Causaal verband tussen misleidende mededelingen Staatsloterij en schade bij individuele deelnemers is geen noodzakelijk gegeven
Rb. Midden-Nederland 17 juli 2024, RB 3850; ECLI:NL:RBMNE:2024:5143 (Eiser tegen Staatsloterij B.V.). Geopposeerde (hierna: eiser) heeft tussen 1998 en 2008 als abonnee meegespeeld met de maandelijkse door Staatsloterij georganiseerde staatsloterij. In 2013 heeft het hof Den Haag voor recht verklaard dat Staatsloterij misleidende mededelingen heeft gedaan over, onder andere, de prijzen en de winkansen van haar loterij. In 2020 heeft het hof ´s-Hertogenbosch daarnaast een bewijsvermoeden aangenomen met betrekking tot het causaal verband tussen de mededelingen van Staatsloterij en de aankoop van loten door individuele deelnemers. Op basis hiervan is het eiser gelukt om de door hem in de periode 2000-2007 ingelegde bedragen bij de rechtbank terug te vorderen. De loterijovereenkomsten die aan de betalingen ten grondslag lagen zijn hiervoor bij verstekvonnis vernietigd. Enkele weken later vernietigt de Hoge Raad het eerder door het hof aangenomen bewijsvermoeden. Staatsloterij gaat nu in verzet tegen het verstekvonnis, met als primaire verweer dat de dagvaarding van eiser niet ontvankelijk is. Mocht dat wel zo zijn en mocht de vordering van eiser toewijsbaar zijn, dan vordert Staatsloterij in voorwaardelijke reconventie bovendien een verklaring voor recht dat de loterijovereenkomsten niet worden vernietigd.