RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Oneerlijke handelspraktijken  

RB 765

CVB reclame NL Energie blijft oneerlijk, ontoelaatbaar en misleidend

CVB  25 maart 2011, dossiernr. 2011/00075. (vervolg op RB 678 en de uitspraak achter RB 754); ook uitspraak in dossiernr. 2011/00076 (gelijk aan onderstaand oordeel), 2011/00076A (afwijzing klacht door CVB),  2011/00076C (veroordeling CVB)

Reclamerecht. Misleidende en vergelijkende reclame. In een televisiecommercial van NLEnergie wordt gezegd dat een groot Duits energiebedrijf sinds kort eigenaar van Essent is en de voor de overname betaalde 8,5 miljard wil terugverdienen. Op verzoek van Essent heeft de Commissie op 18 februari j.l.  geoordeeld dat de televisiecommercial ten onrechte de indruk wekt dat door de overname van Essent haar tarieven omhoog gaan of zijn gegaan. Ook is de televisiecommercial misleidend nu niet blijkt dat de mededeling “de goedkoopste” specifiek betrekking heeft op een prijsvergelijking met Essent. Later heeft de Commissie een vergelijkbare uitspraak gedaan naar aanleiding van klachten van particulieren.

Grieven: Ten eerste: onvoldoende aannemelijk gemaakt dat overname Essent tot hogere tarieven heeft geleid. Geleverde bewijs niet afdoende betwist. Essent is de duurste geworden van de grootste drie; dus geen oneerlijke reclame. Voldoen aan de eisen art. 13 NRC en vergelijkbare zaak (2007.0474) waarin de klacht is afgewezen. Ten tweede: Ook in 2009 prijsvergelijking en die klachten ook afgewezen. Uitsluitend vergelijking met Essent, geen stelling of suggestie dat NLEnergie goedkoopste is. Consument wordt juist geïnformeerd. Ten derde: Beslissing van de Commissie met betrekking tot de printreclame is gebaseerd op twee onjuiste aannames, die in samenhang bezien tot gevolg hebben dat in de energiiemarkt geen reclame meer voor variabele producten zou worden gemaakt. Prijs van energie is afhankelijk van marktomstandigheden.

College...

...ziet geen grief tegen de overweging dat van de commissie dat de indruk wordt gewekt dat tgv overname de tarieven van Essent omhoog (zijn ge)gaan. Dit is niet zo is bedoeld, echter strookt niet met de uitleg die de gemiddelde consument eraan zal geven (r.o. 5.2). Verder ziet het college geen aanleiding om aan te nemen dat commissie bepaalde stukken of stellingen buiten beschouwing heeft gelaten. Aan dossiernr. 07.0474 ligt een impliciete vergelijking ten grondslag; in dit geval wordt de concurrent uitdrukkelijk genoemd, er is dus sprake van een wezenlijk andere uiting (r.o. 5.3). Daarbij wijzigt jaarlijks de rangorde van goedkoopste aanbieder en dit biedt onvoldoende houvast om de overname van Essent door RWE hieraan schuld te geven. Ook de oliemarktprijzen zijn van belang (r.o. 5.4).

Op grond van het voorgaande is ten onrechte de indruk gewekt dat tengevolge van de overname van Essent door RWE de tarieven van Essent omhoog gaan of zijn gegaan. Situatie is niet onder werkking van 8.2 aanhef en onder d NRC, nu geen sprake is van onjuist informatie over eigen productprijs. Onjuiste en voor Essent negatieve indruk die de tv-commercial wekt (overnamekosten wordt op consument verhaald). Economische gedrag van gemiddelde consument verstoren, strijd met professionele toewijding in de zin van art. 7 en misleidend ex art. 13 aanhef en onder a NRC (r.o. 5.6). De mededeling "de goedkoopste" lijkt op zichzelf te staan, het is geen vergrotende (goedkoper), maar overtreffende trap (goedkoopst). De tag-on vermeld niet dat enkel wordt vergeleken met Essent (r.o. 5.7).

Commissie is uitgegaan van instaptarief, voor nieuwe klanten en een basistarief. Er  dient wel een objectieve vergelijking ex 13 aanhef en onder c NRC plaats te vinden (r.o. 5.10).

Nu NLEnergie in de printreclame geen informatie heeft opgenomen over het feit dat in de prijsvergelijking prijen van haar worden genoemd waaraan een tijdelijke berekeningsmethode ten grondslag ligt die afwijkt van de wijze waarop de prijzen van bestaande klanten worden berekend, en zij niet duidelijk maakt dat ook bij nieuwe klanten na verloop van tijd de prijzen op dezelfde wijze als bij bestaande klanten worden berekend, zijn de hier bedoelde uitingen in strijd met artikel 13 aanhef en onder c NRC. Het College onderschrijft derhalve het gelijkluidende oordeel van de Commissie. Voorts onderschrijft het College het oordeel van de Commissie dat in de reclame ten onrechte een bedrag wordt genoemd dat de consument bespaart door over te stappen naar NLEnergie. Het noemen van een vast en nauwkeurig bedrag dat men gerekend over een jaar kan besparen door over te stappen op het product van NLEnergie is alleen juist indien de tarieven in dat jaar niet wijzigen. Nu vaststaat dat sprake is van variabele, regelmatig wijzigende tarieven, dient de printreclame in zoverre misleidend en daarmee oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC te worden geacht. Voorts is alduss sprake van ongeoorloofde vergelijkende reclaame in de zin van artikel 13 aanhef en onder a NRC.

Lees de uitspraak hier (link), hier (RCC pdf), hier (zuivere pdf) en hier (site RCC pdf) Essent overweegt om een civielrechtelijke schadeclaim in te dienen, zie hier.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7, 8.2 onder d, 13 aanhef en onder a, c.

RB 759

Kwantum - vloerbedekking incl. leggen

RCC 10 maart 2011, Dossiernr: 2010/00927 (Kwantum - vloerbedekking leggen)

Reclamerecht. Promotionele actie. Restrictieve werking van de actie. In een TV-commercial (red. klik plaatje voor vergroting; soortgelijke actie) van Kwantum wordt vloerbedekking voor minder dan €4,- per m² inclusief leggen. Klacht: in een vestiging in Groningen was volgens het winkelpersoneel deze actie niet meer geldig, dit terwijl de commercial na het winkelbezoek nog werd uitgezonden. In de commercial werd voor goedkoopste ribtapijt reclame gemaakt (product €1,89/m² en voor het leggen: €2/m²), daarnaast wordt vanaf een bepaald bedrag gratis wordt gelegd. De spot wordt om de week uitgenzonden, in de betreffende week van het bezoek is dat niet het geval geweest.

Commissie; De gemiddelde consument zal de mededeling zo opvatten, dat Kwantum vloerbedekking verkoopt voor minder dan € 4,00 per m2, waarbij het leggen in de prijs is inbegrepen. Dat het slechts gaat om dit ribtapijt en de totale kosten hiervan inclusief leggen lager zijn dan € 4,00, neemt niet weg bij de gemiddelde consument verwarring kan ontstaan over de vraag of de kosten van het leggen reeds in de prijs zijn inbegrepen (“inclusief leggen”) dan wel afzonderlijk in rekening worden gebracht. Onduidelijk informatie over de prijsberekening (art. 8.2 onder d NRC). De uiting is misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Voorop staat dat in de betreffende televisiecommercial wordt gezegd dat Kwantum al vloerbedekking heeft voor minder dan € 4,00 per m2, inclusief leggen. De ge­middelde consument zal deze mededeling zo opvatten, dat Kwantum vloerbedekking verkoopt voor minder dan € 4,00 per m2, waarbij het leggen in de prijs is inbegrepen.

Uit het verweer volgt echter dat geen sprake is van een inclusiefprijs, maar dat de kos­ten van het leggen bij het goedkoopste ribtapijt, waarop de mededeling in de reclame-uiting over de prijs blijkbaar betrekking heeft, afzonderlijk in rekening worden ge­bracht. Het feit dat de totale kosten van de vloerbedekking en het leggen lager zijn dan € 4,00, neemt niet weg dat naar het oordeel van de Commissie op grond van de mededelingen in de televisiecom­mer­cial bij de gemiddelde consument verwarring kan ontstaan over de vraag of de kosten van het leggen reeds in de prijs zijn inbegrepen (“inclusief leg­gen”) dan wel afzonderlijk in rekening worden gebracht.
 
Blijkens het voorgaande is geen duidelijke informatie verstrekt over de prijs en de wijze waarop de prijs wordt berekend als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consu­ment hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf) 

Regeling: NRC (nieuw) art. 7, art. 8.2 onder d.

RB 758

Vriendenloterij, dat is een stuk leuker

RCC 10 maart 2011, Dossiernr: 2011/00119 (VriendenLoterij)

Reclamerecht. TV-commercial VriendenLoterij waarin Dennis wordt getoond eerst hij juichend als winnaar, daarna middels - nu met de VriendenLoterij - juichen al zijn vrienden mee, want "als Dennis wint, dan winnen zijn vrienden ook en dat is een stuk leuker voor iedereen" Klacht: vrienden kunnen alleen winnen als zij ook deelnemen, dat wordt niet vermeld, uiting is incompleet en daardoor misleidend. Nadruk ligt op aandacht voor nieuwe naam van de voormalige Sponsorloterij en het principe "winnen met vrienden" zonder wervend te zijn. 

Het bijzondere karakter van deze loterij wordt benadrukt, maar de vorwaarden worden niet vermeld (deelname van maximaal 5 vrienden en de aanmelding). Dit is essentieel en dat het niet onvermeld had mogen blijven. Strijd met art. 8.2 aanhef en onder b NRC misleidend en dus oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Commissie doet aanbeveling.

In de uiting wordt de aandacht gevestigd op een nieuwe loterijvorm, te weten de “VriendenLoterij” en daarmee heeft de uiting, naar het oordeel van de Commissie, tevens een wervend karakter ten aanzien van deze “VriendenLoterij”, ook al wordt men voor deelname en/of voor een nadere uitleg van het principe “winnen met je vrienden” niet expliciet naar adverteerders website verwezen. 

Het bijzondere van deze nieuwe loterij is, aldus de uiting, dat niet alleen degene wint, die een winnend lot heeft, maar dat in deze VriendenLoterij ook zijn/haar vrienden winnen. Daarbij wordt niet vermeld dat alleen die vrienden kunnen winnen die zelf ook hebben deelgenomen aan de desbetreffende loterij en dat dit er bovendien maximaal vijf mogen zijn. Naar het oordeel van de Commissie is dit een zo essentieel aspect van de VriendenLoterij dat dit niet onvermeld had mogen blijven.
   
Blijkens het voorgaande is in de uiting onvolledige informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Regeling: NRC art. 7 en 8.2 aanhef en onder b

RB 747

Conclusie AG HvJ EU: "vanaf"-prijs misleidende omissie?

Conclusie A-G Mengozzi HvJ EU 3 februari 2011, in zaak C-122/10, Konsumentombudsmannen KO tegen Ving Sverige AB (prejudiciële vragen marknadsdomstolen, Zweden)

Reclamerecht. Oneerlijke handelspraktijken. Prejudiciële vragen n.a.v. een Zweedse vliegvakantieadvertentie. De Zweedse ombudsman was van mening dat de geplaatste advertentie een commerciële boodschap was in de vorm van een uitnodiging tot aankoop, die een misleidende omissie bevatte, omdat er slechts een “vanaf”-prijs was vermeld en informatie over de voornaamste kenmerken van het aangeboden product ontbrak of tekortschoot.

De prejudiciële vragen betreffen o.a. de begrippen “uitnodiging tot aankoop” en “kenmerken van het product”, alsook de Vermelding van een “vanaf”-prijs  en de ereiste van informatie over het geadverteerde product en de prijs ervan om de consument in staat te stellen een aankoop te doen. De AG ziet in zijn conclusie vooral een taak voor de nationale rechter:

64. Gezien alle voorgaande overwegingen stel ik het Hof voor om op de door de marknadsdomstolen gestelde prejudiciële vragen te antwoorden als volgt:

1) Artikel 2, sub i, van de (…) richtlijn oneerlijke handelspraktijken, verzet zich er niet tegen dat in een commerciële boodschap naar het product wordt verwezen in woord of beeld; een dergelijke verwijzing kan voldoende zijn voor de vervulling van de voorwaarde ten aanzien van de kenmerken van een product. Deze bepaling verzet zich in beginsel evenmin tegen het gebruik van een gemeenschappelijke omschrijving van het product, voor zover uit de commerciële boodschap redelijkerwijs kan worden afgeleid dat er verschillende varianten van het product bestaan. Het is echter aan de verwijzende rechter om per geval te beoordelen, rekening houdend met het betrokken product en het gebruikte medium, of een redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument in staat is om het product te identificeren op basis van de gemeenschappelijke presentatie en omschrijving in de commerciële boodschap.

2) Het is tevens aan de verwijzende rechter om na te gaan of de vermelding van een „vanaf”-prijs enerzijds passend is voor het gebruikte medium, en anderzijds voor de consument volstaat om, nadat hij het betrokken product heeft geïdentificeerd, te kunnen begrijpen dat het beschreven of weergegeven product tegen die prijs kan worden gekocht.

3) De in artikel 2, sub i, van richtlijn 2005/29/EG met de woorden „en de consument aldus in staat stelt een aankoop te doen” omschreven voorwaarde kan niet zo worden uitgelegd dat van een uitnodiging tot aankoop slechts sprake is wanneer de commerciële boodschap een daadwerkelijke mogelijkheid tot koop inhoudt of wanneer deze boodschap in de buurt van een verkooppunt is aangeplakt. De genoemde zinsnede moet integendeel worden uitgelegd als een algemeen criterium om te kunnen vaststellen of de consument objectief gezien over voldoende informatie over het product, de prijs en de verkoper beschikt om de aankoop te kunnen doen.

Mocht het Hof echter beslissen dat een commerciële boodschap slechts als een uitnodiging tot aankoop kan worden beschouwd indien zij een daadwerkelijke mogelijkheid tot aankoop biedt, dan kan de vermelding van een telefoonnummer of een website als daadwerkelijke aankoopmogelijkheid worden aangemerkt, waarbij het aan de verwijzende rechter is na te gaan of daadwerkelijk tot aankoop kan worden overgegaan door genoemd telefoonnummer te bellen of genoemde website te raadplegen.

4) Atikel 7, lid 4, sub a, van richtlijn 2005/29 moet aldus worden uitgelegd dat een uitnodiging tot aankoop kan volstaan met slechts enkele van de voornaamste kenmerken van het betrokken product te vermelden. De andere voornaamste kenmerken kunnen buiten het voor de uitnodiging tot aankoop gebruikte medium om worden aangegeven, wanneer hun vermelding in de uitnodiging zelf hetzij niet nodig (gelet op de context of het betrokken product) hetzij niet mogelijk is (gelet op het gebruikte medium) en de handelaar voor nadere informatie zijn website of een ander vergelijkbaar medium verwijst, mits deze website of dit medium de consument daadwerkelijk in staat stelt toegang te krijgen tot de aanvullende informatie over de voornaamste kenmerken. Het is aan de verwijzende rechter om al deze punten te beoordelen en na te gaan of de ontbrekende vermelding van enkele van de voornaamste kenmerken in de uitnodiging tot aankoop de consument in ieder geval niet heeft belet een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen.

5) Voor de vervulling van de informatieverplichting ten aanzien van de prijs in de zin van artikel 7, lid 4, sub c, van richtlijn 2005/29 is de vermelding van een „vanaf”-prijs slechts voldoende wanneer vermelding van de berekeningswijze van de eindprijs of van eventuele extra kosten en wie deze betaalt, hetzij niet noodzakelijk is (gelet op de context of het betrokken product) hetzij niet mogelijk (gelet op het gebruikte medium) en de handelaar voor nadere informatie naar zijn website of naar een ander vergelijkbaar medium verwijst, mits deze website of dit medium de consument daadwerkelijk in staat stelt om toegang te krijgen tot deze informatie. Het is aan de verwijzende rechter al deze punten te beoordelen en na te gaan of het ontbreken van de vermelding in de uitnodiging tot aankoop van de berekeningswijze van de eindprijs of van eventuele extra kosten en wie deze betaalt, de consument in ieder geval niet heeft belet een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen.

Lees de conclusie hier.

Regelingen: Richtlijnen 2005/29/EG97/7/EG, 98/27/EG, 2002/65/EG en Verordening (EG) nr. 2006/2004