Respectering stickers
Reclame Code Commissie, 29 juli 2009, Dossier 2009/000419. Uitspraak van de RCC in de zaak tegen de Socialistische Partij (SP).
Folders van de SP waarin haar denkbeeldenworden worden gepropageerd moeten worden aangemerkt als reclamedrukwerk in de zin van artikel 1.1 sub b Code verspreiding ongeadresseerd reclamedrukwerk (Code VOR). De SP heeft artikel 3.1 Code VOR overtreden nu haar folders zijn ontvangen door klaagster met Nee/Ja sticker op haar brievenbus.
Lees hier meer.
Logo voor product placement in Belgie
Bekend is dat de Audiovisuele Media Richtlijn een informatieplicht voor product placement in het leven heeft geroepen. In Belgie moet een speciaal logo televisiekijkers vanaf 1 september attenderen op de product placement in programma’s. Het logo ‘PP’ blijft twee seconden in beeld en verschijnt bij aanvang en afloop van programma’s in beeld.
Lees hier meer.
Berusten op een vergissing
Gerechtshof Amsterdam, 8 september 2009, zaaknr. 200.037.050/01, Unilever Nederland B.V. tegen Reckitt Benckiser Healthcare B.V. (met dank aan Marlou van de Braak, De Brauw Blackstone Westbroek).
Arrest in incident. Hoger beroep vzr. Rechtbank Amsterdam, 22 mei 2009. (zie eerder bericht RB 372)
Hof verklaart het vonnis van de voorzieningenrechter uitvoerbaar bij voorraad. Op grond van inhoud en dictum van het bestreden vonnis moet worden aangenomen dat het feit dat dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard berust op een vergissing (omissie).
2.6 Het hof stelt voorop dat Unilever in eerste aanleg uitvoerbaarheid bij voorraad heeft gevorderd. De voorzieningenrechter heeft geen overweging aan deze vordering gewijd. Op grond van inhoud en dictum van het bestreden vonnis moet worden aangenomen dat het feit dat dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard berust op een vergissing (omissie). Reeds uit de aard van de door Unilever ingestelde vorderingen moet - zeker nu die vorderingen in kort geding zijn gedaan - worden afgeleid dat Unilever de verkregen voorzieningen onmiddellijk wenst te benutten, ook ingeval een rechtsmiddel wordt ingesteld.
Daarbij dient mede in ogenschouw te worden genomen dat het dictum onder 5.2. van het vonnis ook ziet op toekomstige televisiereclames, waarin het product van Reckitt wordt vergeleken met een bleekproduct. Unilever heeft dan ook onmiskenbaar belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het bestreden vonnis. Hieraan doet niet af dat de gewraakte reclame inmiddels is vervangen door een andere. Denkbaar is immers dat Reckitt wederom, hangende het hoger beroep, een nieuwe televisiereclame zal (willen) uitbrengen. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat de incidentele vordering van Unilever moet worden toegewezen.
Lees het arrest hier.
Vluchten kan niet meer!
Vluchten kan niet meer! - Aansprakelijkheid van derden in IE- en Reclamezaken.CIER- Symposium woensdag 23 september 2009. Raadzaal, Achter Sint Pieter 200, Universiteit Utrecht.
Geen inbreuk gemaakt en toch gedagvaard? Wij zien in de rechtspraak en zelfregulering in intellectuele eigendoms- en reclamezaken de groeiende tendens derden aan te spreken die betrokken zijn bij verspreiding of gebruik van een merk, werk of reclame-uiting. Daarvan is, met wisselend succes, niet alleen sprake in het digitale domein, maar ook in de analoge wereld.
Het symposium wordt gezamenlijk georganiseerd door het Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht (CIER) en het tijdschrift Intellectuele Eigendom en Reclamerecht (IER). Er zal tevens een IER-themanummer met gelijkluidende titel verschijnen.
Het programma is als volgt opgebouwd:
12.30: Ontvangst
13.00-13.30: Inleiding: Aansprakelijkheid van derden: mr. E.J. Numann (Hoge Raad)
13.30-14.30: Aansprakelijkheid van derden in het Reclamerecht: mr. J. Schaap & mr. E. Hoogenraad
14.30-14.45: Theepauze
14.45-15.45: Aansprakelijkheid van derden in het Auteursrecht: prof. mr. drs. M. de Cock Buning & mr. D. van Eek
15.45-16.45: Aansprakelijkheid van derden in het Merkenrecht. mr. M. Bronneman
16.45-17.15: Discussie o.l.v. prof. mr. drs. M. de Cock Buning
17.15: Borrel
Toegang 195 euro, gratis voor leden van de rechterlijke macht en medewerkers van universiteiten. 3 Nova-punten. Aanmelden kan geschieden bij Ellen Alferink, privaatrecht.secretariaat@uu.nl of 030 - 253 7723.
Snoepreclame voor kinderen
De Tweede Kamer bepaalde in haar Nota Overgewicht dat snoepreclame voor kinderen niet verboden wordt. Volgens het CDA zijn niet de kinderen zelf, maar de ouders verantwoordelijk voor het overgewicht van hun kinderen; "Het zijn de ouders die het eten op tafel zetten, het zijn de ouders die de boodschappen doen en het zijn de ouders die besluiten wanneer er friet op het menu staat. Niet het kind van negen."
In de Kamer bestaat dus geen meerderheid voor een verbod op snoepreclame die is gericht op kinderen. Alleen PvdA en SP zijn voor een dergelijk verbod. Een ingestelde motie tijdens het Notaoverleg van 7 september verzoekt de regering zelfregulering krachtiger te stimuleren. Dit door middel van het stellen van een ultimatum "dat wanneer per 1 maart 2010 geen overeenstemming is bereikt over een reclamecode over te gaan tot een wettelijk verbod op reclame gericht op kinderen jonger dan twaalf jaar en op reclame voor ongezonde producten". Lees motie hier.
Vertrouwen door deelname aan programma's
Het College van Beroep van de Reclame Code Commissie heeft dinsdag bepaald dat Maurice de Hond toch reclame mag maken. Eind juli oordeelde de RCC dat de reclame-uitingen van de Nederlandse Energie maatschappij in strijd waren met artikel 11.2 NRC. Maurice de Hond zou een te groot gezag hebben als onafhankelijk deskundige en daarom niet specifiek een product mogen aanprijzen (zie eerder bericht RB400).
Het College van Beroep vernietigt de beslissingen van de RCC omdat het zij van oordeel is dat artikel 11.2 NRC niet is overtreden. Het gezag of vertrouwen waar artikel 11.2 van de NRC op doelt moet bestaan "krachtens hun deelname aan programma's". Maurice de Hond heeft zijn gezag of vertrouwen dat hij bij het publiek heeft, volgens het CvB, niet door zijn deelname aan programma's verworven en dus is de reclame-uiting van de Nederlandse Energiemaatschappij niet in strijd met de NRC.
De RCC meldt dat er tegen deze beslissing geen hoger beroep is ingesteld.
Lees hier meer.
De gewraakte vermeldingen
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 4 mei 2009, LJN: BJ6450, A B.V. tegen de minister van VWS.
Tabaksreclame. Tabaksfabrikant sponsort jazzweekend. Associatie met tabaksmerk door gebruik naam onderneming. Heel kort:
5.4 Het betoog van C dat uit de toevoeging “A” duidelijk blijkt dat met de vermeldingen enkel is beoogd naar de onderneming “A B.V.” te verwijzen, doet hier niet aan af. De toevoeging van het woord A neemt niet weg dat de naam van het muziekevenement (en/of dat van de hoofdsponsor) bij het publiek een associatie met het tabaksproduct van het merk “merknaam” opriep, enerzijds doordat de naam van een bekend sigarettenmerk daar in beduidende mate deel van uitmaakte en anderzijds doordat het font waarin de naam werd geschreven (alsmede het wapen dat werd gevoerd) zo sterk met dat van bedoeld sigarettenmerk overeenkwam dat slechts bij aandachtige bestudering verschil zal worden opgemerkt. De associatie die met het sigarettenmerk werd opgeroepen, heeft tot gevolg dat aan een tabaksproduct bekendheid werd gegeven dan wel dat product werd aangeprezen. Dat de gewraakte vermeldingen, naar C heeft gesteld, zijn gedaan in de context van ‘corporate communication’, in die zin dat C de intentie had als plaatselijk belangrijk werkgever aan haar omgeving te communiceren dat zij aan haar maatschappelijk verantwoordelijk ondernemerschap invulling geeft door aan het culturele leven in B bij te dragen, doet aan deze associatie met een sigarettenmerk niet af. Het bereik van de website, en dat van het evenement, was voorts geenszins beperkt tot personen die bekend zijn met de plaats die C op de arbeidsmarkt van de regio B inneemt. Aangezien sponsoring van evenementen of activiteiten een gangbare methode is om de naamsbekendheid van een product te vergroten, is aannemelijk dat menigeen bij de vermelding “A” veeleer een verband heeft gelegd met het sigarettenmerk.
5.8 Het College ziet geen grond voor het oordeel dat de omstandigheid dat C eerder dan andere tabaksfabrikanten zou worden geconfronteerd met het verbod op reclame en sponsoring doordat haar bedrijfsnaam verwijst naar de merknaam van een tabaksproduct, meebrengt dat het verbod jegens haar niet zou mogen worden toegepast. Het verbod strekt immers niet zo ver dat C de bedrijfsnaam (en “crest”) die zij van oudsher voert, niet meer mag gebruiken. Het College vermag niet in te zien dat niet van C kan worden verlangd dat zij rekening houdt met de consequenties die de verwijzing naar het gelijknamige sigarettenmerk, die haar ten opzichte van anderen overigens ook tot voordeel kan strekken, kan hebben voor de wijze waarop zij met haar bedrijfsnaam en/of -logo naar buiten treedt.
5.9 Uit het voorgaande volgt dat de minister naar het oordeel van het College bevoegd was C voor overtreding van artikel 5, eerste lid, Tabakswet een boete op te leggen.
Lees de uitspraak hier.
De uiting is niet van haar uitgegaan
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 4 mei 2009, LJN: BJ6166, A B.V. tegen de minister van VWS.
Tabaksreclame. Tabaksfabrikant sponsort het nationale discothekenweekend (inmiddels al weer ter ziele). Geen bewijs dat de gewraakte uiting is uitgegaan van de fabrikant.
5.4 (…) De verklaring die de medewerker van Koninklijk Horeca Nederland blijkens het proces-verbaal heeft gegeven, inhoudende dat de plaatsing van de bedrijfsnaam en het logo van A op de website dient te worden beschouwd als tegenprestatie in het kader van de strategische alliantie die partijen zijn aangegaan, heeft A ten stelligste betwist. Zoals reeds overwogen, vindt de juistheid van die verklaring van de medewerker van Koninklijk Horeca Nederland geen bevestiging in de tekst van de alliantieovereenkomst, terwijl overige gegevens en/of bescheiden die deze uitleg kunnen ondersteunen ontbreken. Dit gebrek kleeft evenzeer aan de stelling van de minister dat sprake zou zijn van een gebruik dat voortvloeit uit de wijze waarop sinds jaren aan de alliantieovereenkomst uitvoering wordt gegeven.
5.5 Gegeven het feit dat de met Koninklijk Horeca Nederland gesloten alliantieovereenkomst geen uitsluitsel biedt omtrent de betrokkenheid van A bij de hier aan de orde zijnde vermelding en in aanmerking genomen de betwisting dat de vermelding rechtstreeks of onrechtstreeks uit deze overeenkomst zou voortvloeien, dan wel dat A op enig andere wijze van die vermelding kennis heeft gedragen, is het College van oordeel dat het op de weg van de minister lag feiten en/of omstandigheden aan te dragen teneinde aannemelijk te maken dat A als overtreder van het verbod van artikel 5, eerste lid, Tabakswet dient te worden aangemerkt. Aangezien van enig overtuigend bewijs ter zake niet is gebleken, is het College, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de minister zich ten onrechte bevoegd heeft geacht A een boete op te leggen.
Lees de uitspraak hier.
Een economische bijdrage
College van Beroep voor het Bedrijfsleven, 4 mei 2009, LJN: BJ6445, A B.V. tegen de minister van VWS.
Tabaksreclame. Tabaksfabrikant levert economische bijdrage aan studentenvereniging B.I.L. Bijdragen aan borrel en logo met hyperlink naar rekruteringsgedeelte is namelijk geen sponsoring.
5.7 Het vorenoverwogene leidt het College, anders dan de rechtbank, tot het oordeel dat in het onderhavige geval onder de gegeven omstandigheden de door A aan het evenement geleverde economische bijdrage niet als sponsoring in de zin van de Tabakswet kan worden gekwalificeerd. Niet aannemelijk is dat A met haar bijdragen aan de bedrijvenborrel van de studievereniging en door plaatsing op de website van deze vereniging van een van haar naam en logo voorziene hyperlink naar het rekruteringsgedeelte van haar website het sponsoringverbod van artikel 5, eerste lid, Tabakswet heeft overtreden, zodat haar ten onrechte een boete is opgelegd. Gelet hierop behoeft hetgeen A overigens naar voren heeft gebracht geen verdere bespreking.
5.8 Mitsdien zal het College de aangevallen uitspraak, voorzover de rechtbank heeft geconcludeerd dat A het in artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet neergelegde sponsoringverbod heeft overtreden, vernietigen en, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van A gegrond verklaren, het bestreden besluit van 8 september 2006 vernietigen en het boetebesluit van 15 april 2005 herroepen.
Lees de uitspraak hier.
Misleiding omtrent de prijs
Reclame Code Commissie, 6 augustus 2009, Dossier 2009/000384. Uitspraak van de RCC in de zaak tegen Hilversumse Media Compagnie CV.
De RCC heeft geoordeeld dat de reclame voor de TV krant misleidend is omdat deze onjuiste informatie bevat over de prijs van een abonnement. De reclame wekt de indruk dat een abonnement slechts € 0,25 per week kost terwijl deze prijs gedurende de minimale duur van het abonnement ook hoger ligt.
Lees hier meer
Bron: RCC