RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Pers/printmedia  

RB 1437

Het goede erin, het slechte eruit

RCC 11 juni 2012, dossiernr. 2012/00336 (Céréal Choco Delight)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product.

In Psychologie Magazine staat een advertentie: “HET GOEDE ERIN, HET SLECHTE ERUIT”. “Als je iets lekkers wilt, dan wil je iets lekkers. En dus geen troep in je lijf. Kleurstoffen, geraffineerde suikers, verzadigd vet … daar heb je toch geen zin in? Die rommel komt er bij onze koekjes dan ook niet in. Daar is ook geen plek voor. Want ze zitten al vol. Met echte, natuurlijke ingrediënten. Zoals vezels, cacao en mineralen. Onze koekjes zijn dus niet alleen goed voor de lekkere trek, maar ook goed voor jou. Veel lekkerder toch? Op cereal.nl lees je meer”. Daaronder is een deel van de verpakking van het product Céréal Choco Delight afgebeeld.

Klager stelt zich op het standpunt dat er kunstmatige zoetstoffen in het aangeprezen product zitten, die kunnen niet als natuurlijk worden aangemerkt.

De Commissie oordeelt dat reclame gepaard gaat met onjuiste informatie over de samenstelling van het product waardoor de uiting misleidend en oneerlijk is. Het verweer van adverteerder dat de gemiddelde consument zal begrijpen dat de slogan 'Het goede erin, het slechte eruit' een vorm van overdrijven is doet hier niet aan af. Het is niet duidelijk dat er sprake is van overdrijving.

Ad a.
Adverteerder heeft niet weersproken dat het product Céréal Choco Delight per 100 gram 10,5 gram verzadigde vetten bevat. Nu in de bestreden uiting met betrekking tot (onder meer) verzadigd vet wordt gesteld: “Die rommel komt er bij onze koekjes dan ook niet in” gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie over de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad b.
In de advertentie wordt met betrekking tot de koekjes van adverteerder gesteld: “(…) ze zitten al vol. Met echte, natuurlijke ingrediënten”. Adverteerder heeft niet, althans onvoldoende weersproken dat Céréal Choco Delight maltitol in poeder, gedroogde maltitolstroop en sucralose bevat en dat dit kunstmatige zoetstoffen zijn. Met betrekking tot maltitol heeft adverteerder slechts meegedeeld dat in het product Céréal Choco Delight de gewone suiker hoofdzakelijk wordt vervangen door de suikervervanger maltitol, dat maltitol een polyol is en van oorsprong wordt gewonnen uit tarwe of maïs en dat maltitol om die reden “aan de basis” een natuurlijke oorsprong heeft. Op klagers stelling omtrent sucralose is adverteerder niet ingegaan. Gelet op het bovenstaande heeft adverteerder de juistheid van de mededeling “(…) ze zitten al vol. Met echte, natuurlijke ingrediënten” niet aangetoond. Gelet hierop gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie over de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad c.
Adverteerder heeft niet weersproken dat de zoetstoffen maltitol in poeder, gedroogde maltitolstroop en sucralose, ten aanzien van welk stoffen adverteerder niet heeft bestreden dat deze deel uitmaken van Céréal Choco Delight, worden gemaakt van geraffineerde suiker. Gelet hierop is de Commissie van oordeel dat de reclame, voor zover daarin staat: “geraffineerde suikers ( … ) daar heb je toch geen zin in? Die rommel komt er bij onze koekjes dan ook niet in” gepaard gaat met onjuiste informatie over de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Het verweer dat de gemiddelde consument zal begrijpen dat de slogan “Het goede erin, het slechte eruit” en de tekst daaronder niet bedoeld zijn als een objectieve, op onderzoek gebaseerde weergave over de producten van Céréal, maar als een vorm van overdrijving die aan reclame eigen is, leidt niet tot een ander oordeel. Niet duidelijk is dat er sprake is van overdrijving. Het verweer dat in de advertentie wordt verwezen naar de website cereal.nl leidt evenmin tot een ander oordeel. Deze verwijzing neemt bovenbedoelde onjuiste informatie niet weg.

RB 1436

SP mag geen bekend voorbeeld van acquisitiefraude noemen

Vzr. Rechtbank Utrecht 29 juni 2012, LJN BX0083 (Telefoongids.com tegen Socialistische Partij)

Als randvermelding. Rapport over acquisitiefraude waarin staat: "Een geraffineerde werkwijze is het gebruik van naamsbekendheid van een ander. Een bekend voorbeeld hiervan is de Telefoongids.com, die de indruk wekte te bellen namens de bekende Telefoongids.nl van KPN."

Passage uit op de website van SP gepubliceerde rapport over acquisitiefraude moet door gedaagden worden verwijderd. De gewraakte passage staat niet op zichzelf maar maakt onderdeel uit van een rapport over acquisitiefraude. De in de passage beschreven werkwijze wordt onmiskenbaar in verband gebracht met de in het rapport op andere plaatsen genoemde kwalificaties als “malafide praktijken” en “boeven” en dergelijke. Niet gebleken is dat de auteurs van het rapport een eigen onderzoek hebben verricht, dan wel dat de bij het Landelijk Steunpunt Acquisitiefraude binnengekomen meldingen over eiser op hun inhoud zijn onderzocht.

De geuite beschuldigingen of verdachtmakingen kunnen door SP niet worden gestaafd, zijn onvoldoende concreet onderbouwd en moeten om genoemde redenen als onrechtmatig worden aangemerkt. De SP dient de passage te verwijderen.

4.2.  Vooropgesteld moet worden dat het een maatschappelijk belang is dat wordt opgetreden tegen acquisitiefraude en andere oneerlijke handelspraktijken. Het staat SP dan ook in beginsel vrij om zich over dergelijke praktijken kritisch uit te laten, daarbij man en paard te noemen en daarover een mening te geven of te publiceren.

Daarbij dienen echter de grenzen die de zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer met zich brengt niet te worden overschreden. Van een dergelijke overschrijding kan sprake zijn, indien de gepubliceerde uitlatingen feitelijk onjuist of onnodig grievend zijn.

4.3.  Door Telefoongids.com is betoogd, dat de in het rapport gewraakte passage onjuist is en dat er geen sprake is van misleiding, oplichting dan wel van acquisitiefraude. Telefoongids.com heeft haar werkwijze toegelicht en heeft verwezen naar een aantal uitspraken van verschillende rechtbanken waarin in diverse kwesties is geoordeeld dat aan de door haar gevolgde werkwijze voor de totstandkoming van een overeenkomst geen gebreken kleven. Ook heeft Telefoongids.com aangevoerd dat het onjuist en onnodig grievend is dat het rapport haar onderneming over één kam scheert met ondernemingen die spooknota’s sturen en derhalve geen enkele dienst verrichten. Dat de aanduiding van “de fraudeurs” is vervangen door “ deze ‘dienstverlener’ ”, heft, naar zij heeft betoogd, de onrechtmatigheid van de hiervoor bedoelde passage niet op.

Telefoongids.com heeft ten slotte gesteld dat zij door deze publicatie reputatieschade en omzetderving ondervindt, hetgeen versterkt wordt door het feit dat de beschuldigingen zijn geuit door een politieke partij waardoor er voor de gemiddelde lezer veel autoriteit en betrouwbaarheid van die beschuldigingen uitgaat.


4.4.  SP heeft betwist dat de in dat rapport gebezigde termen als “malafide praktijken”,“geraffineerde werkwijze”, “boeven”, “vorm van fraude” en “oplichting” in verband zijn gebracht met de activiteiten van Telefoongids.com. SP stelt dat er slechts een kleine passage aan Telefoongids.com is gewijd en dat de daarin geuite beschuldigingen niet onjuist zijn en steun vinden in het feit dat er bij het Landelijk Steunpunt Acquisitiefraude meer dan 1200 klachten tegen Telefoongids.com zijn ingediend en dat MKB Nederland heeft gemeend een procedure tegen Telefoongids.com te moeten starten ter beantwoording van de vraag of haar werkwijze als misleidend en onrechtmatig moet worden aangemerkt.


4.5. De voorzieningenrechter acht de gewraakte passage onrechtmatig jegens Telefoongids.com. Daarbij zijn de volgende overwegingen van belang.

4.6. De gewraakte passage staat niet op zichzelf maar maakt onderdeel uit van een rapport over acquisitiefraude. Door het enkele vermelden van de handelsnaam van Telefoongids.com wordt zij, gelet op de context van deze passage, derhalve direct in verband gebracht met deze vorm van fraude. De uitlating “een geraffineerde werkwijze” brengt de beschreven werkwijze onmiskenbaar in verband met de in het rapport op andere plaatsen genoemde kwalificaties als “malafide praktijken” en “boeven” en dergelijke.

Daarnaast wordt in de beschreven werkwijze van Telefoongids.com de indruk gewekt dat de overeenkomst via een telefoongesprek tot stand komt, hetgeen door Telefoongids.com gemotiveerd is betwist. Ook is niet gebleken dat de auteurs van het rapport een eigen onderzoek hebben verricht, dan wel dat de bij het Landelijk Steunpunt Acquisitiefraude binnengekomen meldingen op hun inhoud zijn onderzocht. De geuite beschuldigingen of verdachtmakingen kunnen door SP niet worden gestaafd, zijn onvoldoende concreet onderbouwd en moeten om genoemde redenen als onrechtmatig worden aangemerkt.

RB 1434

Gelijke envelop als door bank-instellingen gebruikt

RCC 11 juni 2012, dossiernr. 2012/00361 (BankGiro Loterij)
RCC 11 juni 2012, dossiernr. 2012/00362 (BankGiro Loterij)

Misleidende reclame. Herkenbaarheid reclame. Envelop van bank-instellingen.

In een aan klager gerichte brief van 22 maart 2012 staat: “Betreft: een eerste storting voor u”. “Wilt u weten hoeveel er op uw card staat? Activeer deze dan en speel mee met een lot in de BankGiro Loterij, zolang u zelf wilt”. Op de brief is een “card” geplakt, onder meer voorzien van een “Card number”, klagers naam en een sticker met de tekst: “Let op! Card is nog niet geactiveerd. Activeer uw card op www.bankgiroloterij.nl/storting of bel gratis 0800-1144”.
Op 28 maart 2012 ontvangt klager een brief met de aanhef: 'Herinnering: gegarandeerde geldstorting.'

De klachten richten zich op het feit dat de brieven moeilijk te onderscheiden zijn van een 'pasbrief' van een bancaire instelling, welke wordt verstuurd als de klant een nieuwe bankpas of creditcard heeft besteld. De brief vermeld dat men recht heeft op een geldbedrag wanneer de 'card' wordt geactiveerd. Behalve vermelding van kleine letters op de achterzijde van de brief wordt niet vermeld dat men zich inschrijft voor 14 trekkingen van de BankGiro Loterij à € 10,50 per trekking. De reclame is misleidend.

De Commissie oordeelt dat de vorm en uitvoering van de envelop gelijk is aan het soort enveloppen dat door bank-instellingen gebruikt wordt om passen en/of pincodes te verzenden (met een af te knippen strip over de gehele breedte van de envelop en het gebruik van speciaal papier waardoor de envelop, ook als deze tegen het licht gehouden wordt, niet doorzichtig is). Gelet op het gebruik van deze envelop acht de Commissie de uiting niet duidelijk als reclame herkenbaar als bedoeld in artikel 11.1 NRC.Dat na het openen van de envelop en het lezen van de inhoud ervan het duidelijk is dat  het gaat om een reclame-uiting van BGL, doet hier niet aan af.

De Commissie acht het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat het gaat om een aanbod van een loterij en dat men, indien men ingaat op het aanbod, gaat meespelen in de BankGiro Loterij. Dat de brief moeilijk te onderscheiden is van een 'pasbrief' van een bancaire instelling wordt afgewezen.

Op de achterzijde van de envelop die deel uitmaakt van de bestreden uiting is vermeld: “Indien onbestelbaar s.v.p. retourneren aan: BankGiro Loterij, Postbus 456, 2400 AL Alphen a/d Rijn”. Deze vermelding duidt erop dat de uiting afkomstig is van de BankGiro Loterij, maar noch uit deze enkele vermelding noch uit de rest van de envelop valt voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk op te maken dat het een reclame-uiting van de BankGiro Loterij betreft. Daarbij speelt ook een rol dat de vorm en uitvoering van de envelop (met een af te knippen strip over de gehele breedte van de envelop en het gebruik van speciaal papier waardoor de envelop, ook als deze tegen het licht gehouden wordt, niet doorzichtig is) gelijk is aan het soort enveloppen dat door bank-instellingen gebruikt wordt om passen en/of pincodes te verzenden. Gelet op het gebruik van deze envelop acht de Commissie de uiting niet duidelijk als reclame herkenbaar als bedoeld in artikel 11.1 NRC.

Aan dit oordeel doet niet af dat na het openen van de envelop en het lezen van de inhoud daarvan -zoals hierna ook overwogen- duidelijk wordt dat het gaat om een reclame-uiting van BGL.

ii. Met betrekking tot klagers bezwaar dat de uiting moeilijk valt te onderscheiden van een ‘pas-brief’ van een bancaire instelling overweegt de Commissie het volgende.

Weliswaar kan de uiting in eerste instantie, gezien de daarop geplakte card en termen als “eerste storting voor u” en “BankGiro card” de gedachte doen postvatten dat het een uiting van een bankinstelling betreft, maar bij lezing van de gehele uiting, daaronder begrepen de achterzijde van de brief met de aanhef: “Hoe het werkt”, acht de Commissie het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat het gaat om een aanbod van een loterij, te weten BGL. Voldoende duidelijk is ook dat men, indien men op het aanbod ingaat, gaat meespelen in de BankGiro Loterij, waarbij maandelijks een bedrag van de rekening wordt afgeschreven. In zoverre wijst de Commissie de klacht af.

RB 1429

“Gegarandeerde” portemonnee

Kantonrechter Rechtbank Amsterdam 19 juni 2012, LJN BW8597 (Eisers tegen NPL)

Gouden Muntactie. Overeenkomst tussen Nederlandse Postcodeloterij (NPL) en deelnemers. NPL moet het overeengekomen ( "gegarandeerde") cadeau van euro 2.500,00 aan de deelnemers doen toekomen.

Gelet op de duidelijke tekst van de overeenkomst, is er geen ruimte voor de door NPL verdedigde stelling dat eisers redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat zij geen recht hadden op € 2.500,00 en alleen maar een kans daarop. De conclusie is dan ook dat de NPL haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst dient na te komen en dat zij de door hem aan eisers “gegarandeerde” portemonnee met € 2.500,00 moet doen komen.

In citaten:


4.1.In de onder 1.4. genoemde brief doet de NPL eisers een aanbod tot het aangaan van een overeenkomst: wanneer eisers mee gaan spelen in de Postcode Loterij, krijgen ze “gegarandeerd” een fantastisch welkomstcadeau. Uit de opzet van de brief volgt dat hun cadeau de bij hun code behorende portemonnee met € 2.500,00 is. Immers: bovenaan de aan eisers toegezonden brief staat “welk cadeau krijgt u ?”. Die mededeling wordt herhaald bij “Kras uw cadeau-code”en bij de rijtjes met de muntcodes en cadeau-codes, die met één van de vier genoemde cadeau’s corresponderen. In het geval van eisers corresponderen de codes met de portemonnee met € 2.500,00. Bij de door de NPL verdedigde uitleg van de mailing, namelijk dat er slechts recht bestaat op één van de vier genoemde cadeau’s, hebben de munt- en cadeaucodes en de zinsnede “welk cadeau krijgt u” geen enkele betekenis. Die uitleg kan dan ook niet worden gevolgd.

4.4.Gelet op de duidelijke tekst van de overeenkomst, is er geen ruimte voor de door NPL verdedigde stelling dat eisers redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat zij geen recht hadden op € 2.500,00 en alleen maar een kans daarop. De NPL miskent haar verplichting om als professionele partij er voor zorg te dragen dat correspondentie die van haar naar consumenten uitgaat, duidelijk dient te zijn en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is; zij kan zich er niet op beroepen dat het zo onwaarschijnlijk is wat zij toezegt, dat het duidelijk moest zijn, dat – kennelijk anders dan de tekst aangeeft en zonder verwijzing naar een voorwaarde waaruit iets anders zou moeten blijken – wat zij toezegt niet waar is. Het aanbod, te weten een prijs, is voor een organisatie die in prijzen doet, niet zo bijzonder dat de wederpartij moet begrijpen dat een portemonnee met € 2.500,-- niet de bedoeling kan zijn geweest. Dat zou anders zijn als het van algemene bekendheid was dat de NPL een onbetrouwbare organisatie is en eisers dus hadden moeten twijfelen aan de juistheid van een door de NPL gedaan aanbod. Die stelling heeft de NPL niet betrokken. Hetgeen eisers na het sluiten van de overeenkomst in correspondentie aan de NPL over “adders onder het gras” en dergelijke hebben gemeld, maakt de inhoud van de overeenkomst niet anders.

4.5.De conclusie is dan ook dat de NPL haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst dient na te komen en dat zij de door hem aan eisers “gegarandeerde” portemonnee met € 2.500,00 moet doen komen.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (U bent gegarandeerd winnaar! Of toch niet...?)
Hoogenraad & Haak (NATIONALE POSTCODE LOTERIJ VOELT HET IN DE PORTEMONNEE!)

RB 1421

Rijklaar maken, auto uitnodiging tot aankoop

CVB 11 mei 2012, dossiernr: 2012/00088 (Kia Picanto)

Integrale publicatie: rijklaar maken, leverbaar vanaf, uitnodiging tot aan­koop.

: Het betreft een televisiecommercial en een reclame op de website www.kia.nl waarin de Kia Picanto wordt aangeprezen. In de televisiecommercial wordt onder meer gezegd en verschijnt als tekst in beeld: “Vanaf € 7.995,-“. In de uiting op de website staat onder meer: “Leverbaar v.a. € 7.995,-“. De bij de klacht overgelegde prints van de uiting op de website zijn in kopie aan deze uitspraak gehecht.

De klacht
Voor de in de uitingen genoemde vanaf-prijs kan de Kia Picanto niet worden gekocht. Er komen altijd kosten voor het rijklaar maken etc. bij ter hoogte van circa € 700. Deze kosten worden niet in de uitingen vermeld.

Het verweer
In de autobranche is het zeer gebruikelijk om aanbiedingen te doen op basis van een vanafprijs zonder de kosten van rijklaar maken te vermelden. De consument is hiervan op de hoogte. Afwijking van dit stramien zou voor verwarring onder consumenten zorgen. Nu wordt vermeld dat het om een vanafprijs gaat, is duidelijk dat geen sprake is van een “rijklaar” tarief.

Het oordeel van de Commissie
In de onderhavige uitingen wordt een Kia Picanto aangeboden “vanaf € 7.995,-”. Vast is komen te staan dat de genoemde prijs exclusief de kosten rijklaar maken en andere (aflever-) kosten is. In de bestreden uitingen wordt van het bestaan van deze bijkomende kosten geen enkele melding gemaakt. Uit de enkele aanduiding “vanaf” blijkt niet dat dit betrekking heeft op bijkomende afleverkosten waarop de consument geen invloed kan uitoefenen, en niet op bijvoorbeeld meerkosten die verband houden met de door de consument te kiezen uitvoering van de auto.


Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de Commissie sprake van onduidelijke informatie ten aanzien van de prijs zoals bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Tevens heeft adverteerder niet voldaan aan de verplichting om essentiële informatie met betrekking tot de prijs te verstrekken als bedoeld in artikel 8.4 aanhef en onder c NRC. Tot deze verplichting dient te worden gerekend het noemen van de volledige (vanaf)prijs van de desbetreffende auto met de bijkomende, niet te vermijden kosten die in ieder geval aan de klant in rekening gebracht zullen worden. Indien deze kosten niet reeds in de genoemde prijs zijn verdisconteerd, dienen zij duidelijk uit de uiting te blijken. Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen (niet is weersproken dat de bijkomende kosten bedragen circa € 700 bedragen), zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Dat de door adverteerder gehanteerde wijze van reclamemaken gebruikelijk is in de autobranche leidt - wat er zij van de juistheid van deze stelling van adverteerder - niet tot een ander oordeel.

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 27 februari 2012
De Commissie acht de bestreden uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.
Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het College van Beroep:
De grieven


Het College vat deze als volgt samen.

De beslissing kan geen stand houden voor zover de Commissie heeft geoordeeld dat Kia op haar website geen mededeling doet over het bestaan van bijkomende kosten. Op de homepage van deze website is onder het kopje “Rij belastingvrij” een link opgenomen naar de prijs- en specificatielijst. Ook kan bovenaan de pagina geklikt worden op de tab “Prijzen en specificaties”, waarna de bezoeker terechtkomt op een webpagina waarop opnieuw op verschillende plaatsen een link staat naar genoemde prijs- en specificatielijst. Deze lijst is een PDF-bestand dat bezoekers kun­nen downloaden en printen. Uit dit bestand blijkt duidelijk dat en welke bijko­men­de kosten er zijn. Aldus verschaft Kia op haar website op duidelijke wijze vol­doende essentiële informatie teneinde de consument in staat te stellen een geïn­for­meerde aankoopbeslissing te doen. De gemiddelde consument die op zoek is naar een nieuwe auto zal zich goed willen laten voorlichten door de dealer en ook zelf op zoek gaan naar relevante informatie over de auto die hij van plan is te kopen. De meest aangewezen weg daartoe is de website van Kia. Deze consument zal de prijs- en specificatiepagina niet over het hoofd zien. Ingevolge HvJ EG 12 mei 2011, IER 2011/49 (Konsumentombudsman/Ving) is het toegestaan in reclame-uitingen gebruik te maken van vanafprijzen, ook indien het een uitnodiging tot aankoop betreft.

Het antwoord in appel
De grieven zijn gemotiveerd weersproken.

De mondelinge behandeling
Kia deelt ter vergadering mee dat het beroep ook betrekking heeft op het oordeel van de Commissie met betrekking tot de bestreden televisiecommercial. Kia stelt dat de wijze waarop zij reclame maakt niet afwijkt van de wijze van adverteren door andere automerken. Ook andere autofabrikanten noemen in televisiecommercials vanafprijzen zonder daarin de vaste niet-vermijdbare bijkomende kosten te op te ne­men. Dit is een gangbare wijze van communiceren in de markt. Voor de gemid­delde consu­ment is duidelijk dat de vanafprijs ziet op de prijs van de auto als zo­da­nig en dat daarbij nog diverse extra kosten komen, waaronder de algemene en gebruike­lijke kosten voor rijklaar maken.

Het oordeel van het College
1. Anders dan uit het beroepschrift lijkt te volgen, heeft het beroep, zoals Kia ter ver­ga­dering heeft meegedeeld, ook betrekking op de be­slis­sing van de Commissie ten aanzien van de te­levisiecommercial. In verband daarmee heeft Kia voorafgaand aan de ver­gadering enkele televisiecommercials aan het College toe­gezonden, die door het secretariaat aan geïnti­meerde zijn doorgezonden en waarop geïntimeerde inhoudelijk heeft gerea­geerd. Het College zal op grond van het voorgaande ook ingaan op het oordeel van de Commissie ten aanzien van de televisie­commercial en op hetgeen Kia daar­tegen in beroep aanvoert.

2. Vooropgesteld wordt dat zowel de bestreden televisiecommercial als de website dienen te worden aange­merkt als een uitnodiging tot aankoop als bedoeld in artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Ingevolge het bepaalde onder c van dit ar­ti­kel dient bij een uitnodiging tot aankoop de volgende essentiële informatie verstrekt te worden: “de prijs, inclusief belastingen, of, als het om een soort product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leve­rings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden bere­kend, het feit dat er eventueel deze extra kosten moeten worden betaald”. In deze bepaling is artikel 7 lid 4 van Richtlijn 2005/29/EG geïmplementeerd, welk artikel in het kader van misleidende omissies be­paalt dat (onder meer) de hierboven bedoel­de in­formatie es­sen­tieel is voor zover deze niet reeds uit de context blijkt. Het Col­lege begrijpt op grond van het voorgaande, mede gelet op de “Leidraad voor de tenuit­voer­legging/toepassing van Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke han­dels­prak­tijken” van de Europese Commissie, dat bij de uitnodiging tot aankoop spra­ke dient te zijn van een “totale prijs”, dat wil zeggen een prijs waarin alle kos­ten zijn inbegrepen voor zover die (1) vooraf kunnen worden be­paald, (2) niet-ver­mijd­baar zijn en (3) niet uit de context van de uiting blijken. Indien niet aan deze eisen is vol­daan, dient te worden beoordeeld of de gemiddelde consument daardoor ertoe wordt gebracht of kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij niet zou hebben genomen indien hij de totaalprijs zou hebben gekend.

3. Vaststaat dat de in de bestreden uitin­gen genoemde prijzen telkens exclusief kos­ten rijklaar maken en diverse andere kosten zijn. Het betreft hier, naar het College be­grijpt, in ieder geval voor een groot deel (ongeveer € 700,--) kosten waarop de con­sument geen invloed kan uitoefenen en die altijd verschuldigd zijn, derhalve vaste en onvermijdbare kosten. Kia heeft ter ver­gadering toe­gelicht hoe deze kosten zijn samengesteld. Daarbij is het College gebleken dat Kia deze kosten voor een deel per model naar eigen inzicht op een standaard­bedrag vast­stelt (zoals kosten rijklaar maken en afleverpakket), terwijl daarnaast kennelijk sprake is van kostenelementen die ver­band houden met overheidsregelin­gen (legeskosten en verwijderingsbijdra­ge). Nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken, gaat het College ervan uit dat van al deze kosten de hoogte be­kend is op het moment dat de reclame-uiting wordt ge­publiceerd. Op grond van hetgeen onder 5.2 is ver­meld, had Kia derhalve deze kos­ten in de prijs dienen op te nemen, hetgeen zij niet heeft gedaan.

4. Dat bijkomende kosten ver­schuldigd zijn, blijkt niet uit de televisiecommer­cial. Ten aan­zien van de bestreden internetuiting ligt dit in zoverre anders dat via klik­ken op hyperlinks uitein­de­lijk valt te achterhalen dat die kosten verschul­digd zijn en hoe hoog zij zijn, maar het College is van oordeel dat in het onderhavige geval niet kan worden gezegd dat de informatie over de verplichte bijkomende vaste kos­ten vol­doende uit de context van de uiting blijkt. Het feit dat sprake is van een van­af­prijs leidt niet tot een ander oordeel. Terecht heeft de Com­missie geoordeeld dat de en­kele aanduiding “vanaf” niet kan worden opgevat als een verwijzing naar de bij­ko­men­de kosten waarop de con­sument geen invloed kan uitoefenen. In plaats daar­van is evident sprake van een aanduiding die verwijst naar de goed­koopste uit­voe­ring van het desbetreffende aangeprezen model, los van de bijkomende kosten bij de aankoop van dit model.

5. Het College onderschrijft het oordeel van de Commissie dat, doordat in de uitingen geen “totale prijzen” staan, de gemiddeld geïnfor­meerde, omzichtige en oplettende con­su­ment ertoe wordt gebracht of kan wor­den gebracht een besluit over een trans­ac­tie te nemen dat hij niet zou hebben ge­nomen indien wel sprake zou zijn geweest van dergelijke prijzen. De vaste en onvermijdbare bijkomende kosten zijn immers aanzienlijk en leiden daar­door tot een belangrijk hoger aankoopbedrag dan de in de uitingen ge­noemde ver­koopprijs. Niet kan wor­den uitgesloten dat bedoelde con­sument, die wellicht op de hoogte is van het feit dat bij de aankoop van een nieu­we auto be­paalde stan­daard kosten verschuldigd zijn, maar niet tevens geacht kan worden te weten dat deze vaste en onvermijdbare kosten voor de aangeprezen auto minimaal ongeveer € 700,-- bedragen, voor een ander model of goedkopere uitvoering zou hebben ge­kozen indien hij vooraf die kos­ten had gekend. Op grond van het voorgaande is sprake van een omissie als be­doeld in artikel 8.3 aanhef en on­der c NRC in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder c NRC. Het College acht de uitingen daardoor oneerlijk in de zin van ar­tikel 7 NRC en zal het oordeel van de Commissie bekrachtigen, met enige wijziging van gronden.

6. Naar aanleiding van het uitdrukkelijke beroep door Kia op het feit dat, naar zij vol­doende aannemelijk heeft gemaakt, andere auto­fabrikanten in vergelijkbare uitingen op televisie en op internet eveneens geen “totale prijzen” noemen waarin de vaste en onvermijdbare kosten zijn begrepen, overweegt het College dat blijk­baar spra­ke is van de situa­tie dat binnen de desbetreffende bran­che een on­juis­te opvat­ting bestaat omtrent de verplichtingen die bij de hier genoem­de uitin­gen gelden indien sprake is van een uitnodiging tot aan­koop. Dit kan op grond van het voorgaande niet tot het oordeel leiden dat sprake is van een toelaat­bare handelspraktijk en evenmin afdoen aan het feit dat Kia dient te worden aanbe­volen om niet meer op een dergelijke wijze re­clame te ma­ken.

7. Het Col­le­ge gaat overi­gens ervan uit dat de branche ken­nis neemt van deze uit­spraak en zijn re­clame-uitingen op televisie en op internet vervolgens zal aanpas­sen. Gelet hierop en ten­einde Kia niet onnodig in een ongunstige­re positie te bren­gen dan andere auto­mo­bielfabrikanten, zal het College een termijn bepalen waar­binnen Kia de aanbeveling dient op te volgen, waarbij een termijn van negen maanden het Col­lege redelijk voor­komt. Het College zal vaststellen dat de aan­­beveling bin­nen deze termijn moet zijn opgevolgd.

8. Der­halve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van beroep

Het College:

Bevestigt de beslissing van de Commissie dat de bestreden uiting in strijd is met het bepaalde in artikel 7 NRC, met wijziging van gronden. Het College beveelt Kia aan om uiter­lijk negen maanden na de datum van deze beslissing niet meer op een derge­lij­ke wijze reclame te maken.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.4 onder c.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (Autobranche opgelet: vanafprijs moet inclusief kosten rijklaar maken!)

RB 1415

Vroegboekkorting alleen voor vliegreizen

CvB 5 juni 2012, dossiernr. 2012/00251 (OAD vroegboekkorting)

In een tv-reclame wordt onder meer gezegd: “Zeg bent u al vakantieVIP? Dat word je als je nu bij OAD Reizen een heerlijke vakantie boekt. Maar wees er snel mee, want dan profiteer je van hele hoge vroegboekkortingen”.

Klacht: In geen van de bestreden uitingen is vermeld dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor all-in vliegreizen en bestemmingen aan de Middellandse Zee.

RCC: Adverteerder heeft niet weersproken dat uit geen van de bestreden uitingen valt op te maken dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor vliegreizen en reizen naar bestemmingen aan de Middellandse Zee en dus niet voor andere door OAD aangeboden reizen. Er wordt essentiële informatie verborgen gehouden.

Er worden drie grieven ingediend:

1) geen goede procesorde, omdat de SRC aan klaagster (in eerste instantie) twee mogelijke samenvattingen heeft aangeboden van haar klacht.
2) De beslissing wordt gewezen door een onbevoegd Commissielid, zij wordt niet op de website van de SRC vermeld.
3) OAD kon de klacht niet onderzoeken omdat bepaalde gegevens ontbraken. Volgens OAD is de datum van boeken bepalend voor de toepasselijkheid van de gewraakte uitingen.


De CVB bevestigt de aanbeveling:

1. OAD miskent het Reglement en de eigen procesregels dat geen verbod inzake het vragen van nadere inlichtingen bevat.
2. De secretaris is - volgens art. 5 lid 2 Reglement - bevoegd als plaatsvervangenr van elk van de Commissieleden.
3. Voor de beoordeling van deze klacht is niet rele­vant of geïn­timeerde een reis heeft geboekt, en zo ja, op welke datum. Kern van de klacht is immers dat uit de uitin­gen niet blijkt dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor all-in vliegreizen en be­stem­mingen aan de Middellandse Zee.
4. Er is niet inhoudelijk weersproken, dus onderschreid het college het oordeel van de commissie

citaten:

onder 1: (...) OAD stelt dat in een procedure voor de rechter een dergelijke handel­wijze ongeoorloofd is. OAD miskent echter met dit betoog dat de procedure die volgt na het in behandelen nemen van een klacht door de Commissie, wordt beheerst door eigen procesregels, die zijn vastgelegd in het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, welke colleges zijn ingesteld in­ge­vol­ge artikel 2 lid 2 van de Statuten van de Stichting Reclame Code. In het Re­gle­ment zijn beginselen van een behoorlijke klachtprocedure uitgewerkt. Het Regle­ment be­vat geen verbod om naar aanleiding van een ingediende klacht nadere in­lich­tin­gen aan een klager te vragen. De door OAD bedoelde brief gaat het kader van een in­for­ma­tie­verzoek niet te buiten. Van “hel­pen” van geïntimeerde bij het indienen van een correcte klacht is geen sprake. Het was blijkens de inhoud van de brief de be­doeling duidelijkheid te verkrijgen over de reikwijdte van de klacht ten­ein­de die op efficiënte wijze te kunnen be­han­delen. OAD was hierbij ook ge­baat, nu zij het ver­weer in eerste aanleg kon be­perken tot datgene wat vol­gens het antwoord van geïn­timeerde op voormelde brief de essentie van de klacht was. Aldus kan niet wor­den gezegd dat sprake is van schending van het Re­glement en evenmin dat OAD door voormelde handelwijze in haar belangen is geschaad. Grief 1 faalt derhalve.

3. Ten aanzien van de stelling van OAD dat zij de klacht niet kon onderzoeken omdat met betrekking tot de door geïntimeerde gemaakte boeking bepaalde gegevens ont­bra­ken, is het College van oordeel dat deze stelling niet ter zake doet voor de be­oor­­­deling van de onderhavige klacht. Kern van de klacht is immers dat uit de uitin­gen niet blijkt dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor all-in vliegreizen en be­stem­mingen aan de Middellandse Zee. Voor de beoordeling van deze klacht is niet rele­vant of geïn­timeerde een reis heeft geboekt, en zo ja, op welke datum. Het gaat in deze procedure immers uitsluitend om de vraag of de gewraakte uitingen mis­lei­dend zijn voor de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende con­su­ment.

4. De Commissie heeft geoordeeld dat niet is weersproken dat de in de klacht be­doel­de informatie in de uitingen ontbreekt en dat om die reden sprake is van een ver­bor­gen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen (...)

5. Het College neemt kennis van de stelling van OAD dat zij geïntimeerde een korting zal geven, ongeacht hoe de uitkomst van deze procedure zal luiden.

RB 1410

Decemberzegelsvoorwaarden

RCC 1 maart 2012, dossiernr. 2012-00071-I (kras-en-win = gebeld door NPL)

Op de achterzijde van een vel post.nl-decemberzegels staat een kras-en-win-actie, de actievoorwaarden vermelden dat zij akkoord dient te gaan met de voorwaarde dat zij eenmalig gebeld mag worden door de Postcode Loterij (hoewel geregistreerd in het 'bel-me-niet'-register.

De adverteerders verweren zich door te stellen dat er geen duidelijke klacht is, maar eerder een mening en dat adverteerders aan de deelname aan acties voorwaarden mag stellen. Er wordt verweer gevoerd op zowel 'ontbreken van essentiële informatie' als 'misleiding'.

De Commissie vat de in klaagsters e-mails van 21 en 22 december 2011 neergelegde bezwaren op in die zin dat klaagster bezwaar maakt tegen de voor de onderhavige actie gehanteerde voorwaarde dat men als deelnemer akkoord dient te gaan met eenmalige telefonische benadering door NPL. De klacht is niet gericht tegen de wijze van communiceren van deze voorwaarde.

Het enkele feit dat voornoemde voorwaarde geldt, leidt niet tot het oordeel dat de Nederlandse Reclame Code is overtreden.

De klacht: Bij het invullen van de code op de post.nl/2012 bleek dat klaagster, om te weten te komen of zij een prijs had gewonnen, diende aan te vinken dat zij gebeld mag worden voor reclame. Aangezien klaagster niet gebeld wil worden ten behoeve van reclame, heeft zij zich aangemeld bij het ‘Bel-me-niet’register. Klaagster meent dat men te weten moet kunnen komen of men een prijs heeft gewonnen, zonder het vakje aan te vinken dat men gebeld mag worden. Onder het bewuste vakje staat: “Je kunt alleen meedoen met deze actie door de Postcode Loterij toestemming te geven je eenmalig per telefoon te benaderen met een vrijblijvend kennismakingsaanbod. Ga je daarmee akkoord? Vink dan het vakje aan”.

RB 1406

Zuivelbenaming voor een plantaardig product

Vzr. Rechtbank Breda 30 mei 2012, LJN BW6807 (Nederlandse Zuivel Organisatie tegen Alpro Nederland) - persbericht

NZO behartigt de belangen van Nederlandse zuivelproducenten. In maart 2012 schrijft Alpro over een nieuw product met de naam Mild & Creamy. In het bericht schrijft Alpro onder meer: "Alpro innoveert opnieuw met Alpro Mild & Creamy, een heerlijke yoghurtvariatie met een zachte, milde smaak. De yoghurt is mooi romig en tegelijk lekker licht." en vergelijkbare advertentie en televisiereclamespot.

NZO heeft een spoedeisend belang om zich te verzetten tegen het gebruik van zuivelbenamingen voor het plantaardige product dat Alpro recent op de markt heeft gebracht onder de naam Mild & Creamy. De voorzieningenrechter constateert dat Alpro een aantal keren de zuivelterm ‘yoghurt’ gebruikt om haar product aan te duiden. Daarmee wekt zij de suggestie dat het product Mild & Creamy een zuivelproduct is, dat is op grond van de EG-Verordening 1234/2007 verboden.

Het woord ‘yoghurt’ en alle varianten op dat woord die suggereren of impliceren dat sprake is van een zuivelproduct, zoals ‘variatie op yoghurt’, ‘yoghurtvariatie’ en ‘yoghurtcategorie’, dient Alpro te staken en gestaakt te houden.

2.6. Tussen partijen is niet in geschil dat Mild & Creamy een product op plantaardige basis is en geen melk of zuivelproduct. Op grond van artikel III lid 2 van Bijlage XII bij de EG-Verordening nr. 1234/2007 is het verboden om voor andere levensmiddelen dan melk of zuivel in etiketten, handelsdocumenten, reclame en andere presentatievormen aan te geven, te impliceren of te suggereren dat het betrokken product een zuivelproduct is. Dit verbod gaat verder dan het gebruik van de term ‘yoghurt’. Impliciete of suggestieve aanduidingen zijn eveneens verboden.

 

2.10. De in de voorgaande overwegingen geconstateerde strijdigheden met de Europese regelgeving leiden de voorzieningenrechter ertoe om de gevorderde voorzieningen toe te wijzen als navolgend zal blijken. Aan het beoordelen van de andere grondslagen van NZO voor haar vorderingen komt de voorzieningenrechter niet toe. De vordering sub A zal de voorzieningenrechter nader toespitsen op concreet gebruikte slogans. Voor het wijzigen van de tekst op de verpakkingen van het product Mild & Creamy zal Alpro een ruimere termijn worden gegund. In dat verband stelt Alpro dat zij binnen tien weken een nieuwe verpakking op de markt kan brengen, terwijl NZO aangeeft dat een terugroep van de reeds in de winkels liggende verpakkingen niet wordt verlangd. De vordering sub B wordt toegewezen conform hetgeen door Alpro ter zitting als uitvoerbaar is erkend. Tegen het doen van deze opgave door een registeraccountant heeft Alpro geen bezwaar gemaakt. De onder C gevorderde rectificatie zal worden geconcretiseerd als uit het dictum zal blijken. Verder zal Alpro daarvoor een ruimere termijn worden gegund. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd. De dwangsom op het wijzigen van de verpakkingen zal niet worden gesteld op het aantal verpakkingen dat naderhand wordt aangetroffen maar per dag dat het gebod niet wordt nagekomen.

Dictum
gebiedt gedaagde om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gebruik van het woord ‘yoghurt’ en alle varianten op dat woord die suggereren of impliceren dat sprake is van een zuivelproduct, zoals ‘variatie op yoghurt’, ‘yoghurtvariatie’ en ‘yoghurtcategorie’, in haar eigen publicaties en reclame-uitingen over haar product Mild & Creamy te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EURO 25.000,- voor iedere dag dat zij dit gebod niet nakomt, tot een maximum van EURO 500.000,-;

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak
(Alpro Mild & Creamy: geen yoghurt, wel een yoghurtalternatief)

RB 1404

Huis-aan-huisblad als één geheel

RCC 17 april 2012, dossiernr. 2011/01271 (De Rijnpost en meer- Code VOR)

Klager heeft zijn brievenbus voorzien van een NEE/JA-sticker. Desondanks heeft hij samen met De Rijnpost op 2 november 2011 ook daarin het “City Jounaal Veenendaal”, op 23 november 2011 folders van Burger King en Game Mania, op 25 november 2011 “Autostad” en op 2 december 2011 “Kijk op wonen” ontvangen.

Moet huis-aan-huisblad De Rijnpost samen met de andere uitgaven per geval als één geheel moeten worden beschouwd? En zo ja, of dit geheel in elk van die gevallen kan worden aangemerkt als een huis-aan-huisblad?

De commissie oordeelt dat City Journaal Veenendaal, Autostad en Kijk op Wonen kunnen worden aangemerkt als huis-aan-huisblad (als bijlage bij De Rijnpost) en dus als één geheel moet worden beschouwd. De losse folders dienen te worden aangemerkt als op zichzelf staande ongeadresseerde reclamedrukwerken, en betreft dit laatste wordt een aanbeveling gedaan.

3) In de eerste plaats blijkt uit de uiterlijke opmaak van deze bijlagen reeds dat deze een geheel vormen met De Rijnpost. De pagina’s van de bijlagen hebben dezelfde grootte en zijn op hetzelfde papiersoort gedrukt als de pagina’s van de krant. De paginanummering loopt door in de bijlagen, ook in de gevallen dat pagina’s van de bijlagen niet (zichtbaar) genummerd zijn. Op grond van het voorgaande dient de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de uitgaven “City Journaal Veenendaal”, “Autostad” en “Kijk op wonen” bij De Rijnpost, te worden afgewezen.

4) Voor wat betreft de folders van Burger King en Game media is gebleken dat deze, ook volgens afzender, dienen te worden aangemerkt als op zichzelf staande ongeadresseerde reclamedrukwerken in de zin van de Code Verspreiding Ongeadres­seerd Reclame­druk­werk (Code VOR). Dit drukwerk had derhalve niet in een van een "NEE/JA-sticker" voor­ziene brievenbus mogen wor­den gedeponeerd. Afzender heeft door deze folders in de brievenbus van klager te deponeren artikel 3.1 Code VOR overtreden.

RB 1402

Voldoende inschrijvingen voor aanleg glasvezel

RCC 7 mei 2012, (Voldoende inschrijvingen glasvezel), Reggefiber dossiernr. 2012/00296, XS4All dossiernr. 2012/00339
KPN dossiernr. 2012/00340.

In diverse uitingen  wordt uitgelegd dat er voldoende inschrijvingen moeten zijn in de woonplaats van klagers om glasvezel aan te leggen. Reggefiber wil pas glasvezel aanleggen bij minimaal 30% deelname van de huishoudens in het gebied. XS4All en KPN werken met Reggefiber samen en kunnen geen diensten aanbieden via de andere aanbieder, de (non-profit) Stichting Kabelnet Veendam (SKV) die sinds januari 2012 is gestart met de aanleg van de glasvezelverbinding. Er is strijd, in alledrie de gevallen, met artikel 7 en 8.2 onder e NRC.

Reggefiber-dossier
Door de zinsnede “Schrijft u zich nu niet in voor glasvezel, dan kan het jaren duren voordat Veendam en Wildervank weer aan de beurt zijn” wordt de indruk gewekt dat in genoemde plaatsen de komende jaren in het geheel geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft bij Reggefiber. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat Reggefiber niet de enige aanbieder van glasvezelnetwerk in Veendam en Wildervank is en dat de aanleg van glasvezel door SKV reeds is gestart. Strijd met art 7 en 8.2 onder e NRC.

XS4All-dossier

XS4ALL werkt voor de uitrol van glasvezel samen met het bedrijf Reggefiber, dat de bouw en uitrol van het glasvezelnetwerk verzorgt. In de uiting zegt XS4ALL glasvezel internet aan te bieden als 30% van het gebied zich voor glasvezel inschrijft.

Door de aanhef “Schrijf u nú in” en de zinsneden “Wordt de benodigde 30% niet gehaald, dan duurt het minimaal vijf jaar voordat uw woonplaats weer aan de beurt is. Schrijf u daarom nu in” wordt de indruk gewekt dat in klaagsters woonplaats de komende vijf jaar geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft via XS4ALL. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat in klaagsters woonplaats Veendam een andere aanbieder reeds met de aanleg van glasvezel is gestart. Strijd met art. 7 en 8.2 onder e.


KPN-dossier:
Uit eerdere communicatie volgt dat KPN zijn diensten aanbiedt over het glasvezelnetwerk van Reggefiber. KPN kan zijn diensten niet aanbieden over het netwerk van SKV.

Door de zinsneden “Uw inschrijving kan beslissend zijn voor de aanleg van glasvezel in Wildervank. Alleen als alle inwoners samen op 25 maart voldoende interesse hebben getoond, wordt er glasvezel aangelegd” wordt de indruk gewekt dat in klagers woonplaats in het geheel geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft via KPN. Als onweersproken is echter komen vast te staan Reggefiber, via wiens glasvezelnetwerk KPN zijn diensten kan aanbieden, niet de enige aanbieder van glasvezelnetwerk in Wildervank is en dat de aanleg van glasvezel door SKV reeds is gestart.