RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 1590

Nota leeftijdsgrenzen verhogen van 16 naar 18 jaar

Nota naar aanleiding van het verslag, voorstel van wet houdende wijziging van de Drank- en Horecawet teneinde enkele leeftijdsgrenzen te verhogen van 16 naar 18 jaar en de preventie en handhaving te verankeren, Kamerstukken II, 2012/13, 33 341, nr. 7.

Beers and GlasswareHet ging bij deze Kamerleden in 1964 dus om de incidentie van misbruik, meer specifiek bij jongeren. Uit de cijfers die in de memorie van toelichting zijn opgenomen wordt duidelijk dat inmiddels ook bij zwak-alcoholhoudende drank misbruik door jongeren onder de 18 jaar regelmatig voorkomt. Het toen gebruikte argument is in de ogen van de indieners dus anno 2013 niet meer relevant.

3. Argumenten vóór verhogen leeftijdsgrenzen tot 18 jaar

Een andere vraag van de leden van de fractie van D66 is hoe een alcoholleeftijd van 18 jaar zich volgens de indieners verhoudt tot andere leeftijdsgrenzen voor volwassenheid. De indieners wijzen erop dat eenieder die 18 jaar is geworden:

  • meerderjarig is en volwassen voor de wet;
  • toegelaten kan worden tot een coffeeshop;
  • een casino kan bezoeken;
  • een bankrekening mag openen zonder toestemming van zijn of haar ouders;
  • mag stemmen bij de verkiezingen;
  • gekozen kan worden in bijvoorbeeld de gemeenteraad;
  • zelf een proces kan aanspannen;
  • ook ‘s nachts mag werken;
  • zonder toestemming van zijn of haar ouders kan trouwen;
  • zelf een uitkering kan aanvragen.

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekt kunnen krijgen van alcoholhoudende drank past volgens de indieners goed in dit rijtje, zeker als op termijn het kunnen kopen van tabaksproducten hieraan zou worden toegevoegd.

(...)

4. Preventie en handhavingsaspecten
De indieners hebben om de volgende redenen de door de leden van de fractie van D66 genoemde
alternatieven op dit moment niet overwogen:

  • Meer handhavingscapaciteit voor gemeenten: de indieners beschouwen de verhoging van de leeftijdsgrenzen juist als een goede manier om de handhavingscapaciteit te vergroten. Er kunnen immers vanwege de eerder genoemde vereenvoudiging van de handhaving met hetzelfde aantal gemeentelijke toezichthouders méér controles worden uitgevoerd.
  • Verbeteren van de handhaving: de indieners beschouwen verbetering van de handhaving niet als alternatief voor de leeftijdsgrenzenverhoging in deze initiatiefwet. Toezichthouders dienen altijd te streven naar verbetering van de handhaving.
  • Handhaving van het doortapverbod: de indieners wijzen erop dat het doortapverbod een verbod is uit het Wetboek van Strafrecht. De handhaving van dat verbod is een zaak van de politie, niet van de gemeentelijke toezichthouders/Boa’s Drank- en Horecawet.
  • Reclame/sponsorbeperkingen: de indieners realiseren zich dat dit een veel ingrijpender voorstel zou zijn geweest dan de verhoging van de leeftijdsgrenzen. Bovendien loop je dan snel aan tegen het feit dat enkele tv-zenders die zich op Nederland richten niet gevestigd zijn in Nederland.
  • Verbod op verkoop van alcohol in levensmiddelenwinkels: de indieners zijn van mening dat hiervoor hetzelfde geldt als bij het hiervoor genoemde alternatief: het is een veel ingrijpender voorstel dan de verhoging van de leeftijdsgrenzen. Onbekend is verder wat het maatschappelijke en politieke draagvlak voor zo’n aanpassing zou zijn. Vooralsnog verwachten de indieners een verbetering van de naleving door levensmiddelenwinkels als gevolg van de decentralisatie van het toezicht en de extra sanctiemogelijkheden die de wet sinds 1 januari 2013 biedt.
  • Verhogen van de pakkans: de indieners verwachten dat vereenvoudiging van de handhaving méér controles zal betekenen, dus een verhoging van de pakkans.
  • Betere of meer voorlichting: de indieners beschouwen dat niet als een gelijkwaardig alternatief voor dit wetsvoorstel. Uit onderzoek blijkt immers dat voorlichting als losstaande maatregel niet effectief is, alleen in combinatie met andere (wettelijke) maatregelen, zoals de verhoging van de leeftijdsgrenzen.

(...)

5. Bedrijfseffecten

De indieners van dit wetsvoorstel hebben zich gerealiseerd dat als de leeftijdsgrenzen worden verhoogd naar 18 jaar, sommige jongeren geen alcohol meer in het openbaar kunnen bezitten en geen alcohol meer kunnen kopen, noch bestellen, terwijl zij dat voorheen wel mochten. Zij beseffen dat deze groep speciale aandacht verdient. Voor deze jongeren zullen met de betrokken departementen en het Openbaar Ministerie afspraken gemaakt kunnen worden over de straffen die worden opgelegd bij bezit van alcohol in het openbaar. De indieners denken in dit verband aan aangepaste boetebedragen voor degenen die in 1997 en 1998 geboren zijn (uitgaande van inwerkingtreding van deze wet op 1 januari 2014).

RB 1588

Leeftijdskortingsactie Pearle is geen leeftijdsdicriminatie

RCC 11 december 2012, Dossiernr. 2012/01002 (leeftijdskortingsactie Pearle)

In de bestreden uitingen wordt reclame gemaakt voor de “leeftijdskortingsactie” op monturen waarbij de leeftijd van de klant de hoogte van de korting in procenten bepaalt. In de televisiecommercial wordt gezegd: “Nu bij Pearle leeftijdskorting op alle monturen. Hoe ouder u bent, hoe meer korting u krijgt.” Onderin beeld staat: “Kijk op pearle.nl voor de voorwaarden.” Op de website staat onder meer: “Hoe ouder u bent, hoe hoger de korting op het montuur. Uw leeftijd is uw korting in procenten op het montuur.”

Iedereen die in het kader van deze actie een nieuw montuur aanschaft komt in gelijke mate voor de aan leeftijd gerelateerde kortingsregeling in aanmerking. In de voorwaarden en de uitvoering van de regeling wordt geen onderscheid gemaakt en wordt iedere consument gelijk behandeld. Dat iemand met een hoge(re) leeftijd op grond van de actie in aanmerking komt voor een hoge(re) korting, is het gevolg van het consistent toepassen van de voor iedereen gelijkelijk geldende voorwaarden en niet van specifieke keuzes van adverteerder. Van discriminatie is geen sprake. De Commissie wijst de klacht af.

Vast is komen te staan dat iedereen die in het kader van deze actie een nieuw montuur aanschaft in gelijke mate voor de aan leeftijd gerelateerde kortingsregeling in aanmerking komt. In de voorwaarden en de uitvoering van de regeling wordt derhalve geen onderscheid gemaakt en wordt iedere consument gelijk behandeld. Dat iemand met een hoge(re) leeftijd op grond van de actie in aanmerking komt voor een hoge(re) korting, is het gevolg van het consistent toepassen van de voor iedereen gelijkelijk geldende voorwaarden, en derhalve niet van specifieke keuzes van adverteerder waarbij per klant een relevant onderscheid wordt gemaakt. Van discriminatie is aldus geen sprake. De klacht wordt daarom afgewezen.

RB 1589

Creditcardtoeslag wordt geacht een vaste onvermijdbare kostenpost te zijn

CvB RCC 20 december 2012, dossiernr: 2012/00817 (EasyJet mag voorbehoud bij gepubliceerde prijs vermelden)

In navolging van RB 1526. De vraag is aan de orde of EasyJet als aanbieder van vluchten de door haar in rekening gebrachte creditcardtoeslag reeds in de geadverteerde prijs had dienen op te nemen. De Commissie heeft geoordeeld dat deze toeslag als vast en onvermijdbaar dient te worden beschouwd.

Met betrekking tot de vraag of deze toeslag “vast” of “variabel” is, overweegt het College als volgt. Binnen het systeem van de Reclamecode Reisaanbiedingen geldt dat toeslagen die zijn verbonden aan de wijze van betaling, indien deze verplicht worden voorgeschreven, als vaste onvermijdbare kosten worden beschouwd. In verband hiermee wordt in de code uitdrukkelijk naar een creditcard verwezen. De onvermijdbare creditcardtoeslag die EasyJet hanteert volgens het systeem van de Reclamecode Reisaanbiedingen valt onder het begrip vaste onvermijdbare kosten, ongeacht de wijze waarop EasyJet deze in rekening brengt. EasyJet had hiermee als aanbieder van vluchten rekening dienen te houden.

De creditcardtoeslag wordt geacht een vaste onvermijdbare kostenpost te zijn in de zin van het bepaalde onder III sub 1 RR (Reclamecode Reisaanbiedingen) , welke in de geadverteerde prijs had dienen te zijn opgenomen. EasyJet heeft niet aan deze verplichting voldaan. Dit impliceert dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en acht de bestreden reclame-uiting in strijd met het bepaalde onder III sub 1 RR.

3. Met betrekking tot de vraag of deze toeslag “vast” of “variabel” is, overweegt het Col­lege als volgt. Binnen het systeem van de Reclamecode Reisaanbiedingen geldt dat toeslagen die zijn verbonden aan de wijze van betaling, indien deze verplicht worden voorgeschreven, als vas­te onver­mijd­bare kosten worden beschouwd. In ver­band hiermee wordt in de code uitdrukkelijk naar een creditcard verwezen, ken­nelijk teneinde daarmee tot uitdruk­king te brengen dat kosten voor betaling met een cre­dit­card vaste onvermijd­bare (bijko­mende) kosten zijn indien deze verplicht zijn. Kennelijk heeft de reisbranche ervoor gekozen (onder meer) deze kosten aldus als vas­­­te onver­mijdbare kosten te definiëren teneinde deze onderdeel te doen zijn van de prijs. Toegepast op de onderhavige zaak brengt dit mee dat de onvermijdbare credit­card­toeslag die easyJet hanteert volgens het systeem van de Reclame­code Reis­aanbie­dingen valt onder het begrip vaste onvermijd­bare kosten, ongeacht de wijze waarop easyJet deze in rekening brengt. EasyJet had hiermee als aanbieder van vluchten rekening dienen te houden. Met be­trek­king tot de vraag of easyJet in dit verband kan volstaan met het vermelden van deze toeslag naast de geadver­teer­de prijs, oordeelt het College als volgt.

 

4. De Reclamecode Reisaan­bie­dingen en Veror­dening (EG) nr. 1008/2008 bevatten het uitgangspunt dat de con­sument een zo compleet mo­gelijk beeld van de prijs dient te hebben. Dit impliceert dat vas­te onver­mijdbare (bijko­mende) kos­ten in de prijs dienen te worden verdisconteerd, derhalve bestanddeel dienen te zijn van de prijs. Het standpunt van easyJet dat zij de creditcardtoeslag naast de geadver­teer­de prijs mocht vermelden, dient op grond van het voorgaande te worden ver­worpen. Ook in zoverre doet niet ter zake dat easyJet deze kosten per boeking in rekening brengt. Het College ziet overigens in het voorgaande wel aanleiding zijn beslissing van 10 novem­ber 2011 in het dossier met nummer 2011/00520 te nuanceren. In die be­slissing heeft het College het toelaatbaar geoordeeld dat bij onvermijdbare kos­ten die per boe­king zijn verschul­digd, de prijzen in een reclame-uiting aldus worden ge­publiceerd, dat direct bij de prijs het voorbehoud wordt ge­maakt dat de prijs dient te worden ver­meer­derd met de bijkomende en ge­speci­ficeerde toeslagen per boe­king. Het College is nader van oordeel dat deze wijze van publicatie niet is toege­staan bij kosten die weliswaar per boeking zijn verschuldigd, maar die, zoals in dit geval, ingevolge de Reclame­code Reisaanbiedingen als vaste onver­mijdbare kosten dienen te worden aangemerkt.

 

5. Het College oordeelt op grond van het voorgaande dat de creditcardtoeslag een vaste onvermijdbare kostenpost is in de zin van het bepaalde onder III sub 1 RR, welke in de geadverteerde prijs had dienen te zijn opgenomen. EasyJet heeft niet aan deze verplichting voldaan. Dit impliceert dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. Het College beslist derhalve in het principaal appel als volgt.

RB 1588

Reclame voor 'het grote mensen ontbijt speciaal voor peuters' bij kinderopvang niet toegestaan

Vz RCC 20 december 2012, Dossiernr. 2012/01054- I (PrimaOuders.nl Bambix advertentie)

Het blad PrimaOuders is blijkens de naam en de ondertitel “Voor ouders met kinderen in basisonderwijs en kinderopvang” bestemd voor ouders en niet voor kinderen onder de 7 jaar, op welke groep kinderen krachtens artikel 8 lid 1 RVV (Reclamecode Voor Voedingsmiddelen) geen reclame voor voedingsmiddelen mag worden gericht. Niet kan worden geoordeeld dat door de enkele aanwezigheid op een kinderdagverblijf van het tijdschrift waarin reclame voor voedingsmiddelen voorkomt door verweerder inbreuk wordt gemaakt op het in artikel 12 RVV opgenomen verbod. De klacht wordt afgewezen.

Vz RCC 20 december 2012, Dossiernr. 2012/01054 (PrimaOuders.nl Bambix advertentie)

Het betreft de advertentie voor Bambix Peuter Cereals van het tijdschrift PrimaOuders.nl. De mededelingen  zijn - blijkens de aanhef -“speciaal voor de professional” in de kinderopvang bedoeld. In de bestreden uiting staat onder meer:
“Bij deze editie van PrimaOuders ontvangen 1.600 kinderdagverblijven samples van Bambix Peuter Cereals.” (…) “Deel de samples uit aan de ouders of organiseer een ontbijtsessie op het kinderdagverblijf.”, met een kortingsbon voor een 200 grams verpakking Bambix Honing Rondjes of Bambix Twinkels, “het grote mensen ontbijt speciaal voor peuters”.
 
Op grond van artikel 12 RVV (Reclamecode Voor Voedingsmiddelen) is het verboden om op kinderdagverblijven reclame te maken voor een voedingsmiddel. Adverteerder heeft erkend in de bestreden advertentie in strijd met deze bepaling te hebben gehandeld door medewerkers van kinderdagverblijven op te roepen samples uit te delen van het Bambix product waarop de advertentie betrekking heeft dan wel op het kinderdagverblijf (met de samples) een ontbijtsessie te organiseren. De voorzitter acht de bestreden reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 12 RVV.

Op grond van artikel 12 RVV is het – behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen –verboden om op kinderdagverblijven reclame te maken voor een voedingsmiddel. Adverteerder heeft erkend in de bestreden advertentie in strijd met deze bepaling te hebben gehandeld door medewerkers van kinderdagverblijven op te roepen samples uit te delen van het Bambix product waarop de advertentie betrekking heeft dan wel op het kinderdagverblijf (met de samples) een ontbijtsessie te organiseren.
Adverteerder heeft niet weersproken dat in het kinderdagverblijf kortingsbonnen lagen voor nieuwe Bambix ontbijtproducten voor peuters. Ook hierdoor heeft adverteerder gehandeld in strijd met artikel 12 RVV.
RB 1587

Gratis 6 maanden kijkplezier

Vz RCC 18 december 2012, Dossiernr. 2012/01022 (Televisie van XS4ALL)

“Gratis 6 maanden kijkplezier met Televisie van XS4ALL” wordt aangeprezen in een geadresseerde brief. Hiermee wordt beweerd dat er gratis 6 maanden televisie wordt aangeboden, terwijl men in de praktijk hiervoor moet betalen in de vorm van een abonnement. Uit de uiting blijkt niet, althans niet voldoende duidelijk, dat men hiervoor een abonnement dient af te sluiten voor kennelijk een jaar, waarbij men na 6 maanden een bedrag van €15,25 per maand betaalt.
 
Blijkens het voorgaande is sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De gemiddelde consument zou hierdoor ertoe gebracht kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1586

Requiem voor het reclamerecht

Ebba H. Hoogenraad, Requiem voor het reclamerecht, IER Aflevering 6, december 2012, p. 577 - 581.

[red. Laat u niet misleiden door de introductie] In IER aflevering 6, december 2012 is het artikel Requiem voor het reclamerecht verschenen van de hand van Mr Ebba H. Hoogenraad

Het is treurig maar waar … Het reclamerecht is achterhaald en ten dode opgeschreven. Met het afscheid van vier illustere IER-redacteuren is ook de tijd daar voor een requiem voor het reclamerecht. De R van het tijdschrift Intellectuele Eigendom en Reclamerecht heeft zijn langste tijd gehad. De grote vlucht naar (of de trekkracht van) Informatie krijgt de overhand. De R uit IER wordt de I van Informatie. We eindigen straks als het tijdschrift voor IEI (Intellectuele Eigendom en Informatie).

(...) Echter, op zeker moment zal de inhoud van de boodschap dermate beïnvloed zijn door de adverteerder en in zodanige mate een aanprijzing bevatten, dat deze daarmee is op te vatten als ‘reclame’, waarop de reclameregels uit de wet en zelfregulering weer van toepassing zijn. Dat is het moment dat reclamerecht weer herrijst als een Phoenix. Misschien met een iets andere focus, meer toegespitst op de nieuwe media en op het Zero Moment of Truth beginsel . Reclamerecht past zich aan aan de nieuwe reclamevormen. Uit de as neemt deze Phoenix als bagage mee alle kennis, subtiliteiten en eigenaardigheden van het reclamerecht. Met als gouden leidraad het bijzondere gedachtengoed: ’reclame maken mag, zolang het maar duidelijk is en niet misleidt’. Een ware Phoenix. Zo kan IER toch echt IER blijven.

Ebba H. Hoogenraad

RB 1585

'Bestel Nu'-button geen definitieve bestelling

Vz RCC 21 december 2012, dossiernr. 2012/01084 (Vodafone bestelvoorwaarden)

Het betreft de uiting van Vodafone waarin onder meer staat: “Bestel je voor 17:00 uur dan wordt binnen 1 werkdag contact opgenomen om een afspraak voor levering te maken”. Klager stelt dat Vodafone zich niet houdt aan de opgegeven tijden. Vodafone stelt zich op het standpunt dat de mededeling die klager bestrijdt, pas verschijnt nadat een consument besluit om de button ‘Bestel Nu’ aan te klikken.

Voorzitter oordeelt als volgt: Onmiskenbaar is sprake is van een openbare directe aanprijzing van de diensten, zoals bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Aldus is sprake van reclame. Het moment dat de bestreden tekst in beeld verschijnt, is de bestelling nog niet definitief geplaatst en kan de aanprijzende werking van de tekst nog van invloed zijn op het besluit van de consument om de bestelling definitief te maken.

Adverteerder heeft niet weersproken dat de stelling niet in alle gevallen wordt nagekomen. Dit impliceert dat de uiting onjuiste informatie bevat met betrekking tot de levering als genoemd in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. De bestreden uiting is misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Onmiskenbaar is sprake van een openbare directe aanprijzing van de diensten van een adverteerder, zoals bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Aldus is sprake van reclame in de zin van dat artikel. Dat de uiting pas zichtbaar wordt op het moment dat men de knop ‘Bestel nu’ heeft gedrukt, doet daaraan niet af. Immers is, op het moment dat de bestreden tekst in beeld is, de bestelling nog niet definitief geplaatst en kan de aanprijzende werking van de tekst nog van invloed zijn op het besluit van de consument om de bestelling definitief te maken.

 

Adverteerder heeft niet weersproken dat de stelling “Bestel je voor 17:00 uur dan wordt binnen 1 werkdag contact opgenomen om een afspraak voor levering te maken” niet in alle gevallen wordt nagekomen. Dit impliceert dat de uiting onjuiste informatie bevat met betrekking tot de levering als genoemd in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, welke blijkens dat artikel dient te worden beschouwd als één van de ‘voornaamste kenmerken van het product’. Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de bestreden uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1584

Pure kwakzalverij en oplichting bij aanbieding voetpleisters?

Vz RCC 21 december 2012, Dossiernr. 2012/01039 (misleiding werking voetpleisters)

In de advertentie voor Kinoki detox voetpleisters op groupdeal.nl wordt beweerd dat de  een bepaalde medische werking en verschillende effecten aan deze voetpleisters toekomt. Klager is van mening dat sprake is van ‘pure kwakzalverij en oplichting’. Verweerder is niet de producent van het product, maar levert slechts een advertentie en verkoopplatform tussen leverancier en consument. Verweerder is van mening dat de beschrijving van de aanbieding af hangt van de informatie die verweerder ontvangt van de leverancier. Nu de reclame-uiting, die op verweerders website staat, een aanbieding betreft die (mede) van haarzelf afkomstig is - zij verkoopt immers het product -, mede verantwoordelijk dient te worden geacht voor de inhoud van de uiting. Dat de beschrijving van de aanbieding afhankelijk is van de informatie van de leverancier doet niet af aan deze verantwoordelijkheid.

Verweerder heeft geen poging gedaan om aannemelijk te (doen) maken dat dit product de werking heeft die daaraan in de uiting wordt toegeschreven. Dit impliceert dat niet is weersproken dat de uiting onjuiste informatie bevat over de van het aangeprezen product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, welke resultaten als een van de voornaamste kenmerken van het product moeten worden beschouwd. Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de bestreden uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

In de eerste plaats oordeelt de voorzitter dat verweerder, nu de reclame-uiting, die op verweerders website staat, een aanbieding betreft die (mede) van haarzelf afkomstig is - zij verkoopt immers het product -, mede verantwoordelijk dient te worden geacht voor de inhoud van de uiting. Dat de beschrijving van de aanbieding afhankelijk is van de informatie van de leverancier doet niet af aan deze verantwoordelijkheid.

 

Nu de werking van het aangeprezen product door klager wordt aangevochten, ligt het op de weg van verweerder om aannemelijk te (doen) maken dat dit product de werking heeft die daaraan in de uiting wordt toegeschreven. Verweerder heeft dit niet gedaan. Dit impliceert dat niet is weersproken dat de uiting onjuiste informatie bevat over de van het aangeprezen product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, welke resultaten als een van de voornaamste kenmerken van het product moeten worden beschouwd.

RB 1583

Boete gehalveerd voor sluikreclame door inmonteren scribes

Rechtbank Amsterdam 14 januari 2013, zaaknummer: AWB 11/2287 BESLU (NOS tegen het Commissariaat voor de Media)

De Nederlandse Omroep Stichting (hierna: NOS) heeft het programma Studio Sport uitgezonden. In deze uitzending is het merk Sponsor Bingo Loterij (hierna: SBL) tijdens het in beeld brengen van de stand of een ander spelmoment in totaal negen keer elektronisch aan het beeld toegevoegd en getoond (de zogenaamde scribes).

Het Commissariaat voor de Media heeft in primaire besluit het uitzenden van scribes ontoelaatbaar geacht en een bestuurlijke boete van €60.000 opgelegd wegens overtreding van artikel 2.89, eerste lid, ander b, van de Mediawet 2008. De rechtbank is van oordeel dat het Commissariaat zich op het standpunt mocht stellen dat sprake is van een ernstige overtreding, gelet op het stelselmatig en met grote nadruk tonen van de naam van de SBL tijdens het programma. Een ernstige overtreding volgens artikel 2.8. van de Beleidslijn wordt aangenomen indien sprake is van sluikreclame met grote nadruk. Daarmee valt de overtreding volgens artikel 2.4. van de Beleidslijn in de boetecategorie met een bandbreedte tussen, de €20.000 en €80.000.

De NOS heeft er volgens de rechtbank vanuit mogen gaan dat ze conform de wet handelde aangezien niet eerder deze scribes zijn beboet. De inmidde1s adequate maatregelen die zijn genomen ter voorkoming van herhaling van de overtreding wegen mee als boeteverlagende omstandigheid.  De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar ziet aanleiding de boete te matigen en met toepassing van artikel 8:72a van de Awb vast te stellen op een bedrag van €30.000.

8.8. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om in dit geval boeteverlagende omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 2.12 van de Beleidslijn, aan te nemen. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat onderhavige scribesovertreding niet eerder is voorgekomen en gesanctioneerd door verweerder. De door verweerder genoemde Talpa de Wedstrijden-beschikking is naar het oordeel van de rechtbank niet dezelfde overtreding als in de onderhavige zaak aan de orde is. Voldaan wordt dan ook aan de eis  in de Beleidslijn dat de interpretatie van de geschonden norm niet eerder in het toezichtsbeleid van het Commissariaat is betrokken. Ook ziet de rechtbank een boeteverlagende omstandigheid in het gegeven dat eiseres inmiddels adequate maatregelen heeft genomen ter voorkoming van herhaling van de overtreding. Ter zitting is immers gebleken dat eiseres de als overtreding aangemerkte scribes op dit moment niet meer uitzendt en ook niet meer uit zal zenden in de toekomst als de scribes een overtreding vormen.

Overige leessuggesties: 8.2, 8.3.

RB 1582

Prejudiciële vraag: omtrent correcte toepassing van de bepalingen inzake prijszetting

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 11 januari 2013, zaak C-487/12 (Vueling Airlines S.A. tegen Instituto Galego de Consumo de la Xunta de Galicia) - dossier

Prejudiciële vraag gesteld door door de Juzgado Contencioso-Administrativo nº 1 de Ourense (Spanje).

Reizen. Procesrecht. Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap.

María José Arias Villegas boekt bij verzoekster (‘prijsvechter’ luchtvaartmaatschappij) een ticket. In de Spaanse wetgeving is geregeld dat passagiers recht hebben om zonder extra kosten één koffer in te checken. Bij het inchecken wordt echter een toeslag van € 40 gerekend voor extra bagage. De hiertegen ingediende klacht is doorgestuurd naar en behandeld door het orgaan van de regionale regering van Galicië dat de belangen van consumenten behartigt (Instituto Galego de Consumo, verweerster). Dat orgaan start een administratieve procedure tegen verzoekster die een boete van € 3.000 opgelegd krijgt wegens inbreuk op de Spaanse wet op de luchtvaart en de algemene wet op de consumentenbescherming. Verzoekster gaat tegen die boeteoplegging in beroep. Zij baseert zich op artikel 22 van Vo. 1008/2008 waaruit zij afleidt dat ‘vrije prijszetting’ ook geldt voor het al dan niet (extra) in rekening brengen van door reizigers meegevoerde bagage.

Verweerster voert aan dat artikel 22 van de Vo. niet verhindert dat er in de nationale regelgeving extra consumentenbeschermende maatregelen zijn ingebouwd. De verwijzende rechter stelt een prejudiciële vraag omtrent de correcte toepassing van artikel 22 van de Vo.

Prejudiciële vraag:

1. Dient artikel 22, lid 1, van verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap aldus te worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling (artikel 97 van de Ley 48/1960 de Navegación Aérea) die luchtvaartmaatschappijen voor passagiersvervoer verplicht om passagiers in ieder geval het recht toe te kennen om een koffer in te checken zonder extra kosten of toeslag bovenop de basisprijs van het geboekte ticket?