RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Kinderen  

RB 2903

Isla junior keelpastilles mogen niet als snoepjes worden aangeprezen

Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 27 jun 2017, RB 2903; Dossiernr: 2017/00184 - CVB (Isla Junior), https://reclameboek.nl/artikelen/isla-junior-keelpastilles-mogen-niet-als-snoepjes-worden-aangeprezen

CVB 27 juni 2017, RB 2903; dossiernr. 2017/00184 (Isla Junior) Aanbeveling. Bijzondere Reclamecode. Uiting 1 betreft een televisiereclame. In de uiting zijn de drie stoelen van "The Voice" te zien. Op de zitting van een van de stoelen staat een verpakking Isla keelpastilles. Vervolgens verschijnt er een (getekend) aardbeitje in beeld. De gesproken tekst luidt: “The Voice Kids wordt mede mogelijk gemaakt door isla junior. Voor stoere stemmen.” Onder in beeld staat de volgende tekst: “Medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing.” Uiting 2 betreft een tv-reclame waarin te zien is dat een jong kind over zijn keel wrijft en vervolgens een keelpastille krijgt. Het kind stopt de pastille in zijn mond, begint te lachen en rent weg. De gesproken tekst luidt: “Kinderen met keelklachten geef je isla junior. Vanaf 4 jaar. Suikervrij.” In beeld verschijnt de volgende tekst: “Medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing.” Klacht: Klager maakt bezwaar tegen de uiting omdat deze wordt uitgezonden in een kinderprogramma, waarbij de keelpastilles worden aangeprezen als lekkere snoepjes. Er zit volgens klager veel zink in de pastilles. Gedurende lange tijd teveel zink gebruiken kan volgens hem leiden tot ernstige problemen. Klager vraagt zich af of er voor producten in de categorie geneesmiddelen geen regels gelden zoals bij reclame voor alcohol bijvoorbeeld de waarschuwing “Nix 18” wordt vermeld of bij geldproducten “Let op: geld lenen kost geld”.

RB 2768

'Erotische videotheek' van KPN te makkelijk toegankelijk voor jonge kinderen

Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 16 jun 2016, RB 2768; Dossiernr: 2016/00319 (Erotische videotheek KPN), https://reclameboek.nl/artikelen/erotische-videotheek-van-kpn-te-makkelijk-toegankelijk-voor-jonge-kinderen

Vz. RCC 16 juni 2016, RB 2768; Dossiernr: 2016/00319 (KPN erotiek videotheek) Toewijzing. Reclame-uiting. Mediadienst. Erotische beelden. Het betreft een foto van een liggende, grotendeels naakte vrouw die van onderaf is gefotografeerd terwijl zij haar benen spreidt. Haar geslachtsdelen zijn prominent in beeld. Deze foto is te zien als onderdeel van het submenu ‘Erotiek’ van de ‘Videotheek’ van het KPN Interactieve TV menu.
De klacht: Klaagster stelt dat onder het genre erotiek allemaal seksuele afbeeldingen zijn te zien van geslachtsdelen in alle denkbare posities. Dit laat niets aan de fantasie over en kan gewoon door de kinderen van klaagster van 8 en 12 jaar bekeken worden. Adverteerder zegt in reactie op klachten alleen maar dat “het niet zo snel te regelen is”. De voorzitter oordeelt dat adverteerder onvoldoende maatregelen heeft getroffen om een confrontatie met jonge personen te voorkomen.

RB 2581

Promo Penoza niet geschikt voor jonge kinderen

RCC 9 november 2015, RB 2581; Dossiernr: 2015/01045 (Penoza)
Aanbeveling. Kinderen. Uiting: Het betreft een promo voor de misdaadserie ‘Penoza’.

Klacht: De reclame-uiting is uitgezonden direct na het programma ‘Taarten van Abel’ dat gericht is op (jonge) kinderen. Klaagster acht de promo vanwege het heftige geweld dat hierin wordt getoond niet bestemd voor de ogen van (jonge) kinderen.

Commissie:

De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de reclame-uiting in strijd acht met de goede smaak en het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), voor zover deze wordt uitgezonden op tijdstippen waarop (jonge) kinderen televisie kijken. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en/of het fatsoen, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van deze criteria. Met inachtneming hiervan oordeelt de Commissie als volgt.
In de reclame-uiting wordt een angstige sfeer, zowel qua beeld als geluid gecreëerd, mede vanwege het getoonde geweld. Zo komt er een auto met piepende banden aanrijden, is een gemaskerde man te zien, wordt er flink tegen elkaar geschreeuwd, een klap in het gezicht gegeven en tot slot wordt er een geladen pistool op het hoofd van een vrouw gezet en gezegd: “Geef me nou eens één goede reden waarom ik jou niet zou afschieten”. Gelet hierop acht de Commissie de promo niet geschikt om te worden uitgezonden op tijdstippen dat ook jonge kinderen daarvan kennis kunnen nemen en rondom programma’s die op kinderen zijn gericht. Volgens de vaste lijn van de beslissingen van de Commissie wordt in verband hiermee de grens van 20:00 uur gehanteerd. Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met de eisen van goede smaak en fatsoen en derhalve met artikel 2 NRC voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20:00 uur.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20:00 uur. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2576

Televisiereclame voor horrorfilm alleen toegestaan na kinderbedtijd

RCC 3 november 2015, RB 2576; Dossiernr: 2015/01053 (Crimson Peak)
Aanbeveling. Bioscoopfilm. Kinderen. Uiting: Het betreft de televisiecommercial voor de bioscoopfilm Crimson Peak. In de commercial wordt door beeld, geluid en de tekst van de voice-over “Een huis zo oud als dit…wordt een levend wezen” de sfeer opgeroepen van een naargeestig en spookachtig landhuis waar enge en mysterieuze dingen gebeuren. Aan het eind van de commercial is te zien hoe een jonge vrouw die – duidelijk angstig – in bed ligt wordt vastgepakt door een zwarte skeletachtige hand.

Klacht: De reclame voor de film Crimson Peak lijkt klaagster niet voor kinderogen bestemd. Toch heeft klaagster de reclame om kwart voor acht ‘s avonds, om half negen en om half drie op verschillende RTL-zenders gezien. Haar zoontje heeft het over “die reclame met die enge zwarte hand”. Dit kan niet de bedoeling zijn, aldus klaagster.

Commissie:

1. De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de commercial in strijd acht met de goede smaak en het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) voor zover de uiting wordt uitgezonden op tijdstippen waarop (ook) jonge kinderen televisie kijken. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Met inachtneming hiervan oordeelt de Commissie als volgt.

2. Door de in de commercial opgeroepen spannende sfeer en met name door het slotbeeld waarin de angstige vrouw wordt vastgegrepen door een zwarte skeletachtige hand is de commercial dermate angstaanjagend, dat de Commissie deze niet geschikt acht om te worden uitgezonden op tijdstippen dat ook jonge kinderen daarvan kennis kunnen nemen. Volgens de vaste lijn van de beslissingen van de Commissie wordt in verband hiermee de grens van 20.00 uur gehanteerd. Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met de eisen van goede smaak en fatsoen en derhalve met artikel 2 NRC voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2568

HelloFresh cadeaukaart bij Bobo is gericht op ouders

RCC 22 oktober 2015, RB 2568; Dossiernr. 2015/00920 (HelloFresh cadeaukaart bij Bobo)
Afwijzing. Kinderen. Voeding. Uiting: Het betreft een foldertje inclusief een “Cadeaukaart”, welk foldertje was ingestoken bij het blad Bobo. Op de voorkant van de Cadeaukaart staat links van het logo van HelloFresh: “Cadeaukaart. Kijk op de achterkant voor jouw unieke code” en “€ 20,-  www.hellofresh.nl”. Op de achterzijde van de kaart staat onder de code onder meer: “Voorwaarden: deze Cadeaukaart is geldig bij het bestellen van je eerste HelloFresh Box(…)”.

Klacht: Op de Cadeaukaart, die het formaat heeft van een creditcard, staat het bedrag van € 20,-. Dit is misleidend voor kinderen (en overigens ook voor volwassenen, zeker indien zij de bijbehorende kleine lettertjes niet kunnen lezen). De Bobo wordt aan het begin van het schooljaar uitgedeeld aan zeer veel kinderen op zeer veel scholen. Naar de mening van klager maakt adverteerder op smakeloze wijze gebruik van de goedgelovigheid van jonge kinderen. De ouders “mogen” de kinderen uitleggen dat ze niet zomaar € 20,- hebben gekregen om “te spenderen”.

Volgens de Reclame Code mag reclame kinderen niet tot de aankoop van een bepaald product aanzetten door te profiteren van hun onervarenheid of goedgelovigheid.

Commissie:

De Commissie vat de klacht op in die zin dat klager de uiting in strijd acht met artikel 2 lid 1 onder a van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC). Deze bepaling luidt:

“Reclame gericht op kinderen mag hen geen morele of fysieke schade berokkenen en moet daarom voor hun bescherming voldoen aan de volgende criteria:

a.  zij mag niet tot de aankoop van een bepaald product aanzetten door te profiteren van hun onervarenheid of hun goedgelovigheid”.

Naar het oordeel van de Commissie is de onderhavige uiting niet gericht op kinderen als bedoeld in de KJC. In de KJC is “reclame gericht op kinderen” gedefinieerd als “reclame die geheel of gedeeltelijk tot kinderen wordt gericht”.

Wat betreft de inhoud is de uiting, die in haar geheel moet worden beschouwd, onmiskenbaar niet op kinderen, maar op hun ouders gericht. Zo wordt onder het kopje “Laat je verrassen door HelloFresh!” gesteld: “(…) wordt er elke week weer een HelloFresh Box samengesteld, zodat er jou veel werk uit handen wordt genomen. Wij bedenken wat je gaat eten en doen bovendien de boodschappen. Binnen een handomdraai heb jij lekkere en verrassende maaltijden op tafel staan!”.

Het enkele feit dat de uiting zich bevindt in de Bobo, betekent nog niet dat de uiting op kinderen is gericht. De Bobo is weliswaar een voor kinderen bedoeld tijdschrift, maar aannemelijk is dat dit blad ook veel ouders bereikt, bijvoorbeeld bij het voorlezen.

Nu de uiting niet op kinderen is gericht, is artikel 2 lid 1 KJC in dit geval niet van toepassing en wordt als volgt beslist. 

RB 2565

Onwenselijk dat jonge kinderen regelmatig op schoolroute enge clown zien

RCC 22 oktober 2015, RB 2565, dossiernr. 2015/01015 (Halloween Fright Night-schoolroute)
 Aanbeveling (gedeeltelijk). Recreatie, amusement, cultuur en sport. Kinderen en jongeren. Buitenreclame op schoolroute. Het betreft een abriposter met daarop een reclame-uiting voor de “Halloween Fright Nights” in Walibi. Hierop is een personage te zien dat is bedoeld om te verwijzen naar Halloween. Klaagster acht de uiting waarop een hele enge clown te zien is niet geschikt voor jonge kinderen, terwijl deze zich op 170 meter afstand van een kinderopvang/peuterspeelzaal bevindt en langs de route naar deze kinderopvang/peuterspeelzaal en een basisschool.

De Commissie: (...) Niet in geschil is dat de uiting zich op een afstand van 170 meter bevindt van een kinderopvang/peuterspeelzaal. Door de situering van de bestreden uiting in de nabijheid van hun kinderopvang/peuterspeelzaal en langs een route die, naar klaagster onweersproken heeft gesteld, wordt gebruikt om deze kinderopvang/peuterspeelzaal en een basisschool te bereiken, zullen jonge kinderen regelmatig met de poster (kunnen) worden geconfronteerd, hetgeen de Commissie niet wenselijk acht. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de uiting – voor zover zij zich op deze specifieke plek naast de Bernardbrug in Moordrecht bevindt – de grens van het maatschappelijk toelaatbare te buiten gaat.
RB 2550

Reclame-uitingen onvoldoende voor kinderen herkenbaar in Vakantie Doeboek

Vzr. RCC 23 september 2015, RB 2550, dossiernr. 2015/00868, 2015/00869, 2015/00873, 2015/00874, 2015/00876, 2015/00878, 2015/00879 2015/00880, 2015/00881, 2015/00882, 2015/00883, 2015/00884, 2015/00886, 2015/00887, 2015/00888, 2015/00871, 2015/00885 (Vakantie Doeboek)
VT zonder aanbeveling. Vakantie Doeboek. De uiting: Het betreft het Vakantie Doeboek 2015 van supermarkt Hoogvliet voor zover hierin reclame-uitingen staan die de vorm hebben van kleurplaten, knutsels, eenvoudige puzzels, raadsels of doolhoven waarbij men de kortste weg naar het eindpunt dient te vinden. Het betreft de volgende pagina’s respectievelijk producten: - pagina 2 “Fred&Ed Mix Hagelslag XL+Goudzoekers” en “Fred&Ed aardbeienjam”, - pagina 4 “Robinsons’ Fruit Shoot Rood Fruit”, - pagina 5 “Appelsientje”, - pagina 10 “Perfect Pannenkoekenmix” en “Perfect Meergranen Pannenkoekenmix”, - pagina 12 “Duo Penotti Maxi chocoladehagel Melk” en ”Duo Penotti Hazelnootpasta”, - pagina 16 “Katja”, - pagina 18 “Brinky choco Fourré”, - pagina 22 “Mona Vanille” en “Mona Dame Blanche”, - pagina 26 “Kellogg’s honey pops loops” en “Kellogg’s coco pops” - pagina 32 “Venz Minions Hagelslag” en “Venz Minions Vlokken” waarbij op de verpakkingen van de afgebeelde producten zogenaamde “Minions” zijn te zien en waarbij onder meer wordt gezegd: “Met Minion funnies”, voorzien van een afbeelding van deze funnies, - pagina 42 “Blue Band”, - pagina 44 “La Vache Qui Rit Cheez dippers” en “La Vache Qui Rit Mini Babybel”, - pagina 56 “Iglo Spinazie à la crème”, - pagina 60 “Perfekt Wiebelkontjes Speculaas”, - pagina 64 “Perfekt Zappie bosvruchten” en “Perfekt Zappie Tropical”, - pagina 69 “Perfekt Sunny Fruit sinaasappel” en “Perfekt Sunny Fruit multifruit”.

De klacht: Klaagster stelt, samengevat, dat het Vakantie Doeboek duidelijk is gericht op jonge kinderen, deels tot 7 jaar, deels tussen 7 en 12 jaar. Er is derhalve sprake van een jonge doelgroep. Volgens verweerder zelf is het Vakantie Doeboek bedoeld voor kinderen die op de lagere school zitten en al kunnen lezen, zoals blijkt uit een door klaagster overgelegde verklaring van verweerder. De reclame-uitingen zijn in strijd met artikel 8 lid 1 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) 2015. De aangeprezen producten vallen niet onder een van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder c RVV 2015 in verbinding met de ‘Voedingskundige criteria reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen’. Derhalve mag voor die producten geen reclame mag worden gemaakt gericht op kinderen van 7 tot en met 12 jaar. Bovendien zijn de reclame-uitingen onvoldoende als zodanig herkenbaar en voldoen deze daardoor niet aan de eisen van artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) in verbinding met artikel 4a Kinder- en jeugdreclamecode (KJC). Met betrekking tot pagina 32, die een reclame-uiting betreft voor “Venz Minions Hagelslag” en ”Venz Minions Vlokken”, stelt klaagster dat het aanprijzen van de hagelslag door ‘Minions’, die volgens haar ‘kinderidolen’ zijn, in strijd is met artikel 10 RVV 2015.

Het oordeel van de voorzitter: 1)  Niet in geschil is dat de bestreden reclame-uitingen in het Vakantie Doeboek 2015 telkens een of meer voedingsmiddelen betreffen en dat dit boek is gepubliceerd na het verstrijken van de overgangstermijn die tot 1 juli 2015 gold met betrekking tot artikel 8 RVV 2015. Evenmin is in geschil dat de reclame-uitingen in het boek vanwege het medium en hun inhoud (onder meer kleurplaten, knutsels, eenvoudige puzzels, raadsels of doolhoven gebundeld in een ‘Doeboek’ van verweerder bedoeld voor de zomervakantie van de lagere school) zijn gericht op personen van 12 jaar en jonger. De voorzitter acht een deel van deze doelgroep jonger dan 7 jaar. In zoverre zijn de reclame-uitingen in strijd met artikel 8 lid 1 aanhef RVV 2015. Verweerder is hiervoor mede verantwoordelijk. Zij heeft de betrokken reclame-uitingen gebundeld in een drukwerk dat, naar de voorzitter veronderstelt, mede strekt tot aanprijzing van haar als supermarkt.
2)  Met betrekking tot de doelgroep 7 tot en met 12 jaar overweegt de voorzitter dat klaagster onweersproken heeft gesteld dat zich met betrekking tot de uitingen niet een uitzondering voordoet als bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder c RVV 2015. De aangeprezen producten voldoen, gelet op de door klaagster gegeven productinformatie, telkens niet aan de ‘Voedingskundige criteria reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen’. Dit impliceert dat het verbod van artikel 8 lid 1 aanhef RVV 2015 om reclame te maken voor voedingsmiddelen onverkort van toepassing is, ook voor zover het betreft de doelgroep 7 tot en met 12 jaar.
3)  Verweerder heeft verder niet weersproken dat de afzonderlijke reclame-uitingen telkens onvoldoende als zodanig herkenbaar zijn waardoor niet is voldaan aan de eisen van artikel 11.1 NRC in verbinding met artikel 4a KJC. De voorzitter oordeelt dat de reclame-uitingen in strijd met deze artikelen zijn, nu deze de vorm hebben van kleurplaten, knutsels, eenvoudige puzzels, raadsels of doolhoven en het woord “advertentie” in de reclame-uitingen ontbreekt. Verweerder acht zich medeverantwoordelijk voor het feit dat de reclame-uitingen voor kinderen onvoldoende als zodanig herkenbaar zijn.
4)  Ten aanzien van de klacht dat op pagina 32 producten worden aangeprezen door de ‘Minions’, oordeelt de voorzitter als volgt. In de bewuste reclame-uiting zijn verpakkingen te zien met op de hagelslag ‘Minions’ en daarnaast twee funnies in de vorm van ‘Minions”. De in de uiting afgebeelde ‘Minions’ (animatiefiguren) laten zich niet over het product uit en hebben in het geheel van de uiting ook geen ‘actieve’ rol bij de aanprijzing, zoals bedoeld in artikel 10 RVV 2015. Derhalve kan de uiting niet in strijd met dit artikel worden geacht en dient de klacht in zoverre te worden afgewezen. Bij deze uitkomst kan verder in het midden blijven of ‘Minions’ wel als kinderidolen in de zin van de RVV kunnen worden beschouwd.
5)  De voorzitter neemt nota van de mededeling van verweerder dat zij de klacht erkent en “deze manier van reclame maken niet meer (zal) toepassen”. Voorts heeft verweerder meegedeeld dat het Vakantie Doeboek 2015 niet meer in de winkel verkrijgbaar is en ook van haar website is verwijderd. Dit laatste stemt overeen met hetgeen de voorzitter heeft geconstateerd op basis van eigen onderzoek. De voorzitter gaat ervan uit dat verweerder niet meer haar Vakantie Doeboek zal samenstellen met reclame-uitingen als de onderhavige. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter:
Op grond van hetgeen onder 1) en 2) is vermeld, acht de voorzitter de bestreden pagina’s in strijd met het bepaalde in artikel 8 lid 1 aanhef RVV 2015. Op grond van hetgeen onder 3) is vermeld acht de voorzitter de bestreden pagina’s in strijd met artikel 11.1 NRC in verbinding met artikel 4a KJC. Met betrekking tot hetgeen onder 4) is vermeld, wijst de voorzitter de klacht af.
RB 2549

Kinderopvang maakt gebruik van een kind teneinde een ander kind te bewegen bij de BSO te komen

RCC 24 september 2015, RB 2549, dossiernr. 2015/00861 (BSO maakt gebruik van kinderen om kinderopvang aan te prijzen).
Aanbeveling. BSO. De uiting: Het betreft een (voor)gedrukte uitnodiging die de zevenjarige zoon van klaagster op school heeft ontvangen van een vriendje, met daarop aan de voorzijde afgedrukt een afbeelding van een kind dat van een glijbaan glijdt met daar onder de tekst: “Kom je spelen? Kom gratis een middagje langs!” Linksboven staat: “Kinderopvang Skdd meer voor kind en ouder”. De achterzijde van de kaart bevat de volgende tekst (waarbij de namen van de kinderen door een kind met de hand zijn geschreven): “Voor: Rens. Ik vind het leuk als je een middag op mijn BSO komt spelen! Wil je ook? Laat je vader of moeder van te voren even bellen of mailen voor een afspraak. Groetjes van Livio”. Hierna volgen de naam, het adres en de contactgegevens van de betreffende BSO en de mededeling: “Geldig tot: 31-12-2015” Rechts onderin staat de tekst: “www.skdd.nl/info@skdd.nl” Een kopie van de uiting is aan deze uitspraak gehecht. De klacht: Klaagster maakt bezwaar tegen de onderhavige reclame-uiting omdat kinderen die reeds gebruik maken van de buitenschoolse opvang van adverteerder via deze uiting worden gebruikt om reclame te maken voor deze buitenschoolse opvang.

Het oordeel van de Commissie:
De Commissie stelt voorop dat de bestreden uiting dient te worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). In de uiting worden kinderen opgeroepen om (gratis) te komen spelen bij de buitenschoolse opvang van adverteerder, onmiskenbaar ook met de bedoeling om kinderen, en hun ouders te interesseren in de diensten van adverteerder en deze diensten op indirecte wijze aan te prijzen. Voorgaande brengt met zich dat sprake is van aanprijzing van voornoemde opvang en om die reden acht de Commissie zich bevoegd om deze uiting te toetsen aan de NRC. De Commissie vat de klacht in deze zin op dat klaagster de onderhavige reclame-uiting in strijd acht met de goede smaak en het fatsoen. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met één van de criteria van de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Het betreft criteria bij de interpretatie waarvan persoonlijke opvattingen een belangrijke rol spelen. Daarom wordt in een dergelijk geval volstaan met de beoordeling van de vraag of de uiting naar huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare overschrijdt. Met inachtneming van deze terughoudendheid oordeelt de Commissie als volgt. In de bestreden uiting die een voorgedrukte uitnodiging betreft om te komen spelen, heeft een kind de naam ingevuld van een ander kind dat wordt uitgenodigd te komen spelen. Adverteerder maakt aldus gebruik van een kind teneinde een ander kind te bewegen een dag bij de buitenschoolse opvang van adverteerder te komen spelen, hetgeen gelet op de leeftijd van het kind, uitsluitend kan indien de ouders hiervoor toestemming geven. De uitnodiging betreft aldus de ouders van het kind. De Commissie is van oordeel dat het naar de hedendaagse maatstaven ontoelaatbaar dient te worden geacht dat een kind de naam van een ander kind dient op te geven, in het kader van de aanprijzing van een goed of dienst. Een dergelijke wijze van aanprijzing is in strijd met de goede smaak en fatsoen in de zin van artikel 2 van de NRC. Dat, zoals adverteerder heeft aangevoerd, er  primair andere doeleinden aan de uitnodiging ten grondslag liggen maakt het voorgaande niet anders. Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2538

Kijkerspubliek reclame Liefmans voor familiefilm bestaat uit slechts 6% minderjarigen

Vzr. RCC 8 september 2015, RB 2538, dossiernr. 2015/00811 (Kijkerspubliek reclame Liefmans voor familiefilm bestaat uit slechts 6% minderjarigen)
Voorzittersafwijzing. Reclame drank. De bestreden reclame-uiting: Het betreft een audiovisuele reclame-uiting die is uitgezonden direct voor de uitzending van de film “McKenna shoots for the stars”. In de uiting wordt door een voice-over gezegd “Liefmans Fruitesse. Verfrissend fruitbier. On the rocks”. Tegelijk verschijnt in beeld de boodschap “Dit programma wordt mede mogelijk gemaakt door Liefmans Fruitesse on the rocks”. Verder zijn in beeld twee glazen gevuld met bier te zien.
De klacht: Klager stelt, samengevat, dat de uiting bewegende beelden, muziek, geluidseffecten en een voice-over bevat, waardoor deze als een reclame-uiting dient te worden gekwalificeerd. De reclame-uiting strekt tot aanprijzing van bier en mag om die reden niet uitgezonden voorafgaand aan, zoals deze film in de aankondiging wordt omschreven, de “familiefilm McKenna shoots for the Stars”. Gelet op het feit dat de film als familiefilm wordt geadverteerd, alsmede gelet op de inhoud en het tijdstip van uitzenden in de zomervakantie, acht klaagster het aannemelijk dat het kijkerspubliek voor meer dan 25% uit minderjarigen zal hebben bestaan. De betreffende reclame-uiting wordt vertoond voorafgaand aan ieder reclameblok van deze op minderjarigen gerichte film. Klaagster acht dit in strijd met artikel 21 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RVA) 2014.

Het oordeel van de voorzitter:

1)  De voorzitter stelt voorop dat niet in geschil is dat de onderhavige reclame-uiting valt onder de reikwijdte van artikel 21 RVA. Van een zuivere sponsorvermelding is geen sprake nu de uiting, zoals klaagster terecht stelt, bewegende beelden, muziek, geluidseffecten en een voice-over bevat. Verder wordt in de uiting de onderhavige drank aangeprezen als “verfrissend fruitbier”. In feite betreft de uiting een korte commercial voor deze drank.

2)  Beoordeeld dient te worden of de uiting een publiek bereikt dat voor meer dan vijfentwintig procent bestaat uit minderjarigen. Het bereik wordt vastgesteld over een representatieve meetperiode die wordt bepaald aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Adverteerder heeft in verband daarmee een bereikonderzoek overgelegd afkomstig van Stichting Kijkonderzoek. De voorzitter oordeelt dat gesproken kan worden van een algemeen in de markt geaccepteerd bereikonderzoek. Uit de gegevens van dit onderzoek blijkt dat, anders dan men op grond van de aanprijzing van de film als een “familiefilm” zou verwachten, het eerste reclameblok waarin de commercial is uitgezonden (20:48 uur) een publiek heeft bereikt dat slechts voor 6% uit minderjarigen bestaat, terwijl voor latere tijdstippen waarop de uiting is uitgezonden de kijkdichtheid onder minderjarigen op 0% is gesteld.

3)  Op grond van het voorgaande kan niet worden aangenomen dat de uiting een publiek heeft bereikt dat voor meer dan 25% uit minderjarigen bestaat. Om die reden kan de uiting niet in strijd met artikel 21 RVA 2014 worden geacht. Dit brengt mee dat de klacht dient te worden afgewezen.

 

De beslissing van de voorzitter:
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.

RB 2521

Reclame Blokker gericht op algemeen publiek en huishoudelijke artikelen

CvB 8 september 2015, RB 2521; dossiernr. 2015/00640 (Blokker reclame, zwarte piet effect)
Afwijzing van het CvB. Huishouden en inrichting. De uiting: Het betreft de televisiecommercial van Blokker die begint met de mededeling van de voice-over: “Wassen, drogen en strijken, daar heeft Blokker echt alles voor”. Te zien is een moeder die met een wasmand de kamer binnenkomt en tegen haar drie zonen, die op de bank zitten te gamen, zegt: “Zo luie wammesen, jullie gaan nú je moeder helpen.” Vervolgens is te zien dat de drie jongens in een Blokker-filiaal door een jonge verkoopster worden geïnformeerd over strijkijzers. Op de vraag van de verkoopster of er verder nog vragen zijn, zegt de oudste jongen: “Bezorg jij ook aan huis?” In de volgende scène staat de moeder in de woonkamer te strijken. Tegen de drie jongens, die buiten naast elkaar gezeten wasgoed op een droogrek hangen, zegt zij: “Jongens, doorwerken!” In het laatste beeld is te zien dat de moeder glimlacht. De pay-off van de commercial luidt: “Blokker, fijn dat we er zijn.”

De klacht: In de commercial is sprake van stereotypering. Alle personen in de commercial hebben een gekleurde teint en de moeder, twee van de drie jongens en de verkoopster hebben “warrig kroeshaar”. De eerste scène, waarin de moeder de jongens op strenge en vreugdeloze wijze opdraagt haar te helpen in het huishouden, levert het stereotype op van een Surinaamse of Antilliaanse moeder die haar kinderen streng maar niet pedagogisch bejegent en daarbij – door “luie wammesen” te zeggen in plaats van luiwammesen – gebrekkig Nederlands spreekt. In de scène in de winkel wordt de suggestie gewekt dat gekleurde mensen (met kroeshaar) alleen omgaan met andere gekleurde mensen, althans dit horen te doen. Door de slotscène, waarin te zien is dat de jongens langzaam de was op het droogrek hangen, wordt het stereotype neergezet van de tropische luiwammes, aldus klager.

Het oordeel van het College:
1. De grieven houden, kort samengevat, in dat de bestreden televisiecommercial, waarin uitsluitend mensen met een Surinaams uiterlijk en/of een relatief donkere huid zijn te zien, racistisch, discriminerend en stereotyperend is. Het College stelt voorop dat in de uiting niet specifiek wordt opgeroepen mensen met een donkere huidskleur anders te behandelen. De commercial strekt slechts tot aanprijzing van de mogelijkheid huishoudelijke artikelen te kopen bij Blokker. Deze boodschap wordt door de voice-over als volgt verwoord: “Wassen, drogen en strijken, daar heeft Blokker echt alles voor” en “Blokker. Fijn dat we er zijn”. Deze boodschap kan niet in enig opzicht als racistisch, discriminerend of stereotyperend worden beschouwd. Dit geldt naar het oordeel van het College ook voor de verhaallijn. Hierin wordt verwezen naar een gezin waarin zoons tot ergernis van hun moeder op de bank zitten te gamen en daarom de opdracht krijgen haar te helpen, hetgeen de jongens met tegenzin en op hun eigen wijze doen. Deze verhaallijn geeft een situatie weer die van toepassing kan zijn op elk in Nederland wonend gezin.

2. Het College begrijpt het standpunt van appellant aldus, dat in de uitwerking van de verhaallijn diverse racistische, discriminerende en stereotyperende elementen voorkomen. Dit standpunt berust op de interpretatie die appellant aan de verschillende scènes geeft, waarbij hij uitgaat van de veronderstelling dat Blokker opzettelijk een negatief beeld wil schetsen van mensen met een Surinaams uiterlijk of een relatief donkere huid. Het College geeft die interpretaties per scène als volgt weer:
•          [scène: de moeder draagt haar kinderen op haar te gaan helpen]
interpretatie appellant: dit gebeurt op een strenge en onvriendelijke wijze hetgeen is bedoeld om te verwijzen naar de typisch Surinaamse opvoeding;
•          [diverse scènes: de meeste personen in de commercial hebben kroeshaar]
interpretatie appellant: door de haardracht wordt een Zwarte-Pieten-effect beoogd, dat wil zeggen grappig uitziende gekleurde mensen; een dergelijke haardracht is niet representatief voor de gekleurde bevolking in Nederland;
•          [scène: de moeder noemt haar kinderen “luie wammessen”]
interpretatie appellant: de moeder spreekt foutief Nederlands waardoor nogmaals het Zwarte-Pieten-effect wordt beoogd;
•          [scène: de kinderen gaan naar de winkel om een strijkijzer te kopen en worden geholpen door een verkoopster met een getinte huid en kroeshaar]
interpretatie appellant: de suggestie wordt gewekt dat gekleurde mensen alleen omgaan met gekleurde mensen waarbij door de haardracht van de verkoopster nogmaals gebruik wordt gemaakt van het Zwarte-Pieten-effect;
•          [scène: de kinderen hangen de was op een wasrekje en worden door hun moeder aangespoord door te werken]
interpretatie appellant: deze scène verwijst naar het stereotype van jonge kleurlingen die niet aan het werk zijn te krijgen;
•          [diverse scènes in het huis waarin de vrouw en de kinderen zijn te zien]
interpretatie appellant: een vader is telkens niet aanwezig hetgeen het stereotype benadrukt dat in het Surinaamse gezin een vader ontbreekt.

3. De interpretaties die appellant blijkens het voorgaande aan de televisiecommercial geeft, impliceren telkens dat Blokker zich door middel van de verschillende scènes opzettelijk zou afzetten tegen een deel van haar klanten, te weten klanten van Surinaamse afkomst of met een relatief donkere huidskleur. Deze redenering kan het College niet volgen. Het is immers in de eerste plaats niet in het belang van Blokker een negatief - racistisch, discriminerend, stereotyperend - bedoeld beeld uit te dragen met betrekking tot de huidskleur of de afkomst van een deel van haar klantenkring. Zij zou anders deze klanten juist afstoten in plaats van zoveel mogelijk klanten aan te sporen bij haar huishoudelijke artikelen te kopen, zoals zij onmiskenbaar met de televisiecommercial beoogt.

4. Het College acht het verder niet juist dat appellant de afzonderlijke scènes geheel los ziet van de aanprijzing en deze vervolgens interpreteert vanuit de aanname dat de verschillende scènes zijn bedoeld om opzettelijk een negatieve visie uit te dragen over personen van Surinaamse afkomst of met een relatief donkere huidskleur. Dit verkeerde vertrekpunt leidt vervolgens tot onjuiste interpretaties. Het juiste vertrekpunt is volgens het College dat de commercial is gericht op, en is bedoeld voor een algemeen publiek en ertoe strekt voor dit publiek Blokker aan te prijzen als winkel voor huishoudelijke artikelen. De verschillende scènes van de televisiecommercial ondersteunen deze boodschap. Te zien is een normaal te achten gezinssituatie waarin dergelijke artikelen nodig blijken te zijn. Hierbij speelt, zoals de Commissie (in navolging van de voorzitter beslissing) terecht heeft overwogen, huidskleur en/of afkomst geen bijzondere rol. In de uiting wordt ook verder in de diverse scènes niet verwezen naar huidskleur en/of afkomst op een wijze die, uitgaande van het juiste vertrekpunt als hiervoor omschreven, racistisch, discriminerend, stereotyperend en/of beledigend (nodeloos kwetsend) kan worden geacht.

5. Het voorgaande brengt mee dat de grieven niet kunnen slagen omdat zij telkens op onjuiste aannames zijn gebaseerd. Op grond hiervan hoeven de verschillende grieven verder geen afzonderlijke bespreking meer, en wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep
Het College bekrachtigt de bestreden beslissing voor zover in beroep aan de orde.