Ktr. Rechtbank Limburg 9 mei 2018, RB 3138; ECLI:NL:RBLIM:2018:4295 (deelnemer tegen Staatsloterij) Staatsloterij. Misleidende mededelingen in de periode 2000-2007 en eenmaal in 2008. Eiser vordert met beroep op ECLI:NL:GHDHA:CA0587 en ECLI:NL:HR:2015:178 schadevergoeding. De kantonrechter wijst de vorderingen af nu het oorzakelijk verband tussen de gestelde schade en misleidende mededelingen niet komt vast te staan. Eiser heeft onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat zijn deelname in de relevante periode beïnvloed is door de misleidende mededelingen. Ook een beroep op dwaling, bedrog of artikel 6:193j BW slaagt daarom niet.
4.5.4
De kantonrechter laat in het midden of de door de Hoge Raad in de specifieke casus van World Online toegepaste regel tevens toepassing heeft in een feitelijk geheel andere casus van misleidende uitlatingen in het kader van Staatsloterij. Immers, ook indien de omkeringsregel toegepast zou worden blijft de bewijslast en daarmee het bewijsrisico bij [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] liggen en is er –enkel- sprake van een voorshands aannemelijk zijn van dat gevraagde causale verband waartegen dan Staatsloterij tegenbewijs kan leveren. De kantonrechter is van oordeel dat Staatsloterij in dit geval is geslaagd in dat tegenbewijs, althans in zoverre daarin is geslaagd dat van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] nadere stellingname vereist was.
In het kader van de keuzes in deelname van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] is door Staatsloterij onweersproken het speelgedrag van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] beschreven. Voor zover hier relevant volgt daaruit dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] is begonnen met deelname in 1994, derhalve vóór de misleidende mededelingen. Van een beïnvloeding door de misleidende mededelingen kan op dat moment geen sprake zijn. De aanpassing in tussen 1995 en 1997 om deel te nemen met de zogenoemde jackpot is gedaan voor de misleidende mededelingen zodat ook die keuze daar niet door beïnvloed kan zijn. Hetzelfde geldt voor de keuzes in september 1997 om te stoppen met deelname en de daaropvolgende keuze in november 1997 om opnieuw te gaan deelnemen met een zogenoemde straat (van 10 hele staatsloten) met jackpot.
In de periode van de misleidende mededelingen zijn door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aanpassingen in zijn deelname aangebracht. Allereerst is dit in 2002 stoppen van zijn abonnement. Als deze keuze al beïnvloed is door misleidende mededelingen is daar geen gevorderde causale schade uit voortgevloeid.
Daarna is [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in 2004 opnieuw begonnen met deelname, nu met een zogenoemd straatje van 1/5de staatsloten. Tussen 2005 en 2009 is [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vervolgens weer gestopt. Ook in de periode ná beëindiging van de misleidende uitlatingen is door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] deelgenomen, vanaf 2009 tot juni 2012.
In het licht van het vorenstaande is Staatsloterij geslaagd in hetgeen van haar als tegenbewijs gevergd zou mogen worden. Het enkele moment waarop in de relevante periode een zichtbare deelnamekeuze is gemaakt die mogelijke schade tot gevolg zou hebben is de keuze van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] om in 2004 opnieuw te gaan deelnemen. Nu diezelfde misleidende mededelingen bij [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] echter eerder in 2002 niet hebben geleid tot blijven deelnemen en de nieuwe deelname een beperktere omvang had dan in de voorafgaande periode is zonder nadere stellingname onvoldoende onderbouwd gesteld dat de misleidende mededelingen [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in 2004 hebben beïnvloed in zijn keuze wederom te gaan deelnemen. Integendeel stelt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] dat deelname en omvang van deelname met name werden beïnvloed door de financiële mogelijkheden die [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] daartoe had. In het licht van dit alles had [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] zijn standpunt dat hij door de misleidende mededelingen aangaande de (minuscule) winkansen is beïnvloed nader dienen te onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten zodat om die reden het gevorderde –bij gebrek aan causaal verband- dient te worden afgewezen. Een en ander geldt –mutatis mutandis- ook voor de bijzondere trekkingen waaraan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft deelgenomen in de relevante periode. Gelet op de ontbrekende onderbouwing is er ook geen grond om [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] toe te laten tot bewijslevering.