties” specifiek zijn bedoeld om de bestemmingen aan te duiden waarvoor de Kassakorting geldt. Deze woorden zijn in de uiting niet nader gedefinieerd en naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument alle in de advertentie genoemde bestemmingen als “verre” bestemmingen kunnen beschouwen nu die wegens de afstand vanaf Nederland uitsluitend met een vliegtuig zullen worden bezocht.
2) Op grond van het voorgaande oordeelt de voorzitter dat de gemiddelde consument zal menen dat de Kassakorting geldt voor alle in de advertentie genoemde bestemmingen. Aldus is sprake van een op onduidelijke wijze verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Er is geen sprake van een relevante beperking om deze informatie duidelijker in de uiting te vermelden. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de consument door het voorgaande ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
3) Aan het laatste doet de informatie die adverteerder elders over de Kassakorting verstrekt niet af. Nu sprake is van essentiële informatie en het gebruikte medium geen relevante beperking kent om deze informatie duidelijk te vermelden, neemt de informatie die adverteerder op haar website verwijst de misleiding niet weg, ook niet voor zover in de uiting naar de voorwaarden op deze website wordt verwezen.
4) De voorzitter neemt tot slot nota van het feit dat adverteerder inmiddels de uiting heeft aangepast en de Kassakorting en de bestemmingen waarvoor deze geldt thans in een duidelijker kader plaatst. Het oordeel dat de uiting misleidend is, betreft uitsluitend de uiting zoals die oorspronkelijk werd gepubliceerd.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.