Online handhavingsprobleem vernieuwde Drank- en Horecawet
Per 1 januari is de vernieuwde Drank en Horecawet van kracht. Overal doken nieuwsberichtjes op dat de gemeenten wel of juist nog lang niet klaar zijn om over te gaan op handhaving. Er zou in veel steden nog geen duidelijk beleid zijn of voldoende ambtenaren beschikbaar zijn voor de handhaving.
(...) De burgemeester van de stad waar de drank afgeleverd wordt zou dan bevoegd kunnen zijn om te controleren, maar die kan de verkoper dan weer niet aanspreken, omdat die in een andere gemeente zit. De grote vraag is eigenlijk door deze onduidelijkheid: “Wie is de burgemeester van het internet?” Overigens behoudt de nVWA wel op een aantal gebieden de handhavingsbevoegdheid, maar daar zitten webwinkels niet bij. Het gaat dan om verkoop in treinen, vliegtuigen etc.
Lees het artikel van Maarten Braun verder op webwinkelrecht.nl
"Onbeperkt alles"-aanbieding mag niet leiden tot speed-stepdown
CvB RCC 18 december 2012, dossiernr. 2012/00837B (T-Mobile onbeperkt alles)
In navolging van RB 532. Speed-stepdown, blijvende toegang, onbeperkte gebruiksmogelijkheden. Het betreft een billboard/abri poster voor “onbeperkt alles™” van T-Mobile. In de uiting wordt de suggestie gewekt dat de consument een abonnement of bundel kan afsluiten waarmee hij onbeperkt gebruik kan maken van internet, sms en bellen. In dit geval dient naar het oordeel van het College onderscheid te worden gemaakt tussen “onbeperkt internet” in de zin van blijvend toegang tot internet en “onbeperkt” internet in de zin van onbeperkte gebruiksmogelijkheden. Aangaande het laatste is van belang dat na overschrijding van het datategoed met betrekking tot het internet een verlaging van de snelheid (“speedstepdown”) wordt toegepast. Aan deze verlaging zijn bijzondere consequenties verbonden. Vaststaat immers dat de snelheid dusdanig wordt verlaagd, dat bepaalde diensten die tot “internet” behoren feitelijk niet meer functioneren.
Genoemde diensten (“internet, bellen & sms”) dienen te worden beschouwd, in die zin dat elke afzonderlijke dienst (“alles”) als “onbeperkt” is bedoeld, terwijl “onbeperkt internet” dient te worden opgevat als blijvend toegang tot mobiel internet. Dit laatste aspect zal evenwel door de gemiddelde consument niet los worden gezien van de gebruiksmogelijkheden die hij normaal heeft. Het College onderschrijft het oordeel van de Commissie dat sprake is van misleidende, en daardoor oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code (NRC),met dien verstande dat het College tot dit oordeel komt wegens het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. T-Mobile dient, rekening houdend met de consument die op enige afstand kennis neemt van de uiting, duidelijk leesbaar tot uitdrukking te brengen dat “onbeperkt alles” in combinatie met “internet” ziet op blijvend toegang tot internet zonder extra kosten, maar niet impliceert dat de gebruiksmogelijkheden ook onbeperkt zijn. Dat in de uiting wordt verwezen naar de website van T-Mobile waarop de gevolgen van de speed-stepdown worden toegelicht, doet aan het voorgaande niet af. Het College van Beroep bevestigt de beslissing van de Commissie.
Het oordeel van het College
1. T-Mobile stelt dat de onderhavige uiting een teaser betreft. Het College constateert dienaangaande dat in de uiting weliswaar niet de naam van het desbetreffende product wordt genoemd (Onbeperkt Internet Voordeel bundel), maar wel uitdrukkelijk wordt verwezen naar kenmerkende eigenschappen van dit product door de woorden “Onbeperkt alles” en de daarop volgende toevoeging “internet, bellen & sms*”. De asterisk verwijst naar voorwaarden met betrekking tot het internet en sms die onderaan de uiting staan. Van een teaser in de zin van een boodschap die geen specifieke informatie ten aanzien van het product bevat, is derhalve geen sprake. Dat, zoals T-Mobile terecht stelt, in het onderhavige geval geen sprake is van een uitnodiging tot aankoop, staat niet in de weg aan toetsing van de onderhavige uiting aan de bepalingen in de Nederlandse Reclame Code inzake misleidende reclame.2. De Consumentenbond stelt dat de gemiddelde consument door de woorden “onbeperkt alles” geen rekening zal houden met het bestaan van (belangrijke) beperkingen. Het College oordeelt dienaangaande dat het woord “onbeperkt” een situatie bedoelt weer te geven waarbij geen enkele beperking geldt. Vaststaat dat men na het overschrijden van het maandelijks datategoed kan blijven internetten, bellen & sms-en. Het College is van oordeel dat T-Mobile, voor zover hier relevant, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van “onbeperkt internet”, in die zin dat men onbeperkt toegang houdt tot het internet, ook nadat het datategoed is overschreden. Uit het volgende blijkt echter dat in dit geval onderscheid dient te worden gemaakt tussen “onbeperkt internet” in de zin van blijvend toegang tot internet en “onbeperkt” internet in de zin van onbeperkte gebruiksmogelijkheden.
3. Aangaande het laatste is van belang dat na overschrijding van het datategoed met betrekking tot het internet een verlaging van de snelheid (“speedstepdown”) wordt toegepast. Aan deze verlaging zijn bijzondere consequenties verbonden. Vaststaat immers dat de snelheid dusdanig wordt verlaagd, dat bepaalde diensten die tot “internet” behoren feitelijk niet meer functioneren. (...)
10. Het College onderschrijft op grond van het voorgaande het oordeel van de Commissie dat sprake is van misleidende, en daardoor oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), met dien verstande dat het College tot dit oordeel komt wegens het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. T-Mobile dient, rekening houdend met de consument die op enige afstand kennis neemt van de uiting, duidelijk leesbaar tot uitdrukking te brengen dat “onbeperkt alles” in combinatie met “internet” ziet op blijvend toegang tot internet zonder extra kosten, maar niet impliceert dat de gebruiksmogelijkheden ook onbeperkt zijn.
Dat profiel staat niet op de website
Vz. RCC 27 november 2012, dossiernr. 2012/00967 (XS4ALL internetsnelheid)
De bestreden reclame-uiting betreft de website xs4all.nl voor zover op die website een aanbieding voor een internetpakket stond met als omschrijving “Tot 8 Mb/s Download snelheid”. In de praktijk haalt klager nauwelijks de helft van de snelheid. Volgens adverteerder bedraagt de snelheid maximaal 6 Mb/s, maar uit een erkende speedtester blijkt dat dit 3,9 Mb/s is. Volgens adverteerder valt deze snelheid binnen het profiel van het abonnement. Dat profiel staat niet op de website. Volgens klager is er sprake van misleiding.
De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende:
adverteerder geeft een specifieke invulling aan de woorden “Tot 8 Mb/s Download snelheid”. Adverteerder had echter dienen te vermelden dat zij ook bij wezenlijk lagere snelheden voldoet aan de verplichtingen die voor haar als dienstverlener uit het aangeprezen abonnement volgen. Nu in de uiting, waarin sprake is van een uitnodiging tot aankoop, geen duidelijke invulling aan de woorden “Tot 8 Mb/s Download snelheid” wordt gegeven, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De voorzitter acht de gewraakte reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.
De klacht
Klager verwachtte op grond van de reclame-uiting dat hij weliswaar niet altijd, maar toch in overwegende mate zou kunnen internetten met een download snelheid van 8 Mb/s. Deze snelheid werd ook genoemd in de postcodecheck die klager heeft gedaan. In de praktijk haalt klager nauwelijks de helft van de snelheid. Volgens adverteerder bedraagt de snelheid maximaal 6 Mb/s, maar uit een erkende speedtester blijkt dat dit 3,9 Mb/s is. Volgens adverteerder valt deze snelheid binnen het profiel van het abonnement. Dat profiel staat niet op de website.Volgens klager is er sprake van misleiding. Klager verwijst naar afspraken die providers hebben gemaakt om realistische download snelheden te zullen aanbieden.
Het oordeel van de voorzitter (...)
3) Uit het laatste volgt dat adverteerder een specifieke invulling geeft aan de woorden “Tot 8 Mb/s Download snelheid”. Deze invulling blijkt, zoals klager onweersproken heeft gesteld, niet uit de reclame-uiting. Adverteerder volstaat met de theoretisch maximaal haalbare snelheid te noemen, ook in de bijbehorende postcodecheck.Adverteerder had echter dienen te vermelden dat zij ook bij wezenlijk lagere snelheden voldoet aan de verplichtingen die voor haar als dienstverlener uit het aangeprezen abonnement volgen. Het gebruikte communicatiemedium van een website biedt daartoe voldoende mogelijkheden. De gemiddelde consument kan niet bekend worden verondersteld met de bijzondere invulling die adverteerder geeft aan de woorden “Tot 8 Mb/s Download snelheid”, en zal daarom niet verwachten dat ook bij een aanzienlijk lagere snelheid (vanaf 1 Mb/s) wordt voldaan aan het “profiel” van de aangeprezen dienst. De voorzitter acht deze informatie essentieel. De snelheid van het internetten is immers voor de consument een belangrijke factor bij het te kiezen abonnement. Nu in de uiting, waarin sprake is van een uitnodiging tot aankoop, geen duidelijke invulling aan de woorden “Tot 8 Mb/s Download snelheid” wordt gegeven, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Goedkeuring slagzinnen door het GVR
De GVR/Slagzinnencommissie heeft recentelijk de onderstaande slagzinnen goedgekeurd en opgenomen in het GVR/Slagzinnenregister.
- Rentree. Jouw huismerk (Rentree)
- Mondygo. Vind de vakantie die klikt. (Mondygo / Montys Travel Group)
- Laat de tand zichzelf helen. (GCP Dental)
- Het zit in onze natuur. (Staatsbosbeheer)
- Samen sterker. Dat is het idee van coöperatief bankieren. (Rabobank)
- Zorg voor wat je lief is. (Kiemer zorgverzekeraar)
Informatie onthouden over erfelijke aandoeningen, maar geen OHP
Ktr. Bergen op Zoom, 12 december 2012, LJN BY7900 (Matta tegen X hodn Of the Hunter's Home)
Uitspraak ingezonden door en kort commentaar van Ady van Nieuwenhuizen, Ploum Lodder Princen.
Opmerkelijke uitspraak over consumentenkoop en oneerlijke handelspraktijken. Eiseres heeft in 2009 de Ierse setter met roepnaam Sam gekocht bij gedaagde die een kennel drijft. Na 18 maanden kreeg Sam epileptische aanvallen. Diverse behandelingen door gedaagde als kennelhoudster en dierenartsen hebben niet mogen baten. Eiseres heeft vervolgens Sam laten inslapen.
Eiseres, bijgestaan door jurist van de Stichting Dier & Recht, heeft in procedure voor de kantonrechter vergoeding van de koopprijs en van de gemaakte dierenartskosten gevorderd op grond van tekortkoming in de nakoming. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op oneerlijke handelspraktijken.
De kantonrechter stelt vast dat het een feit van algemene bekendheid is dat onder rashonden, zoals Ierse setters, veel erfelijke aandoeningen voorkomen en dat juist bij Ierse setters veel epilepsie voorkomt. De kantonrechter overweegt dat nu gedaagde als erkend fokster op haar website met geen woord rept over de kans op epilepsie, daarmee aan potentiële kopers relevante informatie wordt onthouden.
Tekortkoming in de nakoming wegens non-conformiteit wordt zodoende aangenomen. Gedaagde heeft haar mededelingsplicht geschonden door niets mede te delen over deze veelvoorkomende aandoening. Teruggaaf van de koopprijs, medische- en reiskosten worden toegewezen. Ook wordt een bedrag van EUR 1.500 toegewezen als immateriële schade.
Het beroep op oneerlijke handelspraktijken wordt afgewezen omdat dit vooral uit de koker van de gemachtigde van eiseres zou komen. Deze gemachtigde zou, alsdus de kantonrechter, graag zien dat er een 'voorbeeld' zou worden gesteld op dit punt. Echter, het enkel tekortschieten in de nakoming zou onvoldoende zijn om een dergelijke vergaande uitspraak te doen. Daarbij is de kantonrechter tevens van mening dat hetgeen eiseres heeft gesteld ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken te veel gebaseerd is op vermoedens.
Deze uitspraak is opmerkelijk omdat de kantonrechter in zijn overwegingen wel heeft vastgesteld dat potentiële kopers op de website relevante informatie wordt onthouden door gedaagde. Dan is er toch duidelijk sprake van een oneerlijke handelspraktijk. Helaas durft de rechter zich toch niet te branden aan het toewijzen van de vordering dat er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk.
Lees de uitspraak hier zaaknr. 731752 CV EXPL 12-4990, LJN BY7900.
Minister ontraad amendement stopzetten onderzoeksbijdrage monitoren alcoholreclame
Amendement van de leden Voordewind en Kooiman op vaststelling begrotingsstaten minister VWS, Kamerstukken II, 20112/13, 33 400 XVI, nr. 119.
Kern van het amendement 33 400 XVI, nr. 20.
Dit amendement betreft het teniet doen van de stopzetting van de onderzoeksbijdrage voor het monitoren van de alcoholreclame en -sponsoring en alcoholprijspromoties door het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid (STAP). De indieners verwijzen naar het regeerakkoord, waarin het kabinet aangeeft belang te hechten aan intensieve voorlichting over overmatig alcoholgebruik en adequate handhaving in het kader van de geplande verhoging van de minimumleeftijd voor de verstrekking van alcohol naar 18 jaar. Dekking wordt gevonden in het niet-juridisch verplichte deel van artikel 1 Volksgezondheid. Daartoe wordt het voorstel gedaan om het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag van artikel 1 (Volksgezondheid) met € 0,15 miljoen te verhogen en met eenzelfde bedrag te verlagen.
Reactie staatssecretaris van VWS op amendement 33 400 XVI, nr. 20
Met ingang van 2013 is de financiële en inhoudelijke structuur van het leefstijlbeleid fundamenteel herzien. Het voeren van een integraal beleid voor alcohol, tabak en drugs is het uitgangspunt. Er is voor gekozen alle activiteiten bij het Trimbos-instituut te bundelen. Daarbij is ook een van de uitgangspunten geweest dat minder zal worden ingezet op het genereren van nieuwe onderzoeksgegevens, zoals het monitoren van alcoholmarketing- en reclame. Daarom is besloten met ingang van 2013 de subsidierelatie met STAP te beëindigen.
Voorgaande overwegend ontraad ik het amendement.
Reguliere presentatie van een mobiel verkooppunt van sigaretten
CBB 22 november 2012, LJN BY7506 (Philip Morris B.V. tegen Minister van VWS)
Er is geen sprake van een reguliere presentatie als bedoeld in artikel 5, derde lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet, wanneer een mobiel verkooppunt op evenementen wordt ingezet en dat dit verkoop punt "een futuristisch vormgegeven metallic grijze caravan met een groot bord met het woord "Cigarettes" betreft. Het verbod op tabaksreclame uit artikel 5 lid 1 van de Tabakswet is onverminderd van toepassing. Er is geen aanleiding om terug te komen op eerdere uitspraken van het College. Geen strijd met rechtszekerheidsbeginsel of vertrouwensbeginsel. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn met iets meer dan 8 maanden overschreden, leidt dit (in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2008, LJN BD0191), tot een matiging van de boetes met 30%, zij het met een maximum van € 7.500,- per boete.
Onder het reclameverbod bij evenementen vallen volgens de rechtbank niet alleen, zoals appellante heeft gesteld, mobiele verkooppunten die “raar”of “stuntachtig” zijn. Weliswaar is deze caravan grijs van kleur en niet, zoals vroeger in de kleur rood van het eigen product Marlboro, maar de gehele uitstraling van het verkooppunt is van dien aard, dat de aandacht van het publiek gevestigd wordt op dit verkooppunt van sigaretten.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever heeft beoogd rare stuntachtige verkoopmethoden tegen te gaan. De door het College gehanteerde “supermarktnorm” strekt volgens appellante verder dan dat. Daarmee wordt echter niet het verbod op tabaksreclame beperkt in de zin die appellante bedoelt. De gehele uitstraling van het verkooppunt door het gebruik van een futuristisch vormgegeven metallic grijze caravan met daarboven op hoog niveau een groot bord met het woord “Cigarettes” boven een afbeelding van een brandende sigaret is van dien aard dat de aandacht van het publiek is gevestigd op dit verkooppunt van sigaretten.
5.1. (...) Het College ziet geen aanleiding om thans terug te komen van het in voornoemde uitspraken van 20 december 2007 en 16 september 2008 gegeven oordeel over de strekking en reikwijdte van de in artikel 5, derde lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet neergelegde uitzondering op het reclameverbod. Het standpunt van appellante dat dit oordeel zich niet verdraagt de wetgeschiedenis wordt niet onderschreven. Appellante heeft betoogd dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat alleen rare stuntachtige methoden verboden zijn. Het College overweegt dat de woorden “rare stuntachtige methoden” in de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II, 2000-2001, 26 472, nr. 7, p. 22) niet in dat verband worden gebezigd. De wetgever heeft deze terminologie gebruikt om aan te geven dat met het toestaan van een reguliere presentatie rare stuntachtige methoden kunnen worden voorkomen. Daarmee wordt echter niet het verbod op tabaksreclame beperkt in de zin die appellante bedoelt. Appellante geeft met haar stelling naar het oordeel van het College op dit punt blijk van een te beperkte en onjuiste uitleg van het verbod op tabaksreclame en de hierop toegestane uitzondering.
5.3 Ten aanzien van de bepaalbaarheid van de in artikel 5, derde lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet in samenhang bezien met de in het eerste lid van dat artikel neergelegde verbodsnorm heeft het College in voornoemde uitspraken geoordeeld dat de in deze bepaling geformuleerde norm voldoende concreet duidelijk maakt welke gedragingen met betrekking tot de presentatie van tabaksproducten zijn toegestaan en daarmee tevens welke gedragingen op grond van het eerste lid van dat artikel verboden en beboetbaar zijn. Voorts heeft het College in die uitspraken geoordeeld dat deze norm degene tot wie zij is gericht voldoende in staat stelt zijn gedrag daarop af te stemmen. Het College ziet geen aanleiding op dit punt thans anders te oordelen. Het standpunt van appellante dat de norm in strijd is met het lex certa beginsel en de minister door hantering van deze norm in strijd met de rechtszekerheid heeft gehandeld, kan dan ook niet worden gevolgd.
5.3 Het College ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het tijdens de evenementen van 11 juni 2005, 23 juli 2005 en 28 januari 2006 gebruikte mobiele verkooppunt als een reguliere presentatie als bedoeld in artikel 5, derde lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet kan worden aangemerkt.
Het College is van oordeel dat geen sprake is van een sobere uitstalling van verpakkingen van tabaksproducten die niet verder strekt dan nodig is om aan te tonen welk tabaksproduct voor welke prijs wordt verkocht. Daartoe wordt overwogen dat de gehele uitstraling van het verkooppunt door het gebruik van een futuristisch vormgegeven metallic grijze caravan met daarboven op hoog niveau een groot bord met het woord “Cigarettes” boven een afbeelding van een brandende sigaret van dien aard is dat de aandacht van het publiek is gevestigd op dit verkooppunt van sigaretten. Voorts worden de tabaksproducten door de aandachttrekkende elementen aan de binnen- en buitenzijde van de caravan zodanig gepresenteerd dat deze presentatie als geheel op een met het reclameverbod onverenigbare wijze de aandacht van het aanwezige publiek op te koop aangeboden tabaksproducten vestigt. Daarbij moet onder meer worden gedacht aan de indirect verlichte wand met aan beide zijden de aanduiding “cigarettes”. Voorts speelt mee dat de tabaksproducten van onder de toonbank werden verkocht en daaruit volgt dat de schappen en de doorzichtige lade in de balie als presentatie dienden. Gelet op de door de minister overgelegde foto’s, volgt het College, evenals de rechtbank, appellante niet in haar standpunt dat de producten uitsluitend zichtbaar waren in de toonbank en in twee kleine schappen en daarmee slechts voor personen in het verkooppunt.
Het standpunt van appellante dat de rechtbank in strijd met het verbod op reformatio in peius heeft gehandeld, snijdt geen hout. Genoemd verbod heeft betrekking op de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure en niet op afzonderlijke overwegingen die tot die uitkomst leiden.
5.4 Het College komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat met betrekking tot het onderhavige verkooppunt geen sprake is van een reguliere presentatie en dat het in artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet neergelegde verbod op elke vorm van tabaksreclame daarop onverminderd van toepassing is. Het College is van oordeel dat de wijze van presenteren van de te koop aangeboden tabaksproducten ten doel heeft de verkoop van die producten te bevorderen, dan wel daaraan bekendheid te geven of het aan te prijzen. Appellante heeft dan ook in strijd met het hierbedoelde verbod op tabaksreclame gehandeld. De ontkenning van appellante dat sprake is van bevordering van de verkoop van tabaksproducten, brengt het College niet tot een ander oordeel.
Uitdrukkingen wekken de indruk dat het om Viagra gaat
Vz. RCC 4 december 2012, dossiernr. 2012/00981 (The Natural Blue Pill)
Indruk wekken dat het om het UR-geneesmiddel (en ingeschreven merk) Viagra. Misleidende reclame. De uiting suggereert dat de blauwe pil dezelfde uitwerking heeft als Viagra, terwijl dat voor de prijs die ervoor wordt gevraagd onmogelijk is. De samenstelling van de pil wordt niet gegeven, maar de blauwe kleur verwijst zonder meer naar Viagra.
Door uitdrukkingen als “Dit is die kleine blauwe pil waar iedereen over praat!”, “ …uw uitgelezen kans om die kleine blauwe pil in de privacy van uw huist te testen…” en “Normaal betaalt u tot wel 50 euro voor slechts 4 pillen van 100 mg! Voor een beperkte tijd kunt u ze nu bestellen voor minder dan 12 euro voor 10 pillen!”, wordt naar het oordeel van de voorzitter de indruk gewekt dat het gaat om het uitsluitend op voorschrift verkrijgbare geregistreerde geneesmiddel Viagra.
Naar het oordeel van de voorzitter wordt door bovengenoemde uitdrukkingen een product, dat lijkt op een door een bepaalde fabrikant vervaardigd product, op een zodanige wijze gepromoot dat bij de consument doelbewust de verkeerde indruk wordt gewekt dat het product inderdaad door die fabrikant is vervaardigd, terwijl zulks niet het geval is. Naar het oordeel van de voorzitter is de reclame derhalve misleidend in de zin van artikel 8.5 NRC in verbinding met punt 16 van de bij artikel 8.5 behorende bijlage 1. Dit impliceert dat de reclame-uiting ook oneerlijk is in de zin van artikel 7 NRC.
Strafvorderingsrichtlijnen reclamesleepvliegers
Feitnr. | Omschrijving | Artikel | Tarieftekst | Bos Polaris punten | ||||||
O | L 359 | overig circuitverkeer hinderen binnen een luchtverkeerscircuit tijdens een vlucht verband houdend met het aanhaken of afwerpen van een reclame sleepnet | 9 onder b. RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv | 45 | 23 | |||||
* | L 360 | gevaar veroorzaken voor overig circuitverkeer binnen een luchtverkeerscircuit tijdens een vlucht verband houdend met het aanhaken of afwerpen van een reclame sleepnet | 9 onder b. Reg. stand. luchtverkeerscircuits jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv | dagvaarden i.v.m. ontzegging | * | * | ||||
Regeling reclamesleepvliegen | ||||||||||
O | L 450 | een reclamesleepvlucht uitvoeren op zondag | 3 Regeling reclamesleepvliegen ivm 76, eerste lid onder e LVW | 45 | 23 | |||||
O | L 451 | een reclamesleepvlucht uitvoeren boven de bebouwing van de stad Amsterdam, Utrecht, Rotterdam of Den Haag op maandag t/m vrijdag tussen 08.00 uur en 18.00 uur lokale tijd | 4 onder a Regeling reclamesleepvliegen ivm 76, eerste lid onder e LVW | 45 | 23 | |||||
O | L 452 | een reclamesleepvlucht uitvoeren boven de bebouwing van de stad Amsterdam, Utrecht, Rotterdam of Den Haag op zaterdag tussen 10.00 uur en 18.00 uur lokale tijd | 4 onder b Reg. reclamesleepvliegen ivm 76, eerste lid onder e LVW | 45 | 23 | |||||
O | L 453 | een reclamesleepvlucht uitvoeren boven Nederland tot 200 meter buiten de kustlijn beneden een hoogte van 425 meter (maar niet lager dan de voorgeschreven VFR -vlieghoogte) | 7 Reg. reclamesleepvliegen ivm 76, eerste lid onder e LVW | 45 | 23 | |||||
O | L 454 | een reclamesleepvlucht uitvoeren boven Nederland tot 200 meter buiten de kustlijn beneden een hoogte van 425 meter (lager dan de voorgeschreven VFR- vlieghoogte) | 7 Regeling reclamesleepvliegen ivm 76, eerste lid onder e LVW | 71 | 45 |
“Extra vaak van genieten”, is aanmoediging extra consumeren
Vz. RCC 4 december 2012, dossiernr. 2012/00998 (Unox rookworst 30 % minder vet)
Het betreft een advertentie in het blad Allerhande voor “Unox Extra Magere Rookworst”. In de advertentie staat onder meer: “Extra magere rookworst. Extra vaak genieten. Het wordt weer stamppotweer! En daar wil je natuurlijk extra vaak van genieten. Daarom is er nu de nieuwe Unox Extra Magere Rookworst met maar liefst 30% minder vet*. (…) Daar kun je dus extra vaak van genieten!”
Er wordt de indruk gewekt dat men, doordat de rookworst extra mager is en 30% minder vet bevat, extra vaak van de rookworst kan genieten. Dat wekt onjuiste verwachtingen. Men zou kunnen denken dat men nu twee of drie keer zo vaak kan genieten. De indruk wordt gewekt dat dit niet slecht voor de gezondheid is omdat er minder vet in de rookworst zit. Dat is niet juist.
Het verweer betreft de woorden “extra vaak genieten”, dat stimuleert geen frequentere consumptie van rookworsten, maar promoten het frequenter mogen genieten. Het gaat om een eenmalig geplaatste advertentie.
De voorzitter is van een ander oordeel, de consument die in navolging van deze oproep “extra vaak” het aangeprezen product op het menu zet, per saldo meer van dat product gaan consumeren dan het vergeleken voedingsmiddel met het oorspronkelijke, hogere, vetgehalte, reeds omdat dat voedingsmiddel minder frequent op het menu stond.
De reclame-uiting is op grond van het voorgaande in strijd met artikel 7 RVV. Hieraan doet niet af dat in dit artikel over energetische waarde wordt gesproken en in de reclameuiting over een verlaagd vetgehalte. De gemiddelde consument zal de uitdrukkelijke verwijzing in de reclame uiting naar het verlaagde vetgehalte in enige mate associëren met een lagere energetische waarde.Daarom acht voorzitter de bestreden reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 RVV. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.