RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Kinderen  

RB 2163

Kinderen niet aangezet tot het besturen van auto

RCC 16 juni 2014, RB 2163, dossiernr. 2014/00346E (Promovendum verzekeringen)
NIB bevestigd. Afwijzing. Subjectieve normen. Het betreft de televisiecommercial voor Promovendum verzekeringen. In de commercial wordt door beeld en geluid de indruk gewekt dat twee kinderen auto’s besturen, geïrriteerd raken over elkaars rijgedrag en vervolgens met elkaar in botsing komen. Als de jongens uitstappen, blijkt dat de auto’s op een oprit van een huis staan. Een voice-over zegt: “Een ongeluk kan iedereen overkomen. Maar stel nou dat er echt iets gebeurt. Dan bent u bij Promovendum goed verzekerd.” De klacht: klager acht de commercial, waarin twee kleuters beiden achter het stuur van een motorvoertuig (op eigen terrein) volwassenen nadoen, pedagogisch slecht gekozen. Klager hoopt dat de hoogopgeleiden een betere smaak hebben. De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klager de televisiecommercial in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Zoals reeds door de voorzitter is overwogen, stelt de Commissie zich bij toetsing van een reclame-uiting aan criteria als de goede smaak en/of het fatsoen terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. De Commissie beoordeelt of naar de huidige maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat.

Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat uit de televisiecommercial voldoende blijkt dat sprake is van spelende kinderen in een gefantaseerde situatie. In de commercial worden geen contactsleutels – in of buiten het contact – getoond. Met de voorzitter is de Commissie van oordeel dat kinderen door het zien van de commercial niet zullen worden aangezet tot het daadwerkelijk rijden met een auto.
RB 2157

Afslankend effect voor ideaalbeeld jeugdige consument onaannemelijk

Vz. RCC 10 juni 2014, RB 2157, dossiernr. 2014/00130, 00130A (LipoControl)
Voorzittersaanbeveling. Het betreft een televisiecommercial voor het product LipoControl. In de televisiecommercial is een actrice met overgewicht te zien die in het bijzijn van vriendinnen een rode jurk wil passen maar hierin door haar overgewicht niet slaagt. Aan het einde van de televisiecommercial loopt een zichtbaar slankere vrouw in dezelfde jurk op de genoemde vriendinnen af die aan een tafel zitten, en legt een verpakking LipoControl tegenover hen op een tafel. De klacht: de reclame begint met beelden van het meisje dat problemen heeft met haar figuur en niet in een jurkje past omdat ze wat voller is. In de volgende scene past ze met behulp van LipoControl wel in dat jurkje, maar zie je niet haar gezicht. Het is blijkbaar niet hetzelfde meisje als in de openingsscène. Klaagster acht de uiting om die reden misleidend. Daarnaast vindt klaagster dat de reclame de verkeerde doelgroep benadert. Het gaat om reclame gericht op dames in hun eind tienerjaren tot begin twintig, die suggereert dat het ideale figuur in korte tijd haalbaar is. Er staat wel in de advertentie dat het ideale figuur behaald wordt in een langere periode en in combinatie met gezonde voeding en voldoende beweging, maar dit neemt de misleiding niet weg. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.


 

 

Het oordeel van de voorzitter
1) Vooropgesteld wordt dat de Keuringsraad KOAG KAG de uiting heeft voorzien van een toelatingsnummer hetgeen impliceert dat de uiting volgens deze instantie niet in strijd is met de wet. De voorzitter is eveneens van oordeel dat geen aanleiding bestaat om de onderhavige commercial in strijd met de wet te achten. Nu sprake is van een gezondheidsclaim met betrekking tot een botanische stof die in het product is verwerkt, valt het product onder de overgangsregeling als bedoeld in artikel 28 lid 6 aanhef en onder b van Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. Het feit dat deze overgangsregeling van toepassing is, ontslaat adverteerder overigens niet van de verplichting om de werking van het product voldoende aannemelijk te maken. Dienaangaande is het volgende van belang.

2) Dat het aangeprezen product daadwerkelijk leidt tot gewichtsverlies, is door adverteerder op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Op grond hiervan oordeelt de voorzitter dat de televisiecommercial voor de gemiddelde consument een onjuist beeld geeft met betrekking tot de van het gebruik van het onderhavige product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Daarbij gaat de voorzitter uit van de gemiddelde jeugdige consument. Uit de informatie van adverteerder blijkt weliswaar dat de actrices allen meerderjarig zijn (leeftijd variërend van 21 jaar tot 27 jaar), maar zij hebben een dusdanig jeugdige uitstraling dat de commercial met name een jong publiek zal aanspreken, en dan meer in het bijzonder een jong vrouwelijk publiek gelet op de uitgebeelde situaties. Dat, zoals adverteerder stelt, LipoControl exclusief wordt verkocht bij zelfstandige drogisten en de gemiddelde leeftijd van klanten van deze drogisten “40+” zou zijn, doet aan het voorgaande niet af. Ook het feit dat het product € 29,95 kost, doet niet af aan het feit dat de reclame-uiting op grond van het voorgaande geacht moet worden te zijn gericht op een jong en vrouwelijk publiek. Voorts is de voorzitter van oordeel dat het gemiddelde lid van deze groep door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat zij anders niet zou hebben genomen. Er wordt immers een sterk afslankend effect van LipoControl gesuggereerd, waardoor gemakkelijk aan een ideaalbeeld van deze groep (slank) lijkt te kunnen worden voldaan. Nu deze werking niet aannemelijk is geworden, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

 
RB 2150

Logo Vriendenloterij op 'Tjoep' voor kinderen niet toegestaan

RCC 27 mei 2014, RB 2150, dossiernr. 2014/00341 (Vriendenloterij)
Aanbeveling. Bijzondere Reclamecode. Kansspelen. Reclame gericht op kinderen. Het betreft de afbeelding van het logo van de VriendenLoterij op de ‘tjoep’ die bij de Koningsspelen 2014 is uitgedeeld aan alle deelnemende kinderen. Het is regel dat kansspelaanbieders zich met hun reclame niet richten op de jeugd. Klager acht het daarom onbegrijpelijk en onjuist dat kinderen door middel van het logo van de VriendenLoterij op de gratis uitgedeelde tjoep moedwillig worden geconfronteerd met reclame voor een gokspel. Ondanks de sponsoring van de Koningsspelen door de VriendenLoterij hoort haar reclame niet thuis op de tjoep. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel III.1 RVK. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken

Het oordeel van de Commissie
In de eerste plaats dient de vraag beantwoord te worden of sprake is van een reclame-uiting van de VriendenLoterij, nu dit door de VriendenLoterij wordt betwist. De Commissie beantwoordt deze vraag bevestigend. Op de tjoep staat onder het grote logo van de Koningsspelen 2014 kleiner, maar duidelijk zichtbaar, het logo van de VriendenLoterij, tussen de -minder duidelijke- logo’s van de twee organiserende stichtingen. De afbeelding van het logo van de VriendenLoterij kan naar het oordeel van de Commissie niet anders opgevat worden dan als een openbare aanprijzing van de VriendenLoterij met het doel de (naams)bekendheid van de loterij te vergroten en de deelname aan de loterij te bevorderen. Aldus is sprake van reclame waarop – krachtens de (toelichting op de) algemene bepaling – de Reclamecode voor Kansspelen die worden aangeboden door vergunninghouders ingevolge de Wet op de kansspelen (RVK) 2013 van toepassing is.
Nu voor de reclame gebruik gemaakt is van de tjoep die tijdens de Koningsspelen 2014 is uitgedeeld aan deelnemende basisschoolleerlingen, heeft de VriendenLoterij reclame gemaakt in strijd met artikel III.1 RVK 2013, waarin is bepaald dat kansspelaanbieders hun reclame voor kansspelen niet specifiek op minderjarigen richten.
RB 2144

Pijprokende stripdokter valt niet onder Reclamecode voor Tabaksproducten

RCC 20 mei 2014, RB 2144, dossiernr. 2014/00205 (Brabants Dagblad)
NIB bevestigd. Afwijzing. Tabak. Het betreft de strip “Elsje” in het Brabants Dagblad van 27 februari 2014. Daarin zegt Elsje tegen de dokter: “Dokter, m`n hond denkt nog steeds dat ie een kat is”. De klacht is dat de dokter een pijp rookt, en dat gebeurt regelmatig in de onderhavige strip, die in meer bladen van het Wegener concern verschijnt, zoals bijvoorbeeld De Stem. Klager acht de uiting in strijd met de artikelen 8.1 en 8.2 van de Reclamecode voor Tabaksproducten (RvT) en misleidend. De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter, inhoudende afwijzing van de klacht.

Het oordeel van de Commissie
Naar het oordeel van de Commissie betreft de bestreden uiting een uiting van redactionele aard in het Brabants Dagblad en geen reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame (NRC). De tekening van een deel van een stripfiguur, die kennelijk een pijp rookt, en als dokter wordt aangeduid, betekent niet dat de uiting een aanprijzing inhoudt van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze.
RB 2075

Banner datingsite lexa.nl als In-Game advertising voetbalspelapp geen overtreding KJC

RCC 3 maart 2014, dossiernummer 22014/00033 (In-Game advertising lexa.nl)
Geen (In-)Game advertising als bedoeld in de KJC. Commissie niet bevoegd zich uit te laten over voorschriften betreffende minimumleeftijd voor Apple App Store spel. Het betreft een banner, vertoond tijdens het voetbalspel “FTS 2014” dat klagers zoon van 11 jaar speelde op de Ipad van klager. In de banner staat naast de foto van een vrouw een “wolkje” met de uitspraak: “Hi, zin in een date?!” Daarnaast staat: “lexa.nl” en “Bekijk foto’s”. Klagers zoon van 11 klikte op deze banner, die zeer regelmatig gedurende het bewuste spel te zien was, en kwam op de site lexa.nl terecht.

Het maken van reclame voor een datingsite gedurende een app die (mede) door (jonge) kinderen wordt gebruikt, is op zichzelf niet in strijd met de NRC. De wijze waarop in dit geval gedurende een app, namelijk het voetbalspel FTS 2014, reclame wordt gemaakt voor de datingsite lexa.nl leidt evenmin tot het oordeel dat de NRC, daaronder begrepen de KJC, is overtreden. De Commissie overweegt daartoe het volgende.

De inhoud van de banner acht de Commissie niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden, ook niet voor zover deze door (jonge) kinderen wordt gezien en kinderen aldus bekend raken met het bestaan van lexa.nl.

Voorts acht de Commissie de banner, voor zover deze geacht moet worden geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen te zijn gericht, duidelijk herkenbaar als reclame. De bewuste app betreft een voetbalspel, terwijl de banner betrekking heeft op een datingsite. Voorts onderscheidt de banner zich in die zin van de app/het voetbalspel dat de banner buiten het spelscherm is geplaatst.

Van (In-)Game advertising als bedoeld in de KJC is overigens geen sprake. De definitie van (In-)Game advertising luidt:

“reclame maken in of door middel van een game (digitaal spel en/of wedstrijd), waarbij een reclame-uiting respectievelijk in de game verschijnt of waarbij de game zelf (of delen daarvan) de reclame-uiting vormt”.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De Commissie wijst de klacht af.
RB 2002

IKEA buurtpapadag is niet denigrerend ten opzichte van kinderopvang

RCC 14 november 2013, dossiernr. 2013/00826 (IKEA thuisvader)
Ikea Denigrerend ten opzichte van kinderopvang? Klacht afgewezen.
In de televisiereclame ziet men dat de vader thuis blijft om op te passen en als de moeder vertrekt, worden er nog een paar kinderen gebracht op wie papa die dag gaat passen. Aan het eind van de dag wordt al het speelgoed opgeborgen in een grote kast, met verschillende compartimenten die kennelijk bij adverteerder is gekocht.

De bij deze beelden uitgesproken tekst luidt: “De mogelijkheden zijn eindeloos als je in oplossingen denkt, dus als jullie het gevoel hebben dat al het geld dat binnenkomt naar de kinderopvang gaat, dan is een gedeelde oppasdag een goed idee. Maak van papadag een buurtpapadag. Met een paar slimme oplossingen is je huis er al klaar voor. Zo help je elkaar een handje en kan iedereen met een gerust hart aan het werk. Ikea.”

De klacht
In de uiting wordt gesuggereerd dat kinderopvang duur is en dat sociale opvang door vaders een prima alternatief is. Ouders worden aangespoord daartoe over te gaan. Afgezien van het feit dat kinderopvang ook is gericht op kindontwikkeling en aan hoge kwaliteitseisen moet voldoen, heeft de kinderopvang het moeilijk door de vele bezuinigingen. Gelet op het vorenstaande is de uiting stigmatiserend, ondoordacht en ongepast.

Het verweer
Geenszins wordt in de uiting gesuggereerd om kinderopvang te omzeilen of wordt dit anderszins in een negatief daglicht gesteld. In de reclamecampagne koppelt adverteerder slimme woonoplossingen aan sociaal maatschappelijke thema’s. Ruim voordat de kinderopvang-branche en werkende ouders door bezuinigingen werden getroffen, combineerden ouders/verzorgers professionele kinderopvang met zelfgeorganiseerde opvang en daaruit is “papadag” voortgekomen. Met de campagne wil adverteerder een oplossingsgerichte aanpak stimuleren. Adverteerder betreurt het dat de uiting door sommigen anders wordt opgevat dan adverteerder deze heeft bedoeld.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat klagers bezwaar aldus op dat hij de uiting in strijd acht met de goede smaak en /of het fatsoen. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting met (één van) deze criteria in strijd is, stelt de Commissie zich terughoudend op.
Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat de grens van het toelaatbare in deze uiting niet is overschreden. In de uiting doet adverteerder de kijker op verrassende wijze praktische oplossingen aan de hand voor problemen die zich in het dagelijks leven op verschillende niveaus kunnen voordoen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan professionele kinderopvang.
De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen deze uiting zal kunnen waarderen, doch dit leidt niet tot een ander oordeel.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 1991

Conclusie A-G: Zo belangrijk als dagelijks een glas melk

Conclusie A-G HvJ EU 14 november 2013, zaak C-609/12 (Ehrmann tegen Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs) - dossier
Zie eerder LS&R 382.
Prejudiciële vragen gesteld door Bundesgerichtshof. Uitlegging van de artikelen 10, leden 1 en 2, 28, lid 5 en 29 claimsverordening. Gezondheidsclaims. Specifieke voorwaarden. Temporele werkingssfeer .

Conclusie A-G:
„De artikelen 10, lid 2, en 28, lid 5, van verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings‑ en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 116/2010 van de Commissie van 9 februari 2010, moeten aldus worden uitgelegd dat de informatieverplichtingen van artikel 10, lid 2, moeten worden geëerbiedigd sedert 1 juli 2007.

Gestelde vraag:

Moesten de vermeldingsplichten in de zin van artikel 10, lid 2, van verordening (EG) nr. 1924/2006 reeds in 2010 worden nageleefd?

RB 1965

"Break the rules" De reclame is stoer, maar niet realistisch voor kinderen

RCC 14 oktober 2013 dossiernr. 2013/00693 (Duthler)
Afwijzing. Subjectieve normen. Het betreft een folder van adverteerder getiteld “Musthave Jackets, kids & teens collectie”. Op pagina 9 van deze folder staat een afbeelding met drie jongetjes die een garagedeur proberen open te breken en daarbij staan de teksten “break the rules” en “is ie open?”.
De klacht - In de uiting wordt gesuggereerd dat het normaal is voor lagere school jongens om zich niets van de regels aan te trekken. Terwijl twee jongetjes proberen een deur open te breken, staat één jongetje kennelijk op de uitkijk (voor de politie?). Omdat kinderen van deze leeftijd zeer beïnvloedbaar zijn, acht klaagster deze uiting niet behoorlijk.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de uiting in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen. Bij de beoordeling van de vraag of een reclame-uiting met (één van) deze criteria in strijd is, stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter daarvan. Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie de oordeel dat de gewraakte uiting niet met de NRC in strijd is.

Met de duidelijk in scène gezette foto, beoogt adverteerder aan het kledingmerk Duthler een stoere uitstraling te geven. De op de foto aangebrachte teksten en de ingetekende attributen versterken het niet realistische karakter van de afbeelding. Naar het oordeel van de Commissie is ook voor kinderen c.q. voor leeftijdgenoten van de afgebeelde jongetjes voldoende duidelijk dat de uiting geen realistische situatie toont, zodat de uiting niet geacht kan worden tot navolging aan te zetten. 

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1927

"OPEN UP B*TCH" is in strijd met goede smaak

RCC 4 september 2013, dossiernr. 2013/0038 en dossiernr.  2013/0038A (Cool Cat - Open Up B*tch)
Het betreft een sleutelhanger/flesopener, bevestigd aan bij de kledingzaak Cool Cat verkrijgbare herenshorts. De voorzijde bevat een cartooneske afbeelding van het hoofd en bovenlichaam van een vrouw tot en met haar borsten en de tekst: “OPEN UP B TCH”, waarbij tussen de B en de T een ster staat. Op de achterzijde staat onder meer: “FEEL FREE TO ABUSE  M    ”, waarbij achter de “M” een ster staat. Rechts van deze mededeling staat, te lezen van beneden naar boven: “FACEBOOK.COM/COOLCAT” en “COOLCAT”.

De klacht (1) - De sleutelhangers/flesopeners hangen wel op “volwassen” herenbroeken, maar er zijn veel jonge jongens die de betreffende s en xs maten passen. De tekst en aard van de sleutelhangers/flesopeners zijn zeer vrouwonvriendelijk en zetten aan tot geweld tegen vrouwen. De uiting bevat een verkeerde boodschap aan jongens en mannen, maar ook aan meisjes die de uiting zien of in handen krijgen. Klaagster en vele ouders vinden de uiting onaanvaardbaar.

De klacht (2) - De bewuste, uitgedeelde sleutelhangers bevatten een zeer vrouw- en kindonvriendelijke “print en tekst”. Klaagster wil niet dat mensen vrouwen zo zien en dat kinderen denken dat dit normaal is. Klaagster vindt de uiting schokkend.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie acht zich bevoegd om de bestreden sleutelhanger/flesopener te beoordelen. Naar haar oordeel dient deze te worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 NRC. De Commissie overweegt daartoe het volgende.

Door de vermeldingen “FACEBOOK.COM/COOLCAT” en “COOLCAT” worden direct, althans indirect goederen van Coolcat aangeprezen door verweerder of ten behoeve van verweerder. Dit gebeurt in elk geval systematisch, nu de uiting is bevestigd aan kennelijk meer dan één herenshort.

De Commissie vat de klacht op in die zin dat klaagster de uiting in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen en/of de goede zeden. 

Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. De Commissie volstaat ermee te beoordelen of naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare worden overschreden, mede gelet op het publiek dat door de uiting wordt bereikt.

De Commissie neemt als uitgangspunt dat het publiek dat door de uiting wordt bereikt deels uit jongeren bestaat, reeds omdat in het verweer wordt verwezen naar “hetgeen waarmee jongeren vandaag de dag worden geconfronteerd”.

De Commissie acht de uiting, met name gezien de teksten: “OPEN UP B TCH”, waarbij tussen de B en de T een ster staat en   “FEEL FREE  TO ABUSE M    ”, waarbij achter de “M” een ster staat, in combinatie met de afbeelding van een vrouwenfiguur dermate vrouwonvriendelijk dat -mede gelet op het jonge publiek dat door de uiting wordt bereikt- de uiting in strijd is met de goede smaak als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dat de uiting humoristisch is bedoeld, leidt niet tot een ander oordeel.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de uiting in strijd met artikel 2 NRC. Zij beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 2 (goede smaak en fatsoen)

RB 1909

Reclameuiting over Prince Power Points in strijd met code voor zoetwaren

RCC 23 augustus 2013, dossiernr. 2013/00512 (Prince Power Points)
Aanbeveling, online spaaractie, kinderen, voeding. Het betreft het uit 16 pagina’s bestaande Prince Magazine waarin PRINCE koekjes worden aangeprezen en onder meer uiteen wordt gezet hoe men Prince power points, waarmee men kan deelnemen aan internetspelletjes, kan sparen. Deze uiting is geniet in het weekblad Donald Duck.

De klacht - Kerndoelgroep van het blad Donald Duck zijn kinderen van 8-12  jaar. PRINCE power points is een online spaaractie die zich richt tot kinderen van 6-15 jaar. De uiting is in strijd met de artikelen 1,2,4 en 7 van de Code Voor Zoetwaren (CVZ) en met de artikelen 2, 2a en 2b van de Kinder- en jeugdreclamecode (KJC), waartoe klager het volgende aanvoert.

1. In strijd met het bepaalde in artikel 1 CVZ worden in de uiting op pagina 3 meerdere eetmomenten en -lokaties genoemd. Daarnaast wordt in de uiting een spaaractie met beperkte duur aangeprezen, waardoor het product in korte tijd relatief vaak moet worden gekocht.
2. Gesteld wordt: “Prince Start is een biscuit die speciaal is ontwikkeld om er langer tegenaan te kunnen en is daarom ook bijzonder geschikt als tussendoortje of voor kinderen die nu niet of niet goed ontbijten”. Klager verwijst daarvoor naar de website www.lu.nl.prince.
3. In strijd met het bepaalde in artikel 4 CVZ staat in de uiting op pagina 3 “Mama’s en kinderen zijn het volledig met elkaar eens: Prince is een perfecte keuze! PRINCE koekjes zijn heerlijke koekjes met kwalitatieve ingrediënten goed voor kinderen.” en “(…)   want PRINCE is een voedzaam (…) tussendoortje voor tijdens de ochtend- of middagpauze…”.
4. Het tandenborstelembleem op pagina 1 is kleiner dan de in artikel 7 CVZ genoemde vereiste maatvoering van 1,5 bij 1 cm.
5. Op pagina 3 van de uiting worden aan het product eigenschappen toegedicht met betrekking tot de voedingswaarde, de gezondheid en het gebruiksgemak, die door kinderen niet op waarheid zijn te toetsen. Gelet hierop is de uiting in strijd met  artikel 2 KJC.
6. Kinderen hebben niet de ervaring en kennis om de op pagina 3 staande, sturende en betwistbare claims te bevatten en/of te doorzien, op grond waarvan de uiting in strijd is met artikel 2a van de KJC.
7. Vanwege de op pagina 3 staande beweringen over de eigenschappen van het product en door een spaaractie te koppelen aan het product, worden ouders ertoe aangezet het product te kopen, hetgeen in strijd is met artikel 2b van de KJC.

Het oordeel van de Commissie
Allereerst overweegt de Commissie dat de Prince koekjes zijn aan te merken als zoetwaren in de zin van de CVZ, zodat deze code op de uiting van toepassing is.
Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie als volgt.
 
Ad 1. In de uiting staat geen cumulatieve opsomming van eetmomenten en -locaties, gezien het gebruik van het woordje “of”. Voorts duurt de spaaractie 11 maanden, hetgeen een betrekkelijk lange looptijd is. Tenslotte is men alleen voor blauwe punten afhankelijk van de aanschaf van een product en kunnen rode punten verdiend worden met het spelen van het Prince game.
Op grond van het vorenstaande kan niet worden geoordeeld dat de tekst aanzet tot excessief gebruik, zodat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.    
 
Ad 2. Omdat in de gewraakte uiting geen melding wordt gemaakt van Prince Start, vat de Commissie dit onderdeel op als onderbouwing van de klacht. Overigens heeft de Commissie er nota van genomen dat deze tekst van de website is verwijderd.
 
Ad 3. In de door klager geciteerde tekstgedeelten wordt, daar waar gesproken wordt over “Kwalitatieve ingrediënten goed voor kinderen” en gesteld wordt dat “Prince (…) een voedzaam(..) tussendoortje” is, onmiskenbaar een verband gelegd tussen de consumptie van de aangeprezen Prince koekje  en de gezondheid van kinderen. Op grond hiervan is de uiting in strijd met artikel 4 CVZ, zoals dat in samenhang met Verordening (EG) nr. 1924/2006 dient te worden uitgelegd. Ingevolge deze verordening is het niet toegestaan met betrekking tot de ontwikkeling en gezondheid van kinderen claims te gebruiken die, kort gezegd, niet zijn vermeld op de lijst met gecertificeerde claims, zoals vastgesteld door de Europese Commissie. Niet gesteld of gebleken is dat de onderhavige claim door de Europese Commissie is vastgesteld of wordt gebruikt in samenhang met een claim die op de lijst met gecertificeerde claims staat.
 
Ad 4. Adverteerder heeft erkend dat het op de uiting aangebrachte tandenborstelembleem kleiner is dan is voorgeschreven in artikel 7 CVZ, zodat de uiting in strijd is met deze bepaling.
Omdat de reclame-uiting is geniet in het op minderjarigen gerichte weekblad Donald Duck is de KJC op deze reclame-uiting van toepassing.
 
Ad 5, 6 en 7. Artikel 2 KJC bepaalt dat op kinderen gerichte reclame-uitingen moeten voldoen aan de onder a t/m d genoemde criteria opdat hen geen morele of fysieke schade wordt berokkend. 
Van de in de uiting staande informatie over de voedingswaarde, de gezondheid en het gebruiksgemak kan niet worden gezegd dat daarmee geprofiteerd wordt van de onervarenheid en goedgelovigheid van kinderen teneinde tot aankoop van het product aan te zetten.
Voorts kan, gelet op het hierboven onder ad 1 overwogene, ook niet worden geoordeeld dat de reclame-uiting vanwege de aan Prince koekjes gekoppelde spaaractie ertoe aanzet ouders of anderen te overreden tot aankoop van het product.
Gezien het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting niet in strijd met artikel 2 KJC. 
 
De beslissing
Op grond van het hierboven onder ad 3 en 4 overwogene acht  de Commissie de reclame-uiting in strijd met de artikelen 4 en 7 van de CVZ en beveelt de Commissie adverteerder aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.