Overlijdensreclame Yarden niet ontoelaatbaar
RCC 2 december 2015, RB 2645; Dossiernr: 2015/01106 (Yarden)Audiovisuele Mediadiensten. Afwijzing. Uiting: Het betreft een televisiecommercial van Yarden waarin Adelheid Roosen haar ervaringen deelt rondom het overlijden van haar moeder. Voorts worden op de achtergrond overlijdensrituelen getoond. Aan het einde van de commercial wordt door de voice-over gezegd: “Een goed afscheid helpt je verder, Yarden”.
Klacht: Volgens klaagster brengt deze televisiecommercial overlijden als een klucht. Overlijden wordt neergezet als een geheimzinnige grap. De in de uiting getoonde beelden met rouwende mensen is stuitend, grievend en kwetsend en toont geen enkel respect voor overledenen en nabestaanden.
Commissie: Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend is in de zin van de artikelen 2 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), zoals klaagster kennelijk met haar klacht bedoelt, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria.
Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid oordeelt de Commissie als volgt. De uiting heeft volgens adverteerder tot doel de kijker ertoe aan te zetten om na te denken over zijn uitvaartwensen en deze wensen aan dierbaren kenbaar te maken om te voorkomen dat zij hier – na het overlijden van hun dierbare – niet van op de hoogte zijn. De wijze waarop deze boodschap in de commercial is uitgewerkt zullen sommigen als indringend kunnen ervaren. De Commissie denkt hierbij aan de wijze waarop Adelheid Roosen met een urn in haar handen het verhaal vertelt rondom het overlijden van haar moeder die aan de ziekte van Alzheimer leed, en het tonen (op de achtergrond) van diverse overlijdensrituelen. De Commissie is echter van oordeel dat hiermee de grens van het toelaatbare niet is overschreden, gelet op de aard van de dienstverlening van adverteerder en de boodschap van de uiting. Dat deze boodschap wellicht ook op een andere wijze had kunnen worden uitgebeeld, is onvoldoende reden om de commercial in strijd te achten met eerdergenoemde artikelen van de NRC. Wel heeft de Commissie begrip voor het feit dat niet iedereen de commercial zal waarderen. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel.
De Commissie wijst de klacht af.
Nieuwe Reclame Code Fieldmarketing
Via reclamecode.nl: De Nederlandse Reclame Code is per 1 januari 2016 uitgebreid met een nieuwe Bijzondere Reclamecode, de Reclame Code voor Fieldmarketing (RFM). In deze code staan regels voor werving buiten de verkoopruimte, zoals op straat en aan de deur. Fieldmarketing wordt veelvuldig en succesvol ingezet. Maar dit moet op een verantwoorde manier gebeuren. Een consument dient professioneel aangesproken te worden. De RFM geeft daarom werftijden voor colportage, regels voor het respectvol benaderen van een consument en verplicht wervers om bestaande Bel-niet-aan stickers te respecteren.
Ondanks goedkeuring KOAG-KAG, is 'bewezen effectieve ingrediënten' misleidend
Vzr. Rechtbank Amsterdam 27 januari 2016, RB 2643 (Boehringer Ingelheim tegen Omega Pharma)Uitspraak ingezonden door Ebba Hoogenraad en Sarah Arayess, Hoogenraad & Haak. Boehringer is met 28% marktleider met hoestproducten met de merken Bisolvon en Bisolnex. Omega Pharma heeft het hoestproduct onder het merk Bronchostop en adverteert met de door Boehringer gewraakte uiting 'Voor elke hoest'. Deze en een aantal andere vorderingen zijn echter afgewezen. De claim “bewezen effectieve ingrediënten” is volgens de voorzieningenrechter wel misleidend, ondanks goedkeuring van de Keuringsraad van de KOAG/KAG. De voorzieningenrechter veroordeelt Omega Pharma zich te onthouden van reclame-uitingen waarin wordt gesteld of gesuggereerd dat Bronchostop bewezen effectieve ingrediënten bevat onder last van een dwangsom.
HvJ EU: gemiddelde Europese consument uitgangspunt bij bescherming geografische aanduiding Calvados
HvJ EU 21 januari 2016, C-75/16, RB 2642; ECLI:EU:C:2016:35 (Verlados tegen Calvados)
Verordening Bescherming geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken. Bescherming geografische aanduiding 'Calvados'. Een in Finland geproduceerde drank wordt verhandeld onder de benaming ‘Verlados’. Deze naam is afgeleid van het dorp en het landgoed Verla, waar de drank wordt vervaardigd. De controle-instantie heeft verboden de drank genaamde ‘Verlados’ te verhandelen wegens overeenkomsten met ‘Calvados’. Viiniverla doet een beroep tot nietigverklaring van dit besluit. De Finse rechter stelt prejudiciële vragen over de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, de overeenstemming tussen ‘Verlados' en ‘Calvados’ en het begrip ‘voorstelling’ in de zin van art. 16 onder b van de Verordening. Het Hof oordeelt dat ook inzake geografische aanduidingen de maatstaf van de gemiddelde consument geldt en dat, ook indien er geen risico tot verwarring bestaat, het gebruik van een benaming als ‘voorstelling’ in de zin van artikel 16 onder b niet kan worden toegestaan.
25 Uit inmiddels vaste rechtspraak inzake consumentenbescherming blijkt dat op dit gebied in de regel moet worden uitgegaan van de vermoedelijke verwachtingen van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument (zie met name arresten Mars, C‑470/93, EU:C:1995:224, punt 24; Gut Springenheide en Tusky, C‑210/96, EU:C:1998:369, punt 31; Estée Lauder, C‑220/98, EU:C:2000:8, punt 30; Lidl Belgium, C‑356/04, EU:C:2006:585, punt 78; Severi, C‑446/07, EU:C:2009:530, punt 61; Lidl, C‑159/09, EU:C:2010:696, punt 47, alsmede Teekanne, C‑195/14, EU:C:2015:361, punt 36).
26 De beoordeling of een voor de aanduiding van een product gebruikte term zodanig is dat deze een beschermde benaming kan voorstellen in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008, dient eveneens aan de hand van dit op het evenredigheidsbeginsel gebaseerde criterium plaats te vinden (zie in deze zin arrest Estée Lauder, C‑220/98, EU:C:2000:8, punt 28).
27 Wat betreft de twijfel van de verwijzende rechter of bij de toetsing aan het begrip „voorstelling” in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 van belang is dat de benaming „Verlados” verwijst naar de plaats waar het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product wordt vervaardigd – waarmee de Finse consument bekend is –, dient eraan te worden herinnerd dat artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 de in bijlage III bij die verordening geregistreerde geografische aanduidingen beschermt tegen elke „voorstelling” op het gehele grondgebied van de Unie. Gelet op de noodzaak om op dit grondgebied een daadwerkelijke en eenvormige bescherming van die geografische aanduidingen te waarborgen, dient met de Italiaanse regering en de Commissie te worden geoordeeld dat het begrip „consument”, waarop de in punt 21 van dit arrest genoemde rechtspraak betrekking heeft, ziet op de Europese consument, en niet enkel op de consument van de lidstaat waarin het product wordt vervaardigd dat de beschermde geografische aanduiding voor de geest roept.
28 Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 aldus moet worden uitgelegd dat de nationale rechter voor de vaststelling of sprake is van een „voorstelling” in de zin van die bepaling, dient uit te gaan van de waarneming van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, waarbij dit laatste begrip moet worden opgevat als betrekking hebbend op Europese consumenten en niet slechts op consumenten van de lidstaat waarin het product wordt vervaardigd dat de beschermde geografische aanduiding voor de geest roept.
48 Gelet op een en ander dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 aldus moet worden uitgelegd dat de verwijzende rechter voor de beoordeling of de benaming „Verlados” in geval van vergelijkbare producten een „voorstelling” in de zin van die bepaling oproept van de beschermde geografische aanduiding „Calvados”, rekening dient te houden met de fonetische en visuele gelijkenis tussen die benamingen, alsmede met eventuele gegevens die erop wijzen dat die gelijkenis niet berust op toeval, om op die manier na te gaan of de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument, bij het zien van de naam van een product, als referentiebeeld het product waarvoor de beschermde geografische aanduiding geldt voor de geest zal komen.52 Gelet op een en ander dient op de derde vraag te worden geantwoord dat artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 aldus moet worden uitgelegd dat het gebruik van een benaming dat in de zin van die bepaling als „voorstelling” van een in bijlage III bij die verordening opgenomen geografische aanduiding is aangemerkt, ook dan niet kan worden toegestaan wanneer er geen risico van verwarring bestaat.
Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:
1) Artikel 16, onder b), van verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1576/89 van de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter voor de vaststelling of sprake is van een „voorstelling” in de zin van die bepaling, dient uit te gaan van de waarneming van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, waarbij dit laatste begrip moet worden opgevat als betrekking hebbend op Europese consumenten en niet slechts op consumenten van de lidstaat waarin het product wordt vervaardigd dat de beschermde geografische aanduiding voor de geest roept.
2) Artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 moet aldus worden uitgelegd dat de verwijzende rechter voor de beoordeling of de benaming „Verlados” in geval van vergelijkbare producten een „voorstelling” in de zin van die bepaling oproept van de beschermde geografische aanduiding „Calvados”, rekening dient te houden met de fonetische en visuele gelijkenis tussen die benamingen, alsmede met eventuele gegevens die erop wijzen dat die gelijkenis niet berust op toeval, om op die manier na te gaan of de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument, bij het zien van de naam van een product, als referentiebeeld het product waarvoor de beschermde geografische aanduiding geldt, voor de geest zal komen.
3) Artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 moet aldus worden uitgelegd dat het gebruik van een benaming dat in de zin van die bepaling als „voorstelling” van een in bijlage III bij die verordening opgenomen geografische aanduiding is aangemerkt, ook dan niet kan worden toegestaan wanneer er geen risico van verwarring bestaat.
Gestelde vragen:
„1. Dient bij de beoordeling of er sprake is van voorstelling in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 te worden uitgegaan van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument?
2. Welke betekenis dient in het kader van de beoordeling van een ter bescherming van de geografische benaming ‚Calvados’ gegeven verbod op het gebruik van de benaming ‚Verlados’ voor een op nationaal niveau onder die benaming in de handel gebrachte, uit appels gedistilleerde drank, te worden gehecht aan de volgende omstandigheden bij de uitlegging van het begrip ‚voorstelling’ in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 en de toepassing van deze verordening:
a) het eerste deel van de benaming ‚Verlados’, Verla, een Fins dorp is en als zodanig door de Finse consument kan worden herkend;
b) het eerste deel van de benaming ‚Verlados’, Verla, verwijst naar de fabrikant van het product ‚Verlados’, Viiniverla;
c) ‚Verlados’ een in het dorp Verla gefabriceerd plaatselijk product is waarvan per jaar gemiddeld een paar honderd liter wordt verkocht in het eigen restaurant en dat voorts in beperkte omvang op bestelling kan worden geleverd in de staatswinkel in de zin van de wet inzake alcoholhoudende dranken;
d) de woorden ‚Verlados’ en ‚Calvados’ slechts één gezamenlijke lettergreep (‚dos’) hebben van de drie lettergrepen, maar anderzijds vier letters (‚ados’), oftewel de helft van alle letters van beide woorden, hetzelfde zijn?
3. Indien er wordt geacht sprake te zijn van ‚voorstelling’ in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008, kan het gebruik van de benaming Verlados dan toch worden gerechtvaardigd door een van de bovengenoemde omstandigheden of een andere omstandigheid, zoals de omstandigheid dat bij de Finse consument in ieder geval niet de opvatting kan ontstaan dat het product ‚Verlados’ gefabriceerd zou zijn in Frankrijk?”
BGH: Facebook functie "vrienden zoeken" ongeoorloofde vorm van reclame
BGH 14 januari 2016, I ZR 65/14 (Freunde finden)Uit het persbericht. Het BGH Zivilsenat heeft geoordeeld dat de functie “vrienden zoeken” op Facebook een ongeoorloofde vorm van reclame is. Eiser was de Duitse Federatie van consumentenorganisaties (Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände). Zij stelde dat het verzenden van uitnodigingen via e-mail aan nog niet geregistreerde gebruikers van het platform een intimiderende vorm van reclame is. Het BGH oordeelt dat dit inderdaad het geval is. Dat de verzending wordt geïnitieerd door geregistreerde gebruikers van Facebook, via de “vrienden zoeken” functie, doet hier niet aan af.
Reclame Sanex AtopiCare tegen Atopische huid in strijd met Geneesmiddelenwet
RCC 21 december 2015, RB 2640; Dossiernr: 2015/01138 (Sanex AtopiCare)Reclamecode Cosmetische Producten. Uiting: Het betreft de volgende uitingen voor Sanex Advanced AtopiCare producten van Colgate:
A. een televisiecommercial, waarin door de voice-over wordt gezegd:
“Je huid kan je veel vertellen. Als ze rood is, of heel droog, of jeukt, vertelt je huid je misschien dat je een veel voorkomend probleem hebt. Atopische huid.
Nieuw: Sanex Advanced AtopiCare Bodylotion.
Klinisch bewezen. Kalmeert droge atopische huid, zorgt vanaf het eerste gebruik dat je huid de hele dag comfortabel aanvoelt.
Nieuwe Sanex Advanced AtopiCare.”
Tijdens het uitspreken van deze tekst zijn achtereenvolgens onder meer beelden te zien van een grote groep naakte mensen over wier huid een rode gloed komt, van een gestileerde weergave van rode cellen op een been, van het product AtopiCare bodylotion, van het insmeren van een been waarbij een gestileerde weergave van huidkleurige cellen verdwijnt en van een vrouw met een ‘normale’ huid die zich insmeert met de bodylotion.
B. de volgende uitingen op adverteerders website www.sanex.nl:
a) de homepagina waar staat:
“ATOPISCHE HUID?
1 op de 5 mensen hebben hier last van”.
b) de subpagina, die wordt bereikt door op de onder a) genoemde tekst te klikken, met als kop “98% bevestigt dat het jeuk en irritatie kalmeert*”. De asterisk verwijst naar de mededeling onderaan deze pagina: “* Consumenten onderzoek onder 146 vrouwen, Europa, 2014”.
Onder de hiervoor genoemde kop staat onder meer:
“Misschien ken je het wel. Je huid is erg droog en gevoelig en heeft de neiging om snel reactief te reageren of geïrriteerd te raken. Wat je misschien niet weet, is dat dit tekenen kunnen zijn van een atopische huid. Maar maak je geen zorgen, je bent niet de enige. Een atopische huid is een veelvoorkomende huidconditie.1 op de 5 mensen heeft namelijk last van een atopische huid, hoewel 73% dit zelf niet eens weet. En jij? Er zijn een aantal belangrijke stappen die deel kunnen uitmaken van jouw huidverzorgingsroutine om zo je huid weer comfortabel te laten aanvoelen.
Stap 1-Reinigen
(..)Stap 2-Hydrateren
(..)Stap 3-Vergeet de huid onder de oksels niet
(..)”
Hieronder staat:
“’Toen mijn huid weer normaal was, voelde ik me weer een vrouw.’
Elisabeth, 37”.Klacht: De AtopiCare producten zijn cosmetische producten. Cosmeticaproducten vallen onder de Warenwet en mogen daarom geen medische claims bezigen. De AtopiCare producten worden echter op ontoelaatbare wijze gepositioneerd als medische producten die een atopische huid (kunnen) behandelen. Er worden claims gemaakt die conform de Indicatieve lijst Gezondheidsaanprijzingen van de Keuringsraad KOAG/KAG niet zijn toegestaan voor gezondheidsproducten, laat staan voor cosmetische producten. Ook de Europese Commissie is van oordeel dat producten die gepositioneerd worden als producten die een atopische huid kunnen behandelen of voorkomen, niet gekwalificeerd mogen worden als cosmetische producten.
De medische positionering van AtopiCare producten volgt rechtstreeks uit de uitgesproken tekst van de televisiecommercial, waaronder de volgens de Indicatieve lijst Gezondheidsaanprijzingen niet toegestane termen “jeuk”, “irritatie van de huid” en “huidproblemen” (de ‘claims’). De medische positionering wordt verder versterkt door beelden van mensen met een rode huid en meer in het bijzonder het eerst tonen van een rode, atopische huid en daarna, na applicatie van de AtopiCare bodylotion, een ‘normale’, gezonde huid. Dit beeld, in combinatie met de voice-over, suggereert dat de AtopiCare producten een atopische huid behandelen en genezen. Dit zal ook door de maatman-consument zodanig worden opgevat.
Ook op de website van Colgate worden bovengenoemde claims gemaakt. Daarnaast is de volgende quote op de website geplaatst: “Toen mijn huid weer normaal was, voelde ik me weer vrouw”. Ook deze quote suggereert dat de AtopiCare producten een atopische huid kunnen behandelen en/of genezen, hetgeen niet is toegestaan.
Unilever acht de reclame-uitingen in strijd met de artikelen 2 en 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument ertoe wordt gebracht een besluit te nemen over een transactie dat hij anders niet had genomen, is de reclame ook misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Commissie:
1. Unilever maakt bezwaar tegen de televisiecommercial en uitingen op adverteerders website sanex.nl, waarin AtopiCare producten volgens Unilever op ontoelaatbare wijze worden gepositioneerd als medische producten die een atopische huid (kunnen) behandelen. Unilever acht de uitingen daardoor in strijd met de (Geneesmiddelen)wet en voor de gemiddelde consument misleidend.
De Keuringsraad heeft meegedeeld dat, indien de bestreden uitingen aan de Keuringsraad zouden zijn voorgelegd, deze voor zover ze primair medische claims bevatten niet van een toelating zouden zijn voorzien en niet zouden zijn toegestaan.
Colgate stelt zich op het standpunt dat AtopiCare producten cosmetische producten zijn in de zin van de RCP, en dat in de bestreden uitingen niet wordt gesteld of gesuggereerd dat het behandelen, voorkomen of genezen van een atopische huid de primaire functie van AtopiCare producten is.
De Commissie overweegt als volgt.
2. Krachtens de Cosmeticaverordening (Verordening (EG) nr. 1223/2009) en het daarop gebaseerde artikel 1 sub a RCP worden als cosmetische producten aangemerkt - voor zover hier van belang -: stoffen of mengsels die zijn bestemd om in aanraking te worden gebracht met de huid, met het uitsluitende of hoofdzakelijke oogmerk deze te reinigen, te parfumeren, het uiterlijk ervan te wijzigen en/of de huid te beschermen of in goede staat te houden of lichaamsgeuren te corrigeren. Uit de Handleiding bij de Cosmeticaverordening volgt dat het presenteren van een product als geschikt voor gebruik bij een atopische huid op zich niet betekent dat het product niet meer als cosmetische product kan worden aangemerkt. Indien echter in de presentatie een verband wordt gelegd tussen het product en het behandelen of voorkomen (“treat or prevent”) van een atopische huid, dan is geen sprake meer van een cosmetisch product. In dat geval ‘verkleurt’ de status van het product en valt het onder de Geneesmiddelenwet. Dit volgt uit de Guidance waar staat: “If a product falls within the definition of both, medicinal product and cosmetic product, the non-cumulation principle provides that the Medicinal Products Directive is applicable.”
3. Naar het oordeel van de Commissie wordt in zowel de televisiecommercial als de bestreden uitingen op de website voor de AtopiCare producten (bodylotion, douchegel, handcrème en deodorant) als hoofdzakelijk oogmerk (of primaire functie) een werking gesuggereerd die verder gaat dan het reinigen, parfumeren, wijzigen van het uiterlijk, beschermen of in goede staat houden van de huid of het corrigeren van lichaamsgeuren.
In de televisiecommercial wordt na beschrijving van het “veelvoorkomende probleem” van een atopische huid die “rood is, of heel droog, of jeukt” de AtopiCare bodylotion aangeprezen omdat deze de droge atopische huid “kalmeert”. Deze tekst wekt, vooral in combinatie met de beelden van achtereenvolgens een rode atopische huid, de betreffende bodylotion en het smeren van de bodylotion op een ‘normale’ huid, de indruk dat dit AtopiCare product de roodheid, droogheid en jeuk van de atopische huid behandelt en/of voorkomt.
Hetzelfde oordeel geldt voor de (combinatie van de) bestreden uitingen op de website.
Door de mededelingen dat 1 op de 5 mensen last heeft van een atopische huid, dat “98% bevestigt dat het (AtopiCare) jeuk en irritatie kalmeert” en de bewering van een consument dat zij zich weer vrouw voelde toen haar huid “weer normaal was”, wordt gesuggereerd dat de AtopiCare producten geschikt zijn voor de behandeling en genezing van een atopische huid.
4. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de AtopiCare producten worden gepresenteerd als producten die geschikt zijn voor het behandelen of voorkomen van een atopische huid. Dit heeft tot gevolg dat de Geneesmiddelenwet van toepassing is. Niet in geschil is dat voor de AtopiCare producten geen handelsvergunning in de zin van de Geneesmiddelenwet is verleend. Gelet hierop acht de Commissie de uitingen in strijd met artikel 84 lid 1 Geneesmiddelenwet en daardoor in strijd met artikel 2 NRC.
5. Nu de uitingen reeds om bovengenoemde redenen in strijd zijn met de NRC, komt de Commissie niet toe aan beoordeling van de vraag of de uitingen misleidend zijn.
De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Technische fout, onvoldoende zorgvuldigheid bij aanbieden en aanprijzen promotioneel kansspel Klingel
Vzr. RCC 24 december 2015, RB 2639; Dossiernr: 2015/01201 (Klingel)Direct marketing. Kansspel. Uiting: Het betreft een aan klaagster gezonden geadresseerde mailing van Klingel. De mailing bestaat onder meer uit een envelop met de mededeling “Proficiat! U hebt recht op een geldbedrag!” en een op klaagsters naam gestelde “officiële berichtgeving” waarin staat – voor zover hier van belang – dat klaagster via drie genummerde en op haar naam gestelde “bonusprijszegels” kan controleren of een van de zegels “goed is voor 2x, 3x, 5x € 500,00 of zelfs 10x € 1.000,00 per maand op uw rekening”.
Klacht: In de uiting wordt gezegd dat klaagster recht heeft op een geldbedrag. De bonusprijszegel met daarop klaagsters naam en het geluksnummer 4387118 moest op het bestelformulier worden geplakt om de geldprijs op te vragen. Het overzicht waar de nummers van de bonusprijszegels kunnen worden gecontroleerd, blijkt niet meer aan klaagster gericht te zijn maar een andere naam te bevatten. Bovendien komt klaagsters nummer in het overzicht niet voor, maar wel het geluksnummer 4387117. Klaagster vindt het “heel vreemd allemaal”.
Voorzitter:
Adverteerder heeft erkend dat in enkele onderdelen van de uiting een onjuiste naam en niet het in werkelijkheid aan klaagster toegekende geluksnummer worden vermeld. Tevens is erkend dat dit voor de ontvanger van de reclame-uiting verwarrend is.
Op grond hiervan wordt geoordeeld dat door de uiting het vertrouwen in reclame wordt geschaad als bedoeld in artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Van adverteerder mag immers worden verwacht dat zij voldoende zorgvuldigheid betracht bij het aanbieden en aanprijzen van haar promotionele kansspel.
Nu adverteerder reeds eigener beweging haar klanten een excuusbrief heeft toegezonden, waarin zij onder meer toezegt “er alles aan te doen om een dergelijke vergissing in de toekomst te voorkomen”, zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 5 NRC.
Genoeg ruimte in advertentie om suggestie dat fles 100% grachtenplastic is te verduidelijken
RCC 15 december 2015, RB 2638; Dossiernr: 2015/01154 (Ecover Afwasmiddel)Milieu Reclame Code. Uiting: Het betreft een uiting in de Bonusfolder van Albert Heijn van week 46 2015, waarin naast de afbeelding van een fles Ecover afwasmiddel staat:
“Ontdek! Ecover Afwasmiddel
Bij gebruik van Ecover afwasmiddel zorg je niet alleen voor een schone vaat, maar ook voor schone grachten. De flessen worden namelijk gemaakt van het plastic dat we samen met klanten van Albert Heijn uit het water hebben gevist.”
Klacht: De uiting suggereert dat de fles 100% van uit het water gevist plastic is gemaakt. In de winkel hangt aan de fles echter een labeltje waarop - bij een asterisk - staat dat maar 10% van de fles uit grachtenplastic bestaat en voor de rest uit gewone gerecyclede kunststof.
Commissie:
Met de mededeling “Bij gebruik van Ecover afwasmiddel zorg je niet alleen voor een schone vaat, maar ook voor schone grachten. De flessen worden namelijk gemaakt van het plastic dat we samen met klanten van Albert Heijn uit het water hebben gevist” wordt expliciet gerefereerd aan milieuaspecten verbonden aan het product. Hierdoor is sprake van een milieuclaim en is de Milieu Reclame Code (MRC) van toepassing. Op grond van artikel 2 MRC mogen milieuclaims geen mededelingen, afbeeldingen of suggesties bevatten waardoor de consument misleid kan worden over milieuaspecten van het aangeprezen product.
Naar het oordeel van de Commissie suggereert de mededeling “de flessen worden namelijk gemaakt van het plastic dat we (…) uit het water hebben gevist” - door het gebruik van het woordje van - dat de flessen helemaal van dit grachtenplastic zijn gemaakt. Als erkend is echter komen vast te staan dat de flessen slechts voor 10% uit grachtenplastic bestaan. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 2 MRC. Daarbij wordt opgemerkt dat de advertentie voldoende ruimte biedt om duidelijk te maken dat de Ecover fles gedeeltelijk is gemaakt van uit de grachten gehaald plastic. Dat dit in andere uitingen voor Ecover afwasmiddel wel wordt meegedeeld, zoals adverteerder stelt, neemt de misleiding in de bestreden uiting niet weg.
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 MRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Envelop met "laat deze brief niet aan je ouders lezen" vanwege ludieke karakter niet ontoelaatbaar
Vzr. RCC 22 december 2015, RB 2637; Dossiernr: 2015/01169 (Besured)Direct marketing. Uiting: Het betreft een aan klaagster verzonden brief in een envelop met daarop de tekst: “Laat deze brief niet aan je ouders lezen”. In de envelop zit een folder met informatie over de zorgverzekering van Besured en een brief waarin onder meer staat:
“ waarom mag ik deze brief nou niet aan mijn ouders laten lezen? Een meerderheid van de studenten krijgt een extra financiële bijdrage van hun ouders. Grote kans dus dat dit bij jou ook zo is. Het zou natuurlijk jammer zijn als de financiële meevaller van de studentenzorgverzekering door je ouders wordt ingehouden op jouw maandelijkse bijdrage;) ”.
Klacht: Veel studenten wonen nog thuis en door op de envelop de tekst “Laat deze brief niet aan je ouders lezen” te plaatsen, geeft dit ouders het gevoel dat hen iets wordt onthouden of achter hun rug om plaatsvindt. Daarnaast vind klager het een vorm van stoken tussen ouders en kinderen en worden kinderen (studenten) op het idee gebracht om hun ouders voor te liegen en ervoor te zorgen dat zij profiteren van geld van hun ouders terwijl ze achter hun rug om een andere verzekering sluiten.
Voorzitter:
De klacht is gericht tegen een mailing van adverteerder bestaande uit een envelop met daarop de tekst: “Laat deze brief niet aan je ouders lezen” en daarin een brief en een folder met informatie over de zorgverzekering van adverteerder. Klaagster stelt dat de uiting in strijd is met de goede smaak en fatsoen, zo begrijpt de voorzitter, omdat ouders erdoor het gevoel krijgen dat hen iets wordt onthouden, gestookt wordt tussen ouders en kinderen en kinderen worden aangezet tot het voorliegen en profiteren van (het geld van) hun ouders.
De voorzitter stelt voorop dat zij zich bij de beoordeling van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met een fatsoensnorm terughoudend opstelt gelet op het subjectieve karakter ervan. Met inachtneming met deze terughoudendheid is de voorzitter van oordeel dat de onderhavige reclame-uiting de grenzen van het toelaatbare niet overschrijdt. Uit het geheel van de uiting blijkt dat de oproep om de in de brief bedoelde financiële meevaller voor ouders te verzwijgen niet serieus is bedoeld. Uit de toonzetting van de inhoud van de envelop, waaronder het geplaatste ‘knipoogje’ en het spreken over een voordeel voor “jou en/of je ouders”, volgt dat adverteerder slechts op een ludieke, op de specifieke doelgroep van studenten afgestemde, wijze duidelijk wil maken dat men geld kan besparen door te kiezen voor de zorgverzekering van adverteerder. De voorzitter is van oordeel dat daarbij de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. De voorzitter heeft er overigens begrip voor dat niet iedereen de reclame-uiting zal waarderen. Dit kan evenwel niet tot een andere uitkomst leiden.
De voorzitter wijst de klacht af.
Reclame in besteld pakket geen (geadresseerde) brievenbusreclame
RCC 15 december 2015, RB 2636; Dossiernr: 2015/01156 (Bol.com)Direct marketing. CBR. Uiting: Het betreft de reclamefolder “Bomvol” van bol.com, die toegevoegd was aan een door klager bij bol.com geplaatste bestelling.
Klacht: Klager heeft op 24 juli 2015 per e-mail aan bol.com laten weten dat hij geen reclame per post wil ontvangen. Op 26 oktober 2015 heeft klager toch een reclamefolder ontvangen die door adverteerder in een door klager besteld pakket is gedaan. Omdat de folder in een geadresseerde doos zat, is volgens klager sprake van geadresseerde reclame. Bol.com heeft klager desgevraagd laten weten het hiermee niet eens te zijn.
Commissie:
1. Klager maakt bezwaar tegen de ontvangst van een reclamefolder van bol.com die in een door klager besteld pakket is gedaan, omdat klager zegt bij e-mail van 24 juli 2015 aan bol.com te hebben meegedeeld geen reclame per post te willen ontvangen. De Commissie vat deze klacht aldus op dat volgens klager door bol.com in strijd met artikel 14 (juncto artikel 1) CBR geadresseerde brievenbusreclame aan klager is toegezonden.
Artikel 14 CBR luidt: “Indien een ontvanger schriftelijk heeft meegedeeld geen geadresseerde reclame te willen ontvangen dient de opdrachtgever ervoor te zorgen dat deze wens zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het verzoek, zonder restrictie ingewilligd wordt.”
2. De klacht kan niet slagen. Op grond van artikel 1 sub a CBR is sprake van brievenbusreclame in de zin van deze code bij reclame die, geadresseerd of ongeadresseerd, via brievenbus of postbus wordt verspreid en geen geïntegreerd deel uitmaakt van een ander medium. In het onderhavige geval bevond de reclamefolder van bol.com zich samen met de door klager bestelde producten in een pakket. Daardoor maakte de folder geïntegreerd deel uit van dat bestelde pakket. Bovendien blijkt het pakket niet via de brievenbus maar door een pakketbezorger te zijn verspreid.
De Commissie wijst de klacht af.