Voor 22.00 besteld, niet gegarandeerd morgen in huis
RCC 31 januari 2013, dossiernr. 2012/01117 (Wehkamp bestelling volgende dag bezorgen)
Klager vindt de uiting boven aan de website www.wehkamp.nl waar staat “eerst wehkamp.nl”: “Vóór 22:00 besteld, morgen in huis” misleidend. Wehkamp kan de claim niet waarmaken bij bestelling op vrijdagavond, zaterdag of zondag. Naar aanleiding van de onderhavige klacht heeft adverteerder onderzocht in hoeverre zij de claim in de praktijk kan waarmaken. Tot haar spijt heeft adverteerder moeten constateren dat producten die vóór 22.00 uur zijn besteld niet in alle gevallen de volgende dag kunnen worden geleverd.
Naar adverteerder heeft erkend, kan de claim “Vóór 22:00 besteld, morgen in huis” niet in alle gevallen worden waargemaakt, in elk geval niet indien eerst een (wettelijk verplichte) kredietwaardigheidstoets dient te worden verricht en niet indien de bestelling plaatsvindt in het weekend. De Commissie acht voornoemde claim, die niet vergezeld is van enig voorbehoud, te absoluut.
Aangezien de Commissie en het College van Beroep adverteerder naar aanleiding van een soortgelijke uiting (“Wat je vandaag bestelt, heb je morgen al in huis” in een televisiecommercial), in 2009 (dossier 2009/478) al hebben aanbevolen om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken, heeft de Commissie besloten de onderhavige uitspraak als Alert te laten verspreiden.
Naar adverteerder heeft erkend, kan de claim “Vóór 22:00 besteld, morgen in huis” niet in alle gevallen worden waargemaakt, in elk geval niet indien eerst een (wettelijk verplichte) kredietwaardigheidstoets dient te worden verricht en niet indien de bestelling plaatsvindt in het weekend. Naar het oordeel van de Commissie betreft het hier belangrijke beperkingen.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie voornoemde claim, die niet vergezeld is van enig voorbehoud, te absoluut. Naar het oordeel van de Commissie is er aldus sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Aangezien de Commissie en het College van Beroep adverteerder naar aanleiding van een soortgelijke uiting (“Wat je vandaag bestelt, heb je morgen al in huis” in een televisiecommercial) in 2009 al hebben aanbevolen om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken, in welk geval evenmin een voorbehoud werd gemaakt wat betreft een uitzondering op de bewuste slogan, heeft de Commissie besloten de onderhavige uitspraak als Alert te laten verspreiden, waardoor de uitspraak onder de aandacht wordt gebracht van een breed publiek.
Dat adverteerder heeft meegedeeld de bestreden uiting niet meer te zullen hanteren, leidt niet tot een ander oordeel.
Op andere blogs:
Reclameadvocaat.com (Voor 22:00 bij Wehkamp besteld, morgen echt in huis?)
Twinkle (Wehkamp.nl wijst nu op avond- en zaterdagbezorging)
EASA Focus newsletter
EASA FOCUS Newsletter | Issue 1 - 2013
Welcome to FOCUS, the external newsletter of the European Advertising Standards Alliance (EASA), providing you with a periodic update of the latest news on advertising self-regulation in Europe and beyond.
Auteursrechtinbreuk op website winboodschappen.nl
Uitspraak ingezonden door Filip Van Eeckhoutte, Van Eeckhoutte advocaten
Auteursrecht op website. Rectificatie. E2Ma en Malicor zijn gespecialiseerd in het online verzamelen van consumentendata waaronder NAW-gegevens. In de uitvoering daarvan maakt E2Ma onder andere gebruik van haar consumentenwebsite www.winboodschappen.nl en maakt Malicor gebruik van de website www.winboodschappen.com. E2Ma vordert Malicor te gebieden iedere inbreuk op de auteursrechten van E2Ma te staken en in het bijzonder het staken van het gebruik van de teksten, de vormgeving en de lay-out van www.winboodschappen.nl.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in voldoende mate gebleken van een spoedeisend belang. De teksten, vormgeving en lay-out van de door E2Ma gebruikte website komen naar het oordeel van de voorzieningenrechter auteursrechtelijke bescherming toe. E2Ma heeft onweersproken gesteld dat zij de maker is. Het is Malicor op grond van art. 1 jo. 13 AW niet toegestaan het werk of delen van het werk van E2Ma te kopiëren of in de openbaarheid te brengen.
De voorzieningenrechter is van (voorlopig) oordeel dat de door Malicor gebruikte teksten, vormgeving en lay-out op haar website dermate veel gelijkenis vertonen met de auteursrechtelijk beschermde teksten, vormgeving en lay-out van de website van E2Ma zodat een inbreuk voldoende aannemelijk is geworden. Er is aldus sprake van onrechtmatig handelen door Malicor jegens E2ma. Vast staat dat Malicor op 16 januari 2012 de inhoud van de website www.winboodschappen.com offline heeft gehaald en de inbreuk op dat moment is gestaakt. De voorzieningenrechter gebiedt Malicor iedere inbreuk op de auteursrechten van E2Ma gestaakt te (doen) houden en een rectificatie op de homepage www.winboodschappen.com te plaatsen.
Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Auteursrecht op website: teksten, vormgeving en lay-out)
Laagste prijsgarantie, een wassen neus
RCC 8 februari 2013, dossiernr. 2013/00018 (Laagste prijsgarrantie BelCompany)
Betreft de mededeling op de website www.belcompany.nl zijnde 'Wij bieden in onze winkels de laagste prijsgarantie voor alle mobiele telefoons en tablets.' Klager acht de laagste prijsgarantie een wassen neus. Het bedrag ad € 849 dat klager op 28 september 2012 voor de iPhone5 heeft betaald bij BelCompany, blijkt € 90 hoger te zijn dan de door Apple (vóór de btw-verhoging) gehanteerde adviesprijs.
Als erkent is komen vast te staan dat de bestreden uiting pas eind september 2012 van internet is verwijderd. Het feit dat de niet meer gehanteerde laagsteprijsgarantie nog via de website zichtbaar was, moet voor rekening van adverteerder komen. De Commissie acht de uiting misleidend. Ten overvloede overweegt de Commissie dat zij de bestreden uiting, indien de aangeboden garantie nog wel gold, eveneens misleidend zou achten. Er is sprake van het te laat verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen.
Naar het oordeel van de Commissie betreft deze voorwaarde essentiële informatie waarover de consument tijdig moet worden geïnformeerd teneinde te voorkomen dat bij hem onjuiste verwachtingen worden gewekt en hij als gevolg daarvan een besluit over een transactie kan nemen dat hij niet zou hebben genomen indien deze essentiële informatie tijdig aan hem zou zijn verstrekt. De algemene verwijzing “Vraag de medewerkers in de winkels naar de voorwaarden” die in een van de door klager overgelegde uitingen is opgenomen, betekent niet dat de gemiddelde consument in die uiting tijdig is gewezen op het bestaan van genoemde belangrijke voorwaarde om aanspraak te kunnen maken op de laagsteprijsgarantie.
SEO rapport, wat is er echt interessant?
Met een bijdrage van Jan Kabel, kernredactielid Reclameboek, DLA Piper, UVA
Dit rapport (RB 1601) van de Stichting Economisch Onderzoek draagt als titel 'Oneerlijke handelspraktijken' en gaat niet over oneerlijke handelspraktijken. Tenminste niet over oneerlijke handelspraktijken in de zin die de meeste juristen aan die term toekennen: de praktijken van artikel 6:193a BW, misleidende en anderszins oneerlijke handelspraktijken. Het rapport gaat over inkoopmacht van supermarkten en eenzijdige wijzigingen door die supermarkten van afspraken met leveranciers. Misleidende titel dus. Er is in het hele rapport ook geen enkele verwijzing te vinden naar de gebruikelijke terminologie op dit punt. Aanleiding voor het rapport is de recente eenzijdige tussentijdse korting die Albert Heijn probeerde op te leggen aan zijn leveranciers en de problemen die leverancies ondervinden om tegen dat soort contractspraktijken op te komen. Leveranciers houden zich gedeisd uit vrees uitgesloten te worden van leverantie en daar helpt geen lieve juridische moeder aan.
Het rapport loopt de bestaande contractuele en mededingsrechtelijke mogelijkheden (inkoopmacht) na, constateert dat die niet helpen en stelt een zelfreguleringsoptie voor: gedragscodes, kenniscentra en neutrale geschillenbeslechting. De vraag is of die oplossingen de feitelijke praktische verhoudingen kunnen doorbreken. Interessant in het rapport vind ik de Engelse optie: door het Engelse Office of Fair Trade verplicht opgelegde zelfregulering. Een gedragscode die in elk contract tussen afnemer en leverancier moet worden opgenomen. Een verplichting dit soort afspraken schriftelijk vast te leggen. En, na wat gedoe over een per supermarkt aan te stellen onafhankelijke Compliance Officer (dat gaat natuurlijk niet werken ) instelling van een Ombudsman waar anoniem klachten kunnen worden ingediend. Alles onder toezicht van OFT. Goed idee. Daar heb je geen fusie van Nma, OPTA en Consumenten autoriteit voor nodig. Als het goed is kan de Nma dat wel af. Benieuwd wat de opdrachtgever van dit rapport, het Ministerie van EZ met dit rapport gaat doen.
Voor legaal downloaden moet doorgaans worden betaald
Vz RCC 28 januari 2013, dossiernr. 2012-01139-(I) (downloaden op: thevoiceofholland.com)
Het betreft de mededeling “de volledige versie van alle liedjes zijn te downloaden op: thevoiceofholland.com”, die tijdens het televisieprogramma “The Voice Of Holland” in beeld verschijnt. Klager acht de uiting misleidend omdat op de banner niet wordt vermeld dat je voor het downloaden van de liedjes moet betalen. Dit blijkt pas bij het bezoeken van de website.
Het betreft volgens de voorzitter een zuiver feitelijke mededeling omtrent de beschikbaarheid van de volledige versie van de liedjes die tijdens het programma te horen zijn. De gemiddelde consument is bekend met het feit dat voor het legaal downloaden van muziek doorgaans moet worden betaald. Nu de mededeling geen suggestie bevat waaruit zou blijken dat de liedjes gratis zijn, kan de uiting niet als misleidend worden beoordeeld. De voorzitter wijst de klacht af.
De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal afwijzen. Hij overweegt daartoe het volgende. Het betreft een zuiver feitelijke mededeling omtrent de beschikbaarheid van de volledige versie van de liedjes die tijdens het programma te horen zijn. Naar het oordeel van de voorzitter is de gemiddelde consument bekend met het feit dat voor het legaal downloaden van muziek doorgaans moet worden betaald. Nu de mededeling geen suggestie bevat waaruit zou blijken dat de liedjes gratis zijn, kan de uiting niet als misleidend worden beoordeeld.
Startersvoordeel Belastingdienst is een uitnodiging
Vz RCC 28 januari 2013, dossiernr. 2013/00003 (Startersvoordeel)
Het betreft een advertentie op Linkedin.com waarin staat: “Wat doet ú met uw startersvoordeel? Klik hier en bereken uw startersvoordeel (tot €13.000). Belastingdienst”. Volgens klager is de tekst misleidend, het startersvoordeel blijkt pas na aangifte bij de belastingdienst als de boekhouder zijn werk heeft gedaan. De leek zou lekker gemaakt worden en adverteerder had moeten wijzen op de risico's.
Naar het oordeel van de voorzitter blijkt uit de woorden “Wat doet ú met uw startersvoordeel” en “Klik hier en bereken uw startersvoordeel” dat het enkel gaat om een uitnodiging aan startende ondernemers om gebruik te maken van een rekenhulp om het individuele startersvoordeel te berekenen. De uiting geeft geen garantie omtrent het verkrijgen of de hoogte van enig startersvoordeel, anders dan dat deze kan oplopen “tot €13.000”. De gemiddelde consument mag bekend worden geacht met het feit dat de hoogte van het daadwerkelijk te ontvangen startersvoordeel afhankelijk is van een correcte belastingaangifte, waarvoor de ondernemer zelf verantwoordelijk is. De voorzitter wijst de klacht af.
De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal afwijzen. Hij overweegt daartoe het volgende. Naar het oordeel van de voorzitter blijkt uit de woorden “Wat doet ú met uw startersvoordeel” en “Klik hier en bereken uw startersvoordeel” dat het enkel gaat om een uitnodiging aan startende ondernemers om gebruik te maken van een rekenhulp om het individuele startersvoordeel te berekenen. De uiting geeft geen garantie omtrent het verkrijgen of de hoogte van enig startersvoordeel, anders dan dat deze kan oplopen “tot €13.000”. De gemiddelde consument mag bovendien bekend worden geacht met het feit dat de hoogte van het daadwerkelijk te ontvangen startersvoordeel afhankelijk is van een correcte belastingaangifte, waarvoor de ondernemer zelf verantwoordelijk is. De uiting kan dan ook niet worden beschouwd als misleidend.
BGH over Zitatwahrheit van wetenschappelijk kennis voor Insuline-reclame
BGH 6 februari 2013, I ZR 62/11 (Basisinsulin mit Gewichtsvorteil) , persbericht nr. 22/2013 - uitspraak opvraagbaar
Uit 't (Duits vertaald) persbericht: Partijen zijn distributeurs van medicijnen voor de behandeling van diabetes Mellitus. Het medicijn van eiser bevat de werkzame stof Insulineglargine, het medicijn van gedaagde heeft als bestanddeel de werkzame stof Insulinedetemir. Volgens eiser heeft gedaagde in een reclame folder een reclame-uiting geplaatst waarin zij stellen dat hun geneesmiddel, met mede de werkzame stof van eiser, tot een lagere gewichtstoename kan leiden. Een deel van de klacht richt zich op de specifieke studie waarop de reclameboodschap steunt. Eiser is van mening dat de studieresultaten waarop de gedaagde zich beroept onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn.
Het Landgericht Berlijn heeft de klacht afgewezen. In hoger beroep bij het Bundesgerichtshof is de zaak deels afgewezen en voor het overige terugverwezen.
Het Bundesgerichtshof oordeelt dat de reclame in zekere mate misleidend is. De onderliggende studieresultaten zouden alleen zinvol zijn indien zij uitgevoerd zouden worden volgens de regels en principes van wetenschappelijk onderzoek en evaluatie. Op het gebied van gezondheidsgerelateerde reclame is de reclame alleen toegestaan als het voldoet aan een gedegen wetenschappelijke onderbouwing. Van misleiding is echter sprake wanneer de eiser stelt en bewijst dat nieuw wetenschappelijk bewijs beschikbaar is die de wetenschappelijk gronden welke de uiting ondersteunen tegenspreken.
Der Bundesgerichtshof hat angenommen, dass insoweit eine Irreführung unter dem Gesichtspunkt des Verstoßes gegen den Grundsatz der "Zitatwahrheit" in Betracht kommt. Danach sind Studienergebnisse, die in der Werbung oder im Prozess als Beleg einer gesundheitsbezogenen Aussage angeführt werden, grundsätzlich nur dann hinreichend aussagekräftig, wenn sie nach den anerkannten Regeln und Grundsätzen wissenschaftlicher Forschung durchgeführt und ausgewertet wurden. Dafür ist im Regelfall erforderlich, dass eine randomisierte, placebokontrollierte Doppelblindstudie mit einer adäquaten statistischen Auswertung vorliegt, die durch die Veröffentlichung in den Diskussionsprozess der Fachwelt einbezogen worden ist. Ob auch - wie im Streitfall - nachträglich anhand vorliegender Studiendaten im Rahmen einer sogenannten Subgruppenanalyse oder im Wege der Zusammenfassung mehrerer wissenschaftlichen Untersuchungen (Metaanalyse) erstellten Studien eine Werbeaussage tragen können, hängt von den Umständen des Einzelfalls ab. Dabei kommt es für die Frage der Irreführung neben der Einhaltung der für diese Studien geltenden wissenschaftlichen Regeln vor allem darauf an, ob der Verkehr in der Werbung hinreichend deutlich auf die Besonderheiten der Art, Durchführung oder Auswertung dieser Studie und gegebenenfalls die in der Studie selbst gemachten Einschränkungen im Hinblick auf die Validität und Bedeutung der gefundenen Ergebnisse hingewiesen und ihm damit die nur eingeschränkte wissenschaftliche Aussagekraft der Studie vor Augen geführt wird. Solche aufklärenden Hinweise enthält die beanstandete Werbung nicht, obwohl die in Bezug genommene Studie Anlass dazu gegeben hat.
Dagegen ist die ohne konkreten Bezug zu der Studie aufgestellte Behauptung eines Gewichtsvorteils im Streitfall rechtlich nicht zu beanstanden, weil sich ein solcher Vorteil - genauer: eine geringere Gewichtszunahme - nach den rechtsfehlerfreien Feststellungen des Kammergerichts im Streitfall aus der arzneimittelrechtlichen Zulassung und der Fachinformation entnehmen lässt. Zwar gilt für Angaben mit fachlichen Aussagen auf dem Gebiet der gesundheitsbezogenen Werbung nach dem im Heilmittelwerberecht maßgebenden Strengeprinzip generell, dass die Werbung nur zulässig ist, wenn sie gesicherter wissenschaftlicher Erkenntnis entspricht. Grundsätzlich kann sich aber - so der Bundesgerichtshof - ein Werbender zum wissenschaftlichen Nachweis der Richtigkeit seiner Werbebehauptung auf den Inhalt der Zulassung und der Fachinformation berufen, weil diese Unterlagen Gegenstand der Überprüfung durch die Zulassungsbehörde sind. Eine Irreführung kommt aber dann in Betracht, wenn der Kläger darlegt und erforderlichenfalls beweist, dass neuere, erst nach dem Zulassungszeitpunkt bekanntgewordene oder der Zulassungsbehörde bei der Zulassungsentscheidung sonst nicht zugängliche wissenschaftliche Erkenntnisse vorliegen, die gegen die wissenschaftliche Tragfähigkeit der durch die Zulassung belegten Aussagen sprechen. Da die Klägerin nichts zu solchen Erkenntnissen vorgetragen hatte, war die Klageabweisung insofern zu Recht erfolgt.
PvdD slaat plank mis met moties tegen huis-aan-huiskranten
André van der Velde, voorzitter sectie Lokale Media van de NVJ zegt op NVJ.nl:
De PvdD zegt te constateren dat huis-aan-huis bladen meestal ongelezen in de papier- of prullenbak verdwijnen en wil daarom dat er een systeem komt waarbij mensen alleen (reclame)drukwerk ontvangen als ze daarom vragen. Met haar argumentatie slaat de indiener van de moties, Esther Ouwehand, de plank echter volledig mis. Zij trekt conclusies die zijn gebaseerd op aannames en niet op feiten. Aldus André van der Velde, voorzitter sectie Lokale Media van de NVJ.
Uit onderzoek van Adformatie blijkt allereerst dat lezers en adverteerders de huis-aan-huiskranten wel degelijk zeer goed waarderen, ze worden bijna net zo goed gelezen worden als betaalde dagbladen. Ze worden dus zeker niet meestal ongelezen in de papierbak gedeponeerd. Waarom die hoge waardering? Omdat ze lokaal nieuws brengen dat dicht bij de mensen staat en zo een wezenlijke rol vervullen binnen een lokale democratie.
Antwoorden kamervragen over misleidende reclame voor kansspelen
Antwoord op vragen van het lid Mei Li Vos over misleidende reclame voor kansspelen, Aanhangsel Handelingen II, 2012/13, nr. 1140.
3 en 4. Voldoet de reclame-uiting van de Vriendenloterij en de daarbij behorende kraskaart aan de bepalingen uit het derde lid van artikel 4a en voldoet de genoemde reclame-uiting aan de bepalingen uit het lid 4 van artikel 4a, in het bijzonder dat reclame misleidend wordt geacht als de indruk wordt gewekt dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen of als de indruk wordt gewekt dat de consument door het verrichten van een bepaalde handeling een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen terwijl daarop slechts een kans bestaat?
De Wet op de kansspelen (Wok) vereist dat wervings- en reclameactiviteiten van kansspelaanbieders op zorgvuldige en evenwichtige wijze worden vormgegeven. De kansspelautoriteit (ksa) houdt toezicht op de naleving van de Wok. Desgevraagd laat de kansspelautoriteit mij weten geen mededeling te doen over individuele zaken, behalve wanneer bijvoorbeeld sprake is van een openbaar sanctiebesluit. De ksa heeft mij daarnaast laten weten voornemens te zijn met alle vergunninghouders in gesprek te gaan over de wijze van reclame-uitingen in het licht van artikel 4a van de Wok.
7. Deelt u de mening dat, aangezien het vijfde lid van artikel 4a slechts de mogelijkheid en niet de plicht tot nadere uitwerking van de wettelijke regels ten aanzien van gokreclame biedt, het uitblijven van die uitwerking de handhaving van de wet niet in de weg mag staan? Zo nee, waarom niet? Wanneer treedt het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in werking?
Ik deel de mening dat wetgeving te allen tijde gehandhaafd dient te worden. Het Ontwerpbesluit Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is ter advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State gezonden. De beoogde datum van inwerkingtreding van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is 1 juli 2013. Gezien de bijzondere risico’s die aan kansspelen zijn verbonden acht ik het van groot belang dat moet worden voorkomen dat met wervings- en reclame activiteiten de algemene deelneming aan kansspelen wordt gestimuleerd of, in het bijzonder, dat wordt aangezet tot onmatige deelneming.