Het toelaatbare niet overschreden met: Wie wordt er vandaag begraven?
Vz (afwijzing) RCC 30 juli 2012, dossier 2012/00620 (SMS-spel wie wordt er vandaag begraven)Het betreft een televisie-commercial waarin reclame wordt gemaakt voor een sms-spel, behorende bij het televisieprogramma RTL Boulevard. Men dient per sms het antwoord te geven op de vraag: “Wie wordt er vandaag begraven?”. Men kan de volgende antwoorden kiezen:
A. Robin Gibb of B. Donna Summer.
Klager: Beide genoemde artiesten zijn zeer recentelijk overleden en worden op een erg goedkope en aanstootgevende manier in een smakeloos en respectloos commercieel sms-spel gebruikt. De klacht wordt afgewezen.
Naar adverteerder heeft meegedeeld wordt in het betreffende sms-spel de kijker gevraagd om antwoord te geven op een vraag die de actualiteiten betreft die diezelfde dag in de uitzending van het televisieprogramma RTL Boulevard besproken zijn. Op de dag dat de onderhavige commercial werd uitgezonden, werd een wereldberoemde artiest begraven, welk onderwerp uitgebreid in het programma aan de orde kwam.
Met inachtneming van deze context en gezien de voornoemde terughoudendheid, is de voorzitter van oordeel dat de grenzen van het toelaatbare in dit geval niet zijn overschreden
Dat deelnemers aan een pitch vogelvrij zijn
Rechtbank Amsterdam 1 augustus 2012, LJN BX4955 (eiser tegen BeFrank PPI N.V.)
Het pitchen van een reclameconcept en -strategie. Een pitch wordt gekwalificeerd als een contractueel aanbod. Er zitten geen IE-Rechten op een pitch. Er is ook geen bijzondere omstandigheid dat in strijd met maatschappelijk verkeer onbeschermde IE-rechten zijn gebruikt.
BeFrank PPI N.V. is een premiepensioeninstelling (PPI). Zij voert pensioenregelingen uit en bouwt pensioenvermogen op, maar draagt niet zelf het risico; het risico wordt gedragen door een verzekeraar. Eiser heeft een zogenoemd Communicatie- en Creatieadvies aan BeFrank gepresenteerd. Wat betreft intellectuele eigendomsrechten: De inhoud van de pitch van wordt niet beschermd door regels omtrent de bescherming van intellectueel eigendom (IE).
Eiser voert aan dat deelnemers aan een pitch vogelvrij zijn, en dat het denkbaar is dat bijzondere omstandigheden maken dat het gebruik maken van onbeschermde intellectuele voortbrengselen in een bepaald geval wel in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, en daarmee onrechtmatig. Zulke bijzondere omstandigheden zijn in casu echter niet gesteld en ook niet gebleken. De vorderingen worden afgewezen.
3.2. (...) Subsidiair stelt [handelsnaam] dat het handelen van BeFrank als onrechtmatig moet worden beschouwd. Immers, als het zou zijn toegestaan om (onderdelen van) een pitch-voorstel vrijelijk te gebruiken, dus zonder dat daarvoor van de desbetreffende niet-winnende pitcher toestemming is verkregen, dan zou dat betekenen dat deelnemers aan een pitch vogelvrij zijn, in die zin dat zij geen enkele bescherming van hun (werk)kapitaal genieten, dat voor het belangrijkste deel bestaat uit de door hen aangedragen ideeën en merk- en communicatiestrategieën. Dit kan niet het geval zijn, en door zonder toestemming van [handelsnaam] gebruik te maken van (onderdelen van) het Communicatie- en Creatieadvies handelt BeFrank dan ook in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt en daarmee onrechtmatig jegens [handelsnaam].
4.5. De inhoud van de pitch van [handelsnaam] wordt – en partijen hebben hierover ook geen verschil van mening – niet beschermd door regels omtrent de bescherming van intellectueel eigendom (IE). Voor ideeën, zoals vervat in de pitch van [handelsnaam], heeft de wetgever geen bescherming willen bieden, in de zin van het toekennen van exclusieve en afdwingbare rechten op dergelijke ideeën. Deze keuze van de wetgever en het concrete resultaat daarvan – de inhoud van de pitch van [handelsnaam] is niet beschermd – maakt dat het (eventuele) gebruik van de ideeën van [handelsnaam] door BeFrank in beginsel niet in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. Als dat anders was, zou dat immers in feite een verruiming van de door de wetgever afgebakende bescherming uit de IE-wetgeving betekenen. Denkbaar is dat bijzondere omstandigheden maken dat het gebruik maken van onbeschermde intellectuele voortbrengselen in een bepaald geval wel in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, en daarmee onrechtmatig. Zulke bijzondere omstandigheden zijn in casu echter niet gesteld en ook niet gebleken.
Op andere blogs:
Quafi (Uitspraak: inhoud van een (elevator) pitch niet beschermd door het IE-recht)
SOLV (De juridische kwalificatie van een pitch)
Levering van actie-artikelen
Hof Amsterdam 10 juli 2012, LJN BX4593 (bedrijf X tegen Tops Point B.V.)
Als randvermelding, en daarom kort en verder in citaten: Overeenkomst tot levering van zaken (actie-artikelen voor consumenten) aangegaan met nieuwe leverancier die het bedrijf van de eerste leverancier heeft voortgezet? Betaling aan oorspronkelijke leverancier bevrijdend? Stelplicht en bewijslast; Haviltex-criterium.
4.2 [bedrijf X] heeft zich tegen de vordering verweerd door te stellen dat zij de order aan Top’s en Bottoms heeft verstrekt, dat Top’s & Bottoms ook de vennootschap is die de zaken heeft (af)geleverd en dat zij ([bedrijf X]) dus bevrijdend heeft betaald aan Top’s & Bottoms. [bedrijf X] heeft betwist dat zij met Tops Point een overeenkomst heeft gesloten. [bedrijf X] heeft aangevoerd dat zij in de contacten met [E] en [B] steeds heeft aangenomen dat [B] samen met [C] de onderneming van Tops & Bottoms had voortgezet, dat sprake was van een wijziging van de handelsnaam en het adres van Top’s & Bottoms, maar dat zij niet heeft begrepen en ook niet had behoeven te begrijpen dat [B] met Tops Point een eigen onderneming was gestart en dat Tops Point een andere juridische entiteit was dan Top’s & Bottoms.
4.10 Het hof is voorts, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het enkele feit dat het optreden onder de naam Tops Point B.V. de mogelijkheid open laat dat sprake is (niet slechts van een naamswijziging, maar) van een rechtspersoon die geen banden heeft met Top’s & Bottoms, [bedrijf X] nog niet noopte tot het doen van nader onderzoek. Veeleer lag het op de weg van Tops Point B.V. i.o. / [B] om tegenover [bedrijf X] duidelijkheid te scheppen met betrekking tot haar/zijn identiteit. Het hof laat hierbij meewegen dat Tops Point B.V. i.o. / [B] aan de verwarring heeft bijgedragen door zich in haar (email)correspondentie te bedienen van de naam Tops Point B.V., zonder de toevoeging “i.o.”, daarmee de onjuiste indruk wekkend dat sprake was van een bestaande besloten vennootschap.
4.11 De gang van zaken tussen partijen na de verzending van de factuur op 13 augustus 2008 zoals vermeld in het bestreden vonnis onder 2.6 tot en met 2.10, maakt het voorgaande niet anders. Dat betaling op het door Tops Point opgegeven rekeningnummer zou hebben plaatsgevonden indien de mutatie van het bankrekeningnummer tijdig en juist zou zijn verwerkt bij [bedrijf X], doet er immers niet aan af dat [bedrijf X] ook dan in de gerechtvaardigde veronderstelling zou hebben verkeerd dat zij te maken had met haar leverancier Top’s & Bottoms, en dat zij zich ook dan erop zou hebben kunnen beroepen dat zij bevrijdend aan Top’s & Bottoms had betaald op het andere, reeds bij haar bekende en niet door Tops & Bottoms uitgesloten bankrekeningnummer.
4.12 Ook de stelling van Tops Point dat [bedrijf X] haar heeft verzocht haar nieuwe KvK-nummer en BTW-nummer door te geven, maakt het voorgaande niet anders. Het door Tops Point overgelegde formulier is door [G], de medewerker van [bedrijf X] die het formulier blijkens zijn e-mail van 15 september 2008 (productie 1 bij memorie van antwoord) aan [B] heeft toegezonden, aangeduid als een mutatieformulier. Dat formulier heeft het kopje “Algemene Leveranciersgegevens” en bevat een groot aantal in te vullen gegevens, die op het formulier zijn opengelaten, waaronder het KvK-nummer en het BTW-nummer. De toezending van dat formulier wijst er niet zonder meer op dat [bedrijf X] heeft begrepen dat sprake was van een andere leverancier, nu die toezending immers ook past bij de situatie waarin [bedrijf X] ervan uitging dat sprake was van wijziging van gegevens van een bestaande leverancier. [bedrijf X] heeft in dit verband – onbestreden – gesteld dat het op het formulier door haar vermelde leveranciersnummer het leveranciersnummer van Top’s & Bottoms is.
4.13 Nu Tops Point bewijs heeft aangeboden en schriftelijke verklaringen heeft overgelegd van [E] en [B], zal zij worden toegelaten tot het bewijs dat [E] en/of [B] aan [bedrijf X] heeft/hebben laten weten dat Top’s & Bottoms was opgehouden te bestaan, dat de opdracht tot het afleveren van 12.000 koffertjes niet meer door Top’s & Bottoms kon en zou worden uitgevoerd, dat [B] (eventueel samen met [C]), handelend voor zichzelf dan wel namens een andere, nog op te richten vennootschap, geheten Tops Point, deze artikelen ook konden leveren tegen dezelfde prijs, dat [bedrijf X] (in de persoon van Petra [A]) hiermee akkoord ging en meer in het algemeen tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [bedrijf X] ermee heeft ingestemd dat Tops & Bottoms de aan haar (Tops & Bottoms) verstrekte opdracht niet meer zou uitvoeren en dat [bedrijf X] aan Tops Point opdracht heeft gegeven om 12.000 koffertjes met inhoud als genoemd onder 3.2 te leveren, zodat [bedrijf X] voor de te leveren zaken niet bevrijdend zou kunnen betalen aan Top’s & Bottoms.
Niet duidelijk op basis van welke informatie tarieven zijn verkregen
RCC 26 juli 2012, dossiernr. 2012/00617 (NLEnergie tag on vergelijkende reclame)In een tag on (tv-commercial) wordt vergelijkende reclame gemaakt door NLEnergie in relatie tot Nuon, Essent en Eneco. De klacht is onvoldoende gemotiveerd (niet duidelijk elke informatie de tarieven zijn verkregen) en wordt afgewezen.
Adverteerder heeft met betrekking tot de inhoud van de klacht - kort gezegd - aangevoerd dat de reclame een vergelijking betreft van de kosten van gas en stroom bij een vast contract over drie jaar en dat de consument bij het afsluiten van een 3-jarig vast energiecontract bij adverteerder voordeliger uit is.
Klagers stelling dat NLEnergie in alle gevallen duurder is dan de genoemde andere leveranciers, is door hem slechts onderbouwd aan de hand van een door hem opgestelde vergelijking van de tarieven van adverteerder met tarieven die volgens hem in werkelijkheid zouden gelden bij Nuon - waarbij hij tevens een ‘jaarlijkse korting’ noemt die men bij Nuon zou krijgen. Klager komt tot de conclusie dat NLEnergie € 157,- per 3 jaar duurder is dan Nuon.
Het is de Commissie op basis van hetgeen klager heeft overgelegd echter niet duidelijk op basis van welke informatie klager de door hem genoemde tarieven heeft verkregen. Evenmin is duidelijk wat de aard en de duur is van het contract waarop de door klager genoemde tarieven zouden gelden. Aldus is de klacht onvoldoende gemotiveerd.
Met natuurlijke ingrediënten
Vzr (afwijzing) RCC 30 juli 2012, dossiernr. 2012/00605 (Rivella natuurlijke ingrediënten)Het betreft de verpakking van de drank Rivella (1,5 liter) waarop onder meer de tekst: “met natuurlijke ingrediënten” en het “ik kies bewust”-logo staan.
De drank bevat weliswaar natuurlijke ingrediënten, maar ook onnatuurlijke, synthetisch geproduceerde stoffen. Het gebruik van deze stoffen is, vanwege gezondheidsredenen, omstreden. Gelet op het voorgaande is klager van mening dat de tekst: “met natuurlijke ingrediënten” moet worden verwijderd. De voorzitter wijst de klacht af, de consument betrekt ingrediëntenlijst bij zijn aankoopbeslissing
Vast staat dat de bewuste drank voor een (groot) deel bestaat uit natuurlijke ingrediënten. Gelet hierop is het in beginsel toegestaan om op de verpakking de tekst: “met natuurlijke ingrediënten” te vermelden. Voor zover de consument na het zien van deze tekst (in combinatie met het ‘ik kies bewust’-logo) de indruk mocht krijgen dat het product uitsluitend uit natuurlijke ingrediënten bestaat, wordt die onjuiste indruk voldoende weggenomen door de op het etiket opgenomen ingrediëntenlijst, waaruit de samenstelling van het product blijkt. Van de gemiddelde consument mag worden verwacht dat hij deze ingrediëntenlijst betrekt bij zijn aankoopbeslissing.
Suggestie sportschoolabonnement van 18 maanden
Vzr. (afwijzing) RCC 30 juli 2012, dossiernr. 2012/00649 (Essent Flexibel)Essent wekt onterecht de suggestie dat opzegtermijn van sportschoolabonnement van 18 maanden (YouTube).
Gesuggereerd wordt dat de klant bij een sportschool geconfronteerd kan worden met een opzegtermijn van 18 maanden. Krachtens de per 1 december 2011 gewijzigde wetgeving voor het opzeggen van abonnementen geldt een maximale opzegtermijn van 1 maand of – voor oude contracten – van 1 jaar. De aanbieding van Essent is dus niet bijzonder, nieuwe energiecontracten kunnen altijd met een maximale termijn van 1 maand worden opgezegd.
Er wordt niet de suggestie gewekt dat er voor sportschoolabonnementen daadwerkelijk een opzegtermijn van 18 maanden geldt. Klacht wordt afgewezen.
In de bestreden televisiecommercial wordt Essent Flexibel als “het energiecontract met alle vrijheid” aangeprezen door op een voor de gemiddelde consument duidelijk overdreven en niet-realistische wijze te laten zien dat het in sommige gevallen “niet handig” is vast te zitten aan een contract. In de commercial wordt niet gesuggereerd dat voor sportschoolabonnementen daadwerkelijk een opzegtermijn van (gemiddeld) 18 maanden geldt. Evenmin wordt gesuggereerd dat andere energiecontracten niet tussentijds kunnen worden opgezegd. Adverteerder heeft aangevoerd dat Essent Flexibel een energiecontract betreft met een variabel tarief, waarvan de looptijd door de klant zelf wordt bepaald en met de mogelijkheid voor de klant het contract zonder opzegvergoeding aan te passen. Gelet hierop acht de voorzitter de uiting, waarin Essent Flexibel wordt aangeprezen als “het energiecontract met alle vrijheid”, niet misleidend.
Afslank slippers mét ALERT
RCC 12 juli 2012, dossiernr. 2012/00511 (Afslankslippers)
De Reclame Code Commissie heeft geoordeeld dat reclame voor “Afslank slippers” op de website www.compleetcomfort.nl misleidend is. Op de website worden “Afslank slippers” aangeprezen als een product met behulp waarvan men kan afvallen. Omdat de adverteerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de “Afslank slippers” deze werking hebben, is de uiting volgens de Commissie misleidend. De Commissie heeft al eerder een reclame-uiting van de adverteerder voor “Afslank slippers” in strijd met de Nederlandse Reclame Code bevonden. Daarom heeft de Commissie besloten deze uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen.
Vlakken geen openbare aankondiging
Rechtbank Alkmaar 19 juli 2012, LJN BX4279 (Eiseres tegen de Gemeente Hoorn)Reclamerecht. Reclamebelasting voor openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg. Eiseres is eigenaar van een pand waarin particulieren en bedrijven opslagruimte kunnen huren. Op dit pand zijn reclame-uitingen aangebracht. In geschil is of de gemeente Hoorn terecht een aanslag reclamebelasting heeft opgelegd aan eiseres. Partijen zijn het oneens over het feit of de vlakken op de gevels zijn aan te merken als openbare aankondiging.
De rechtbank oordeelt dat bij het aanmerken van de vlakken als openbare aankondiging, aansluiting is gezocht bij de intentie van de architect. De intentie van de architect is echter niet voldoende om de vlakken als een openbare aankondiging te beschouwen. Bij onbekendheid met het bedrijf van eiseres is voor voorbijgangers bij waarneming van de vlakken niet meteen duidelijk dat het gaat om een pand waarin goederen kunnen worden opgeslagen, de zogenaamde storage-formule. De verweerder heeft de vlakken volgens de rechtbank ten onrechte bij de grondslag van de reclamebelasting voor eiseres betrokken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
7. De rechtbank leidt uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting af dat verweerder bij het aanmerken van de vlakken als openbare aankondigingen aansluiting heeft gezocht bij de intentie van de architect van het pand. Blijkens zijn verklaring heeft de architect met de vlakken bedoeld de functie van het gebouw te symboliseren en het gebouw herkenbaar te maken voor het publiek, zodat het publiek weet wat er gaande is in het gebouw. Naar het oordeel van de rechtbank is de intentie van de architect niet voldoende om de vlakken als een mededeling, en dus als openbare aankondiging, te beschouwen. Immers, bij onbekendheid met het bedrijf van eiseres is voor voorbijgangers bij waarneming van de vlakken niet meteen duidelijk dat het hier gaat om een pand waarin bedrijven en particulieren goederen kunnen opslaan (de storage-formule). .Weliswaar verhoogt de combinatie van de naam, de slagzin en het logo met op de achtergrond het patroon van gele rechthoeken, zoals voorkomend op voor- en achtergevel, de attentiewaarde van het pand van eiseres, maar daarmee is niet gezegd dat de vlakken op zichzelf een mededeling zijn. Dat eiseres dezelfde kleur geel waarin de rechthoeken zijn uitgevoerd als bedrijfskleur gebruikt, doet hieraan niet af. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verweerder de vlakken ten onrechte bij de grondslag van de reclamebelasting voor eiseres heeft betrokken.
8. Het vorenstaande brengt mee dat het beroep van eiseres gegrond zal worden verklaard en dat de uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd. Nu blijkens de verklaring van de gemachtigde van verweerder ter zitting geen verschil van mening bestaat over het aantal vierkante meters openbare aankondiging indien het standpunt van eiseres wordt gevolgd, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal de beschikking van 31 mei 2009 herroepen en de grondslag van de reclamebelasting ten aanzien van eiseres vaststellen op 32,15 m² en daarmee de aanslag op € 1.543. De rechtbank zal daarbij tevens bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar. Verweerder hoeft dus geen nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiseres. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat verweerder vanwege deze uitspraak het teveel door eiseres betaalde bedrag aan reclamebelasting aan eiseres zal terugbetalen.
Bij 'Maximum online' toch sprake van een datalimiet
Rechtbank Rotterdam 20 juni 2012, LJN BX4167 (Telfort B.V. tegen Gedaagde)Reclamerecht. Mobiel internet abonnement Telfort. De zaak gaat over de vraag of gedaagde moest begrijpen, gelet op de reclame-uitingen van Telfort, dat er aan het product 'Maximum online' een datalimiet was verbonden en bij overschrijding extra kosten verschuldigd zijn.
Volgens de rechtbank is dit niet het geval. Telfort heeft op haar website bij de omschrijving van het abonnement vermeld dat 'onbeperkt' breedband internet deel uitmaakt van het abonnement en in het contract noch algemene voorwaarden staat vermeld dat sprake is van een datalimiet. Dit wordt enkel genoemd in een aparte tarievenlijst als bijlage bij de algemene voorwaarden. De rechtbank oordeelt dat Telfort het moeilijk heeft gemaakt om kennis te nemen van deze essentiële beperking van het abonnement. De stelling van Telfort dat bij de omschrijving van het abonnement het woord onbeperkt tussen aanhalingstekens staat en daaruit volgt dat dit woord niet onbeperkt in de absolute zin van het woord betekent, wordt eveneens verworpen. In relatie tot de ondubbelzinnige reclame-uiting heeft Telfort niet voldaan aan de plicht om de koper op een duidelijke wijze te informeren. Gedaagde had geen rekening hoeven te houden met een datalimiet.
De rechtbank wijst de vordering af en veroordeelt Telfort in de proceskosten.
2.11 Gelet op het door [gedaagde] gevoerde verweer en de inhoud van de verklaring van de heer [A] komt vervolgens de vraag aan de orde of [gedaagde] gelet op de reclame-uitingen van Telfort er bedacht op had moeten zijn dat er aan het product “Maximaal online” een datalimiet was verbonden en zij bij overschrijding van deze limiet extra kosten voor internet verschuldigd zou zijn. Volgens de rechtbank dient voormelde vraag ontkennend te worden beantwoord. Bij dit oordeel is met name in overweging genomen dat, blijkens de door [gedaagde] in het geding gebrachte stukken, Telfort op haar website bij de omschrijving van het abonnement “maximaal online” heeft vermeld dat‘onbeperkt’ breedband internet deel uitmaakt van het abonnement. Voorts is van betekenis, dat niet in het contract of in de algemene voorwaarden staat vermeld dat sprake is van een datalimiet, maar dat dit alleen wordt genoemd in een aparte tarievenlijst die als bijlage bij de algemene voorwaarden is gevoegd. Uit de verklaring van [gedaagde] blijkt dat hij geen kennis heeft genomen van deze bijlage. De stelling van Telfort dat [gedaagde] op de hoogte was van de datalimiet en dit volgt uit zijn brief van 23 juli 2008, waarin [gedaagde] stelt dat hij op basis van het abonnement tot 1.100 mb van het internet gebruik kan maken, wordt verworpen. Uit voormelde brief volgt immers niet dat [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst of tijdens de looptijd van de overeenkomst al op de hoogte was van de datalimiet. De stelling van Telfort dat bij de omschrijving van het abonnement het woord onbeperkt tussen aanhalingstekens staat en daaruit volgt dat dit woord niet onbeperkt in de absolute zin van het woord betekent, wordt eveneens verworpen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] hieruit niet heeft kunnen afleiden dat mogelijk sprake zou zijn van een verbruikslimiet. Wanneer in reclame-uitingen sprake is van een abonnement met een onbeperkte limiet voor het gebruik dient de verkoper van het abonnement zich daar aan te houden, tenzij zij op een duidelijke wijze kenbaar maakt dat er toch van een limiet sprake is. Door alleen in een bijlage bij de algemene voorwaarden de limiet op te nemen heeft Telfort het moeilijk gemaakt om kennis te nemen van deze, toch essentiële, beperking van het abonnement. In relatie tot de ondubbelzinnige reclame-uiting die op het tegendeel wijst heeft Telfort niet, althans onvoldoende, voldaan aan de plicht om de koper op een duidelijke wijze over de beperkingen van het abonnement te informeren.
Op andere blogs:
Ius Mentis (Ook met aanhalingstekens is onbeperkt onbeperkt)
Door KAG gevraagde wetenschappelijke onderbouwing niet gegeven
RCC 9 juli 2012, dossiernr. 2012/00457 (Voedingssupplement)Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. Het betreft hier een website waar staat: “Hoe ondersteunt Refresh Teacaps (EGCG) bij natuurlijk afvallen?
- Helpt bij overgewicht
- Verhoogt de vetverbranding
- Verhoogt het basaalmetabolisme
(…)”.
De klacht richt zich op het feit dat het voedingssupplement Refresh Teacaps bestaat uit een concentratie van de stof EGCG uit de bladeren van de groene theeplant. Aan het product wordt werkzaamheid ten aanzien van gewichtsverlies toegeschreven. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de genoemde claims onjuist en misleidend zijn.
De KOAG/KAG heeft hierop een reactie gegeven. Zij oordeelt dat indien de Refresh Teacaps wel ter beoordeling zou zijn voorgelegd en dat de KAG zou hebben gevraagd om een wetenschappelijke onderbouwing. Wanneer adverteerder deze zou hebben gegeven en slaagt, zou de KAG de claims van een toelatingsnummer hebben voorzien.
De Commissie oordeelt dat adverteerder er niet in is geslaagd de geclaimde werking van de Refresh Teacaps aannemelijk te maken. Er is sprake van onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing van de claims. De uiting gaat aldus gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de resultaten die van het gebruik van de Refresh Teacaps zijn te verwachten. De uiting is misleidend.
4) Adverteerder heeft voorts ter onderbouwing van de juistheid van de reclame-uiting verwezen naar de bij het verweer gevoegde “Onderbouwing claims met 95% zuivere EGCG Sunphenon”. Voor zover de onderbouwing in dit stuk betrekking heeft op de claims “geeft meer energie/houdt jong, mooi en sterk”, “helpt bij het dagelijks onderhoud van je hart en bloedvaten”, “voedt en beschermt de huid” en “goed voor het cholesterolgehalte” laat de Commissie deze buiten beschouwing, nu deze claims in de klacht niet aan de orde zijn gesteld. Met betrekking tot de hier wel relevante onderbouwing van de claim “verhoogt de vetverbranding” heeft klager gemotiveerd en onderbouwd met (verwijzingen naar) wetenschappelijke literatuur aangevoerd dat het door adverteerder genoemde onderzoek van Boschmann en Thielecke uit 2007 niet de conclusie rechtvaardigt dat EGCG leidt tot gewichtsverlies. Adverteerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid op deze stelling van klager te reageren. Op grond van het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat adverteerder de juistheid van de voor het product Refresh Teacaps gemaakte claim “Verhoogt de vetverbranding” onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
5) Hetzelfde geldt voor de claims “Verhoogt het basaalmetabolisme” en “Helpt bij overgewicht”. Voor de claim dat Refresh Teacaps het basaalmetabolisme verhoogt is door adverteerder geen wetenschappelijke onderbouwing overgelegd. Met betrekking tot de claim “Helpt bij overgewicht” komt de Commissie op basis van de door partijen overgelegde onderzoeksresultaten tot de conclusie dat een eventueel positief resultaat van EGCG met betrekking tot gewichtsverlies kan worden toegeschreven aan een combinatie van EGCG met cafeïne, maar dat voor het geclaimde gunstige effect van uitsluitend EGCG op gewichtsverlies onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing bestaat.
6) Nu adverteerder de in de uiting geclaimde werking van het aangeprezen product Refresh Teacaps onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de resultaten die van het gebruik van Refresh Teaps zijn te verwachten, als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.