RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 1541

De Mercedes-Benz mag "gewelddadig" genoemd worden

RCC 30 oktober 2012, zaaknr. 2012/00823 (klager tegen adverteerder)

In het Haarlems Dagblad staat de bestreden uiting: Onder de foto van een Mercedes-Benz G 63 AMG: “De Mercedes-Benz G 63 AMG ziet er gewelddadig uit – en is dat ook”.

Daaronder staat onder de aanhef: “Gewelddadig Test Mercedes-Benz G 63 AMG” onder meer: 

“Mag je het gewelddadig noemen? Bijna wel, al bepaalt natuurlijk de bestuurder zelf wat hij doet met al dat vermogen. In elk geval heeft Mercedes-Benz twee supersnelle versies toegevoegd aan het gamma van de vernieuwde G-klasse: de G 63 AMG en de G 65 AMG.  Wij reden in de Franse Alpen, waar (….). Geen gebied waar je als een razende doorheen rijdt, je wilt genieten van de natuur. Maar de G-klasse roept onvermoede driften in jezelf boven. Het is geweldig om het gaspedaal in te trappen, om te genieten van het vermogen van 400 kW. Het roffelende geluid van de uitlaat geeft een enorme kick. (...)”.

De klager stelt dat het woord “Gewelddadig” in de uiting zodanig wordt herhaald en onderbouwd, dat er ingespeeld wordt op agressiviteit in het rijgedrag. De Commissie wijst de klacht af, er is sprake van in de reclame niet ongebruikelijke en toelaatbare overdrijving.

Aangezien de klacht niet verder is onderbouwd, is niet duidelijk welke bepaling(en) van de NRC klaagster overtreden acht. Voor zover de Commissie de uiting als reclame mocht aanmerken, meent HDC Media dat deze uiting niet in strijd is met de NRC. Volledigheidshalve voert HDC Media aan dat de Code voor Personenauto’s (CvP) niet van toepassing is, omdat HDC Media geen deel uitmaakt van de branche zoals bedoeld in sectie 2 sub a CvP en hierdoor niet gebonden is aan de bepalingen van de CvP.

Het oordeel van de Commissie:
Bovenaan de pagina waarvan de bestreden uiting deel uitmaakt, staat “Advertorial”, op zodanige wijze dat naar het oordeel van de Commissie de gehele pagina als advertorial moet worden aangemerkt. Niet voldoende duidelijk is dat de pagina -zoals aangevoerd namens Het Haarlems Dagblad- enerzijds advertenties bevat en anderzijds artikelen over mobiliteit.

De bestreden uiting over de Mercedes-Benz G 63 AMG houdt onmiskenbaar een aanprijzing in van deze auto en naar het oordeel van de Commissie dient Mercedes in dit geval, waarin sprake is van een advertorial, als adverteerder te worden aangemerkt. Daarbij acht de Commissie het niet van belang of de uiting al dan niet tegen betaling is geplaatst.

De Commissie vat de klacht op in die zin dat de reclame appelleert aan of oproept tot agressief of verkeersonveilig gedrag als bedoeld in artikel 3 CvP. De Commissie acht deze klacht ongegrond. Naar haar oordeel verwijst de tekst van de uiting niet in ernst naar agressief of verkeersonveilig gedrag, maar is er sprake van in reclame niet ongebruikelijke en toelaatbare overdrijving.
 
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist. 
De Commissie wijst de klacht af.
 

RB 1540

Eerste boete(matiging) voor toekomstige producten of diensten

Rechtbank Amsterdam 14 november 2012, LJN BY3391 (TROS tegen CvdM)

Mediarecht. Vermijdbare uiting met wervend karakter, (beperkte) matiging van de boete, omdat er nooit eerder een boete is opgelegd voor toekomstige producten of diensten. Uit't persbericht van het CvdM: De rechtbank Amsterdam heeft het Commissariaat voor de Media in het gelijk gesteld in een zaak rond het kinderprogramma 'Het Sprookjesboomfeest' van de TROS. De rechtbank bevestigde het oordeel van het Commissariaat [IEF 10017] dat de omroep zich met het programma niet aan de Mediawet heeft gehouden.

Het Commissariaat is verheugd over deze uitspraak. De publieke omroep moet een veilige haven zijn voor kinderen. Publieke media-instellingen mogen in hun programma's geen reclame maken en ze mogen buiten de programma's niet dienstbaar zijn aan het maken van winst door commerciële partijen. Het is een belangrijke toezichtstaak van het Commissariaat om dit te voorkomen.

Het programma bevatte verboden reclame-uitingen. Bovendien maakte de TROS zich dienstbaar aan de commerciële belangen van de Efteling. De omroep bood namelijk met het uitzenden van het kinderprogramma kort voor de introductie van de attractie Sprookjesboom, de Efteling de kans om via het programma alvast interesse voor die attractie te wekken.

Het Commissariaat legde voor beide overtredingen een boete op van € 60.000. De TROS stelde tegen dit besluit beroep in. De rechtbank zag aanleiding om de totale hoogte van de gezamenlijke boetes te matigen tot € 108.000. Dat doet niet af aan het inhoudelijke oordeel dat de TROS de overtredingen heeft begaan.

2.5. De rechtbank komt aldus tot de conclusie dat sprake is van vermijdbare uitingen met een wervend karakter ten aanzien van de Efteling als zodanig en ten aanzien van de attractie “Sprookjesboom”, waarmee eiseres artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet heeft geschonden. Verweerder heeft zich echter ten onrechte op het standpunt gesteld dat de vermijdbare uitingen in het programma eveneens een wervend karakter ten aanzien van de musical hebben.

2.9 (...) Daarnaast ziet de rechtbank een boeteverlagende omstandigheid in het feit dat verweerder nog nooit een boete heeft opgelegd voor reclame-uitingen met een wervend karakter ten aanzien van toekomstige producten en/of diensten.

2.3. In dit verband stelt eiseres dat enkel sprake kan zijn van het maken van vermijdbare reclame indien sprake is van een ten tijde van de uitzendingen reeds bestaand product of dienst. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de wet noch uit de jurisprudentie volgt dat vermijdbare uitingen alleen kunnen worden gedaan ten aanzien van bestaande producten en/of diensten. Met verweerder acht de rechtbank het aannemelijk dat een reclame-uiting zich in het geheugen van de kijker kan nestelen en derhalve een wervend karakter kan hebben ten aanzien van toekomstige producten of diensten.

2.4. Vaststaat dat op 1 april 2010 de attractie “Sprookjesboom” in de Efteling is geopend. Daarnaast is in het Eftelingtheater een musical “Sprookjesboom” opgevoerd. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om te beoordelen of sprake is van vermijdbare uitingen ten aanzien van de Efteling als zodanig, danwel ten aanzien van deze attractie of musical.
- De rechtbank acht het aannemelijk dat de Efteling als zodanig op het moment dat het programma werd uitgezonden bij het gemiddelde publiek bekend was. Van belang is dat het hoofdbestanddeel van het programma, de zogenaamde “Sprookjesboom”, tevens een onderdeel is van het Sprookjesbos in de Efteling. De uitingen in het programma zoals het logo en de naam van het programma, het decor, de handpoppen, de sprookjesfiguren en de muziek dragen naar het oordeel van de rechtbank, in samenhang met het tonen/noemen van de naam “Sprookjesboom” (in welke vorm dan ook), bij aan de identificeerbaarheid van de Efteling als zodanig. Gelet hierop moeten deze uitingen in het programma worden aangemerkt als vermijdbare uitingen die onmiskenbaar tot gevolg hebben dat de afname van producten of diensten van de Efteling wordt bevorderd.
- De attractie is ongeveer zes weken na de laatste uitzending van het programma in de Efteling geopend. Gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 2.3 is overwogen, kunnen vermijdbare uitingen ook een wervend karakter hebben ten aanzien van nog toekomstige producten en/of diensten. De rechtbank acht het aannemelijk dat de vermijdbare uitingen na een periode van zes weken nog in het geheugen van de gemiddelde kijker zijn genesteld en derhalve nog steeds een wervend effect kunnen hebben. Gelet op dit herinneringseffect moeten voornoemde uitingen naar het oordeel van de rechtbank eveneens als vermijdbare uitingen met een wervend karakter worden aangemerkt ten aanzien van de attractie.
- Met betrekking tot de vraag of voornoemde uitingen eveneens een wervend karakter hebben ten aanzien van de musical, acht de rechtbank het volgende van belang. De musical is in de periode van 2 augustus 2009 tot en met 6 september 2009 opgevoerd in het Eftelingtheater en vanaf december 2010 in theaters door het hele land. Nu de eerste serie voorstellingen ten tijde van de uitzendingen al was afgesloten, kunnen de uitingen niet een voor die serie wervend karakter hebben. Gelet op de periode gelegen tussen de laatste uitzending medio februari 2010 en de tweede serie voorstellingen, kan naar het oordeel van de rechtbank alleen al vanwege het tijdsverloop zonder nadere bewijsvoering niet worden aangenomen dat de reclame-uitingen een wervend karakter hebben ten aanzien van deze laatste serie musicalvoorstellingen.

2.5. De rechtbank komt aldus tot de conclusie dat sprake is van vermijdbare uitingen met een wervend karakter ten aanzien van de Efteling als zodanig en ten aanzien van de attractie “Sprookjesboom”, waarmee eiseres artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet heeft geschonden. Verweerder heeft zich echter ten onrechte op het standpunt gesteld dat de vermijdbare uitingen in het programma eveneens een wervend karakter ten aanzien van de musical hebben.
2.9. Nu de rechtbank echter ook van oordeel is dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat het programma vermijdbare uitingen met een wervend karakter ten aanzien van de musical “Sprookjesboom” bevat, dient de boete te worden gematigd. Daarnaast ziet de rechtbank een boeteverlagende omstandigheid in het feit dat verweerder nog nooit een boete heeft opgelegd voor reclame-uitingen met een wervend karakter ten aanzien van toekomstige producten en/of diensten. In de Beleidslijn is immers de omstandigheid dat de interpretatie van de geschonden norm niet eerder is betrokken in het toezichtsbeleid van het Commissariaat als boeteverlagende omstandigheid opgenomen (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2012, LJN: BW9561).
De rechtbank ziet in deze twee omstandigheden aanleiding om de opgelegde boete van
€ 60.000, - te matigen met 10% naar een bedrag van € 54.000.-. Voor verdere matiging bestaat onder de gegeven omstandigheden geen grond. De gematigde boete wordt door de rechtbank als evenredig gezien.
RB 1538

Iedereen weet dat een tweedehands auto gebreken vertoond

RCC 25 oktober 2012, dossiernr. 2012/00854 (klager tegen Adverteerder Autotrack.nl)

Het betreft een televisiecommercial voor AutoTrack.nl. In de commercial is een jongeman te zien die  twijfelt over de aankoop van een tweedehands auto die niet is gecheckt door AutoTrack.nl. Indien hij besluit de auto toch te kopen, dan komt hij, volgens het in de commercial geschetste scenario, er al snel achter “dat de kilometerstand niet klopt” en komt hij, nadat hij de auto in verband met een rokende motor naar de garage heeft gebracht,  “voor onverwachte uitgaven te staan”. Hierdoor heeft hij geen geld meer voor een fatsoenlijke vakantie en loopt hij de vrouw van zijn leven mis, welke vrouw de dochter blijkt te zijn van een rijke zakenman die hem in zijn miljardenbedrijf wil opnemen, waardoor hij in een mooi huis kan wonen en in twee grote auto’s kan rijden. De voice-over zegt: “Koop dus altijd een auto via AutoTrack.nl. Dan weet je zeker dat je goed zit.” Terwijl de tekst “AutoTrack.nl. De zorgvuldige autosite” in beeld is te zien, met voice-over: “AutoTrack.nl. Alles gecheckt, wel zo relaxed.”

Volgens de klager wordt door de mededeling de indruk gewekt dat een aankoop bij Autotrack.nl verantwoord is. De auto die klager via AuoTrack.nl heeft gekocht, bleek meteen gebreken te vertonen. Klager heeft een keuringsrapport van de ANWB een factuur van de garage overgelegd. Klager acht de reclame misleidend.

De RCC concludeert dat Autotrack.nl een platform website is waarop vraag naar en aanbod bij elkaar worden gebracht. AutoTrack.nl verkoopt zelf geen auto’s. Daarom mag de gemiddelde consument er niet van uitgaan dat alle auto's op technische mankementen zijn gecontroleerd. Bovendien wordt op de website AutoTrack.nl duidelijk vermeld en toegelicht welke objectieve gegevens in de advertenties voorafgaand aan publicatie op de website worden gecontroleerd. De commercial is duidelijk overdreven.

Het verweer
aarlijks worden bijna 800.000 auto’s aangeboden via AutoTrack.nl. Het is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat AutoTrack.nl niet in alle auto’s een proefrit gaat maken en deze technisch laat keuren. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat tweedehands (en nieuwe) auto’s gebreken kunnen hebben. In de reclame-uiting of op de website wordt geen garantie gegeven over de staat van de auto.
De televisiecommercial maakt gebruik van de overdrijvende vorm, om de boodschap dat de consument zorgeloos op de website op zoek kan gaan naar een gebruikte of een nieuwe auto sterk uit te drukken. De commercial is niet misleidend.

Het oordeel van de Commissie
 
Adverteerder biedt met AutoTrack.nl een website aan waarop vraag naar en aanbod van nieuwe en gebruikte auto’s bij elkaar worden gebracht. AutoTrack.nl verkoopt zelf geen auto’s. Gelet hierop mag de gemiddelde consument er niet van uitgaan dat de slogans “Dan weet je zeker dat je goed zit” en “Alles gecheckt, wel zo relaxed”  betekenen dat alle op de website  te koop aangeboden auto’s door AutoTrack.nl op technische mankementen zijn gecontroleerd en dat afwezigheid van dergelijke gebreken wordt gegarandeerd. Bovendien wordt op de website AutoTrack.nl voldoende duidelijk vermeld en toegelicht welke objectieve gegevens in de advertenties voorafgaand aan publicatie op de website worden gecontroleerd.

Naar het oordeel van de Commissie is de vorm van de televisiecommercial evenmin misleidend, nu voor de gemiddelde consument voldoende herkenbaar is dat sprake is van een sterke overdrijving.
 
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
 

RB 1539

Last onder dwangsom tot verwijderen reclame op verkeerde naam

Ktr Rechtbank Zwolle - Lelystad 13 november 2012, LJN BY3225 (eisende partij tegen Gemeente Zwolle)

Times SquareVerzet tegen dwangbevel met betrekking tot last onder dwangsom tot verwijderen van reclameuitingen. Verzet slaagt omdat de onderliggende invorderingsbeschikkingen op naam zijn gesteld van een niet bestaande juridische entiteit en niet op naam van eiseres, tegen wie het dwangbevel wel is uitgevaardigd.

Bij besluit van 1 april 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente (verder eveneens aan te duiden als de Gemeente) een last onder dwangsom opgelegd strekkende tot het verwijderen van een zestal reclame-uitingen op en aan de gevel van het pand [adres] te [gemeente]. De betreffende beschikking is gesteld op naam van [X].

Omdat uit gegvens van het handelsregister niet wijzen dat eisende partij onder de naam X handelt is de dwangsom niet verbeurd. Eiser heeft wel contact op genomen met de Gemeente na de last onder dwangsom, maar de Gemeente heeft de mogelijkheid de (niet-bestaande) juridische entiteit [X] te verbeteren door de last onder dwangsom alsnog op naam van eisende partij te stellen achterwege gelaten. Het verzet is gegrond, de dwangsom kan slechts worden ingevorderd op naam van de overtreder. Er is geen dwangsom verbeurd.

6. Door [eisende partij] is aangevoerd dat die betalingsverplichting niet op haar rust omdat aan haar geen last is opgelegd en door haar ook geen dwangsommen zijn verbeurd. De gegevens van het handelsregister wijzen niet uit dat [eisende partij] handelt onder de naam [X]. Gegeven echter het feit dat [eisende partij]
- sinds 2009 de huurder is van het betreffende winkelpand,
- daar een zaak drijft, genaamd [X],
- daar kleding van dit merk verkoopt,
- naar aanleiding van de last onder dwangsom contact heeft opgenomen met de Gemeente,
kan het niet anders of voor [eisende partij] is duidelijk geweest dat zij als overtreder werd aangemerkt en dat de Gemeente bedoelde de last aan haar op te leggen en ook bedoelde de verbeurde dwangsommen van haar in te vorderen.

7. Die duidelijkheid brengt mee dat het voor de Gemeente mogelijk was om de tenaamstelling van de dwangsombeschikking en van de invorderingsbeschikkingen te verbeteren, door die alsnog op naam te stellen van [eisende partij], zonder dat dit als een nieuw besluit had moeten worden aangemerkt (ABRS 11.1.2000, Gem.St. 2000, 7120, 6). Dat is hier echter niet gebeurd, zodat de conclusie moet zijn dat de invorderingsbeschikkingen zijn gesteld op naam van [X], zijnde een juridisch niet bestaande entiteit.

RB 1537

Ingredienten hebben geen wetenschappelijk bewezen werking

Vzr RCC 30 oktober 2012, dossiernr. 2012/00834 (Klager tegen adverteerder Nuvoryn)

De bestreden reclame-uitingen betreffen de onderdelen van de website nuvoryn.nl:
De subpagina “how it works” voor zover het betreft de mededelingen:  “Nuvoryn bevat specifieke ingrediënten die op specifieke vlakken helpen met afslanken” en “Nuvoryn werkt als een vetverbrander, en een stofwisseling- en energiebooster”, en de mededeling: “Klinisch geteste ingre­diën­ten, bewezen resultaten”, daarnaast de subpagina betreffende de mededeling dat Nuvoryn erkend is door artsen en door doktoren (zoals dr. M. Weis) “aanbevolen” wordt.

Klager stelt dat de uitingen door de mededelingen on­juiste informatie bevatten en misleidend zijn. Klager betwist dat de ingrediënten van Nu­voryn hel­pen met afslanken of de werking hebben die in de uitingen wordt toe­ge­schreven. De testimonials zijn misleidend. De uitingen zijn inderdaad niet feitelijk wetenschappelijk bewezen, en er volgt een aanbeveling om niet meer op dergelijke wijze reclame te maken. 

Met betrekking tot de bestreden testimonials
4)  Op de website staan diverse testimonials van personen die beweren dat zij Nuvoryn heb­ben gebruikt en daardoor een groot gewichtsverlies hebben ervaren. Klager heeft onweer­spro­ken gesteld dat deze testimonials niet overeenkomen met on­der­zoekresultaten. De voorzitter is om die reden van oordeel dat niet kan worden aangeno­men dat de testimonials op waarheid berusten. In zoverre is de uiting in strijd met artikel 9 NRC.

Met betrekking tot de mededeling dat Nuvoryn is erkend en wordt aanbevolen door artsen
 5)  De voorzitter is van oordeel dat de gemiddelde consument op grond van de hier bedoelde mededelingen zal aannemen dat Nuvoryn ook in Nederland door artsen als afslank­mid­del is erkend en wordt aanbevolen. Klager heeft evenwel onweersproken gesteld dat Nuvoryn in de NHG-standaard “Obesitas M95” voor huisartsen niet wordt genoemd als voedingssupple­ment voor de behandeling van obesitas. Ook verder is niet gebleken dat in Nederland Nuvo­ryn door artsen is erkend en wordt aanbevolen

De beslissing van de voorzitter
De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1536

Geen klachtgeld voor klager

CvB 8 november 2012, dossiernr. 2012/00798 (Klager hoeft geen klachtgeld te betalen)

naar de tandartsKlager heeft door middel van een online klachtenformulier bezwaar gemaakt tegen een reclame-uiting van een tandarts. Bij brief heeft de Reclame Code Commissiebesloten dat klagerklachtengeld is verschuldigd omdat hij de klacht zou hebben ingediend in het belang van de uitoefening van een beroep of bedrijf. De klager had het online formulier ingevuld en klager heeft van het adres van zijn overbuurman gebruik gemaakt, omdat hij het niet veilig vond om vanaf zijn privé-adres te corresponderen. Op dat nummer van zijn overbuurman zit ook "een praktijk" gevestigd. Er is geen bewijs dat klager werkzaam zou zijn voor welk bedrijf dan ook. Klager is een particulier. Naar oordeel van College van Beroep is dan ook onvoldoende bewezen dat klager de klacht heeft ingediend in het belang van een beroep of bedrijf dan wel in een commercieel belang van een organisatie.

De Commissie begrijpt dat klager en in elk geval …….bekend waren met elkaar, maar heeft onvoldoende aanwijzingen dat de onderhavige klacht is ingediend in het belang van de uitoefening van een beroep of bedrijf dan wel in een commercieel belang van een organisatie.
 
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
 
De beslissing
 
De Commissie vernietigt de beslissing van de voorzitter, hetgeen betekent dat klager geen klachtengeld is verschuldigd.
RB 1535

Notarissen mogen reclame maken

Uit't persbericht van de NMa: Het verbod op het rechtstreeks benaderen van potentiële cliënten, de verplichting tot 'objectieve reclame' en het verbod op werken onder de kostprijs zijn onlangs door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) geschrapt. Verder heeft de KNB een aantal beroeps- en gedragsregels aangepast of verduidelijkt, waaronder het provisieverbod dat in een nieuwe Beleidsregel Provisie nader is uitgewerkt. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) verwacht dat hierdoor de onderlinge concurrentie tussen notarissen een impuls krijgt en dat tegelijkertijd recht wordt gedaan aan de kernwaarden van de notaris: onafhankelijk en onpartijdig.

Lees het persbericht hier.

RB 1534

Actiedeksel zijn inwisselbaar tot datum, niet beschikbaar

Vz. (afwijzing) RCC 24 oktober 2012, dossiernr. 2012/00821 (Zuivelhoeve deksels inwisselbaar)

Tegen inlevering van 2 actiedeksels van de Zuivelhoeve bij Thermen Bussloo krijgt de 2e persoon gratis entree. De deksels zijn inwisselbaar t/m 30 september 2012.

Klager stelt dat op de website ten onrechte wordt gesteld dat de actie loopt tot 30 september 2012, terwijl hij op 27 augustus 2012 nergens het product met actiedeksel kon krijgen.

Adverteerder heeft aangevoerd dat de producten met een houdbaarheid tot 30 augustus 2012 zijn voorzien van het actiedeksel. De actiedeksels zijn geldig tot en met 30 september 2012. Op deze wijze hebben actiekopers voldoende gelegenheid om van de actie gebruik te maken. De actievoorwaarden zijn tot en met 30 september 2012 beschikbaar op de website, ter informatie van alle consumenten die, na aankoop, gebruik willen van maken van de actie.

Op de website wordt niet gesteld dat de deksels ‘beschikbaar’ zijn tot 30 september 2012, maar enkel ‘inwisselbaar’. Adverteerder heeft bovendien voldoende gemotiveerd, en klager heeft niet weersproken, dat de potten yoghurt met actiedeksel beschikbaar waren gedurende het overgrote gedeelte van de looptijd van de actie. Van onjuiste reclame is derhalve geen sprake.

Het onvermeld laten op de website van het feit dat in de winkels geen actieproducten meer te koop waren, kan in het onderhavige geval ook niet worden aangemerkt als een omissie van essentiële informatie. Het is immers niet aannemelijk dat de gemiddelde consument haar keuze voor dit product in de winkel zal laten afhangen van het al dan niet vermelden van de aanbodsdatum op de website.

RB 1533

Weldadige warme sensatie en geur is onvoldoende onderbouwd of aangetoond

Vz (toewijzing) RCC 24 oktober 2012, dossiernr. 2012/00839 (Penis XXL crème)

Reclamerecht. Klaagster stelt, kort samengevat, dat het onduidelijk is of het gaat om een penisvergrotend of erectiestimulerend middel. Voor geen van beide toepassingen is de beweerde werkzaamheid van jojoba-olie of enig andere (niet nader genoemde) stof in de crème, wetenschappelijk aangetoond.

De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven tot het doen van een aanbeveling. Hij overweegt daartoe het volgende.

De voorzitter acht het voldoende duidelijk dat in de uiting een erectiestimulerend middel wordt aangeprezen, mede door de bewering dat de crème een weldadige uitwerking heeft op de doorbloeding van de zwellichamen. De enkele toelichting van adverteerder dat de crème helpt bij een erectie door het veroorzaken van een warme sensatie en geur, is onvoldoende om aan te nemen dat de crème (of enig van haar bestanddelen) een rechtstreekse en louter fysieke uitwerking heeft op de zwellichamen.

Nu een dergelijke uitwerking ook niet op enig andere wijze wordt onderbouwd of aangetoond, bevat de uiting onjuiste informatie ten aanzien van een van de voornaamste kenmerken van de aangeprezen crème, te weten de van het gebruik te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting tevens ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1532

Onbeperkt alles in abonnement T-Mobile te absoluut

RCC 25 oktober 2012, dossiernr. 2012/00837B (klager tegen T-Mobile)

(status: 5 november: Nog niet onherroepelijk geworden beslissing) Het betreft een billboard voor "onbeperkt alles" van T-Mobile. Op het billboard staat onder meer: "Onbeperkt alles internet, bellen en sms*" De asterisk verwijst naar de tekst onderaan de uiting: "Na het overschrijden van je maandelijkse datategoed wordt de snelheid teruggebracht naar 64 kb/s. Bellen en smsen naar nationale nummers, met uitzondering van betaalde nummers en diensten. Kijk voor meer informatie over de T-Mobile Onbeperkt Voordeel bundels op t-mobile.nl."

De klacht is dat de suggestie gewekt wordt dat de consument een abonnement of bundel kan afsluiten waarmee hij onbeperkt gebruik kan maken van internet, sms en bellen. Dat is onjuist. De bestreden uiting misleidend. T-Mobile stelt dat er sprake is van een teaser reclame, bovendien mag, zoals in Rechtbank Amsterdam 18 mei 2011, LJN BQ6506), RB 949, en van de gemiddelde consument worden verwacht dat hij kennis neemt van de aan hem verstrekte informatie.

Er blijkt immers bij overschrijding van het maandelijkse datategoed een verlaging van de internetsnelheid te worden toegepast die - naar T-Mobile niet heeft weersproken - feitelijk tot gevolg heeft dat verschillende mobiele internetdiensten - waaronder diensten die naar hedendaagse maatstaven geacht kunnen worden te behoren tot normaal (mobiel) internetgebruik, zoals YouTube - niet meer (goed) functioneren. Dit is een belangrijke beperking waarop de gemiddelde consument op basis van de aanduiding "onbeperkt alles" niet bedacht zal zijn.

(...) De gemiddelde consument zal uit deze mededeling niet begrijpen dat het terugbrengen van de snelheid een beperking van de internetmogelijkheden inhoudt, in die zin dat sommige diensten feitelijk onbruikbaar worden.

De RCC is van oordeel dat de claim "onbeperkt alles" te absoluut is.

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de claim "onbeperkt alles" te absoluut is. Aan dit oordeel doet niet af dat de billboard/abri reclame geen uitnodiging tot aankoop maar (als) een teaser reclame (bedoeld) is. Dat met de uiting wordt geprobeerd de nieuwsgierigheid van de consument te prikkelen neemt niet weg dat de in de uiting gedane mededelingen en verstrekte informatie juist en voldoende duidelijk moeten zijn en de gemiddelde consument niet op het vekeerde been mogen zette. De misleiding die het gevolg is van het voorgaande, wordt niet weggenomen door de informatie op de website. De billboard/abri reclame is een zelfstandige uiting en dient ook los van de website aan de eisen van de NRC te voldoen.

(...) De beslissing:

Gelet op hetgeen onder "ad a)" is overwogen, acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt de adverteerder aan om niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

Op andere blogs:
SOLV (Absolute claims en kleine lettertjes in reclame)