RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Misleidende en vergelijkende reclame  

RB 841

Mobizu misleidt met e-mail IKEA

RCC 1 april 2011, Dossiernr. 2011/00104 (IKEA e-mail blijkt Mobizu abonnementsdienst)

Reclamerecht. Klager heeft e-mail ontvangen dat afkomstig lijkt te zijn van IKEA, maar bij doorklikken op de banner een abonnementsdienst van Mobizu blijkt te zijn. Mobizu verweert zich door te stellen dat een affiliate van het netwerk Ringtone Partner waarbij ook Mobizu is aangesloten, deze e-mail buiten medeweten van Mobizu heeft verstuurd. Verweerder heeft inmiddels de contracten met Ringtone Netwerk beëindigd. De Commissie oordeelt dat de e-mail niet herkenbaar is als afkomstig van Mobizu dus in strijd met art. 2.1 Code e-mail. Ook oordeelt de Commissie dat er sprake is van misleiding nu niet uit de e-mail blijkt dat er sprake is van betaalde SMS dienst, dus strijd met art. 3.2 Code SMS. Commissie acht de verweerder verantwoordelijk voor deze overtredingen, omdat niet blijkt dat verweerder zich voldoende heeft ingespannen om het te voorkomen. Commissie beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

 Vast is komen te staan dat klaagster naar aanleiding van de in de bestreden e-mail opgenomen aansporing om op de banner te klikken en vragen te beantwoorden teneinde kans te maken op een cadeaubon van IKEA ter waarde van € 1.500 terecht is gekomen op de pagina betreffende de door Mobizu aangeboden betaalde abonnementsdienst.

Nu de e-mail leidt naar deze pagina, terwijl door de vermelding van IKEA als afzender en door de tekst en de vormgeving van de e-mail de indruk wordt gewekt dat deze afkomstig is van IKEA, moet de e-mail worden aangemerkt als reclame per e-mail die niet duidelijk als zodanig herkenbaar is als bedoeld in artikel 2.1 Code verspreiding reclame via e-mail (Code e-mail).

Voorts is de Commissie van oordeel dat, nu sprake is van het aanbieden van een SMS-dienst waarop de Reclamecode SMS-Dienstverlening (Code SMS) van toepassing is, de uiting misleidend moet worden geacht in de zin van artikel 3.2 Code SMS. Hierin is bepaald dat geen enkele SMS-dienst mag worden aangeboden op een manier waardoor de dienst een ander karakter lijkt te hebben dan het werkelijke karakter. Uit de bestreden e-mail blijkt niet dat in werkelijkheid sprake is van het aanbieden van een betaalde abonnementsdienst.
 
De Commissie acht verweerder verantwoordelijk voor de bovengenoemde overtredingen van artikel 2.1 Code e-mail en artikel 3.2 Code SMS. Verweerder heeft weliswaar na ontvangst van de klacht het contract met het affiliate netwerk Ringtone Partner opgezegd, maar niet is aangetoond of gebleken dat verweerder zich voldoende heeft ingespannen om de onderhavige overtredingen te voorkomen.

Lees de volledige uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Regelingen: Code e-mail art. 2.1; Code SMS art. 3.2

RB 837

Televisie op je computer? Alleen voor abonnees!

RCC 1 april 2011, Dossiernr. 2011/00157 (iTelevision)

Reclamerecht. Op website televisieonline.com wordt iTelevision aangeprezen, een product waarmee de zenders Ned 1, 2 en 3 op de computer kunnen worden bekeken. Het blijkt echter dat dit product alleen beschikbaar is voor UPC en @Home abonnees. Dit wordt niet in reclame uiting vermeld dus klager vind dit misleidend. Verweerder weerspreekt dit niet. Commissie oordeelt dat de reclame onvolledig en daardoor onduidelijk is (art. 8.2 NRC), omissie. Commissie acht de reclame daardoor ook misleidend dus in strijd met art. 7 NRC en beveelt niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

Klager heeft onweersproken gesteld dat het aangeprezen product alleen beschikbaar is voor abonnees van upc en @home. Nu in de uiting van deze beperkte beschikbaarheid geen melding wordt gemaakt, is onvolledige en daardoor misleidende informatie verstrekt. 
 
Blijkens het voorgaande acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument  onvolledig en daardoor onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier en hier.

Regeling NRC, art. 7 en 8.2

RB 836

Kubus kan stelling uit radiocommercial niet voldoende onderbouwen

RCC 1 april 2011, Dossiernrs. 2011/00109 en 2011/00109A (Kubus.nl)

Reclamerecht. In radiocommercial van Kubus wordt verwezen naar een recent onderzoek dat uitwijst dat ondernemers teveel betalen voor hun accountant. Klager stelt dat dit onderzoek niet op de website van Kubus is terug te vinden, dus acht de reclame uiting onvoldoende onderbouwd. Verweerder beroept zich op vijf bronnen waarop de uiting gebaseerd is. De Commissie oordeelt over de voorgelegde bronnen het volgende: ze zijn niet altijd recent, soms gebaseerd op beleving ondervraagde ondernemers, niet altijd met datum en bronvermelding, en soms niet relevant voor de stelling van de radiocommercial. Hierdoor concludeert de Commissie dat de radiocommercial gepaard gaat met onjuiste informatie en misleidend (art. 7 NRC) is.

Ter onderbouwing van de stelling in de bestreden commercial dat recent onderzoek uitwijst dat veel ondernemers teveel betalen voor hun accountant, heeft adverteerder de hiervoor in het verweer onder a t/m e genoemde stukken overgelegd.
Met betrekking tot het onder a) genoemde onderzoek van Alfa Delta Compendium en Nivra is slechts een kort krantenberichtje van mei 2007 overgelegd, waarin wordt meegedeeld dat volgens genoemd onderzoek “bijna driekwart van de Nederlandse bedrijven de rekening van hun accountant te hoog vindt”. Naar het oordeel van de Commissie kan een in mei 2007 gepresenteerd onderzoek in een in januari 2011 uitgezonden radiocommercial in redelijkheid niet meer als recent worden bestempeld. Bovendien wordt de mening van de bij het onderzoek ondervraagde personen over de hoogte van de accountantsrekening weergegeven, wat niet betekent dat veel ondernemers objectief bezien daadwerkelijk teveel betalen voor hun accountant.
 
Dit laatste geldt naar het oordeel van de Commissie ook voor het onder b) genoemde onderzoek van adverteerder. Hierin wordt kennelijk, zo concludeert de Commissie op basis van de onder de kop “Renvooi” opgesomde “reden00” t/m “reden 10”, ondernemers die willen overstappen naar een kantoor van adverteerder gevraagd wat de reden voor die overstap is. Het noemen van “reden 04 – Kosten huidige kantoor – Te hoog” en/of “reden 07 – Kosten huidige kantoor – (Advies)tarieven te hoog” als (een van de) reden(en) voor het aanvragen van een offerte van adverteerder geeft de beleving door de betreffende ondernemer weer van de hoogte van de kosten die door het huidige kantoor worden berekend. Nog afgezien van het feit dat uit de overgelegde uitdraaien niet blijkt of het “huidige kantoor” een accountantskantoor betreft, vormt de beleving van de ondervraagde ondernemers geen bewijs dat veel ondernemers teveel betalen voor hun accountant, zoals in de radiocommercial wordt gesteld.
 
Het onder c) genoemde artikel uit het Financieel Dagblad is verschenen naar aanleiding van een door de AFM uitgevoerd onderzoek naar de kwaliteit van de controles van vier grote Nederlandse accountantskantoren, en heeft betrekking op de concurrentie tussen (deze) accountantskantoren. Naar het oordeel van de Commissie kan dit artikel niet worden aangemerkt als “recent onderzoek” dat heeft uitgewezen dat veel ondernemers teveel betalen voor hun accountant.
 
Het onder d) genoemde artikel uit Info Regio dateert, evenals het onderzoeksrapport “De jacht op de klant” waarop het artikel betrekking heeft, van november 2005 en kan daarom niet als recent worden aangemerkt.
 
Met betrekking tot het onder e) genoemde artikel zijn geen datum en bron vermeld. Bovendien betreft het artikel geen onderzoek waarop de stelling in de bestreden radiocommercial kan worden gebaseerd.
 
Gelet op het vorenstaande gaat de radiocommercial gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie - te weten het aangaan van een overeenkomst met adverteerder - te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de reclame-uiting misleidend en om die reden oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de volledige uitspraak 2011/00109 hier (link) en hier (pdf). 
Lees de volledige uitspraak 2011/00109A hier (link) en hier (pdf).
Regeling NRC art. 7 en 8.2

RB 835

Hi mobiel internet aanbieding misleidend

RCC 1 april 2011, Dossiernr. 2011/00149 (Hi mobiel internet aanbieding misleidend)

 

Reclamerecht. Reclame voor Hi internet op je mobiel alleen geldig bij afsluiten nieuw abonnement of verlenging abonnement. Klager stelt dat deze beperking niet wordt vermeld in reclame uiting dus is het misleidend en in strijd met de waarheid. Verweerder stelt dat niet alle voorwaarden in reclame uiting vermeld kunnen worden en dat daarom verwezen wordt naar de winkel of het telefoonnummer. Commissie oordeelt dat de uiting onvolledig is. De voorwaarde die gesteld wordt aan de aanbieding is een aanzienlijke beperking en dient daarom vermeld te worden in de reclame uiting. Derhalve is de reclame uiting misleidend en dus in strijd met art. 7 NRC. RCC doet aanbeveling.

 Adverteerder heeft erkend dat van de aanbieding alleen gebruik kan worden gemaakt indien een nieuw abonnement wordt afgesloten. Nu het afsluiten van een nieuw abonnement een essentiële voorwaarde is om van het aanbieding gebruik te kunnen maken, betekent dit dat sprake is van een aanzienlijke beperking ten aanzien van de aanbieding. Gelet hierop had een verwijzing naar nadere informatie in de uiting niet mogen ontbreken en is de uiting onvolledig.
 
Blijkens het voorgaande acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument  onvolledig en daardoor onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf)
Regeling: NRC artikel 7 en 8.2 aanhef

RB 834

Voor 5000 euro een huis kopen?

RCC 17 maart 2011, Dossiernr. 2011/00113 (Huis van 5000 euro)

Reclamerecht. Klager stelt dat reclame suggereert dat voor 5000 euro een huis kan worden gekocht, terwijl voor dit bedrag alleen een verbouwing kan worden uitgevoerd. Verweerder zegt dat in de reclame voldoende duidelijk is dat het huis 198.000 euro kost en de verbouwing 5000 euro. Commissie stelt verweerder in het gelijk. Oordeelt dat duidelijk vermeld staat dat het huis bijna 2 ton kost en dat de gemiddelde consument weet dat een huis niet voor 5000 euro te koop kan staan. De uiting wordt voldoende duidelijk geacht voor de gemiddelde consument en is dus niet in strijd met art. 8.2 aanhef en onder d NRC. RCC wijst de klacht af.

Uit de advertentie blijkt voldoende duidelijk dat de in de advertentie aangeboden woning, waarvan tevens een plattegrond in de uiting is opgenomen, niet “voor slechts € 5000,- inclusief BTW” verkrijgbaar is. Bij de plattegrond van de woning staat heel duidelijk “vanaf € 198.000,- v.o.n”, terwijl bovendien de gemiddelde consument niet zal denken dat men voor € 5000,- inclusief BTW eigenaar kan worden van een tussenwoning. Afgezien daarvan wordt over de aankoopprijs van een woning geen BTW geheven.

Hoewel aan klager kan worden toegegeven dat de linkerkolom van de advertentie vragen oproept, acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk ten aanzien van de prijs als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Lees de gehele uitspraak hier en hier.

RB 833

Maakt envelop duidelijk genoeg dat het om BankGiroLoterij gaat?

RCC 5 april 2011, Dossiernrs. 2011/00078, 2011/00078A, 2011/00078B (BankGiroLoterij envelop).

Reclamerecht. De BankGiroLoterij (BGL) heeft enveloppen met card rondgestuurd als reclame voor de BGL. Vergelijk ook met RB 791. Hier zijn de volgende klachten over ingediend: neutraliteit envelop waardoor niet zichtbaar is van de buitenkant dat het om BGL reclame gaat; BGL houdt geen rekening met aanmelding bij postfilter; contactmogelijkheden BGL zijn onvindbaar; gebruik logo ING misleidend; niet duidelijk dat het om aanmelding kansspel gaat. Verweerder stelt dat reclame-uiting in zijn geheel dient te worden bekeken worden en uit tekst en voorwaarden brief blijkt dat het om kansspel gaat. Ook stelt verweerder dat gegevens worden ontdubbeld op meldingen in postfilter en logo ING alleen wordt gebruikt om te melden dat ING huisbankier van BGL is. Commissie oordeelt dat envelop niet duidelijk maakt dat het om reclame BGL gaat en oordeelt het daarom in strijd met art. 11.1 NRC. Hieraan doet niet af dat het wel duidelijk wordt na opening envelop. Verder oordeelt zij dat verweerder voldoende heeft bewezen het postfilter te respecteren. Contactmogelijkheden BGL staan op brief. Ook acht Commissie voldoende duidelijk dat, ondanks gebruik logo ING, het om reclame uiting van BGL gaat. Wijst dus overige klachten af.

 

00078 Ad 1.
Op de achterzijde van de envelop is vermeld:
“Indien onbestelbaar s.v.p. retourneren aan: BGL, Postbus 456, 2400 AL Alphen a/d Rijn”.  Noch uit deze vermelding noch uit de rest van de envelop valt voor de gemiddelde consument op te maken dat het een reclame-uiting van de BankGiro Loterij betreft. Gelet op het gebruik van deze envelop acht de Commissie de uiting niet duidelijk als reclame herkenbaar en daardoor in strijd met artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Aan dit oordeel doet niet af dat na het openen van de envelop en het lezen van de inhoud daarvan duidelijk wordt dat het gaat om een reclame-uiting van BGL. 
 
Ad 2.
BGL heeft meegedeeld dat door haar aangekochte gegevens om niet-deelnemers te kunnen benaderen altijd worden “ontdubbeld op de meldingen in het Postfilter”. Voorts heeft BGL meegedeeld dat noch klager noch klagers echtgenote op het in de klacht genoemde adres -naar de Commissie aanneemt tevens het adres waaraan de bestreden reclame was gericht- in het Postfilter is vermeld.
De Commissie ziet geen aanleiding om de juistheid van deze mededelingen in twijfel te trekken. Aldus is niet komen vast te staan dat klager en/of diens echtgenote in het Postfilter waren vermeld ten tijde van verzending van de bestreden reclame.
Daargelaten is nog de vraag of de Nederlandse Reclame Code (NRC) zou zijn overtreden indien zodanige vermelding wel was komen vast te staan. In dit verband overweegt de Commissie het volgende.
 
De “Code voor het gebruik van POSTFILTER”, die deel uitmaakt van de NRC, is op 1 januari 2011 in werking getreden. Ingevolge artikel 6.3 van die code kan een betrokkene, die meent dat in strijd met deze code is gehandeld, een klacht  indienen bij de Stichting Reclame Code, nadat hij eerst een klacht heeft ingediend bij de betreffende adverteerder/opdrachtgever en deze klacht niet tijdig of niet naar tevredenheid van de klager is afgehandeld. Niet is gebleken dat deze procedure in dit geval is gevolgd.
 
Ad 3.
In de bestreden uiting zijn zowel een adres van BGL als twee telefoonnummers vermeld, en wel op de achterzijde van de brief onder het kopje “Hoe het werkt”.
00078A Weliswaar kan de uiting in eerste instantie, gezien de daarop geplakte card en tekstgedeelten als “BankGiroLoterij”, “eerste storting voor u”, “BankGiro card” en de verwijzing naar uitbetaling door ING, inclusief het logo van ING, de gedachte doen postvatten dat het een uiting van een bankinstelling betreft, maar bij lezing van de gehele uiting, daaronder begrepen de achterzijde van de brief met de aanhef: “Hoe het werkt”, acht de Commissie het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat het gaat om een aanbod van een loterij, te weten de BankGiro Loterij. Voldoende duidelijk is ook dat men, indien men op het aanbod ingaat, gaat meespelen in de BankGiro Loterij, waarbij maandelijks een bedrag van de rekening wordt afgeschreven.

 

Lees de gehele uitspraak 2011/00078 hier en hier.
Lees de gehele uitspraak 2011/00078A hier en hier.
Lees de gehele uitspraak 2011/00078B hier en hier.

RB 831

Erectakraft - verleidt of misleidt?

RCC 5 april 2011, Dossiernr. 2011/00173 (Erectakraft)

Reclamerecht. Erectakraft vermeldt niet alle relevante gezondheidsrisico's in reclame op internet. Verweer stelt dat zij heeft voldaan aan alle eisen die gesteld worden aan voedingssupplementen dus dat er geen sprake is van misleiding. Volgens Commissie heeft verweerder niet vermeld dat kans op vergrote prostaat aanwezig is. Commissie acht dit dermate relevant, mede gezien de aanprijzing via internet, dat er sprake is van omissie (art. 8 aanhef en sub c NRC) en misleiding (art.7 NRC). Beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

Klager heeft onweersproken gesteld dat het middel, aldus de bijsluiter, kan leiden tot een vergrote prostaat. De Commissie acht dit dermate belangrijke informatie, dat deze bij de aanprijzing van het middel niet onvermeld had mogen blijven.

De Commissie overweegt daarbij dat het middel op internet wordt aangeboden en dat internet de enige voor klager beschikbare informatiebron was. Voorts is internet een medium dat zich bij uitstek leent voor het verstrekken van uitgebreide informatie. Gelet hierop had in dit geval de als belangrijk te beschouwen mogelijke bijwerking, een vergrote prostaat, niet onvermeld mogen blijven.
 
Blijkens het voorgaande is de Commissie van oordeel dat sprake is van het te laat verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier en hier.

Regeling: NRC 7 en 8.3 aanhef en onder c

RB 830

Voordeel Renault Clio of Renault Clio Diesel?

RCC 5 april 2011, Dossiernr. 2011/00089 en 2011/00089A, (Misleidende Renault Clio reclame)

Reclamerecht. Renault Clio televisie reclame stelt ten onrechte dat er geen BPM en wegenbelasting moet worden betaald. Dit blijkt alleen voor de Renault Clio Diesel te gelden. Verweerder stelt dat op website van Renault alle voorwaarden staan vermeld. Commissie oordeelt dat er sprake is van een omissie (art. 8 aanhef en onder c. NRC) en misleiding (art. 7 NRC). Acht het verweer van Renault niet relevant. Commissie beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

 

00089. Naar door klager onweersproken is gesteld, gelden de in de – kennelijk vanaf 13 december 2010 uitgezonden – reclame genoemde voordelen uitsluitend voor de ‘Renault Clio Diesel’, die pas vanaf mei 2011 zal zijn te verkrijgen. Deze, naar het oordeel van de Commissie essentiële, informatie blijkt niet uit de uiting. Zonder enige nuancering wordt gesteld dat de genoemde voordelen voor de ‘Renault Clio’ gelden.
 
Naar het oordeel van de Commissie is gelet op het voorgaande sprake van een omissie als be­doeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consu ment hier door ertoe ge bracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te ne men, dat hij anders niet zou hebben genomen. Gelet op het voorgaande is de uiting misleidend en daar door oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

00089A. Naar door klager onweersproken is gesteld, geldt het in de reclame genoemde voordeel ‘geen BPM’ uitsluitend indien de bewuste auto een dieselmotor heeft. Deze, naar het oordeel van de Commissie essentiële, informatie blijkt niet uit de uiting. Zonder enige nuancering wordt gesteld dat men voor de ‘Renault Clio’ geen BPM betaalt. Een verwijzing naar de website acht de Commissie in dit opzicht onvoldoende.

Naar het oordeel van de Commissie is aldus sprake van een omissie als be doeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consu ment hier door er toe ge bracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te ne men, dat hij anders niet zou hebben genomen. Gelet op het voorgaande is de uiting misleidend en daar door oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Klagers bezwaar dat bijtelling uitsluitend ‘nodig’ is, wanneer de auto zakelijk wordt gebruikt, treft geen doel, nu het besluit van de gemiddelde consument die een auto niet voor zakelijk gebruik wenst aan te schaffen, niet zal worden beïnvloed door de mededeling dat ‘slechts 14% bijtellling’ geldt. 

Lees de gehele uitspraak 2011/00089 hier en hier.
Lees de gehele uitspraak 2011/00089A hier en hier.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7, 8.3 onder c

RB 829

Misleidende reclame over stoel met sta-op mechanisme

RCC 6 april 2011, Dossiernr. 2011/00148 (Misleidende prijs in advertentie)

Reclamerecht. Stoel met sta-op mechanisme is misleidend geprijsd in advertentie. Voor de genoemde prijs (1290 euro) in advertentie is geen stoel met sta-op mechanise me te koop, Klaagster zegt dat een dergelijke stoel minimaal 2035 euro. Verweerder bestrijdt dit. Oordeel van de Commissie is dat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de prijzen uit de advertentie juist zijn. Beslissing is dat reclame-uiting in strijd is met art. 7 NRC. Zij beveelt verweerder om niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

 Klaagster heeft uitdrukkelijk gesteld dat men voor de in de advertenties genoemde prijzen bij adverteerder geen fauteuil met sta-op mechanisme kan kopen. Volgens klaagster kost een der­ge­lijke fauteuil minimaal € 2.035,-. Adverteerder heeft daartegenover gesteld dat men reeds voor € 590,- (model Benoti) een dergelijke fauteuil bij hem kan kopen, en dat de Olivia € 690,- kost in­clu­sief sta-op mechanisme. Een uitvoering in leder kost minimaal € 1.290,--.

Klaagster heeft bij repliek aangevoerd dat, indien men een fauteuil met sta-op mechanisme bij ad­verteerder wenst te kopen, de verkoper uitgaat van een prijsberekening waarbij eerst de kosten van het sta-op mechanisme als extra optie in rekening worden gebracht en daarna de fauteuil en de gekozen uitvoe­ring. Het sta-op mechanisme met 3 motoren kost volgens klaagster € 1.345,-. Voorts stelt klaagster dat telefonisch door een verkoper van adverteerder aan haar is meegedeeld dat adver­teerder voor de in de advertentie genoemde prijzen geen fauteuils met sta-op me­chanisme verkoopt. Adverteerder heeft niet gereageerd op hetgeen klaagster bij repliek heeft aangevoerd. Voorts heeft adverteerder geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat men bij hem voor de in de advertenties genoemde prijzen een fauteuil met sta-op mecha­nisme kan kopen. De Com­missie is op grond hiervan van oordeel dat adverteerder onvol­doende aan­nemelijk heeft gemaakt dat de in de advertenties genoemde prijzen juist zijn.

Lees de uitspraak hier en hier.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7 en 8.2 onder d.

RB 818

Reclame voor haarstamceltransplantatie misleidend?

CvB 23 maart 2011, Dossiernr: 2010/00353 (Transhair v. HASCI)


Reclamerecht. HASCI maakt reclame voor haarvermeerdering via haarstamceltransplantatie (HST). Volgens klagers is deze methode niet wetenschappelijk bewezen dus misleidende reclame. Volgens RCC is door HASCI voldoende wetenschappelijk bewijs aangedragen dat de HST methode werkt. Klagers gaan in beroep en dragen het volgende aan: het onderzoek gepubliceerd in het Journal of Dermatological Treatment is geen voldoende bewijs voor werking van HST, peer review is geen garantie voor werking van methode, verdere scepsis in de dermatologische wereld en bij ziektekostenverzekeraars omtrent werking HST. Met wetenschappelijk bewijs ondersteunt HASCI haar claim voldoende, daarom bevestigt het CvB de beslissing van de RCC.

RCC 3. Op grond van het voorgaande, hetgeen door klagers niet, althans onvoldoende is weersproken, is de Commissie van oordeel dat adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de HST methode de werking heeft die daaraan in de gewraakte uitingen wordt toegeschreven. Met name op grond van het in het ‘Journal of Dermatological Treatment’ gepubliceerde onderzoek van drs. Gho en prof. dr. Neumann acht de Commissie het aannemelijk dat met toepassing van de HST methode zowel in het ‘donorgebied' als in het ‘ontvangstgebied’ sprake is van bijna volledige (her)groei, zodat aldus daadwerkelijk sprake is van haarvermeerdering, zoals in de uitingen wordt geclaimd.
 
Het feit dat voor het onderzoek van drs. Gho en prof. dr. Neumann slechts vijf personen zijn getest, doet niet af aan het voorgaande oordeel. Nog daargelaten dat, naar door adverteerder gesteld en naar tevens blijkt uit het onderzoek, bij ieder van de vijf onderzochte personen tenminste 100 haren geëxtraheerd en grotendeels getransplanteerd zijn, is het artikel, naar uit het vorenstaande blijkt, na de genoemde uitgebreide ‘peer review’-procedure door de uitgevers van het blad voldoende wetenschappelijk ‘stevig’ bevonden om dit te publiceren.
 
Dat de HST methode door sommige artsen wordt bekritiseerd maakt het voorgaande oordeel niet anders. De opmerking van klagers dat Gerard Joling zijn naam aan de kliniek van adverteerder zou hebben verbonden is door klagers niet nader onderbouwd.
 
Nu octrooi is aangevraagd en (in Nederland) is verleend voor de behandelmethode van adverteerder, geldt dat adverteerder terecht haar methode publiceert als ‘gepatenteerde’ methode.


(...)


CvB 8. Nu HSI derhalve ook in beroep tegenover de gemoti­veerde betwisting door Trans hair c.s. de juist heid en de eerlijkheid van de reclame voldoen de aannemelijk heeft gemaakt, heeft de Commissie terecht geoor deeld dat geen sprake is van oneerlijke reclame. De grieven treffen derhalve geen doel.


Lees de volledige uitspraak hier (link) en hier (pdf).