Groningse rechtsvinding: een vondst
Een redactionele bijdrage van Jan Kabel, kernredactielid Reclameboek, DLA Piper, UvA.
In navolging van RB 1626. Zoals bekend zijn de bepalingen van artikel 6:193a-g BW niet van toepassing op oneerlijke handelspraktijken van de ene onderneming tegenover de andere (B2B in vakjargon). Een van die praktijken betreft er eentje die Willem Elschot bedacht zou kunnen hebben. U wordt gebeld: "Wilt U Uw vermelding in de telefoongids handhaven"? "Ja."(?) "Dan stuur ik u nu een fax die U kunt ondertekenen en dan is het gedaan." Fax arriveert, hele kleine lettertjes, U tekent ongezien - want het ging toch om een verlenging - voor zeg 200 € per maand voor twee jaar. Kassa! Idem met merkrechtregisters, hotellijsten, bedrijvengidsen enz... Acquisitiefraude wordt deze praktijk genoemd.
De Europese Commissie maakt zich er al sinds 2006 druk over. In 2008 verscheen een uitgebreid rapport met aanbevelingen (Misleading practises of 'directory companies' in the context of the current and future internal market legislation aimed at the protection of consumers and SMEs, IP/A/IMCO/ST/2008-06). SMEs zijn Small and Medium Enterprises. Die hebben bescherming nodig, maar het zijn nu eenmaal geen eindgebruikers en dus kunnen ze niet profiteren van maatregelen die op basis van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken kunnen worden genomen. Tenminste niet bij ons.
In Oostenrijk doen ze daar niet moeilijk over: de implementatie van de Richtlijn is in de Oostenrijkse UWG uitgebreid tot B2B-relaties en een afzonderlijke paragraaf, par. 28a UWG, verbiedt dit soort praktijken in het bijzonder. Ik citeer:
"Es ist verboten, im geschäftlichen Verkehr zu Zwecken des Wettbewerbs für Eintragungen in Verzeichnisse, wie etwa Branchen-, Telefon- oder ähnliche Register, mit Zahlscheinen, Erlagscheinen, Rechnungen, Korrekturangeboten oder ähnlichem zu werben oder diese Eintragungen auf solche Art unmittelbar anzubieten, ohne entsprechend unmißverständlich und auch graphisch deutlich darauf hinzuweisen, daß es sich lediglich um ein Vertragsanbot handelt." Dat schiet op.
In Nederland moet meer uit de kast worden gehaald. De Groningse Rechtbank heeft daar iets moois op gevonden (Rb Groningen 20 februari 2013, LJN BZ1615, RB 1612). Zij vergelijkt het slachtoffer van deze praktijken, een kleine vrijwilligersstichting die die zich met een beperkt budget richt op 50-plussers, met een consument en acht het daarom juist de bewijslastregeling van artikel 6:193j BW analoog toe te passen op de verhouding tussen de boosdoener, Telefoongids.Com, enerzijds en het slachtoffer De Stichting Gilde anderzijds. Dat betekent dat Telefoongids.com moet bewijzen dat zij in het eerste telefoongesprek heel duidelijk heeft gemaakt dat het om een offerte ging voor een andere gids dan de telefoongids, wat de duur ervan was en de eraan verbonden kosten. Dat kunnen deze bedrijven nooit waarmaken, omdat hun business model er nu juist op gericht is deze gegevens te verbloemen. Er is sprake van misleiding, Stichting Gilde dwaalde daarom, Telefoongids.com kon dat weten en de overeenkomst kan dus worden ontbonden. Een elegante oplossing.
Ondertussen ploegt de Europese Commissie onverdroten door. Dat is ook aangewezen. De Groningse oplossing laat zich niet makkelijk toepassen op buitenlandse boosdoeners. In haar mededeling van 27 november 2012 inzake het beschermen van ondernemingen tegen misleidende marketingpraktijken en zorgen voor doeltreffende handhaving noemt de Commissie dan ook een zij een aantal mogelijkheden om ondernemingen in een B to B grensoverschrijdende relatie beter te beschermen (zie TK 2012-2013, Kamerstukken II, 2012/13, 22 112 nr. 1542 van 24 januari 2013, RB 1594). Een daarvan is het opstellen van een zwarte lijst bij de Richtlijn misleidende en vergelijkende reclame. Een soort van Oostenrijkse oplossing dus.
En passant wil de Commissie ook bezien wat de reikwijdte behoort te zijn van het begrip vergelijkende reclame. Maar dat is weer een ander onderwerp.
Wijn als licht verteerbaar aanduiden is gezondheidsclaim
HvJ EU 6 september 2012, zaak C-544/10 (Deutsches Weintor eG tegen Land Rheinland-Pfalz) - press release no 112/12
Het persbericht kopt: Wine may not be promoted as being ‘easily digestible’. Such a description, indicating reduced acidity levels, constitutes a health claim that is prohibited in relation to alcoholic beverages.
In steekwoorden: Prejudiciële verwijzing. Harmonisatie van wetgevingen. Volksgezondheid. Informatie en consumentenbescherming. Etikettering en presentatie van levensmiddelen. Begrippen ‚voedings‑’ en ‚gezondheidsclaims’. Verordening (EG) nr. 1924/2006. Omschrijving van wijn als ‚licht verteerbaar’. Vermelding van verlaagde zuurgraad – Dranken met alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent – Verbod op gezondheidsclaims – Handvest van grondrechten van Europese Unie. Artikel 15, lid 1 – Vrijheid van beroepsuitoefening. Artikel 16 Vrijheid van ondernemerschap. Verenigbaarheid.
Het hof van justitie verklaart voor recht:
1) Artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings‑ en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, zoals laatstelijk gewijzigd bij verordening (EU) nr. 116/2010 van de Commissie van 9 februari 2010, moet aldus worden uitgelegd dat de term „gezondheidsclaim” ook geldt voor een omschrijving als „licht verteerbaar” met de vermelding van het verlaagde gehalte aan door een groot aantal consumenten als nadelig ervaren stoffen.
2) Het bij verordening nr. 1924/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 116/2010, aan wijnproducenten of ‑handelaren zonder uitzondering opgelegde verbod om een claim als aan de orde in het hoofdgeding te gebruiken, ook wanneer deze claim op zich juist is, is verenigbaar met artikel 6, lid 1, eerste alinea, VEU.
Vragen:
1) Vereist een gezondheidsclaim in de zin van artikel 4, lid 3, eerste volzin, juncto artikel 2, lid 2, punt 5, of van artikel 10, lid 3, van verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen1, zoals nadien gewijzigd bij verordening (EU) nr. 116/2010 van de Commissie van 9 februari 20102, een heilzaam nutritioneel of fysiologisch effect dat een duurzame verbetering van de lichamelijke conditie beoogt, of volstaat ook een voorbijgaand effect dat zich in het bijzonder beperkt tot de duur van de consumptie en de vertering van het levensmiddel?2) Wanneer reeds de bewering van een voorbijgaand effect een gezondheidsclaim kan inhouden:
Is het dan voldoende voor de vooronderstelling dat een dergelijke werking verband houdt met de afwezigheid of de verlaagde hoeveelheid van een stof in de zin van artikel 5, lid 1, sub a, juncto punt 15 van de considerans, wanneer met de claim enkel wordt beweerd dat een van dit soort levensmiddelen in het algemeen uitgaand en vaak als nadelig ervaren effect in het concrete geval gering is?3) Bij bevestigende beantwoording van de tweede vraag:
Is het verenigbaar met artikel 6, lid 1, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie in de versie van 13 december 20073 juncto artikel 15, lid 1 (vrijheid van beroep) en artikel 16 (vrijheid van ondernemerschap) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de versie van 12 december 2007 (PB C 303, blz. 1) om een producent of een handelaar van wijn zonder uitzondering te verbieden reclame te maken met een gezondheidsclaim als die waar het in deze zaak om gaat, voor zover deze claim juist is?
Misselijkmakend fotomateriaal van een aapje in proefdierenlaboratorium overschrijdt het toelaatbare
RCC 8 februari 2013, dossiernr. 2013/00017 (aapje in een proefdierenlaboratorium)
Afbeelding slechts ter illustratie, niet de uiting als besproken |
Het betreft een advertentie in het weekblad Adformatie. Boven de foto van een aapje dat – kennelijk als proefdier – in een apparaat zit met ‘stekkers’ op zijn kop, staat de tekst: “We werken niet aan obscure projecten, maar voor A-merken”. Onder in de advertentie staat “Ontdek de geheimen van succesvolle apps, websites en facebook-acties op thesecretlab.tv”, gevolgd door adresgegevens en het logo van adverteerder.
De klacht richt zich tot het (volgens klager) "misselijkmakend fotomateriaal over dierentesten”, om als adverteerder beter uit de bus te komen. De vraag is of de reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC.
Gezien het subjectieve karakter van de criteria "goede smaak en fatsoen", stelt de Commissie zich terughoudend op.
Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat in de onderhavige uiting de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. In de uiting wordt het leed van een aapje in een proefdierenlaboratorium gebruikt voor het aanprijzen van adverteerder, terwijl er geen redelijke grond aanwezig is om deze afbeelding voor dit commerciële doel te gebruiken. Zo dient de uiting bijvoorbeeld niet om het lot van proefdieren aan de kaak te stellen. Het volgens adverteerder humoristisch bedoelde karakter van de afbeelding van het als proefdier fungerende aapje zal de gemiddelde consument ontgaan.
De Commissie heeft er kennis van genomen dat adverteerder de bestreden uiting niet meer zal plaatsen. Dit kan echter niet tot een ander oordeel leiden.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder – voor zover nog nodig - aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Autoriteit Consument en Markt per 1 april van start
Uit't persbericht: De Consumentenautoriteit, de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) zijn verheugd dat de Eerste Kamer vandaag heeft ingestemd met de fusie van deze organisaties. De nieuwe toezichthouder Autoriteit Consument & Markt gaat per 1 april van start.
“Door de samenvoeging brengen we het beste uit drie werelden bij elkaar, waardoor wij de effectiviteit van ons toezicht kunnen vergroten. Wij zijn verheugd om per 1 april van start te gaan,” aldus Chris Fonteijn, beoogd bestuursvoorzitter van de Autoriteit Consument & Markt. Samen met Henk Don en Anita Vegter vormt hij het bestuur van de Autoriteit Consument & Markt.
De Tweede Kamer stemde in oktober 2012 in met het wetsvoorstel. Naast de instellingswet is er nog een wet in voorbereiding waarin de vereenvoudiging en stroomlijning van procedures en bevoegdheden worden geregeld.
Op 2 april lanceert de Autoriteit Consument & Markt haar nieuwe website: www.acm.nl. De Autoriteit Consument & Markt is met ingang van die datum bereikbaar via het algemene telefoonnummer 070-722 2000. en via info@acm.nl. De Autoriteit Consument & Markt organiseert op donderdag 11 april om 10.00 uur op haar kantoor een persconferentie over de Autoriteit Consument & Markt en haar plannen voor de toekomst.
Begrip facultatieve prijstoeslagen
HvJ EU 19 juli 2012, zaak C-112/11, (ebookers.com Deutschland) - dossier.
Prejudiciële vraag gesteld door OLG Keulen, Duitsland.
Conclusie A-G [RB 1317]. Verplichting van verkoper van vliegreis om ervoor te zorgen dat facultatieve prijstoeslagen door klant op ,opt-in’-basis worden aanvaard. Prijs van door onafhankelijke verzekeringsmaatschappij aangeboden annuleringsverzekering voor vlucht die deel uitmaakt van totale prijs.
Het begrip „facultatieve prijstoeslagen” in artikel 23, lid 1, laatste zin, van verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap moet aldus worden uitgelegd dat het ook betrekking heeft op kosten die in verband met de vliegreis worden gemaakt voor diensten, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde vluchtannuleringsverzekering, welke door een andere partij dan de luchtvaartmaatschappij worden aangeboden en door de verkoper van die reis samen met de prijs van de vlucht in de vorm van een totale prijs aan de klant in rekening worden gebracht.
Vraag:
„Ziet artikel 23, lid 1, van verordening [nr. 1008/2008], volgens hetwelk facultatieve prijstoeslagen op duidelijke, transparante en ondubbelzinnige wijze aan het begin van elk boekingsproces worden medegedeeld en door de passagier op een ‚opt-in’-basis moeten worden aanvaard, ook op kosten die in verband met vliegreizen voor diensten van derden (hier: de aanbieder van een annuleringsverzekering) worden gemaakt en die de verkoper van de vliegreis in zijn totale prijs samen met de prijs van de vlucht aan de passagier aanrekent?”
Tweet met link naar advertentie waarin persoonsgegevens staan
Rechtbank ´s-Hertogenbosch 31 januari 2013, LJN BZ2126 (eiser tegen veilingdeurwaarder.nl)
Persoonsgegevens. Verwerking. Advertentie. Executoriale verkopen. Link. Informatieplicht.
Eiser heeft Veilingdeurwaarder verzocht om een overzicht van alle haar betreffende persoonsgegevens en een overzicht van degene aan wie deze gegevens zijn verstrekt. Veilingdeurwaarder is houdster van de website www.veilingdeurwaarder.nl. Op de website kunnen gerechtsdeurwaarders en belastingdeurwaarders advertenties plaatsen ter aankondiging van de executoriale verkopen. Door de deurwaarder is ten laste van eiser beslag gelegd op een auto. Van de openbare veiling is melding gemaakt door publicatie daarvan op de website.
Aan haar verzoek legt eiser ten grondslag dat Veilingdeurwaarder haar betreffende persoonsgegevens verwerkt door deze op de website te plaatsen en vervolgens geïnteresseerden van de op de website geplaatste advertentie op de hoogte te stellen door middel van een e-mailservice of een tweet, waardoor die geïnteresseerden door op een link te klikken direct in de advertentie komen waarin de naam van eiser en het kenteken van de auto zijn vermeld.
Als uitgangspunt geldt dat degene die persoonsgegevens verwerkt verantwoordelijk is voor de verwerking. In de overgelegde advertentie staan onder RDW-gegevens (die Veilingdeurwaarder volgens haar eigen stellingen dus zelf ophaald) het kenteken van de auto en de naam van de kentekenhouder vermeld. De rechtbank is van oordeel dat Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke in de zin van de Wbp moet worden aangemerkt voor het plaatsen van de persoonsgegevens op de website, aangezien zij de RDW-gegevens zelf in de advertentie plaatst. Het verzenden van een e-mail of tweet met daarin een directe link naar de advertentie waarin de persoonsgegevens zijn vermeld levert tevens het verwerken van persoonsgegevens op. Ook het verzenden van een hyperlink moet worden beschouwd als een andere vorm van terbeschikkingstelling.
Als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens is Veilingdeurwaarder in beginsel verplicht aan het verzoek op grond van artikel 35 van de Wbp te voldoen. Veilingdeurwaarder heeft echter terecht opgemerkt dat zij op grond van artikel 43 onder e van de Wbp niet hoeft te voldoen aan haar informatieplicht. De rechtbank is met Veilingdeurwaarder van oordeel dat Veilingdeurwaarder niet gehouden is naam- en adresgegevens te verstrekken van alle ontvangers van de nieuwsbrief omdat daarmee een verregaande inbreuk op de privacy van die ontvangers zou worden gemaakt.
4.4. De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt dient te gelden dat degene die persoonsgegevens verwerkt verantwoordelijk is voor de verwerking, tenzij deze aantoont dat dat niet het geval is. Veilingdeurwaarder heeft niet aangegeven welke gegevens zij door de deurwaarder krijgt aangeleverd en welke gegevens zij zelf aanvult vanuit het RDW-register. In de door [eiser] als voorbeeld overgelegde advertentie staan onder RDW-gegevens (die Veilingdeurwaarder volgens haar eigen stellingen dus zelf ophaalt) het kenteken van de auto en de naam van de kentekenhouder vermeldt. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat Veilingdeurwaarder deze gegevens zelf in de advertentie plaatst en daarmee als verantwoordelijke voor de verwerking heeft te gelden. Veilingdeurwaarder heeft weliswaar betoogd dat deze gegevens niet als persoonsgegevens moeten worden beschouwd, maar dit verweer wordt verworpen. In het richtsnoer van het CBP is opgenomen dat het bekendste direct identificerend gegeven de combinatie van voor- en achternaam is en als voorbeeld van bekendste indirect identificerende gegevens wordt het kenteken genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank levert een combinatie van achternaam met voorletters en het kenteken zeker een persoonsgegeven in de zin van de Wbp op. De rechtbank is van oordeel dat Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke in de zin van de Wbp moet worden aangemerkt voor het plaatsen van de persoonsgegevens op de website.
4.5. De rechtbank is tevens van oordeel dat het verzenden van een e-mail of tweet met daarin een directe link naar de advertentie waarin de persoonsgegevens zijn vermeld het verwerken van persoonsgegevens oplevert. Artikel 1 onder d van de Wbp bepaalt immers dat onder verwerking moet worden verstaan: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. De rechtbank is van oordeel dat het verzenden van een hyperlink beschouwd moet worden als een andere vorm van terbeschikkingstelling. Ook voor deze verwerking moet Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke worden aangemerkt.
4.7. Aangezien Veilingdeurwaarder als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens van [eiser] dient te gelden, is Veilingdeurwaarder in beginsel verplicht aan het verzoek op grond van artikel 35 van de Wbp te voldoen. Veilingdeurwaarder heeft echter terecht opgemerkt dat zij op grond van artikel 43 onder e van de Wbp niet hoeft te voldoen aan haar informatieplicht, indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De rechtbank is met Veilingdeurwaarder van oordeel dat Veilingdeurwaarder niet gehouden is naam- en adresgegevens te verstrekken van alle ontvangers van de nieuwsbrief omdat daarmee immers een verregaande inbreuk op de privacy van die ontvangers zou worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan Veilingdeurwaarder volstaan met het verstrekken van categorieën van ontvangers, welke mogelijkheid uitdrukkelijk is toegestaan op grond van artikel 35. Het verzoek van [eiser] zal dan ook met die restrictie worden toegewezen.
Op andere blogs:
SOLV (linken naar persoonsgegevens is een verwerking)
Goede Doelen Loterijen opnieuw beboet voor onterecht bellen duizenden consumenten
Uit 't persbericht: (...) OPTA heeft de Goede Doelen Loterijen (...) beboet voor het overtreden van de telemarketingregels. (...) In totaal zijn bijna 140.000 consumenten ongevraagd benaderd door de Goede Doelen Loterijen ondanks dat zij ingeschreven stonden bij het Bel-me-niet Register. Daarnaast is tijdens bijna 550.000 telefoontjes niet actief aan consumenten gevraagd of zij nogmaals gebeld wilden worden (‘recht van verzet’) noch inschrijving in het register aangeboden. OPTA heeft de overtredingen beboet met in totaal 845.000 euro. (...)
Klachten bij ConsuWijzer
(...) OPTA is het onderzoek naar de Goede Doelen Loterijen gestart nadat consumenten bij ConsuWijzer klaagden dat zij gebeld werden ondanks inschrijving bij het Bel-me-niet Register. De Goede Doelen Loterijen gebruikten telefoonnummers die consumenten opgaven bij het meedoen aan een online prijsvraag, spelletje, enquête, (...) onder het mom van ‘marktonderzoek’ of (...) nadat zij akkoord gaven voor algemene voorwaarden. Voor consumenten was het niet duidelijk dat zij gebeld zouden worden, daarom mogen op deze wijze verkregen telefoonnummers niet worden gebruikt. (...)
Publicatieverbod afgewezen
De Goede Doelen Loterijen hebben bezwaar gemaakt bij OPTA tegen de boetes. De rechter heeft het verzoek van de Goede Doelen Loterijen om publicatie van dit besluit te verbieden, afgewezen. OPTA heeft een deel van de Goede Doelen Loterijen (...) in 2011 ook al beboet voor soortgelijke overtredingen met in totaal 262.500 euro.
Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Strenge interpretatie OPTA bel-me-niet-regels in boetebesluit Postcodeloterij et al)
Gebruik van Google AdSense komt voor rekening en risico van adverteerder
CvB 5 februari 2009, dossiernr. 2008/01039 (advertentie op speelzolder.com)
Rechtvaardiging niet-openbare aanbeveling. Op de website www.speelzolder.com kunnen games worden gespeeld. Op een subpagina heeft een banner gestaan met de tekst: “Win een Wii!”. Na het klikken op de banner opende zich een pagina van de website www.celldorado.com met een kader waarin twee tekeningen staan met de uitnodiging om de drie verschillen te zoeken en daaronder de tekst: “Zoek ze alle 3 en win een Nintendo”. Na het aanklikken van de drie verschillen opende zich een nieuwe pagina met het woord “Gefeliciteerd!” en een invulvenster voor een 06-nummer.
Gelet op de domeinnaam, de opzet, de vormgeving en de inhoud van de website www.speelzolder.com, is deze website gericht op kinderen. Door het woord “Gefeliciteerd” wordt de indruk gewekt dat het kind een prijs heeft gewonnen en dat het zijn mobiele nummer moet invullen om de prijs in ontvangst te kunnen nemen. Door het invullen van dit nummer abonneert het kind zich zonder daarvan bewust te zijn op de betaalde abonnementsdienst van Artiq Mobile.
Het College stelt voorop dat de eigenaar van de website www.speelzolder.com niet kan worden aangemerkt als een zogenaamde affiliate. Wel is er sprake van adverteren via Google AdSense, via welk systeem van adverteren AdSense-advertenties aan een website kunnen worden gekoppeld, zonder dat een relatie behoeft te worden onderhouden met de adverteerder, dit laatste omdat Google de advertenties aanlevert.
Naar het oordeel van het College rechtvaardigen de omstandigheden van het onderhavige geval niet dat de aanbeveling openbaar wordt gemaakt. De onderhavige aanbeveling heeft betrekking op reclame-uitingen voor de plaatsing waarvan gebruik is gemaakt van Google AdSense. Niet eerder heeft het College zich over dergelijke uitingen uitgesproken.
De banner, de speelpagina en het aanmeldscherm zijn door of in opdracht van Artiq ontwikkeld. Kennelijk heeft Artiq deze uitingen doen toekomen aan Google, waarna Google ervoor heeft gezorgd dat eigenaren van websites de uitingen op hun website kunnen plaatsen. Bovengenoemde omstandigheden, die kennelijk eigen zijn aan het gebruik van Google AdSense, komen naar het oordeel van het College voor rekening en risico van Artiq en betekenen niet dat Artiq niet mede verantwoordelijk zou zij voor de plaatsing van de gewraakte uitingen.
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie, dat zich geen feiten of omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan Artiq Mobile niet medeverantwoordelijk is voor het feit dat de banner is geplaatst op een website die specifiek op kinderen is gericht. Daarmee is gegeven dat Artiq Mobile medeverantwoordelijk is voor het handelen in strijd met voornoemde bepalingen van de KJC en de NRC.
7. De Consumentenautoriteit heeft verzocht deze beslissing openbaar te maken. De Commissie ziet daartoe onvoldoende aanleiding, nu Artiq Mobile zich tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak bereid heeft getoond om maatregelen te nemen om inbreukmakend gedrag van de affiliate voortaan te voorkomen.
Het antwoord in appel
De Commissie heeft terecht geen openbare aanbeveling gedaan.
Er is in dit geval geen sprake van recidive. Voorts is de stelling van de Consumentenautoriteit, dat Artiq eerdere aanbevelingen naast zich heeft neergelegd, onjuist. Weliswaar zijn bepaalde reclame-uitingen van Artiq eerder ontoelaatbaar bevonden, maar het betrof hier andersoortige gevallen van reclame maken, niet alleen wat betreft inhoud, maar ook wat betreft wijze van reclame maken, waarop (mogelijk) andere regels van toepassing zijn.
Ook gezien de inspanning die Artiq zich heeft getroost om ervoor te zorgen dat haar advertenties (waaronder de gewraakte advertentie in het bijzonder) niet meer (via Google AdSense) op kindersites (waaronder www.speelzolder.com) zullen verschijnen, is een openbare aanbeveling niet gerechtvaardigd.(...)
Naar Artiq stelt, biedt Google niet de mogelijkheid om kindersites bij voorbaat te laten uitsluiten van adverteren via Google AdSense, maar kunnen alleen URL’s van websites worden uitgesloten. Daarbij kost het -naar Artiq stelt- veel tijd om te achterhalen welke sites moeten worden uitgesloten, omdat aan de URL’s van de 11.000 sites, waar het in het geval van Artiq om gaat, veelal niet te zien is wat voor site het betreft, meer in het bijzonder of het een site is, gericht op kinderen.
Bovengenoemde omstandigheden, die kennelijk eigen zijn aan het gebruik van Google AdSense, komen naar het oordeel van het College voor rekening en risico van Artiq en betekenen niet dat Artiq niet mede verantwoordelijk zou zij voor de plaatsing van de gewraakte uitingen. Dit laatste, nog daargelaten dat de frequentie van het onderzoek dat Artiq -naar zij stelt- eens per kwartaal verricht om te voorkomen dat haar uitingen worden geplaatst op sites, gericht op kinderen, naar het oordeel van het College zou behoren te worden opgevoerd.Naar het oordeel van het College rechtvaardigen de omstandigheden van het onderhavige geval niet dat de aanbeveling openbaar wordt gemaakt. De onderhavige aanbeveling heeft betrekking op reclame-uitingen voor de plaatsing waarvan gebruik is gemaakt van Google AdSense. Niet eerder heeft het College zich over dergelijke uitingen uitgesproken.
Actie 'geen BTW' geldt alleen bij het bezit van een voordeelpas
RCC 6 februari 2013, dossiernr. 2013/00032 (GAMMA voordeelpas)
Misleidend. Voorwaarden. Voordeelpas. De bestreden reclame-uiting betreft de televisiecommercial waarin een werknemer van de Gamma een actie aanprijst waarbij men gedurende vier dagen “geen BTW” betaalt over aankopen. In beeld verschijnt enige tijd de tekst “*kijk voor de voorwaarden op GAMMA.nl”. Op het buitenbord bij de GAMMA filialen staat “0% btw” en “Alles belastingvrij”. Aan de rechteronderzijde van het buitenbord staat verticaal vermeld dat de actie alleen geldt met de GAMMA voordeelpas.
In de commercial wordt de actie aangeprezen zonder dat specifiek melding wordt gemaakt van de voorwaarde dat men over een GAMMA voordeelpas dient te beschikken om gebruik te kunnen maken van de actie. Naar het oordeel van de voorzitter betreft het feit dat deze pas verplicht is een belangrijke beperkende voorwaarde, waarover de consument duidelijk geïnformeerd dient te worden. De enkele in beeld getoonde verwijzing naar de actievoorwaarden op adverteerders website is onvoldoende. Adverteerder had derhalve in de televisiecommercial de consument dienen te informeren over de noodzaak van een GAMMA voordeelpas. Ten aanzien van het buitenbord ligt het voorgaande in zoverre anders, dat in deze uiting wel specifiek staat dat men alleen met een GAMMA voordeelpas kan deelnemen aan de actie.
Nu de consument in de uitingen niet duidelijk wordt geïnformeerd over de voorwaarde van een GAMMA voordeelpas om te kunnen deelnemen aan de actie, is sprake van een te laat of op onduidelijke wijze verstrekken van essentiële informatie. De gemiddelde consument zou hierdoor ertoe gebracht kunnen worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Niet gesteld of gebleken is dat vrijwel alle consumenten over een GAMMA voordeelpas beschikken of bereid zijn een dergelijke pas aan te schaffen. De voorzitter acht de reclame-uitingen misleidend en daardoor oneerlijk.
Nummeraanduiding trekt de aandacht, maar niet voor voor een dienst, een product of een boodschap
Rechtbank Limburg 25 januari 2013, LJN BY9471 (eiser tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Sittard-Geleen)
Reclamebelasting. Nummeraanduiding. In het pand van eiser is zijn kapsalon gevestigd. Aan het pand en op de etalage van het pand is het huisnummer ter grootte van 0,8m bij 0,8m aangebracht. Verweerder heeft ten aanzien van deze uitingen aan eiser een aanslag reclamebelasting opgelegd. Volgens eiser kan het enkel vermelding van een huisnummer niet als een uiting als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Verordening Reclamebelasting Sittard-Geleen 2012 worden aangemerkt.
In dit geding dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder de aanslag reclamebelasting in bezwaar terecht en op goede gronden heeft gehandhaafd.
De rechtbank stelt vast dat niet in geding is dat de litigieuze uitingen zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. De rechtbank overweegt voorts dat deze uitingen slechts aan het publiek kenbaar maken dat het pand met “nr. 3” aldaar is gelegen. De uitingen verschillen in zoverre niet van een nummeraanduiding op de gevel van een gebouw. Gelet op de grootte van het aangebrachte nummer volgt de rechtbank verweerder weliswaar in zijn stelling dat eiser met de uitingen de aandacht trekt van het publiek, maar zij is evenwel niet van oordeel dat hiermee de aandacht van het publiek wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap. In casu gaat het slechts om een nummeraanduiding. De bijzondere vormgeving van het aangebrachte nummer maakt het oordeel niet anders. Dit brengt met zich dat de aanslag reclamebelasting ten onrechte aan eiser is opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.
Volgens vaste jurisprudentie van de belastingrechter (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2007, LJN AX21540) valt onder het wettelijk begrip ‘openbare aankondiging’ niet slechts reclame in engere zin, maar meer in het algemeen elke tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap. Hieruit valt af te leiden dat het niet gaat om de vraag of het opschrift tot doel heeft de aandacht van het publiek te trekken voor dit object of onderwerp; ook ideële uitingen voor een bepaalde boodschap vallen volgens de genoemde jurisprudentie onder het begrip ‘openbare aankondiging’. In die zin is voor de vraag of een opschrift al dan niet als openbare aankondiging belastingplichtig is, niet relevant wat de achterliggende gedachte is voor het trekken van de aandacht van het publiek. Het is dus ook niet relevant of er met een opschrift al dan niet beoogd wordt reclame te maken.
Niet in geding is dat de litigieuze uitingen zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. De rechtbank overweegt voorts met verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 januari 2012 (LJN BV6469) dat deze uitingen slechts aan het publiek kenbaar maken dat het pand met [nr] aldaar is gelegen. De uitingen verschillen in zoverre niet van een nummeraanduiding op de gevel van een gebouw. Mede gelet op de grootte van het aangebrachte nummer volgt de rechtbank verweerder weliswaar in zijn stelling dat eiser met de uitingen de aandacht trekt van het publiek, maar zij is evenwel niet van oordeel dat hiermee de aandacht van het publiek wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap. In casu gaat het slechts om een nummeraanduiding. De bijzondere vormgeving van het aangebrachte nummer maakt het oordeel niet anders.
Dit brengt met zich dat de aanslag reclamebelasting ten onrechte aan eiser is opgelegd. De overige beroepsgronden behoeven derhalve geen bespreking meer.