SRC verplicht tot betalen bijdrage per 15 januari
Regelmatig publiceren wij uitspraken van de Reclame Code Commissie. Dit is slechts een fractie van alle zaken waarover zij een oordeel geeft. Door het vele werk maakt de Stichting Reclame Code hoge kosten ter realisatie van haar taak waar tientallen aangesloten organisaties gebruik van maken. Een ondersteunende hand is op haar plaats. Met die reden wordt het betalen van een bijdrage door adverterend Nederland per 15 Januari 2010 verplicht.
De gevolgen zij niet mis. Niet betalen levert een overtreding van de Nederlandse Reclame Code op. De behandeling vind plaats door de nieuwe Financiële Kamer van de Reclame Code Commissie. Bij niet gevolg worden de adverteerders op een "Blacklist" geplaatst welke online te raadplegen is. Verder worden alle aangesloten media en consumentenorganisatie geïnformeerd over de overreding en zal het incident ter publicatie worden aangeboden. Indien na zulke gevallen nog steeds niet aan de plicht tot betaling zal worden voldaan zal de nieuwe SRC Media Commissie kunnen overgaan tot mediaweigering. Dit betekend dat media-exploitanten zullen worden verzocht om geen reclames van de overtreder te publiceren.
De bijdrage zal zich lonen want de Stichting heeft al bewezen dat zij goed werk verricht. Via dit zelfreguleringsmechanisme hebben maar liefst 98% van de adverteerders gevolg gegeven aan alle geadviseerde uitspraken omtrent hun reclames.
(bron: Stichting Reclame Code)
Vergelijking met gecombineerde cijfers
Vzr. Rechtbank den Haag, 07 januari 2010, KG ZA 09-1645, Architectenweb B.V. tegen SDU Uitgevers B.V. (Met dank aan Henriëtte van Helden en Simone Kooij, De Brauw Blackstone Westbroek)
De uitgever SDU geeft onder meer het vakblad "De Architect" uit. Zij heeft ook ten gunste van het blad de website "www.dearchitect.nl" geopend. Het bereik van de website is gering in tegenstelling tot het blad zelf. Dat heeft namelijk een bekend bereik van maar liefst 86%. SDU maakte logischerwijs gebruik van dat en andere cijfers in haar adverterende brochure. De marktwaardes van de website en het blad waren gecombineerd weergegeven zoals uit het volgende blijkt:
" Uit recent onderzoek is gebleken dat vakblad de Architect nog steeds het grootste actuele en gemiddeld berekend bereik heeft onder architecten. Maar wist u dat ook het gecombineerde bereik van vakblad in combinatie met de website van de Architect onder architecten het hoogst is (90%). Kies daarom voor een betrouwbare en crossmediale campagne met de Architect en u weet zeker dat uw boodschap de architect bereikt."
Architectenweb, een onderneming die zich bezig houdt met het uitgeven van bouw- en architectuur gerelateerde media, dagvaardde SDU op grond van bovenstaande reclame. Zelf geeft zij het vakblad "Architektenbweb Magazine" uit dat gelinkt is aan de website "www.architectenweb.nl". Haar bezwaar was vooral gestoeld op het feit dat, ondanks dat de percentages van SDU juist zijn, de gecombineerde waarde van het blad in combinatie met de website in de brochure alsnog misleidend zou zijn indien er niet uitdrukkelijk bij zou worden vermeld dat het percentage zou bestaan uit twee verschillende mediabronnen, terwijl een bron daarvan nauwelijks bereik heeft. Reden voor het bezwaar was dat Architectenweb online met de website www.architectenweb.nl juist een dominante marktpositie heeft en niet SDU.
SDU kon zich niet in die stelling vinden en verweerde zich vooral met het argument dat in de brochure meer informatie gegeven werd dan alleen de gecombineerde waarde waaruit de specifieke bronnen van de marktwaardes terug te vinden waren. En ook de voorzieningrechter volgde Architectenweb niet in haar redenering, concluderende dat "de mededeling en de overige in de brochure ogenomen stellingen van SDU in vergelijkende zin op zichzelf niet als onjuist kunnen worden aangemerkt. Aan Architectenweb kan worden toegegeven dat het zou hebben bijgedragen aan de duidelijkheid van de mededeling indien in de brochure expliciet zou zijn aangeven hoe het door SDU gepresenteerde cijfer van 90% gecombineerd gebruik tot stand is gekomen. Echter, uit het geheel van de overige uitingen die in de brochure zijn opgenomen, en zoals in rechtsoverweging 3.2. hiervoor zijn weergeven, kan naar voorlopig oordeel genoegzaam worden afgeleid dat het vooral het grote bereik van het vakblad De Architect (met een bereik van 86%) is dat aan het gecombineerde bereik va 90% bijdraagt en is de mededeling in die zin dan ook niet als misleidend aan te merken. Door SDU is bovendien terecht aangevoerd dat het hier om een reclame-uiting gaat - gericht tot een specifiek publiek waaraan een meer dan gemiddeld kritische instelling verwacht mag worden - waaraan het hanteren van een voor het eigen product gunstige weergave van feiten nu eenmaal eigen is."
Lees hier de hele uitspraak.
MTV is tegen roken
MTV Networks Europe heeft een nieuwe online reclame uitgebracht ten behoeve van haar nieuw blog tegen het roken.
“MTV Europe Music Awards. Smoke Screen. Watch their video blogs to win exclusive tickets! 10 Smokers. 5 Countries. 1 Month to stop … Jan Cage 36, German. Cutting Down. Status: Just smoked a cigarette."
Bovenstaande tekst was te lezen op een poster waarop een man was afgebeeld die duidelijk aan het genieten was van zijn sigaret. Geklaagd werd dat een dergelijk beeld van een rokende persoon onverantwoordelijk zou zijn nu het juist zou aansporen tot roken en tevens roken in een goed daglicht zou zetten. De Advertising Standard Authority wees de klacht af. Een reclame moet in haar geheel worden bezien. De doelstelling was duidelijk een anti-rook reclame. Het beeld afzonderlijk maakt de advertentie nog niet onverantwoordelijk.
Lees hier de hele uitspraak.
(bron: ASA)
Vliegen is niet eco-smart
Het milieu gebruiken in je reclame is een trend, want het milieu gaat mensen steeds meer aan het hart. Toch ook hier geldt: Geen bewijs, geen reclame. Echter niet voor iedereen is het even gemakkelijk om ook daadwerkelijk de milieuvriendelijkheid van hun product of dienst aan te tonen. Finnair bijvoorbeeld lanceerde de campagne "Be eco-smart. Choose Finnair's brand new fleet." De tekst was op een poster gedrukt waarop een over de Finse kust vliegende Airbus te zien was. Kort daarna werd een klacht ingediend bij de Advertising Standards Authority (ASA). De klacht werd toegewezen.
Geklaagd werd dat Finnair met deze reclame onterecht suggereerde dat vliegen milieuvriendelijk was en de campagne daarom onder misleidende reclame valt. Daarnaast werd beweerd dat Finnair onvoldoende zou kunnen aantonen dat hun nieuw vliegtuigmodel "eco-smart" was t.o.v. oudere vliegtuigen. Tegen de eerste klacht verweerde Finnair zich door te stellen dat zij niet beweerde dat vliegen over het algemeen milieuvriendelijk was. De bedoeling van de reclame is geweest om mensen er op te wijzen dat, indien zij zouden vliegen, zij een milieubewuste keuze maakten als zij voor Finnair kozen omdat Finnair in haar bedrijfsstrategie milieubewuste keuzes in overweging had genomen. Een daarvan was dat vliegen vanuit Helsinki een korte en directe vluchtlijn naar Azië garandeerde waardoor minder brandstof zou worden gebruikt dat wederom tot minder milieuschade zou leiden.
ASA oordeelde vanuit het perspectief van de consument en concludeerde dat klanten een reclame niet nader relativeren. Zij zouden daarom logischerwijs uit de stelling "Be eco-smart" i.c.m. een foto van een vliegend toestel afleiden dat Finnair vliegtuigen milieuvriendelijker zijn dan die van concurrenten. Geen algemene indruk dus dat vliegen per se acceptabel is wat het milieu betreft. Anderzijds wordt door Finnair wel meer beweerd dan alleen het feit dat zij ecologisch relevante factoren in overweging had genomen.
Stellen dat jouw product minder milieuschade oplevert dan dat van de concurrent is niet per se misleidend, tenzij dit niet feitelijk kan worden aangetoond. Finnair was daartoe niet in staat. Zo bleek uit de bewijsstukken o.a. onvoldoende dat haar nieuw toestel milieutechnisch beter was dan oudere vliegtuigen. Dat zij mogelijkerwijs milieubewuste overwegingen in aanmerking heeft genomen doet daar niets aan af.
Lees hier de hele uitspraak.
(bron: ASA)
Voordelig bellen tegen de hoogste tarief
Vzr. Rechtbank Amsterdam, 24 december 2009, KG ZA 09-2505 Pee/CN, KPN B.V. tegen UPC Nederland B.V.
Met dank aan Eveline Rethmeier, Howrey.
KPN zal wel flink geschrokken zijn toen ze de lage tarieven in combinatie met het grote aanbod in het voordeel pakket van UPC zagen. Achteraf gezien viel de verrassing behoorlijk mee want de kosten bleken hoger te zijn dan in eerste instantie leek. Daarom had KPN terecht een vordering tegen UPC ingesteld m.b.t. misleidende prijsvergelijking en misleidende reclame. Het gaat in het onderhavige geval om het UPC Alles-in-één Voordeelpakket welke op verschillende manieren aan de man werd gebracht.
Zo heeft UPC een mail naar haar klanten uitgestuurd onder de titel "Verse Bananen" waarin het standaardpakket werd voorgesteld t.w.v. €28,30. Een veel hoger bedrag dus als dat je bij KPN zou betalen. Het grote prijsverschil vloeide echter voort uit het feit dat UPC de maandelijkse kosten voor de telefoonaansluiting t.w.v. €16,70 er niet bij had opgeteld in tegenstelling tot concurrent KPN. UPC stelde dat optellen niet nodig was geweest omdat het aanbod bedoeld was voor klanten die reeds voor de telefoonaansluiting betaalde. Ingevolge de Reclame Code Commisie zou dit door de beugel moeten kunnen. Toch het verweer ging hier niet op nu het er niet aan af doet dat de vergelijking zelf niet juist is. Bevat een aanbod een prijsvergelijking dan moet die vergelijking zo nauwkeurig mogelijk zijn.
Verder wordt het "Alles-in-één Voordeelpakket" aangeprezen in de "Droomdeals" folder”. Ook hier is de vergelijking misleidend omdat de asterisk waarin de echte prijssamenstelling wel vermeld is op een ongepaste plek geplaatst werd. Afgezien daarvan valt moeilijk te weerleggen dat de algemene indruk van de folder ondeugdelijk is als de prijs van de consument in grote letters wordt afgebeeld terwijl de eigen prijs onvolledig is. De consument wordt daarom door de algemene presentatie misleid en kan een asterisk daar niets aan af doen.
Ten overvloede nog de reclame op de homepage. Het ging hier om dezelfde bedragen echter zonder vergelijking. Toch ook dit werd niet geaccepteerd. De kleine letters achter de prijs namen de onrechtmatigheid hier wederom niet weg.
KPN wees verder nog op het feit dat UPC bij de vergelijkende prijzentabel de woorden "voordelig bellen" had opgenomen. KPN stelde dat dit misleidend is nu UPC in principe de hoogste tarieven hanteerde. Dit betoog ging niet op omdat voordelig bellen gezien moest worden als een verwijzing naar de prijs en niet als een vergelijking sec.
Kortom: Het vergelijken van het niet volledige tarief met het volledige tarief van de concurrent valt onder ongeoorloofde vergelijkende reclame.
Bron: IEPT
De top tien van Knorr is juist
Uitspraak van de Reclame Code Commissie, 21 december 2009, Dossier 2009/00762 (Met dank aan M. Driessen, Leijnse Artz)
Eigenlijk valt over smaak niet te twisten. Toch duiken overal ranglijsten op met de beste van iets. Meestal zijn deze lijsten gebaseerd op verkoopcijfers. Zo ook heeft Knorr de ‘Knorr Top 10’ Wereldgerechten opgesteld. Volgens de RCC is die lijst juist en de reclame niet misleidend.
De klacht omtrent de Knorr Wereldproducten was gebaseerd op een reclame-uiting op de website
www.knorrtop10.nl. De uiting bevatte de titel ‚ De Top 3 van Nederland’ vergezeld met een afbeelding van drie verschillende Knorr Wereldgerechten. Hieronder stond de tekst ‚Kijk snel op de volgende pagina en ontdek hoe je 1000 euro kan winnen met de Knorr top 10’. Daarnaast handelde de zaak over een billboardadvertentie met een soortgelijke advertentie. Volgens Klager wekte Knorr hiermee onterecht de indruk dat hun ranglijst de top 10 van de wereldgerechten in het algemeen weerspiegelt. Zonder reden hebben zij zich uitsluitend op de verkoopcijfers van de Knorr Wereldproducten gebaseerd en niet andere factoren laten meewegen. Zo werd geen rekening gehouden met verkoopcijfers van andere merken, met de mogelijkheid dat bepaalde wereldgerechten makkelijk zelf te maken zijn en dat Knorr Wereldproducten verschillende prijzen hebben. Op grond daarvan zou de reclame misleidend zijn.
Het verweer van Knorr luidde dat hun lijst enkel de wereldproducten van Knorr zelf weergeven en niet suggereren dat het om wereldrecepten in het algemeen gaat. De rangorde werd daarom vastgesteld o.b.v. deze verkoopcijfers en is derhalve juist. De Reclame Code Commissie (hierna RCC) volgt Knorr in de argumentatie en oordeelt dat de uiting geenszins misleidend is nu voldoende duidelijk wordt gemaakt dat het enkel om producten van Knorr handelt. Knorr hoeft zich dus niet te buigen over andere criteria. Wat de verschillende prijzen van de Wereldproducten betreft is de RCC van mening dat zij ook onderdeel zijn van de keuze tot favoriet gerecht en daardoor reeds in de verkoopcijfers terug te vinden zijn.
Lees hier de hele uitspraak.
Medicijnen? Voor ons geen nepperds!
Europa gaat waarschijnlijk iets doen aan illegale medicijnen en dergelijke. Door de nepmedicijnen in Europa strafbaar te stellen hopen zij een einde te maken aan met name reclame voor nep-Viagra en namaak-pacemakers op internet.
''Vooral door internet en de recessie gaan meer mensen op zoek naar goedkopere medicijnen. Dan komen ze soms uit bij nepmiddelen. In het beste geval werken die niet, maar in het slechtste geval kunnen ze juist de gezondheid ernstig schaden'', zegt directeur mensenrechten Jan Kleijssen van de Raad van Europa.
47 landen, waaronder Nederland, hebben inmiddels bij de Raad van Europa een verdrag samengesteld. Of dit in toekomst zal helpen is een tweede. Want traceerbaarheid en de mogelijkheid om naar ander niet-Europese uit te wijken blijven een probleem. Met die reden werd de mogelijk geopend om alle landen te laten toetreden tot dit verdrag.
(bron: Nu.nl)
Benoeming deskundige in merken- en reclamezaken
Korte notitie Rechtbank Arnhem, sector civiel, december 2009: Benoeming deskundige in merken- en reclamezaken.
“In sommige procedures over merkinbreuk laat de merkrechthebbende een marktonderzoek uitvoeren om aan de hand daarvan aan te tonen dat er sprake is van een merkinbreuk. Veelal laat de andere partij dan ook een marktonderzoek uitvoeren om daarmee aan te tonen dat er van zo’n merkinbreuk juist geen sprake is. In de jurisprudentie ziet men regelmatig dat de rechter beide marktonderzoeken tegen elkaar wegstreept en op basis van een eigen analyse van de feiten een beslissing over de gestelde merkinbreuk neemt. Dat tegen elkaar wegstrepen van elkaar tegensprekende marktonderzoeken is niet ideaal. In dit memo worden drie mogelijkheden besproken om het marktonderzoek in de rechtszaal beter tot zijn recht te laten komen. In reclamezaken kunnen dezelfde problemen ontstaan ten aanzien van overgelegde marktonderzoeken. Wat hierna wordt voorgesteld voor merkenzaken geldt ook voor reclamezaken.
Lees de volledige notitie en de bijlage hier.
(bron: IEForum)
Dakvensters
Vzr. Rechtbank Utrecht, 11 december 2009, KG ZA 09-1105, VKR Holding A/S c.s. tegen Peters Fakro Dakramen B.V. (met dank aan Martijn van der Wel, Poelman Van den Broek)
Reclamerecht. Misleidende en/of vergelijkende reclame dakvensters. Vorderingen m.b.t. openbaar maken claims met betrekking tot ventilatiecapaciteit en superioriteitsclaims afgewezen, omdat gedaagde zich alleen tot oktober 2009 schuldig heeft gemaakt aan het openbaarmaken en deze dakvensters niet meer op de markt worden gebracht: Derhalve geen belang bij toewijzing. Wel verbod tot het wekken van de suggestie dat dakraam is voorzien van KOMO-keurmerk; misleidend aanbrengen keurmerk is verantwoordelijkheid ditributeur niet die van medewerkers Poolse fabrikant. Bewijslast juistheid claims:
4.7. Bij deze beoordeling geldt als uitgangspunt dat het aan VKR is om aannemelijk te maken dat de bovengenoemde claims onjuist c.q. onvolledig zijn. VKR c.s. is belast met de stelplicht en zal dus gemotiveerd moeten toelichten dat en waarom de mededeling (claim) misleidend is. Artikel 6:195 BW, waarin – kort gezegd – is bepaald dat de bewijslast ten aanzien van de onrechtmatigheid (lid 1) en ten aanzien van de toerekenbaarheid (lid 2) op de gedaagde rust, doet daaraan niet af.
Lees het vonnis hier.
Misleidende handelspraktijk
Vzr. Rechtbank Haarlem 16 juli 2009, IEPT20090716 (OPTA tegen Pretium)
Wie zich nog niet heeft aangemeld bij het Bel-me-niet-register zal nu nog regelmatig ongevraagde telefoongesprekken voeren met bedrijven die klanten via telemarketing werven. Gelukkig houd de toezichthouder op post- en telecommunicatiediensten, genaamd OPTA, dergelijke diensten in de gaten. Zo hebben zij onlangs Pretium gedaagd, echter dit keer om hun eigen imago staande te houden. Pretium is een aanbieder van, onder andere, vaste telefoondiensten welke door middel van telemarketing consumenten benadert om hen ertoe te brengen een abonnement voor vaste telefoondiensten af te sluiten. Daartoe maakt zij gebruik van callcenters. OPTA stelde zich op het standpunt dat zij misbruik maken van de naam van de OPTA als toezichthouder dat wederom onrechtmatig is jegens OPTA. Het College van de OPTA houdt Pretium Telecom voor die onrechtmatige daad op grond van art. 6:162 BW en/of art. 6:171 BW aansprakelijk.
De eis van OPTA is gebaseerd op een televisie-uitzending van het programma Radar. In die uitzending zijn opnamen vertoond die met een verborgen camera tijdens een training in een callcenter zijn gemaakt. Vervolgens is te zien hoe een van de medewerkers een gesprek voert met een potentiële klant. In dit gesprek zegt de betrokken medewerker het volgende:
"Ik heb namelijk heel goed nieuws. Dat is dat uw telefoonrekening vanaf volgende maand wordt verlaagd. Dat komt door de nieuwe regeling van de OPTA, dat is de Nederlandse telecomtoezichthouder, die heeft bepaald zowel uw abonnementskosten als uw gesprekskosten namens Pretium Telecom te verlagen, zodat u niet meer hoeft te betalen dan nodig is. "
Het gesprek is slechts een voorbeeld. OPTA is van mening dat de cursusleider in de bedoelde telefonische verkoopgesprekken doet voorkomen alsof OPTA namens Pretium Telecom de abonnements- en gesprekstarieven heeft vastgesteld. Die voorstelling van zaken is onjuist. De advocaat van Pretium bevestigd dat dergelijke gesprekken niet deugdelijk zijn en het callcenter bedrijf aldus niet handelt volgens het bel-script van Pretium. De Consumentenautriteit heeft op basis van een afspraak tussen hun en OTPA bij brief aan OPTA bevestigd dat Premium werkelijk meerdere malen de illusie heeft gewekt dat OPTA betrokken zou zijn bij de werkzaamheden van Premium.
Misleidende handelspraktijk, geen misleidende reclame
5.13. Hoewel de in het ambtsbericht geciteerde delen van gesprekken niet zonder meer in strijd zijn met de waarheid, moet in ieder geval worden vastgesteld dat deze op zijn minst suggestief zijn ten aanzien van de rol van de OPTA als telecomtoezichthouder en de rol die zij volgens de betreffende callcentermedewerkers zou hebben gespeeld bij het vrijgeven van het netwerk en verlaging van de telefoonkosten. Niet valt dan ook uit te sluiten dat onwetende consumenten die op een onverwacht moment zijn gebeld, daaruit hebben opgemaakt dat de werkwijze en de prijzen van Pretium door de OPTA zijn goedgekeurd dan wel door haar worden aanbevolen. Deze werkwijze valt voorshands aan te merken als misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6:193g sub d BW en is derhalve onrechtmatig. Van een misleidende mededeling als bedoeld in artikel 6:194 BW kan echter geen sprake zijn, nu het in deze een persoonsgerichte benadering per telefoon betreft die niet door de regeling wordt bestreken.
5.14. Het betoog van Pretium dat de citaten uit het ambtsbericht incidenten betreffen en dat daaruit niet kan worden afgeleid dat structureel sprake is van misbruik van de naam van de OPTA treft geen doel. In het ambtsbericht staat dat er is geconstateerd dat er door de in opdracht van Pretium werkzame callcentermedewerkers in de periode van 6 maart 2009 tot 8 april 2009, in meerdere telemarketinggesprekken uitlatingen zijn gedaan die de suggestie zouden kunnen wekken dat de OPTA enige betrokkenheid heeft bij het telefonisch aanbieden van diensten door Pretium. Uit de omstandigheid dat de daaropvolgende citaten zijn toegevoegd ter illustratie volgt reeds dat de naam van de OPTA vaker onjuist is gebruikt dan uitsluitend in de gesprekken die ten grondslag liggen aan de citaten. Hoewel vooralsnog niet kan worden vastgesteld dat de naam van de OPTA structureel misbruikt is, levert het voorgaande voldoende grond op voor het oordeel dat sprake is van meer dan een enkel incident. Overigens doet de stelling van Pretium dat het misbruik niet structureel is niet af aan de omstandigheid dat misbruik van de naam van de OPTA in elk telefonisch verkoopgesprek onrechtmatig is.
Lees hier de hele uitspraak.
(bron: IEPT)