RB
RB 3838
10 juni 2024
Artikel

Laatste plekken voor de Actualiteitenlunch Reclamerecht

 
RB 3837
3 juni 2024
Artikel

Vacature Simmons & Simmons: Advocaat-stagiaire IP / Life Sciences

 
RB 3836
31 mei 2024
Artikel

Pinsent Masons Amsterdam zoekt voor haar octrooi- en Life Sciences team junior en senior advocaat-medewerkers

 
RB 1723

Positieve resultaat wordt toegeschreven aan andere therapie

Rechtbank Oost-Nederland 13 maart 2013, LJN BZ6680 (OrthoPharma B.V. tegen Centrum voor Gezondheid WelenZijn Gelderse Vallei V.O.F.)
Misleidende reclame. Concurrentiebeding. OrthoPharma ontwikkelt en produceert orthomoleculaire gezondheidsproducten en voedingssupplementen. Tevens ontwikkelt zij hiervoor behandelingsplannen en therapieën. Deze zaak heeft betrekking op de therapiecombinatie Momentum, zijnde een afslankprogramma. OrthoPharma, WELenZIJN en distributeur Beau Ligne B.V. hebben op 3 maart 2010 een overeenkomst gesloten, waarbij OrthoPharma aan WELenZIJN als Consulent het niet-overdraagbare exclusieve recht heeft verleend om de OrthoPharma  producten in een aangewezen rayon te verkopen. Hierbij is er een concurrentiebeding opgenomen. Beau Ligne heeft in november 2011 een concept voor een nieuwe aanstellingsovereenkomst voorgelegd, welke WELenZIJN niet heeft ondertekend. WELenZIJN heeft vervolgens een eigen therapieconcept ontwikkeld, de WEZtherapie. OrthoPharma vordert een verklaring voor recht dat WELenZIJN het concurrentiebeding heeft overtreden en onrechtmatig jegens OrthoPharma heeft gehandeld door het gebruik van misleidende reclame.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft OrthoPharma als eerse haar contractuele verbintenissen inzake de vermarkting van het product geschonden en kan derhalve WELenZIJN niet verwijten dat zij met een concurrerend product de markt op gaan. Het concurrentiebeding is niet geschonden. Dit geldt niet voor de vordering met betrekking tot misleidende reclame. Nu WELenZIJN stelt dat referenties op haar websites zien op de therapieën waarbij al dan niet het product Momentum is gebruikt, terwijl in het kader van de WEZtherapie een ander product wordt verkocht. Dit is misleidend. Het relevante publiek zal het positieve resultaat toeschrijven aan de WEZtherapie, terwijl deze ten dele hadden moeten worden toegeschreven aan het product Momentum van OrthoPharma. WELenZIJN heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld jegens OrthoPharma. De partijen worden derhalve beide gedeeltelijk in het ongelijk gesteld.

4.6.  OrthoPharma heeft dus zelf als eerste haar contractuele verbintenissen inzake de vermarkting van het product geschonden en zij kan dan WELenZIJN niet verwijten dat WELenZIJN met een concurrerend product de markt op gaat. De consequentie is dat de gevorderde verklaring voor recht inzake de overtreding van het concurrentiebeding moet worden afgewezen, evenals de hierop gebaseerde vordering tot schadevergoeding.

4.7.  Dit geldt niet voor de vorderingen inzake de misleidende reclame. Deze vorderingen zijn immers niet alleen op het contract gebaseerd, maar ook op een onrechtmatige daad, en wel die van artikel 6:194 BW. Met de lijst van ervaringen van klanten op haar website, die teruggaan tot 17 juni 2010, suggereert WELenZIJN dat het allemaal ervaringen betreft met haar WEZtherapie en afvallen als resultaat. Nu WELenZIJN zelf stelt dat die referenties zien op therapieën waarbij al dan niet het product Momentum is gebruikt, terwijl in het kader van de nieuwe WEZtherapie een ander product wordt verkocht, is deze reclame misleidend, omdat het daarvoor in aanmerking komende publiek het positieve resultaat (afvallen) geheel of in overwegende mate zal toeschrijven aan de nieuwe WEZ-therapie en de nieuwe supplementen, die in 2010 en 2011 nog niet ontwikkeld waren, terwijl die positieve ervaringen minst genomen ten dele hadden moeten worden toegeschreven aan het product Momentum van OrthoPharma.
RB 1722

Onrechtmatig handelen met de webshop internet-bikes

Ktr. Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht 18 april 2013, zaaknr. 311744 CV EXPL 12-9765 (Se tegen Tom Bikes)
Uitspraak ingezonden door Arne ten Hoeve, Ten Hoeve & Van der Horst Incasso.

Consumentenkoop. Koop op afstand. Se heeft voor zichzelf en als lasthebber van de Vereniging Consument en Recht gedagvaard, de vorderingen van de Vereniging zijn ingetrokken. Tom is een groothandel met retail inkooporganisatie, fysieke en webwinkels. Se heeft een bestelling geplaatst op 26 juni voor een driewieler via internet-bikes.com en op 7 juli de bestelling geannuleerd.  In reactie daarop werd aangekondigd dat retourneren enkel mogelijk is ná ontvangst en dat het enkel mogelijk is te ruilen. De vorderingen worden toegewezen.

Tom bikes handelt onrechtmatig ex artikel 7:46d BW door niet in de ontbinding vóór levering te berusten en slechts ruiling te bieden en niet de gedane vooruitbetaling ongedaan te maken. Ook is het onrechtmatig dat annulering, ontbinding en/of herroepen slechts binnen 7 dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden, dat in afwijking van 7:23 BW een onderzoeksplicht wordt opgelegt en dat de klachttermijn beperkt wordt en dat er in keuze uit de wet ex 7:21BW wordt ontnomen. Volledige vooruitbetaling in algemene voorwaarden is ook onredelijk bezwarend.

13. Uit hetgeen over en weer is gesteld staat naar het oordeel van de kantonrechter onbetwist vast dat TOM vóór de aan haar uitgebrachte dagvaarding de door Se ingeroepen ontbinding van de koop van de driewielerfiets niet heeft geaccepteerd, slechts een ruil heeft aangeboden in plaats van het accepteren van de retourzending van de fiets met terugbetaling van hetgeen is betaald, en dat TOM ten onrechte in haar aanbod in haar webwinkel heeft vermeld dat annulering, ontbinding en/ofherroeping van een bestelling slechts mogelijk is binnen zeven dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden. Daarnaast staat als niet dan wel onvoldoende bestreden vast dat de bedingen in de algemene voorwaarden van TOM, zoals opgenomen in artikel 8 lid 4, artikel 8 lid 4 juncto lid 6 en artikel 8 lid 7 in strijd zijn met voor consumenten dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 7:23 en 7:21 van het Burgerlijk Wetboek.
Voormelde gedragingen en het opnemen c.q. laten staan van voormelde bepalingen in haar algemene voorwaarden kunnen dan ook als zijnde in strijd met de wet worden beschouwd als onrechtmatig.

In de hoofdzaak:
I . verklaart voor recht:
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door niet in de ontbinding ex artikel 7:46d BW vóór levering te berusten;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door na ontbinding ex artikel 7:46d BW slechts ruiling te bieden en niet de gedane vooruitbetaling ongedaan te maken;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door in haar aanbod in haar webwinkel te vermelden dat annulering, ontbinding en/o f herroeping van de bestelling slechts mogelijk is binnen zeven dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 4 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat aan eiseres in afwijking van artikel 7:23 lid 1 BW een onderzoeksplicht oplegt;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 4 juncto lid 6 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat de klachttermijn van eiseres bij non-conformiteit beperkt tot minder dan de termijn die voortvloeit uit artikel 7:23 lid 1 BW;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en/ of heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 7 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat aan eiseres de keuze uit de mogelijkheden in artikel 7:21 lid 1 BW ontneemt voor zover de wet daarin voorziet;
- dat de algemene voorwaarde die eiseres volledige vooruitbetaling oplegt onredelijk bezwarend is;

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Webshophouder handelt onrechtmatig door vermelding onjuiste informatie en onjuiste algemene voorwaarden)

RB 1721

Bier drinken kan ook reclame zijn

RCC 21 december 2012, dossiernr. 2012/00758-I (Holland Heineken House)

Getipt in de nieuwsbrief RCC april 2013. In artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code staat toegelicht wat onder het begrip "reclame" valt. In enkele bijzondere reclamecodes wordt dit begrip aangevuld, bijvoorbeeld in de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken. Sponsoring is ook een vorm van reclame. Tijdens de Olympische Zomerspelen in 2012 sponsorde een biermerk het televisieprogramma "De Zomer van 4: De Spelen – Zomerse Talkshow over de Olympische Spelen, live vanuit het Holland Heineken House". Tegen deze vorm van reclame werd een klacht ingediend.

De klacht werd uiteindelijk door het College van Beroep behandeld. Het College maakte duidelijk dat sprake is van reclame, als in de bewuste afleveringen de naam en/of het logo van Heineken voldoende herkenbaar in beeld komen. Bijvoorbeeld door het zichtbaar zijn van het logo op het scherm achter een bar en op glazen/plastic bekers. Maar ook het in beeld brengen van bierconsumptie tijdens het televisieprogramma houdt volgens het College verband met de sponsoring en dient eveneens als reclame ten behoeve van Heineken te worden beschouwd. Er is sprake van reclame voor zover het bier (drinken) goed zichtbaar is.

De klacht ten aanzien van Heineken wordt echter, in navolging van de Reclame Code Commissie, afgewezen, omdat de reclame aan alle eisen van de Nederlandse Reclame Code voldoet.

9. Het College oordeelt op grond van het voorgaande dat Heine­ken zich in dit geval niet aan haar verantwoorde­lijkheid als adver­teerder kan ont­trek­ken door een beroep te doen op redactio­nele vrijheid die RTL zou hebben. Met betrekking tot de stelling van Heineken dat een tailor-made toetsing per indi­vi­dueel beeld dient plaats te vin­den aan de hand van de definitie van reclame, merkt het College op dat deze stel­ling juist is voor zover in de inleidende klacht vol­doende is beschreven op welke beelden de klacht betrekking heeft, met dien verstande dat, anders dan Heineken stelt, niet per afzonderlijk beeld hoeft te worden beoordeeld of Heineken daarop invloed heeft gehad. De elementen die inge­volge het voorgaan­de als een directe reclame-uiting voor Heineken dienen te wor­den aange­merkt, zijn on­der 7.6 spe­cifiek omschreven. Met betrekking tot de beel­den van het bier (drinken), wordt volstaan met op te merken dat deze als reclame voor Heineken worden be­schouwd voor zover het bier (drinken) goed zichtbaar is. Een nadere precisering is, gelet op het­geen hierna aan de orde komt, niet noodzakelijk. Tot slot merkt het College op dat het voorgaande dient te worden be­zien in verband met het feit dat het om een gesponsord televisieprogramma gaat. Dit brengt mee dat deze beslis­sing geen betrekking heeft op de situatie buiten het kader van dergelijke sponso­ring. De grieven van Heineken treffen op grond van het voorgaande geen doel.
RB 1720

Congresmiddag: Het nieuwe mediarecht

Double Tree by Hilton, Amsterdam, donderdag 16 mei van 13.00 tot 17.30 uur.

Het nieuwe mediarecht omvat een breed scala aan civielrechtelijke en regulatoire vraagstukken rondom de distributie en inhoud van mediadiensten, van lasterlijke perspublicaties en bronbescherming tot toezicht op videowebsites en toegang tot elektronische programmagidsen. De snelheid van de rechtsontwikkeling in het mediarecht wordt in vergaande mate bepaald door de digitalisering: nieuwe technologieën en veranderende kijkersbehoeften leiden tot een veelheid aan nieuwe diensten, exploitatiemodellen en bijbehorende juridische vragen.

Op donderdag 16 mei van 13.00 – 17.30 organiseert eduLex, onderdeel van deLex, een congresmiddag in Double Tree by Hilton te Amsterdam. Tijdens deze bijeenkomst maken vier ervaren sprekers u wegwijs in het nieuwe mediarecht anno 2013, waarbij thematische verdieping wordt gecombineerd met een overzicht van de belangrijkste recente ontwikkelingen. Hier aanmelden

Wouter Hins zal spreken over de gevoelige verhouding tussen persvrijheid en nationale veiligheid. Aan de orde komen het verbod om staatsgeheimen te publiceren, methoden van nieuwsgaring, klokkenluiders, journalistieke bronbescherming en openbaarheid van bestuur.

Remy Chavannes bespreekt verschillende juridische aspecten van internettelevisie (IPTV), met de nadruk op auteursrecht, mediarecht en privacyrecht. Aan de orde komen o.a.:
- Jurisdictie van mediatoezichthouders over grensoverschrijdende IPTV-diensten: wie gaat waar over en hoe kunnen de betrokken aanbieders dat beïnvloeden?
- Het regelen van individuele en collectieve rechten voor IPTV-diensten: wie moet bij wie zijn en waarvoor?
- Registratie en exploitatie van kijkgegevens: tot waar en niet verder en wat als je meer wil?

Robert van den Broek bespreekt de actualiteiten op het gebied van de regelgeving voor omroepen. Zo komen de beleidsregels publieke media-instellingen aan bod, de (nieuwe) beleidsregels van reclame- en sponsoring commerciële media-instellingen en de actualiteiten met betrekking tot nevenactiviteiten. Tevens zal hij de ontwikkelingen op het gebied van het reclame- en dienstbaarheidsverbod voor de publieke omroep behandelen.

Jens van den Brink zal zowel de Nederlandse als Europese jurisprudentie bespreken. Zij zullen zich concentreren op de volgende onderwerpen: Actualiteiten (on)rechtmatige publicaties – Wat mogen media wel en niet? Welke tendens is er te ontdekken in de laatste jurisprudentie over onderwerpen als wederhoor? Het portretrecht, onderzoeks- en undercoverjournalistiek, consumentenprogramma’s, overvaltechnieken en online uitingen.

Programma
12.00 – 13.00 uur Ontvangst met lunch, intekenen
13.00 – 14.00 uur prof. Wouter Hins - IViR en Universiteit Leiden
14.00 – 15.00 uur Remy Chavannes - Brinkhof
15.00 – 15.30 uur Pauze
15.30 – 16.30 uur Robert van den Broek - Van Kaam advocaten
16.30 – 17.30 uur Jens van den Brink - Kennedy Van der Laan
vanaf 17.30 Netwerkborrel
19.00 uur Einde programma

Er zijn 4 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Plaats
Double Tree by Hilton
Amsterdam, Centraal Station
Uw route plannen: hier
Parkeersuggestie: Oosterdok parking

Kosten deelname
€ 495,00 Per persoon
€ 450,00 Sponsors IE-Forum, en
€ 195,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn incl. lunch, koffie, thee, documentatie en borrel, excl. BTW.
Kortingen kunt u via de vernieuwde webshop zelf aangeven.

Hier aanmelden

RB 1718

Folder aan bestaande klanten heeft wervend karakter

RCC 28 maart 2013, dossiernr. 2013/00159 (IZZ - verzekeringen)

Klacht toegewezen. Folder aan bestaande klanten is om te binden en heeft een zeker wervend karakter. Het hoogste aanvullend pakket fysiotherapie vergoedt volledig als het gaat om acute therapie, niet bij chronische therapie.

Uiting: Op de voorpagina van de folder van IZZ staan in een apart kader de “Belangrijkste vergoedingen aanvullende verzekeringen 2013”. Klacht: In de folder staat dat in het hoogste verzekeringspakket fysiotherapie volledig vergoed wordt. Klaagster heeft echter een rekening voor het eigen risico bij fysiotherapiebehandelingen ontvangen, blijkbaar omdat de therapie volgt op een operatie. Nu dit niet in de folder staat, is sprake van “foute reclame”.

De Commissie stelt voorop dat de bestreden uiting aangemerkt dient te worden als reclame in de zin van artikel 1 NRC. De folder bevat niet louter feitelijke informatie over de wijzigingen in de verzekeringspakketten in 2013, maar is kennelijk mede gericht op het aan zich binden van bestaande klanten en heeft daarom ook een zeker wervend karakter.

Op de voorpagina van de bestreden folder staat in het schema met de “belangrijkste vergoedingen aanvullende verzekeringen 2013” met betrekking tot de vergoeding van fysiotherapie  onder IZZ Zorg voor de Zorg Extra 3: “100%”. Als erkend is echter komen vast te staan dat fysiotherapie vanuit deze meest uitgebreide aanvullende verzekering alleen volledig wordt vergoed indien de behandeling wordt aangemerkt als ‘acute therapie’ en niet indien sprake is van ‘chronische therapie’. In het laatste geval vindt - vanaf de 21e behandeling - vergoeding plaats vanuit de basisverzekering, waarvoor een (verplicht) eigen risico geldt. Dit onderscheid tussen acute en chronische behandelingen betekent een belangrijke beperking van de in de folder absoluut gestelde mededeling dat de vergoeding voor fysiotherapie onder Zorg Extra 3 100% bedraagt, en betreft daarom voor de gemiddelde consument essentiële informatie. Dit geldt temeer nu ervan uit mag worden gegaan dat een volledige vergoeding van fysiotherapeutische behandelingen met name chronische patiënten zal aanspreken.
Om de gemiddelde consument in staat te stellen een geïnformeerd besluit te nemen over de aanvullende verzekeringen van IZZ, had in de folder duidelijk moeten worden gemaakt dat een volledige vergoeding van fysiotherapie vanuit pakket 3 alleen in bepaalde - als acuut aan te merken - gevallen plaatsvindt. Een algemene verwijzing naar de verzekeringsvoorwaarden aan het eind van de folder is onvoldoende om de consument op deze beperking attent te maken, nog daargelaten dat naar het oordeel van de Commissie uit de voorwaarden niet duidelijk blijkt waar een toelichting op het onderscheid tussen acute en chronische behandelingen en bijbehorende vergoedingen te vinden is.
RB 1717

MKB is een beschrijvende aanduiding

RCC 17 april 2013, dossiernr. 2013/00197 (MKB Brandstof) (html)
Ingezonden door Peter Kok, Houthoff Buruma.
Uiting: Verschillende via Radio 1 uitgezonden radiocommercials waarin de tankpas van MKB Brandstof wordt aangeprezen en waarin voor een toelichting op en/of het aanvragen van de tankpas wordt verwezen naar de website www.mkb-brandstof.nl.

Klacht: In de radiospots wordt niet duidelijk gemaakt dat adverteerder niet de bekende belangenorganisatie van het midden- en kleinbedrijf MKB is. De onduidelijke en dubbelzinnige spots kunnen bij de gemiddelde consument met veel vertrouwen in "het echte MKB" leiden tot een beslissing over een transactie die anders niet genomen zou zijn (artikel 8.2). Ook is sprake van verwarring met andere onderscheidende kenmerken (artikel 8.3 sub a). De klachten falen, er is geen sprake van merkinbreuk en geen verwarring.

2) (...)"MKB" is een in het normale taalgebruik algemeen gangbare afkorting voor 'midden- en kleinbedrijf, die bovendien - naar adverteerder heeft aangetoond - als beschrijvende aanduiding in veel handelsnamen voorkomt van ondernemingen die niet aan MKB-Nederland en/of adverteerder gelieerd zijn. De Commissie acht het aannemelijk dat de gemiddelde zakelijke consument, voor wie de radiocommercials zijn bestemd, met dit gegeven békend is.
Naar het oordeel van de Commissie zijn de bestreden uitingen - ook zonder uitdrukkelijke vermelding van het ontbreken van een verband met MKB-Nederland - voor de gemiddelde zakelijke consument ook overigens niet onduidelijk of dubbelzinnig ten aanzien van de hoedanigheid van adverteerder. Van strijd met artikel 8.2 onder f NRC is daarom geen sprake.
3) De klacht dat de radiocommercials in strijd zijn met artikel 8.3 aanhef en onder a NRC omdat sprake is van "verwarring met andere onderscheidende kenmerken" kan evenmin slagen. Artikel 8.3 onder a NRC spreekt over "andere onderscheidende kenmerken van een concurrent. MKB-Nederland kan echter niet als een concurrent van adverteerder in de hier bedoelde zin worden aangemerkt. Bovendien heeft adverteerder, voor zover sprake is van een merkdepot waarvan de afkorting (het teken) "MKB" deel uitmaakt, gemotiveerd gesteld dat geen sprake is van merkinbreuk en geen verwarring wordt geschapen als bedoeld in artikel 8.3 onder a NRC. Daarnaast geldt ook hier dat niet valt in te zien dat de gemiddelde zakelijke consument op grond van de uiting tot een transactie zal besluiten waartoe hij niet zou hebben besloten indien uitdrukkelijk in de radiocommercials was meegedeeld dat adverteerder geen onderdeel is van of gelieerd is aan MKB-Nederland.
RB 1716

Nieuw bij de RCC

Uit de nieuwsbrief april-2013: Zoals aangekondigd in een eerdere nieuwsbrief is mevrouw Sjoukje Rullmann, vice-president bij Rechtbank Amsterdam, in september vorig jaar als voorzitter bij de Reclame Code Commissie begonnen. Een mooi moment om te vragen naar haar eerste indrukken.
Lees verder

Wijzigingen bij de Stichting Reclame Code
In het bestuur heeft Joris van Heukelom, werkzaam bij IAB in februari afscheid genomen, zijn rol is overgenomen door zijn collega bij IAB, de heer Lauren van der Heijden. Tevens is Robert Zaal, vertegenwoordiger in het bestuur namens ROOS/OLON, vertrokken, zijn positie wordt op dit moment tijdelijk waargenomen door Arian Buurman, Directeur STER.

In april heeft Wim Hoen afscheid genomen van de Stichting, hij was hoofd klachtenbehandeling. Er is op dit moment nog geen opvolger bekend.

RB 1715

Wijnoutlet met meer dan 50% korting

RCC 26 maart 2013, dossiernr. 2013/00185 (wijnoutlet.nl)

Het betreft de per e-mail aan klager toegezonden reclame van adverteerder met als onderwerp “Reserveer nu met 65% korting!” In de uiting wordt “Château Relais De La Poste Cotes de Bourg ’08” wijn aangeboden met 65% korting en “Terre di Kama Grillo Viognier ’10” biologische wijn met 55% korting.

Volgens klager is de uiting in strijd met artikel 20 lid 1 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken om wijn aan te bieden met meer dan 50% korting. Krachtens artikel 20 lid 1 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (2012) is reclame waarbij alcoholhoudende drank tegen minder dan de helft van de normale verkoopprijs wordt aangeboden niet toegestaan. Vast staat dat in de onderhavige uiting wijn met kortingen van 55% of 65% wordt aangeboden. Gelet hierop is de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 20 lid 1 RVA (2012).

RB 1714

Glazen potten met chocola uitgesloten van stapelkorting

RCC 26 maart 2013, dossiernr. 2013/00094 (V&D Stapelkorting: "uitsluiting"pas bekend bij kassa)

Uiting in strijd met artikel 7 en 8 onder c NRC.Het betreft een poster die in een van de winkels van adverteerder hangt, naast een aantal uitgestalde artikelen. Op de poster staat onder meer: “4 PRODUCTEN. 20% KORTING” Daaronder staat:
“20% KORTING. Bij aanschaf van 4 producten naar keuze”.

Klaagster kocht vier artikelen die op een tafel waren uitgestald, waaronder drie glazen potten met chocola. Naast deze tafel hing de bewuste poster. Bij de kassa bleek dat de potten met chocola van de actie waren uitgesloten. Op de poster wordt geen voorbehoud gemaakt. (...) Klaagster acht de poster misleidend.

Op de poster wordt meegedeeld dat men bij aanschaf van een bepaald aantal producten ‘naar keuze’ een bepaald percentage korting krijgt, zonder dat hierbij melding wordt gemaakt van het feit dat bepaalde producten of productgroepen van deze actie zijn uitgesloten. Gelet op voornoemde beperking acht de voorzitter de wijze waarop voor deze kortingsactie reclame wordt gemaakt te absoluut. De enkele verwijzing naar de ac­tie­voor­waarden op adverteerders website is onvoldoende om de gemiddelde consument attent te maken op het feit dat bepaalde producten zijn uitgesloten.