RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reclame  

RB 951

Uiting over bijwonen kerkdienst is reclame

Voorzitter RCC 8 maart 2011, Dossiernr. 2011/00017 (Evangelisatie Overlegorgaan Apeldoorn)

Reclamerecht. Klager is niet tevreden met afhandeling klacht en dient daarom klacht in. Verweerder stelt dat uiting geen reclame is en zal voortaan adres aanbrengen op uiting.

Voorzitter oordeelt dat er wel sprake is van reclame (art. 1 NRC) want sprake van wervend karakter. Strijd met art. 3.1 Code VOR omdat uiting gedeponeerd is in brievenbus met Nee/Nee-sticker. Ook niet voldaan aan art. 1.2 Code VOR nu naam, adres en woonplaats van adverteerder in uiting ontbreken. Doet aanbeveling.

Met betrekking tot de door klager geuite bezwaren overweegt de voorzitter als volgt:
ad a. Adverteerder heeft niet weersproken dat de bewuste reclame-uiting is gedeponeerd in klagers brievenbus, die -naar uit klagers bezwaar blijkt- is voorzien van een Nee/Nee-sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code VOR. Dit betekent dat, nu adverteerder de bewuste uiting desondanks in klagers brievenbus heeft laten deponeren, adverteerder niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1 Code VOR.
Adverteerder laat weten de verspreider(s) te zullen vragen om voortaan een adres op de uiting aan te brengen zodat het geen ongeadresseerde uitnodiging meer is, doch (uitvoering van) dit voornemen meent niet weg dat de onderhavige bezorging plaatsvond in strijd met artikel 3.1 VOR.
ad b. In de uiting ontbreken naam, adres en woonplaats van adverteerder. Adverteerder voert aan dat in de uiting zijn e-mailadres en website zijn vermeld, doch daarmee is niet voldaan het bepaalde in artikel 1.2 Code VOR.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 1; Code VOR art. 1.2, art. 3.1

RB 947

GSM Topdeal: alleen gratis navigatie bij afsluiten internetbundel

RCC 19 mei 2011, Dossiernr. 2011/00276 (GSM Topdeal)

Reclamerecht. Aanbieding in ANWB Kampioen: gratis Samsung en 2 jaar 50% korting. Klager acht tekst "gratis navigatie" in uiting misleidend, want downloaden daarvan heeft hem veel geld gekost. Verweerder stelt dat klager niet voor internetbundel heeft gekozen en daarom per MB betaald. Als hij internetbundel wel had gehad, dan kon hij gebruik maken van onbeperkt internet en dus ook gratis gebruik van Google Maps navigatie. Verweerder vindt uiting niet misleidend.

Commissie oordeelt dat uiting indruk wekt dat ongeacht welk abonnement men afsluit, gratis navigatie bij telefoon is inbegrepen. Nu gratis navigatie alleen geldt als men internetbundel afsluit, is er sprake van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef en onder b NRC). Oordeelt uiting in strijd met art. 7 NRC en doet aanbeveling.

In de uiting staat, in een kader, geplaatst over een afbeelding van de telefoon, de tekst ‘Gratis navigatie’. Voorts worden prijzen getoond van verschillende soorten abonnementen, met dan wel zonder internetbundel.

Aldus wordt naar het oordeel van de Commissie de indruk gewekt dat, ongeacht het abonnement dat men afsluit, bij de telefoon gratis navigatie is inbegrepen. Gebleken is echter dat de navigatie uitsluitend gratis is indien men bij het abonnement een internetbundel heeft afgesloten.

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de reclame gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien van de voornaamste kenmerken van het product zoals bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC), te weten de voordelen. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consu­ment door de reclame ge­bracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te ne­men, dat hij anders niet zou hebben genomen. Aldus is sprake van misleidende en daar­door oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b

RB 946

Hunkemöller derde BH gratis actie geldt ook voor grote maten

RCC 6 mei 2011, Dossiernr. 2011/00298 (Hunkemöller)

Reclamerecht. Televisiecommercial Hunkemöller over actie "derde BH gratis." Klaagster kocht n.a.v. commercial een BH maar moest 17,50 euro afrekenen i.p.v. 15 euro omdat ze een grote maat had. Dit was volgens klaagster niet duidelijk aangegeven. Verweerder is niet duidelijk van welke actie klaagster gebruik wilde maken: "derde BH gratis" of "BH van de maand vanaf 15 euro" met grotere maat voor 17,50 euro. Bij eerstgenoemde actie zou klaagster derde BH gratis hebben gekregen, ongeacht de maat.

Commissie oordeelt dat verweerder stelling van klaagster, dat actie "derde BH gratis" niet geldt voor grote maten, heeft weersproken. Niet is komen vast te staan of klaagster gebruik heeft gemaakt van deze actie en grote maten daarvan uitgesloten zouden zijn. Geen grond voor toewijzing klacht dus wijst deze af.

In de bestreden televisiecommercial wordt reclame gemaakt voor de actie waarbij bij aanschaf van drie BH’s de derde BH gratis is. De stelling van klaagster dat deze actie niet geldt voor grote maten BH’s is door adverteerder weersproken. Uit de door klaagster weergegeven feitelijke gang van zaken is voor de Commissie niet komen vast te staan, dat klaagster daadwerkelijk van de in de commercial aangeprezen actie gebruik heeft willen maken en dat dat niet mogelijk was omdat grote maten BH’s - zonder een mededeling daaromtrent in de commercial - van deze actie uitgesloten zouden zijn. Gelet hierop ziet de Commissie geen grond voor toewijzing van de klacht.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

RB 945

"Niets is verser dan Iglo spinazie"

RCC 6 mei 2011, Dossiernr. 2011/00354 (Iglo diepvriesspinazie)

Reclamerecht. Televisiecommercial over Iglo diepvriesspinazie: "niets is verser dan Iglo spinazie". Deze claim is volgens klager onacceptabel aangezien het afbreuk doet aan verse groenten die naar de groenteboer gaan. Verweerder stelt dat in uiting geen vergelijking met verse groenten wordt gemaakt. Zelfs al zou dat wel zo zijn, dan is het feitelijk juist dat Iglo spinazie verser is nu het binnen 5 uur na oogst wordt ingevroren en het traject van oogst naar consumptie van verse spinazie langer is. Repliek: het gaat om de bewering "niets", welke onjuist is. Dupliek: bezwaar tegen wijzigen inhoud klacht, handhaaft standpunt en zekere mate van overdrijving is toegestaan.

Commissie oordeelt dat mededeling "niets is verser dan Iglo spinazie" niet onjuist is, nu Iglo spinazie binnen 5 uur wordt ingevroren en traject van commerciele verse spinazie aannemelijk langer is. Uiting suggereert niet verser te zijn dan spinazie vers van het land. Wijst klacht af.

De bestreden mededeling “Niets is verser dan Iglo spinazie” dient te worden beoordeeld in de context van de gehele commercial. Hierin wordt de snelle verwerking van Iglo spinazie benadrukt met als gevolg maximaal behoud van vitamines en mineralen, terwijl verse spinazie 14% vitamine C per dag verliest. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de commercial opvatten als een aanprijzing van dit voordeel van ingevroren spinazie van Iglo ten opzichte van commercieel verkochte verse spinazie die – naar aannemelijk is - langer dan 5 uur na de oogst wordt verwerkt. In de uiting wordt niet gesuggereerd dat Iglo spinazie verser zou zijn dan spinazie die direct vers van het land wordt geconsumeerd.

Gelet op het vorenstaande en bezien in de context van de uiting acht de Commissie de mededeling “Niets is verser dan Iglo spinazie” niet onjuist.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

RB 944

Weer aanprijzing Q10 als middel tegen paradontitis

RCC 11 mei 2011, Dossiernr. 2011/00333 (Co-enzym Q10)

Reclamerecht. Aanprijzing product Co-enzym Q10 op website: goed middel tegen paradontitis. Klager stelt dat uiting misleidend is, want geen geneesmiddel terwijl die suggestie wel wordt gewekt. Ook geen bewijs dat Q10 helpt tegen paradontitis. Verweerder heeft geconstateerd dat informatie op site niet aan eisen Keuringsraad KOAG/KAG voldoet en heeft na ontvangst klacht deze informatie verwijderd.

Commissie oordeelt dat het aangeprezen product onder de Warenwet valt. Sprake van verboden medische claim (art. 20 lid 2 onder a Warenwet). Ook wordt het zodanig aangeprezen dat het onder art. 1 onder b Geneesmiddelenwet valt en is het verbod art. 84 Geneesmiddelenwet overtreden. Leidt tot strijd met art. 2 NRC. Nu verweerder werking Q10 t.a.v. paradontitis niet aannemelijk heeft gemaakt is er sprake van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef en onder b NRC). Daarom strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

1) Op het in de bestreden uiting aangeprezen product Co-enzym Q10 van Elvitaal, dat in de vorm van capsules in de handel wordt gebracht en om die reden kan worden aangemerkt als een voor orale nuttiging door de mens bestemd middel, is de Warenwet van toepassing. Ingevolge artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet is het verboden eet- en drinkwaar aan te prijzen met gebruikmaking van vermeldingen of voorstellingen, die aan de waar eigenschappen toeschrijven inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziek­te van de mens, of die toespelingen maken op zodanige eigenschappen. De mededeling “Co-enzym Q10 is onder meer een goed middel tegen paradontitis: bloedend of ontstoken tandvlees” dient naar het oordeel van de Commissie te worden opgevat als een verboden medische claim in de zin van artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet. De uiting is daarom in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

2) Voorts is de Commissie van oordeel dat het product Co-enzym Q10 van Elvitaal op zodanige wijze wordt aanbevolen, dat het dient te worden aangemerkt als een geneesmiddel in de zin van artikel 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Op grond van artikel 84 van de Geneesmiddelenwet is het verboden om reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Niet is gesteld of gebleken dat ten aanzien van Co-enzym Q10 van Elvitaal een dergelijke vergunning is verleend. Ook om deze reden is de uiting in strijd met artikel 2 NRC.

3) Op klagers stelling dat er geen bewijs is voor een heilzame werking van Q10 bij parodontitis, heeft adverteerder niet aannemelijk gemaakt dat het product Co-enzym Q10 van Elvitaal  wel de in de uiting daaraan toegeschreven heilzame werking ten aanzien van parodontitis heeft. Dit impliceert dat de uiting onjuiste informatie bevat over de van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, welke resultaten als een van de voornaamste kenmerken van het product moeten worden beschouwd. Om die reden is de uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regelingen: NRC art. 2, art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b; Warenwet art. 20 lid 2 onder a; Geneesmiddelenwet art. 1 onder b, art. 84
Soortgelijke uitspraken: RB 896; RB 919

RB 943

Nestlé Groeie Start reclame voldoet aan zuigelingenvoeding richtlijn

RCC 10 mei 2011, Dossiernr. 2011/00165 (Nestlé)

Reclamerecht. Televisiereclame voor Nestlé Groeie Start met L.Comfortis. Klaagster stelt dat het lijkt alsof reclame voor jonge baby's bedoeld is en dat mededeling over borstvoeding beter dan kunstvoeding bijna onleesbaar is en kort in beeld. Lijkt volgens klaagster in strijd met WHO regels. Verweerder stelt dat verbod reclame voor jonge baby's niet volgt uit WHO regels maar uit art. 14 Richtlijn 2006/141/EG. Baby's in uiting zijn ouder dan 6 maanden, onderbouwd met e-mail reclamebureau. Uiting over borstvoeding is volgens verweerder 6 seconden in beeld.

Commissie oordeelt dat verbod uit art. 14 Richtlijn niet is overtreden omdat in uiting meerdere malen wordt gesproken over opvolgmelk. Geen reden om aan mededeling verweerder over leeftijd baby's te twijfelen. In uiting duidt geen mededeling in het bijzonder op baby's jonger dan 6 maanden. Geen wettelijke verplichting uiting over borstvoeding te vermelden bij opvolgmelk, dus klacht ongegrond. Wijst klacht af.

Ad 1. Tussen partijen staat vast dat geen reclame mag worden gemaakt voor volledige zuigelingenvoeding voor baby’s jonger dan 6 maanden. Naar adverteerder onweersproken heeft meegedeeld, volgt dit verbod niet uit “de WHO regels”, maar uit artikel 14 van de Europese Richtlijn over zuigelingenvoeding, richtlijn 2006/141/EG, welke regelgeving is geïmplementeerd in de “Warenwetregeling Zuigelingenvoeding 2007”.
In artikel 14 van voornoemde richtlijn staat onder meer:
“Voor volledige zuigelingenvoeding mag slechts reclame worden gemaakt in gespecialiseerde publicaties op het gebied van babyverzorging en in wetenschappelijke publicaties”
en
in artikel 2 van voornoemde Warenwetregeling staat onder meer:
“Het (…) verhandelen van:
a.    volledige zuigelingenvoeding
(…)
geschiedt met inachtneming van de artikelen (…) tot en met 14, van richtlijn 2006/141/EG”. 

Naar het oordeel van de Commissie wordt bovenbedoeld verbod in dit geval niet overtreden, omdat in de uiting meermalen wordt gesproken over “opvolgmelk”. Hierdoor is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat de uiting een aanprijzing inhoudt van “opvolgmelk” en niet van volledige zuigelingenvoeding.

Ad 2. Ingevolge artikel 13 lid 4 van richtlijn 2006/141/EG dient de etikettering van volledige zuigelingenvoeding onder meer de volgende vermelding te bevatten:
“a) een verklaring dat borstvoeding te verkiezen is”. Ingevolge artikel 13 lid 8 sub b van de richtlijn geldt deze eis ook voor “de reclame”. Een dergelijke verplichting is niet in de richtlijn opgenomen voor opvolgmelk, ofwel, zoals in de richtlijn aangeduid, “opvolgzuigelingenvoeding”.
Adverteerder heeft meegedeeld dat zij heeft besloten om bovenbedoelde verklaring ook toe te voegen aan haar communicatie over opvolgmelk, zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat. Naar adverteerder stelt, is aan het begin van de bestreden televisiereclame 6 seconden in beeld:
“borstvoeding is de meest geschikte voeding voor zuigelingen”.
Naar het oordeel van de Commissie kan men van mening verschillen over de leesbaarheid van deze mededeling, maar dat leidt, nu niet is gebleken van een (wettelijke) verplichting tot zodanige vermelding, niet tot het oordeel dat de klacht, dat wat dit betreft “de WHO regels” worden overtreden, gegrond is.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: Richtlijn Zuigelingenvoeding (2006/141/EG) art. 13 lid 4, art. 14

RB 949

Spaarrente van 4% niet oneindig

Rechtbank Amsterdam 18 mei 2011, LJN BQ6506 (Stichting Misrekening tegen ING Bank N.V.)

Oneerlijke handelspraktijk. ING/Postbank vermeldt in Folder niet uitdrukkelijk dat 4% rente op de Toprekening een variabele rente is. Onjuiste informatie, dan wel essentiële informatie niet verstrekt althans deze op onduidelijke wijze verstrekt. Verklaring voor recht gevraagd om schadevergoeding voor spaarder te verkrijgen. Omdat het voor de gemiddelde consument duidelijk moet zijn geweest dat spaarrente van 4% niet oneindig zou duren, daarbij in Handleiding en op website en ook in voorwaarden staat dat rente variabel is. Vorderingen worden afgewezen.

4.9.  In dit geval gaat het om informatie die betrekking heeft op de rente die zal worden vergoed op een spaarrekening. Anders dan de Stichting is de rechtbank met ING van oordeel dat het voor de gemiddelde consument - zeker vanaf het najaar van 2008 tegen de achtergrond van de mondiale kredietcrisis - duidelijk moet zijn geweest dat de aangeboden spaarrente van 4% niet tot in lengte van dagen ongewijzigd zou blijven, maar dat de hoogte daarvan ook afhankelijk zou kunnen zijn van zich wijzigende marktomstandigheden. Verder geldt dat alle spaarders, nadat zij de Toprekening hadden aangevraagd, de Handleiding hebben ontvangen waarin onder het kopje “over rente” wordt meegedeeld dat het te ontvangen rentepercentage is vermeld op het afschrift en dat het meest actuele rentepercentage is te vinden op de website van Postbank. Bij de Handleiding hebben de spaarders ook de Voorwaarden Toprekening ontvangen waarin uitdrukkelijk is vermeld dat de op de Toprekening te ontvangen rente variabel is en eenzijdig door de bank kan worden gewijzigd.

4.10.  De rechtbank is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat, hoewel de in de Folder, de begeleidende brief en op de website opgenomen informatie over de te vergoeden rente op zichzelf genomen niet duidelijk is, de gemiddelde consument desondanks, op basis van de toegezonden Handleiding en de Voorwaarden Toprekening over voldoende informatie over de aard en omvang van de te vergoeden rente heeft kunnen beschikken om een geïnformeerd besluit te nemen al dan niet op de Toprekening te gaan sparen. Daarbij is van belang dat van de gemiddelde consument mag worden verwacht dat hij kennis neemt van de aan hem verstrekte informatie. Dit geldt in dit geval temeer ten aanzien van de informatie over de rente indien, zoals de Stichting betoogt, juist de na zes maanden te vergoeden rente en niet de bonus rente van 4,75%, voor de spaarders van doorslaggevende betekenis was voor de beslissing al dan niet een Toprekening af te sluiten.

Dit alles tezamen genomen met de omstandigheid dat het de spaarders na ontvangst van de Handleiding en de Voorwaarden geheel vrij stond binnen 14 dagen de overeenkomst te ontbinden en het hen ook overigens steeds geheel vrij stond hun geld niet op de Toprekening te storten dan wel daar weer van af te halen, leidt tot de slotsom dat door ING geen essentiële informatie is weggelaten of verborgen is gehouden, waardoor de spaarders een besluit over een overeenkomst hebben genomen of hebben kunnen nemen dat zij anders niet hadden genomen.

Lees het vonnis hier (link / pdf). 
6:193b, 193c, 193d en 193j Burgerlijk Wetboek

RB 940

Extra opties interactieve TV niet in prijs Superdeal Tele2

RCC 10 mei 2011, Dossiernr. 2011/000162 (Tele2 3-in-1 pakket)

Reclamerecht. Demo-filmpje over interactieve TV op website Tele2 3-in-1 Superdeal. Klaagster acht uiting misleidend nu "live TV pauzeren" en "TV opnemen" niet standaard onderdeel uitmaken van de Superdeal, terwijl dit wel in uiting zo wordt weergegeven. Verweerder stelt dat filmpje ziet op opties interactieve TV en niet op Superdeal. Elders op website staat meer informatie over extra kosten.

Commissie oordeelt dat niet voldoende duidelijk is dat de "live TV pauzeren" en "TV opnemen" extra opties zijn waarvoor extra betaald moet worden, bovenop kosten van Superdeal. Sprake van onduidelijkheid t.a.v. de prijs (art. 8.2 aanhef en onder d NRC) en dus in strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Naar het oordeel van de Commissie is niet voldoende duidelijk dat de elementen “Live TV pauzeren” en “TV opnemen”, zoals deze in het demofilmpje worden belicht, extra opties zijn van Interactieve TV, in die zin dat daarvoor extra moet worden betaald, bovenop de voorafgaand aan het demofilmpje genoemde bedragen van € 34,95 respectievelijk € 39,95 per maand voor de 3-in-1 Superdeal. In het filmpje wordt niet gesproken over “extra opties”, noch wordt een bijbehorende meerprijs genoemd.

Dat elders op de website wel wordt gesproken over “extra opties” en meerprijzen, neemt bovenbedoelde onduidelijkheid onvoldoende weg.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: NRC art. 7 en art. 8.2 aanhef en onder d
Soortgelijke uitspraak hier: RB 851

RB 942

Olvarit peutermenu - toelaatbare overdrijving

RCC 11 mei 2011, Dossiernrs. 2011/00236 en 2011/00236A (Olvarit peutermaaltijd)

Reclamerecht. Televisiecommercial over Olvarit peutermenu. Daarin zie je peuters die hun bordje groenten niet opeten en wordt gezegd dat 79% van de peuters te weinig groente binnen krijgt. Klager 1 stelt dat er niet wordt gerefereerd aan wetenschappelijk onderzoek en dat er sprake is van overdrijving waardoor ouders schuldgevoel wordt aangepraat. Klager 2 stelt dat er sprake is van onjuiste weergave werkelijkheid omdat losse groenten worden afgezet tegen samengestelde maaltijd. Verweerder stelt dat uiting gebaseerd is op onderzoeksrapport RIVM, geen bedoeling om schuldgevoel te creëren, alleen groenten tegenover Olvarit afzetten is om boodschap duidelijk te maken, niet om te impliceren peuters alleen groenten voor te zetten.

Commissie oordeelt dat verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat percentage is gebaseerd op rapport RIVM, dit onderdeel van klacht 1 treft daarom geen doel. Ook is de grens van het toelaatbare niet overschreden als het gaat over aanpraten schuldgevoel. Wijst klacht 1 af. Commissie oordeelt over klacht 2 als volgt: sprake van duidelijke en herkenbare overdrijving dus toelaatbaar, wijst klacht 2 ook af.

2011/00236. Tegenover de niet onderbouwde ‘inschatting’ van klager dat het in de commercial genoemde percentage peuters dat te weinig groenten binnen krijgt niet juist is, heeft adverteerder naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat het genoemde percentage van 79% is gebaseerd op onderzoeksresultaten van het RIVM.
Dit onderdeel van de klacht treft daarom geen doel.
2011/00236A. In de commercial wordt meegedeeld dat uit onderzoek is gebleken dat 79% van de peuters te weinig groenten binnen krijgt. Deze boodschap wordt geïllustreerd met beelden van peuters die met de op hun bord liggende groenten spelen en deze niet opeten. Het tonen van enkel groenten op een bord is geen weergave van een werkelijke maaltijd zoals deze aan peuters zal worden voorgezet. Naar het oordeel van de Commissie maakt dit de uiting echter niet misleidend, nu de beelden een voor de consument duidelijke en herkenbare overdrijving bevatten om het onderwerp van de uiting -het eten van groenten door peuters- te benadrukken. Een dergelijke duidelijke en herkenbare overdrijving wordt toelaatbaar geacht.

Lees de gehele uitspraak 2011/00236 hier (link en pdf)
Lees de gehele uitspraak 2011/00236A hier (link en pdf )

RB 941

BRITA Waterfilterkan appelleert ten onrechte aan angstgevoelens

RCC 11 mei 2011, Dossiernr. 2011/00303 (BRITA Waterfilterkan)

Reclamerecht. Advertentie in Telegraaf over BRITA Waterfilterkan: filtert lood, kalk en chloor uit kraanwater. Klager stelt dat deze uiting appelleert aan gevoelens van angst. Water voldoet aan eisen Waterleidingbesluit, er zit geen lood of chloor in. Verweerder heeft slogan "filter lood uit uw kraanwater" eenmalig gebruikt na brand bij Chemie Pack. Klager stelt dat na deze brand geen lood in drinkwater is terechtgekomen.

Commissie oordeelt dat er sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef en onder b NRC) nu er geen chloor in drinkwater voorkomt. Ook sprake van omissie (art. 8.3 onder c NRC) aangezien er maar beperkt risico is op lichte concentratie lood in drinkwater. Voldoende aannemelijk dat geen lood door brand in drinkwater terechtgekomen. Strijd met art. 7 NRC. Ten onrechte geappelleerd aan gevoelens van angst dus ook strijd met art. 6 NRC. Doet aanbeveling.

2. Als niet weersproken is echter komen vast te staan, dat waterleidingbedrijven in Nederland geen chloor als desinfectiemiddel gebruiken, zodat er geen chloor in het drinkwater voorkomt. Gelet hierop gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de voornaamste kenmerken van het product, meer specifiek de voordelen, als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

3. Van de uiting met de in het oog springende kop “BRITA filtert lood uit uw kraanwater!” gaat de suggestie uit dat op grote schaal een voor de gezondheid schadelijke concentratie lood in het kraanwater kan voorkomen, die met de aangeprezen waterfilterkan uit het kraanwater gefilterd kan worden.
De Commissie acht echter voldoende aannemelijk geworden dat als gevolg van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk geen lood in het drinkwater terecht is gekomen, niet in de directe omgeving van het bedrijf noch in verder gelegen gebieden, en dat er volgens officiële berichtgeving geen aanleiding bestond om te veronderstellen dat het drinkwater wel met lood verontreinigd zou zijn.
Niet is weersproken dat lood in Nederland in een zeer beperkt aantal gevallen en in een lichte concentratie in het leidingwater kan voorkomen, namelijk in geval van huizen met loden binnenleidingen. Het beperkte risico van de aanwezigheid van lood in het kraanwater is naar het oordeel van de Commissie essentiële informatie, die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over de aanschaf van de BRITA waterkan te nemen. Nu deze informatie niet in de uiting is opgenomen, is sprake van een omissie in de zin van artikel 8.3 onder c NRC.

4. De Commissie is voorts van oordeel, op grond van hetgeen onder 2 en 3 is overwogen, dat de uiting de gemiddelde consument ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

5. Nu in de bestreden advertentie, die bewust korte tijd na de brand bij Chemie-Pack is geplaatst, wordt gesuggereerd dat in het Nederlandse drinkwater een voor de gezondheid schadelijke concentratie lood kan voorkomen,  terwijl adverteerder – mede op grond van het door haar zelf overgelegde rapport – op de hoogte kon zijn van de onjuistheid van die suggestie, is in de advertentie zonder te rechtvaardigen redenen geappelleerd aan gevoelens van angst. Om deze reden acht de Commissie de uiting tevens in strijd met artikel 6 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: NRC art. 6, art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b, art. 8.3 onder c