Internetconsultatie ACM
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) ontstaat door samenvoeging van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) en de Consumentenautoriteit en wordt ingesteld middels een Instellingswet (Kamerstukken 33 186), waarvoor het wetsvoorstel aanhangig is bij de Tweede Kamer. Om de ACM daadwerkelijk effectief, efficiënt en slagvaardig te laten functioneren, worden in een tweede wetsvoorstel (de zgn. 'materiële wet') de procedures en het handhavingsinstrumentarium met betrekking tot het markttoezicht van de ACM gestroomlijnd en/of vereenvoudigd.
Einddatum van de consultatie: 13 juli 2012.
Mini-product is lege verpakking
Vz RCC 14 mei 2012, dossiernr. 2012/00412 (mini-producten Albert Heijn)
In de Albert Heijn tv-reclame wordt aangegeven dat men per €15 aan boodschappen een mini-product ontvangt. Echter de mini-producten zijn lege verpakkingen. Een mini-product betekent een kleinere versie van het oorspronkelijke product, dus inclusief inhoud. Nu zij niet gevuld zijn, maakt adverteerder zich schuldig aan misleidende reclame.
De voorzitter wijst de klacht af, het is voldoende duidelijk dat de mini-producten voor kinderen zijn en dat zij niet gevuld als speelgoed dienen.
Uit het feit dat de mini-producten bedoeld zijn voor kinderen, om daarmee te spelen in het in het kader van deze actie verkrijgbare Albert Heijn-winkeltje, acht de voorzitter het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat het gaat om lege verpakkinkjes die een sterk verkleinde uitvoering zijn van het oorspronkelijke product. Het feit dat de mini-producten niet zijn gevuld, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van misleidende reclame.
Vermoedelijk een hoax
Vz RCC 14 mei 2012, dossiernr. 2012/00440 (illegale opnames, niet van stichting BREIN)
Als randvermelding. In een filmpje [mirror] op een site [moetenwenietwillen.nl/brein-schiet-je-voor-je-kop/] wordt een aanslag op een bioscoop gesimuleerd. Op het publiek wordt enkele malen geschoten en de bezoeker, die (illegaal) zat te filmen, wordt geraakt. Klacht: het filmpje getuigt van slechte smaak, en verheerlijkt geweld tegen mensen die 'illegale' opnames maken.
Het filmpje is niet van Stichting BREIN afkomstig, zij doet niet aan reclames. Vermoedelijk is er sprake van een hoax. De voorzitter wijst de klacht af, omdat niet is gebleken dat het filmpje van Stichting BREIN afkomstig is dan wel met medeweten van verweerder op het internet is geplaatst.
Zuivelbenaming voor een plantaardig product
Vzr. Rechtbank Breda 30 mei 2012, LJN BW6807 (Nederlandse Zuivel Organisatie tegen Alpro Nederland) - persbericht
NZO behartigt de belangen van Nederlandse zuivelproducenten. In maart 2012 schrijft Alpro over een nieuw product met de naam Mild & Creamy. In het bericht schrijft Alpro onder meer: "Alpro innoveert opnieuw met Alpro Mild & Creamy, een heerlijke yoghurtvariatie met een zachte, milde smaak. De yoghurt is mooi romig en tegelijk lekker licht." en vergelijkbare advertentie en televisiereclamespot.
NZO heeft een spoedeisend belang om zich te verzetten tegen het gebruik van zuivelbenamingen voor het plantaardige product dat Alpro recent op de markt heeft gebracht onder de naam Mild & Creamy. De voorzieningenrechter constateert dat Alpro een aantal keren de zuivelterm ‘yoghurt’ gebruikt om haar product aan te duiden. Daarmee wekt zij de suggestie dat het product Mild & Creamy een zuivelproduct is, dat is op grond van de EG-Verordening 1234/2007 verboden.
Het woord ‘yoghurt’ en alle varianten op dat woord die suggereren of impliceren dat sprake is van een zuivelproduct, zoals ‘variatie op yoghurt’, ‘yoghurtvariatie’ en ‘yoghurtcategorie’, dient Alpro te staken en gestaakt te houden.
2.6. Tussen partijen is niet in geschil dat Mild & Creamy een product op plantaardige basis is en geen melk of zuivelproduct. Op grond van artikel III lid 2 van Bijlage XII bij de EG-Verordening nr. 1234/2007 is het verboden om voor andere levensmiddelen dan melk of zuivel in etiketten, handelsdocumenten, reclame en andere presentatievormen aan te geven, te impliceren of te suggereren dat het betrokken product een zuivelproduct is. Dit verbod gaat verder dan het gebruik van de term ‘yoghurt’. Impliciete of suggestieve aanduidingen zijn eveneens verboden.
2.10. De in de voorgaande overwegingen geconstateerde strijdigheden met de Europese regelgeving leiden de voorzieningenrechter ertoe om de gevorderde voorzieningen toe te wijzen als navolgend zal blijken. Aan het beoordelen van de andere grondslagen van NZO voor haar vorderingen komt de voorzieningenrechter niet toe. De vordering sub A zal de voorzieningenrechter nader toespitsen op concreet gebruikte slogans. Voor het wijzigen van de tekst op de verpakkingen van het product Mild & Creamy zal Alpro een ruimere termijn worden gegund. In dat verband stelt Alpro dat zij binnen tien weken een nieuwe verpakking op de markt kan brengen, terwijl NZO aangeeft dat een terugroep van de reeds in de winkels liggende verpakkingen niet wordt verlangd. De vordering sub B wordt toegewezen conform hetgeen door Alpro ter zitting als uitvoerbaar is erkend. Tegen het doen van deze opgave door een registeraccountant heeft Alpro geen bezwaar gemaakt. De onder C gevorderde rectificatie zal worden geconcretiseerd als uit het dictum zal blijken. Verder zal Alpro daarvoor een ruimere termijn worden gegund. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd. De dwangsom op het wijzigen van de verpakkingen zal niet worden gesteld op het aantal verpakkingen dat naderhand wordt aangetroffen maar per dag dat het gebod niet wordt nagekomen.
Dictum
gebiedt gedaagde om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gebruik van het woord ‘yoghurt’ en alle varianten op dat woord die suggereren of impliceren dat sprake is van een zuivelproduct, zoals ‘variatie op yoghurt’, ‘yoghurtvariatie’ en ‘yoghurtcategorie’, in haar eigen publicaties en reclame-uitingen over haar product Mild & Creamy te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EURO 25.000,- voor iedere dag dat zij dit gebod niet nakomt, tot een maximum van EURO 500.000,-;
Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (Alpro Mild & Creamy: geen yoghurt, wel een yoghurtalternatief)
Ten gunste van kleine cafés
Rechtbank 's-Gravenhage 16 mei 2012, LJN BW6789 (NL nietrokersvereniging, Club Actieve Nietrokers / Clean Air Nederland tegen Staat der Nederlanden)
Als randvermelding. De vordering van de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN ("CAN") tegen de Staat der Nederlanden wordt afgewezen. Gevorderd wordt een verklaring voor recht dat het maken van een uitzondering op het rookverbod ten gunste van kleine cafés met ingang van 6 juli 2011 onverbindend is. Dit wordt gevorderd op basis van strijd met de Tabakswet, algemene rechtsbeginselen, met een beroep op het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (beroep op rechtstreekse werking) en Europese regelgeving.
4.4. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
De opzet van artikel 11a lid 4 Tabakswet is dat bij amvb de verplichting tot het treffen van maatregelen (hier te verstaan als: het instellen en handhaven van een rookverbod) op te bepalen categorieën van gebouwen van toepassing kan worden verklaard. Uit deze opzet volgt dat het aan de regering is overgelaten bij amvb te bepalen voor welke categorieën van gebouwen een rookverbod van kracht zal zijn en hoever dit rookverbod reikt. Aanvankelijk is in het Uitvoeringsbesluit 2008 als categorie aangewezen: "horeca-inrichtingen (worden) geëxploiteerd door een ondernemer zonder personeel". Hiervan is bij Besluit 2011 teruggekomen, in zoverre dat de aanwijzing is beperkt tot horeca-inrichtingen anders dan kleine cafés.Naar het oordeel van de rechtbank wordt met deze gewijzigde invulling bij amvb van de in artikel 11a lid 4 Tabakswet bedoelde categorie gebouwen gebleven binnen de ruimte die de wet biedt.
4.6. De rechtbank oordeelt dat uit de parlementaire behandeling van de (wijziging van) de Tabakswet niet valt af te leiden dat de wetgever voor ogen heeft gestaan binnen afzienbare tijd na de inwerkingtreding van de wijzigingen in de Tabakswet in 2002 te komen tot een algeheel rookverbod.
Onverbindendheid
4.9. Wanneer een beroep wordt gedaan op de onverbindendheid van een niet door de formele wetgever gegeven bindend voorschrift in verband met, kort gezegd, algemene rechtsbeginselen - en als zodanig moet het beroep van CAN dat hier aan de orde is worden beschouwd - dan geldt ten aanzien van de toetsing door de civiele rechter het navolgende. Volgens vaste jurisprudentie kan de rechter de vaststelling en uitvoering van een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift onrechtmatig oordelen op de grond dat sprake is van willekeur, omdat, in aanmerking genomen de belangen die ten tijde van de totstandkoming van het betreffende voorschrift bekend waren of behoorden te zijn, in redelijkheid niet tot de het betreffende voorschrift kon worden gekomen. Daarbij heeft de rechter niet tot taak de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen. Ook de aard van de wetgevende functie en de positie van de rechter in het rechtsbestel brengen mee dat de rechter bij de hiervoor bedoelde toetsing terughoudendheid moet betrachten (zie met name: HR 16 mei 1986, NJ 1987/251 Landbouwvliegers en HR 15 oktober 2004, NJ 2005/67).Strijd met de WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging?
4.11. CAN stelt zich op het standpunt dat het WHO-Kaderverdrag een internationale overeenkomst is die rechtstreekse werking heeft in de Nederlandse rechtssfeer omdat artikel 8 daarvan helder en dwingend is geformuleerd. In de visie van CAN geldt deze rechtstreekse werking in ieder geval vanaf 27 april 2010, vijf jaar na de inwerkingtreding van het verdrag en wel op grond van de zogenaamde Guidelines for implementation of the WHO Framework Convention on Tobacco Control (hierna: Guidelines) die zijn voortgekomen uit conferenties van partijen bij het WHO-Kaderverdrag. Sindsdien, aldus CAN, kunnen burgers naleving vorderen van de normen zoals deze zijn vastgelegd in het verdrag.4.16. Nu - als hiervoor is overwogen - de conclusie luidt dat het WHO-Kaderverdrag niet geacht kan worden rechtstreekse werking te hebben in de Nederlandse rechtssfeer, kunnen ingezeten zich niet op de inhoud van het verdrag beroepen ingevolge artikel 94 van de Grondwet. CAN kan daarom niet worden gevolgd in haar stelling dat het Besluit 2011 wegens strijd met het verdrag onverbindend is.
Strijd met de Aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie?
4.17. CAN heeft voorts een beroep gedaan op de inhoud van de Aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie van 2 december 2002 inzake de preventie van roken en die van 30 november 2009 betreffende rookvrije ruimten. Partijen zijn het er over eens dat deze aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie niet bindend zijn. CAN betoogt dat de Staat geen solide argumenten heeft die afwijking van de Aanbevelingen rechtvaardigen - de Staat heeft dit gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kan de juistheid van de stelling van CAN in het midden blijven nu, gelet op het niet-bindende karakter van de Aanbevelingen, bedoelde stelling niet tot de conclusie kan leiden dat de beperking van het rookverbod onverbindend is. In het bovenstaande is al behandeld of de Staat binnen de grenzen van de algemene rechtsbeginselen (anders gezegd: de algemene beginselen van behoorlijke wetgeving) is gebleven. Het bestaan van deze aanbevelingen maakt de eerder gegeven beoordeling niet anders.Strijd met het discriminatieverbod, het gelijkheidsbeginsel, het willekeurverbod, het rechtszekerheidsbeginsel, en de Grondwet?
4.18. In haar dagvaarding heeft CAN terloops opgemerkt dat de beperking van het rookverbod in strijd is met het discriminatieverbod, het gelijkheidsbeginsel, het willekeurverbod en het rechtszekerheidsbeginsel, alsmede met de Grondwet. Zij heeft haar beroep echter niet onderbouwd. In hetgeen is gesteld en gebleken in dit geding zijn geen aanknopingspunten te vinden voor de gegrondheid van één van deze beroepen als gevolg waarvan het door CAN gevorderde wel, geheel of ten dele, voor toewijzing vatbaar zou zijn.
Huis-aan-huisblad als één geheel
RCC 17 april 2012, dossiernr. 2011/01271 (De Rijnpost en meer- Code VOR)
Klager heeft zijn brievenbus voorzien van een NEE/JA-sticker. Desondanks heeft hij samen met De Rijnpost op 2 november 2011 ook daarin het “City Jounaal Veenendaal”, op 23 november 2011 folders van Burger King en Game Mania, op 25 november 2011 “Autostad” en op 2 december 2011 “Kijk op wonen” ontvangen.
Moet huis-aan-huisblad De Rijnpost samen met de andere uitgaven per geval als één geheel moeten worden beschouwd? En zo ja, of dit geheel in elk van die gevallen kan worden aangemerkt als een huis-aan-huisblad?
De commissie oordeelt dat City Journaal Veenendaal, Autostad en Kijk op Wonen kunnen worden aangemerkt als huis-aan-huisblad (als bijlage bij De Rijnpost) en dus als één geheel moet worden beschouwd. De losse folders dienen te worden aangemerkt als op zichzelf staande ongeadresseerde reclamedrukwerken, en betreft dit laatste wordt een aanbeveling gedaan.
3) In de eerste plaats blijkt uit de uiterlijke opmaak van deze bijlagen reeds dat deze een geheel vormen met De Rijnpost. De pagina’s van de bijlagen hebben dezelfde grootte en zijn op hetzelfde papiersoort gedrukt als de pagina’s van de krant. De paginanummering loopt door in de bijlagen, ook in de gevallen dat pagina’s van de bijlagen niet (zichtbaar) genummerd zijn. Op grond van het voorgaande dient de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de uitgaven “City Journaal Veenendaal”, “Autostad” en “Kijk op wonen” bij De Rijnpost, te worden afgewezen.
4) Voor wat betreft de folders van Burger King en Game media is gebleken dat deze, ook volgens afzender, dienen te worden aangemerkt als op zichzelf staande ongeadresseerde reclamedrukwerken in de zin van de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR). Dit drukwerk had derhalve niet in een van een "NEE/JA-sticker" voorziene brievenbus mogen worden gedeponeerd. Afzender heeft door deze folders in de brievenbus van klager te deponeren artikel 3.1 Code VOR overtreden.
Kamervragen EK-bieroorlogen
Kamervragen: Het bericht dat C1000 begint met een EK-oorlog
2 Kunt u – mede in het licht van de doelstelling van de Drank- en Horecawet om het overmatig alcoholgebruik tegen te gaan – aangeven hoe u tegen dergelijke bieroorlogen aankijkt? Bent u van mening dat dergelijke stuntprijsacties onwenselijk zijn?
3 Bent u bekend met de wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat er een relatie is tussen de hoogte van de prijs van alcoholhoudende dranken en de omvang van de alcoholconsumptie en de schade die daaruit voortkomt 2)? Deelt u de mening dat met name minderjarigen en jongvolwassenen voor dergelijke stuntacties erg gevoelig zijn omdat ze én heel voordelig aan alcohol kunnen komen én worden gestimuleerd om heel veel alcohol te nuttigen? Vindt u dat ook onwenselijk?
4 Valt een dergelijke actie volgens u nog steeds onder de door de branche zelf opgestelde alcoholcode? Is een dergelijke actie in overeenstemming met de Europese richtlijn, waarin onder andere staat dat de reclame geen onmatig alcoholgebruik mag aanmoedigen?
5 Deelt u de mening dat het instrument van zelfregulering onvoldoende zwaar is, niet ver genoeg reikt en derhalve een onvoldoende bijdrage levert aan het alcoholpreventiebelei richting jongeren? Bent u daarom alsnog bereid om artikel 15 van de Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn (AVMDR) in de wet op te nemen?
6 Zou u voor het tegengaan van dergelijke landelijke stuntacties een landelijk verbod op het verkopen van alcoholhoudende dranken onder de kostprijs willen overwegen?
7 Bent u bereid om in overleg te treden met het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) om te bezien hoe soortgelijke stuntacties rondom het EK gestopt en voorkomen kunnen worden?
Bericht uit metro 23 mei 2012
Voldoende inschrijvingen voor aanleg glasvezel
RCC 7 mei 2012, (Voldoende inschrijvingen glasvezel), Reggefiber dossiernr. 2012/00296, XS4All dossiernr. 2012/00339
KPN dossiernr. 2012/00340.
In diverse uitingen wordt uitgelegd dat er voldoende inschrijvingen moeten zijn in de woonplaats van klagers om glasvezel aan te leggen. Reggefiber wil pas glasvezel aanleggen bij minimaal 30% deelname van de huishoudens in het gebied. XS4All en KPN werken met Reggefiber samen en kunnen geen diensten aanbieden via de andere aanbieder, de (non-profit) Stichting Kabelnet Veendam (SKV) die sinds januari 2012 is gestart met de aanleg van de glasvezelverbinding. Er is strijd, in alledrie de gevallen, met artikel 7 en 8.2 onder e NRC.
Reggefiber-dossier
Door de zinsnede “Schrijft u zich nu niet in voor glasvezel, dan kan het jaren duren voordat Veendam en Wildervank weer aan de beurt zijn” wordt de indruk gewekt dat in genoemde plaatsen de komende jaren in het geheel geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft bij Reggefiber. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat Reggefiber niet de enige aanbieder van glasvezelnetwerk in Veendam en Wildervank is en dat de aanleg van glasvezel door SKV reeds is gestart. Strijd met art 7 en 8.2 onder e NRC.
XS4All-dossier
XS4ALL werkt voor de uitrol van glasvezel samen met het bedrijf Reggefiber, dat de bouw en uitrol van het glasvezelnetwerk verzorgt. In de uiting zegt XS4ALL glasvezel internet aan te bieden als 30% van het gebied zich voor glasvezel inschrijft.
Door de aanhef “Schrijf u nú in” en de zinsneden “Wordt de benodigde 30% niet gehaald, dan duurt het minimaal vijf jaar voordat uw woonplaats weer aan de beurt is. Schrijf u daarom nu in” wordt de indruk gewekt dat in klaagsters woonplaats de komende vijf jaar geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft via XS4ALL. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat in klaagsters woonplaats Veendam een andere aanbieder reeds met de aanleg van glasvezel is gestart. Strijd met art. 7 en 8.2 onder e.
KPN-dossier:
Uit eerdere communicatie volgt dat KPN zijn diensten aanbiedt over het glasvezelnetwerk van Reggefiber. KPN kan zijn diensten niet aanbieden over het netwerk van SKV.
Door de zinsneden “Uw inschrijving kan beslissend zijn voor de aanleg van glasvezel in Wildervank. Alleen als alle inwoners samen op 25 maart voldoende interesse hebben getoond, wordt er glasvezel aangelegd” wordt de indruk gewekt dat in klagers woonplaats in het geheel geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft via KPN. Als onweersproken is echter komen vast te staan Reggefiber, via wiens glasvezelnetwerk KPN zijn diensten kan aanbieden, niet de enige aanbieder van glasvezelnetwerk in Wildervank is en dat de aanleg van glasvezel door SKV reeds is gestart.
Ingeblikt fruit
RCC 3 mei 2012, dossiernr. 2012/00332 (Ingeblikt fruit)
Het tijdschrift Allerhande prijst een blik Del Monte fruit aan als volgt: Een eenvoudige manier om aan 2 stuks fruit per dag te komen…” eronder staat: “Het fruit van Del Monte wordt vers geplukt en direct verpakt zodat alle voedingsstoffen optimaal behouden blijven. Voor een gezonde traktatie kies je voor Del Monte fruit op sap of als je jezelf wat meer wilt verwennen kies je voor Del Monte fruit op siroop – wat je ook kiest, het telt mee voor je 2 stuks fruit per dag!”
Klager heeft aangevoerd dat een blik Del Monte fruit dezelfde voedingswaarde wordt toegekend als aan vers fruit (strijd met artikel 1 RVV, waarin is bepaald dat in een reclame-uiting de mededelingen over een bijdrage van het aangeprezen voedingsmiddel aan een verantwoord voedingspatroon juist en volledig dienen te zijn.
Deze klacht treft geen doel. De Commissie acht het niet onaannemelijk dat door het snel inblikken minder kans bestaat op verlies aan voedingswaarde dan bij vers fruit dat enige tijd in de winkel ligt en/of thuis wordt bewaard alvorens het wordt geconsumeerd.
De mededeling dat Del Monte fruit uit blik meetelt voor het eten van twee stuks fruit per dag zal door de gemiddelde consument niet worden opgevat als een aansporing om het eten van vers fruit geheel te vervangen door fruit uit blik. De Commissie acht voldoende aannemelijk geworden dat fruit uit blik een bijdrage levert aan het voldoen aan de aanbeveling van het Voedingscentrum om twee stuks fruit per dag te eten. De mededeling dat bij Del Monte fruit “alle voedingsstoffen optimaal behouden blijven” heeft betrekking op de ervoor staande zinsnede dat het fruit vers wordt geplukt en direct verpakt. De Commissie acht niet onaannemelijk, zoals in het verweer gesteld, dat door het snel inblikken minder kans bestaat op verlies aan voedingswaarde dan bij vers fruit dat enige tijd in de winkel ligt en/of thuis wordt bewaard alvorens het wordt geconsumeerd.
Voorts kan naar het oordeel van de Commissie uit de drie plaatjes, in samenhang met de gehele advertentie bezien, niet worden afgeleid dat Del Monte fruit in blik wordt aangeprezen als een afslankmiddel. Het enkele feit dat op een foto een persoon de taille meet is, gelet op het totaalbeeld van de uiting, onvoldoende om hierover anders te oordelen.
Commission adopts landmark list of permitted health claims
Uit het persbericht:
Food manufacturers will have a period of 6 months to adapt their practices to the new requirements. As from the beginning of December 2012 all claims that are not authorised and not on hold/under consideration shall be prohibited.
Health claims on food labelling and in advertising, for example on the role of calcium and bone health or vitamin C and the immune system, have become vital marketing tools to attract consumers' attention. Therefore EU consumers expect accurate information on products they buy, in particular on the health claims the products may put forward.
Today, a list of 222 health claims has been approved by the Commission. This list is based on sound scientific advice, will be used throughout the EU and will also help to remove misleading claims from the market before the end of the year.
Register is hier te vinden: EU Register of nutrition and health claims made on foods.
Vervolg persbericht: John Dalli, Commissioner in charge of Health and Consumer Policy, said: "Today's decision is the culmination of years of work and marks a major milestone in regulating health claims on food. The EU-wide list of permitted health claims will be available on-line and will allow consumers everywhere in the EU to make an informed choice. Non-scientifically backed claims will have to be removed from the market after a short transition period." The list also provides legal clarity to food manufacturers on the health claims they can or cannot make. The administrative burden will also be reduced, since all enforcement authorities will from now on be able to rely on one list of authorised health claims and their conditions of use to verify if a claim is misleading or not.