RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reclame  

RB 2360

Magnetische technologie "Backed by independent clinical trials” heeft adverteerder ook niet aannemelijk gemaakt

RCC 13 maart 2015, RB 2360, dossiernr. 2014/00884, (Trion:Z)
Misleidend. Voornaamste kenmerken product. Aanbeveling. De uiting: Het betreft een advertentie in GolfWeekly, nummer 29 van 30 oktober 2014. Daarin staat onder het kopje “Performance Perfected With Trion:Z” onder meer: “ARMBANDEN MET MAGNETISCHE TECHNOLOGIE DIE DE BLOEDSOMLOOP VERBETEREN EN PRESTATIES VERHOGEN” en “Betere aanvoer van zuurstof”. Links onderin de advertentie die een foto bevat van golfer Joost Luiten, die kennelijk een Trion:Z armband draagt, staat: “Backed by independent clinical trials”.

De klacht:
De uiting bevat “gezondheidsclaims” waarvoor in de literatuur geen wetenschappelijke onderbouwing is te vinden. Klager haalt deze claims als volgt aan: “De magnetische armbanden verbeteren de bloedsomloop, geven een betere aanvoer van zuurstof en verhogen prestaties”. Ook de mededeling “Backed by independent clinical trials” is nergens op gebaseerd en dus misleidend. Het bedrijf verwijst op haar website naar een in Engeland uitgevoerde “studie” met 211 deelnemers, waaruit de geclaimde werking zou blijken. Het bedrijf heeft deze studie (het invullen van een vragenlijst door gebruikers) zelf uitgevoerd, niet echt onafhankelijk derhalve. De Britse ASA heeft een klacht tegen een vergelijkbare advertentie van adverteerder in oktober 2014 gegrond verklaard, omdat geen gedegen bewijs kon worden geleverd voor de gebruikte gezondheidsclaims.

Het oordeel:
De Commissie stelt voorop dat zij niet bevoegd is om zich uit te laten over de ter zitting namens adverteerder gestelde vraag, op welke wijze adverteerder “reclame mag maken”. De Commissie heeft tot taak te beoordelen of reclame wordt gemaakt in overeenstemming met de Nederlandse Reclame Code (NRC), hetgeen betekent dat de Commissie reeds gemaakte reclame toetst aan de NRC.

Klager heeft gemotiveerd weersproken dat de in de bestreden uiting aangeprezen armbanden de werking hebben die daaraan in de advertentie wordt toegeschreven. Meer in het bijzonder heeft klager gesteld dat wat betreft het onderhavige product in de literatuur geen wetenschappelijke onderbouwing is te vinden van de mededelingen: “armbanden met magnetische technologie die de bloedsomloop verbeteren en prestaties verhogen” en “Betere aanvoer van zuurstof”.

Het lag op de weg van adverteerder om de juistheid van voornoemde mededelingen aan te tonen. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet geslaagd. Uit het bij het verweer overgelegde onderzoeksrapport “A clinical study to test the effects of static magnets on pain, stiffness and ease of daily functioning” heeft de Commissie niet kunnen afleiden dat voornoemde mededelingen juist zijn. Dit valt evenmin op te maken uit de bij het verweer overgelegde stukken omtrent -samengevat- notificatie van producten van adverteerder als medisch hulpmiddel klasse I.

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ook de juistheid van de door klager bestreden mededeling “Backed by independent clinical trials” heeft adverteerder niet aannemelijk gemaakt, reeds omdat deze mededeling duidt op verschillende, onafhankelijke onderzoeken, en adverteerder bij verweer slechts naar één onderzoek heeft verwezen. Ten aanzien van dit onderzoek heeft adverteerder klagers mededeling bij repliek, dat de betreffende studie niet onafhankelijk is, niet weersproken.

In dit opzicht gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2356

Ongewenste e-mails zonder afmeldlink

RCC 16 maart 2015, RB 2356, dossiernr. 2014/00923 (VGZ ongewenste e-mail)
Code Reclame via e-mail 2012. Ongewenste e-mail. Zonder afmeldlink. Gedeeltelijke aanbeveling. Uiting: Het betreft een op 1 december 2014 aan klager toegezonden e-mail. Daarin staat boven het zogenaamde “Van-veld”: “Goede zorg én een scherpe premie? Regel het nu bij VGZ!”. In de uiting staat onder meer: “Basisverzekering VGZ Goede Keuze Nog 30 dagen om voor over te stappen € 95,95 naar VGZ!” per maand. Beste (naam geadresseerde), Kies in 2015 voor VGZ. Dan bent u verzekerd van goede zorg, ruime vergoedingen én een scherpe premie. Voor € 95,95 per maand het u al de basisverzekering VGZ Goede Keuze. Regel het snel, u hebt nog tot en met 31 december!”. Onderaan de uiting staat: “U ontvangt deze eenmalige e-mail, omdat u zich hebt aangemeld voor de VGZ premiemelder”.

Klacht:

Klager heeft zich aangemeld om de nieuwe premie te ontvangen. Deze premie heeft klager ontvangen bij (de bij de klacht overgelegde) e-mail van 11 november 2014. Deze e-mail, (...) eindigt met: “U ontvangt deze eenmalige e-mail, omdat u zich hebt aangemeld voor de VGZ premiemelder” (...)

Op 1 december 2014 ontving klager “verdere nieuwsbrieven” (......) Hiervoor heeft hij geen toestemming gegeven.

Met de bestreden mail worden de volgende artikelen overtreden:

1. Artikel 5.1 Code Reclame via e-mail 2012, omdat klager geen mogelijkheid wordt geboden om zich af te melden.

2. Artikel 2.3 Code Reclame via e-mail 2012, omdat het e-mailadres van de afzender (tevens reply to-adres) geen werkend antwoordadres is. Mails aan dit adres bouncen niet, maar leveren een “Automatisch antwoord”, inhoudende onder meer:

“Uw reactie wordt via dit e-mailadres niet gelezen” (zo blijkt uit de door klager bij repliek overgelegde afdruk van dit antwoord).

Oordeel:

Als niet weersproken staat vast dat klager via www.vgz.nl/premiemelder toestemming heeft gegeven om een e-mail te ontvangen als de premies voor 2015 bekend zouden zijn. Blijkens de in het verweer opgenomen tekst van het bewuste onderdeel van de website van adverteerder staat daarin onder het kopje “Benieuwd naar uw premie voor 2015?” onder meer:

“U ontvangt een e-mail als de nieuwe premie bekend is”, waarna de belangstellende onder meer zijn naam en e-mailadres kan invullen en verzenden.

Gelet hierop zal de gemiddelde consument ervan uitgaan dat hij door het verstrekken van zijn gegevens aan VGZ, toestemming geeft om een e-mail van VGZ te ontvangen, inhoudende de nieuwe premie.

Met de e-mail van 11 november 2014 heeft adverteerder gevolg gegeven aan klagers verzoek om bovenbedoelde e-mail te ontvangen. Onderin deze e-mail wordt bevestigd dat het om een eenmalige e-mail gaat: “U ontvangt deze eenmalige e-mail, omdat u zich hebt aangemeld voor de VGZ premiemelder”. Niets wijst erop dat nog een e-mail zou kunnen volgen.

Bij verweer heeft adverteerder meegedeeld dat de tweede aan klager gezonden e-mail van 1 december 2014 louter een correctie op de eerste betreft en dat er geen sprake is van ongevraagde reclame in de zin van de Code Reclame via e-mail 2012. Dit verweer kan niet slagen. Ten eerste wijst de tekst van de tweede e-mail er niet op dat het om een correctie van de eerste e-mail gaat. Dit zou men hoogstens kunnen opmaken uit het feit dat een ander maandbedrag is vermeld. Ten tweede houdt de tweede e-mail ten opzichte van de eerste een extra aanprijzing in; de uiting bevat de aansporingen:

“Regel het nu bij VGZ!”,

“Nog 30 dagen om over te stappen naar VGZ!”

en

“Regel het snel, u hebt nog tot en met 31 december!”.

Aldus is er sprake van reclame via e-mail en naar het oordeel van de Commissie ziet vorenbedoelde toestemming via www.vgz.nl/premiemelder niet (mede) op het ontvangen van deze reclame.

Gelet op het bovenstaande is de Code Reclame via e-mail 2012 van toepassing.

Nu één bezwaar van klager luidt dat hij geen toestemming heeft gegeven om “verdere nieuwsbrieven” (kennelijk is bedoeld: de e-mail van 1 december 2014) te ontvangen, vat de Commissie de klacht mede op in die zin dat artikel 1.3 onder a Code Reclame via e-mail 2012 is overtreden.

Gelet op hetgeen hiervoor overwogen acht de Commissie dit onderdeel van de klacht gegrond. Artikel 1.3 onder a Code Reclame via e-mail 2012 luidt, voor zover hier van belang:

“Reclame via e-mail is in beginsel toegestaan als de geadresseerde van reclame via e-mail daarvoor aan de bestandseigenaar door middel van een actieve handeling vooraf toestemming heeft verleend (..)”.

In de e-mail van 1 december 2014 ontbreekt de mogelijkheid van het recht van verzet als bedoeld in artikel 5.1 Code Reclame via e-mail 2012. Derhalve is de uiting in strijd met deze bepaling.

De Commissie acht de uiting niet in strijd met artikel 2.3 Code Reclame via e-mail 2012; naar haar oordeel is er sprake van een werkend antwoordadres waarop response kan worden ontvangen, nu via het bewuste adres het bij repliek overgelegde “Automatisch antwoord” is verzonden. In dit antwoord staat weliswaar “Uw reactie wordt via dit e-mailadres niet gelezen”, maar VGZ biedt klager daarin ook de gelegenheid om zich via de in het antwoord vermelde links door VGZ te laten helpen.
RB 2352

NOS niet verantwoordelijk voor commerciële zenders

CvB 5 maart 2015, RB 2352, dossiernr. 2014/00809 (Stop de ebolaramp)
Niet-commerciele reclame. Tijdstip uitzending. Verantwoordelijkheid uitzenden door commerciële zenders. Gedeeltelijke aanbeveling. Uiting: Het betreft een televisiereclame voor Giro 555 van de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) met als onderwerp “Stop de ebolaramp”. De uiting toont onder meer beelden van mensen met ebola, onder wie een - kennelijk - stervende man die kronkelend in een plas op straat ligt. Ook zijn beelden te zien van een witte zak met daarin kennelijk een overledene, welke zak door mensen in witte pakken en met handschoenen aan in een kuil wordt geworpen. Tijdens de beelden wordt gezegd: “Ebola is een humanitaire ramp die in West-Afrika meer dan een miljoen mensen treft. Complete samenlevingen zijn ontwricht. Duizenden kinderen hebben hun ouders verloren. We moeten de slachtoffers nú helpen. Er is dringend behoefte aan medische zorg, voorlichting, veilige begrafenissen, opvang van wezen en voedsel. Stop de ebolaramp. Steun de nationale actie en geef op Giro 555.”

Grieven:

De NOS stelt beroep in voor zover de beslissing ziet op haar verantwoordelijkheid voor uitzendtijdstippen op andere zenders dan die van de NPO en voert daartoe het volgende aan. De NOS heeft de onderhavige commercial samengesteld in overleg met de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO). De NPO heeft de commercial vervolgens op haar zenders uitgezonden. Daarbij is ervoor gekozen om de commercial niet rondom kinderprogramma’s uit te zenden. Het oordeel van de Commissie dat het uitzenden van de commercial in strijd is met de goede smaak en het fatsoen, ziet op de uitzendingen op andere (niet-NPO) zenders. De keuze van die zenders (zoals RTL4 en SBS) om de commercial uit te zenden en op welke tijdstippen, is een autonome beslissing van hen. Het is ondenkbaar dat de publieke omroep de programmering van een commerciële zender (mede) kan bepalen. De inhoud van de commercial was bekend bij de zenders en hiermee kon rekening worden gehouden bij het bepalen van de uitzendtijdstippen. De NOS heeft de commercial ook niet (mede) in opdracht van andere zenders gemaakt.

Oordeel:

1. De NOS heeft het oordeel van de Commissie dat de onderhavige commercial niet voor 20.00 uur had mogen worden uitgezonden niet bestreden. Dit staat derhalve in beroep als onbestreden vast. Evenmin heeft de NOS bestreden dat zij verantwoordelijk is voor zover de commercial, die door haar in overleg met SHO is samengesteld, op zenders van de NPO vóór 20.00 uur is uitgezonden. Kern van het geschil in beroep is of de NOS ook verantwoordelijk is voor het feit dat andere zenders, zoals RTL4 en SBS, eveneens de commercial vóór 20.00 uur hebben uitgezonden.

2. De NOS heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zenders autonoom konden beslissen of zij de onderhavige commercial zouden uitzenden en op welke tijdstip. De NOS en de NPO konden hierdoor de programmering voor andere zenders dan die van de NPO derhalve niet (mede) bepalen. De Commissie heeft dit in haar beslissing niet miskend. De Commissie overweegt immers met zoveel woorden dat de NOS niet het tijdstip van het uitzenden van de commercial op andere dan de publieke zenders kon bepalen. De Commissie heeft desalniettemin geoordeeld dat dit niet wegneemt dat de NOS (mede) verantwoordelijk is voor het feit dat de andere zenders de commercial vóór 20.00 uur hebben uitgezonden. Dat de NOS geen voorwaarden kan verbinden aan het tijdstip van uitzenden, brengt volgens de Commissie mee dat zij aan andere zenders dan die van de NPO een versie van de commercial beschikbaar had dienen te stellen die de onderhavige - voor kinderen te schokkend geachte - beelden niet bevat. Het College oordeelt hierover als volgt.

3. In de commercial, die als onderwerp heeft “Stop de ebola-ramp”, wordt opgeroepen geld te storten op Giro 555 ten behoeve van SHO. De NOS kan in dit verband niet als adverteerder worden aangemerkt, zodat zij niet om die reden verantwoordelijk is voor het feit dat geen aangepaste versie van de commercial aan andere zenders dan die van de NPO is verstrekt. Naar het oordeel van het College kan het, anders dan de Commissie heeft geoordeeld, ook overigens niet tot de verantwoordelijkheid van de NOS gerekend worden om zelfstandig een versie zonder schokkende beelden te ontwikkelen en uitsluitend deze versie aan te bieden aan die zenders. De NOS kan derhalve niet verantwoordelijk worden gehouden voor zover de commercial op andere zenders dan die van de NPO vóór 20.00 uur is uitgezonden.

4. De grieven treffen doel. Derhalve wordt beslist als volgt.

Beslissing:

Het College vernietigt de bestreden beslissing voor zover de Commissie de NOS verantwoordelijk heeft geacht voor het feit dat de onderhavige commercial op andere zenders dan die van de NPO vóór 20.00 uur is uitgezonden. Wijst in zoverre de klacht alsnog af.

Handhaaft de beslissing van de Commissie voor al het overige.
RB 2350

Vliegwinkel.nl is niet meer dan 25 jaar online

RCC 24 februari 2015, RB 2350, 2015/00087A, (Vliegwinkel.nl al 25 jaar online boeken)
Misleiding, zonder oplegging aanbeveling. Uiting: Het betreft een radiocommercial waarin wordt gezegd en gezongen: “Voordelige vluchten boekt u al meer dan 25 jaar op vliegwinkel.nl”.

Klacht: Adverteerder claimt in de radiocommercial dat het al 25 jaar mogelijk is online een vlucht te boeken op haar website. Adverteerder biedt deze mogelijkheid echter nog geen tien jaar zoals blijkt uit een door klager overgelegde uitdraai van een zogenaamde “whois aanvraag” op het domein van adverteerder.

Oordeel:

1)  Niet in geschil is dat de mededeling in de radiocommercial dat men al “meer dan 25 jaar” vluchten kan boeken op vliegwinkel.nl feitelijk onjuist is. Adverteerder heeft gesteld dat zij met deze mededeling eigenlijk bedoelt te verwijzen naar het feit dat het merk Vliegwinkel stamt uit 1989, toen adverteerder haar eerste winkel opende in Haarlem. Met de radiocommercial heeft adverteerder derhalve willen zeggen dat het merk Vliegwinkel 25 jaar bestaat en dat klanten al 25 jaar vliegtickets bij haar kunnen kopen. Nu deze bedoeling voor de gemiddelde consument echter niet voldoende duidelijk uit de commercial blijkt, zal deze uitgaan van de letterlijke tekst daarvan en daardoor een verkeerde uitleg aan de uiting geven, te weten dat men bij adverteerder, handelend als Vliegwinkel.nl, al 25 jaar online vluchten kan boeken. Aldus heeft adverteerder geen duidelijke informatie verstrekt in de zin van artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2)  De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat zij per direct heeft besloten de radiocommercial niet meer te doen uitzenden en deze zal vervangen door een nieuwe commercial waarin niet meer wordt gesproken over 25 jaar Vliegwinkel.nl. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

RB 2349

Gratis tablet niet bij alle NTI-cursussen

Vz. RCC 2 maart 2015, RB 2349; 2015/00120 (NTI gratis tablet)
Voorzitterstoewijzing. Omissie.  Uiting: Het betreft: 1) een televisiecommercial waarin onder meer wordt gezegd: “Start nu met een cursus van NTI en ontvang 40% korting en een gratis tablet”. In beeld verschijnen onder meer de mede-delingen: “Nu 40% korting op cursussen” en “Gratis tablet!”. 2) de website www.nti.nl voor zover op een pagina mededelingen staan in verband met “70 jaar NTI: Unieke tablet actie” (www.nti.nl/campagnes-70-jaar-nti) en in verband met een cursus Frans de mededeling verschijnt: “Tablet cadeau” (www.nti.nl/talen/frans/frans-voor-beginners).

Klacht:

Klager verwijst in de eerste plaats naar een aanbieding met 40% jubileumkorting van adverteerder die hij in 2012 ontving omdat adverteerder 70 jaar bestond. Adverteerder biedt nog steeds jubileumkorting aan en klager acht dit misleidend. Er is niks tijdelijks aan de aanbieding en het jubileum is voorbij. Voorts stelt klager dat hij naar aanleiding van de mededelingen in de televisiecommercial en op de website over korting op cursussen en een gratis tablet heeft besloten een cursus bij adverteerder te volgen. Op de website staat dat men op alle cursussen korting krijgt en daarbij een tablet cadeau ontvangt. Toen klager zich aanmeldde voor een cursus, bleken er actievoorwaarden te gelden waarin staat dat men alleen bij cursussen vanaf € 250,-- een tablet ontvangt. De cursus Frans waarvoor klager zich wilde aanmelden, kost minder en komt derhalve niet voor de gratis tablet in aanmerking. Toch staat op de website bij deze cursus een plaatje met de tekst “Tablet cadeau”. Voorts blijkt uit de actievoorwaarden dat men de tablet niet cadeau krijgt omdat men € 9,75 aan administratie- en verzendkosten moet betalen. De uiting is op grond van het voorgaande misleidend.

Oordeel:

1) Klager vermeldt in het online klachtenformulier dat hij bezwaar maakt tegen de hierboven omschreven televisiecommercial. In zijn toelichting op de klacht bestrijdt klager voorts de hierboven genoemde webpagina’s. De voorzitter gaat daarom ervan uit dat de klacht ziet op zowel de televisiecommercial als de genoemde webpagina’s. Ook adverteerder heeft de klacht aldus opgevat.

2) Ten aanzien van de kwestie van de jubileumkorting maakt klager kennelijk bezwaar tegen het woord jubileumkorting en het feit dat deze korting al sinds 2012 zou worden gegeven. Het enkele gebruik van het woord jubileumkorting op een specifieke pagina in verband met “70 jaar NTI” acht de voorzitter echter onvoldoende om de reclame misleidend te achten. Aangenomen moet worden dat de gemiddelde consument vooral acht zal slaan op de hoogte van de korting in plaats van de naam die adverteerder daaraan geeft. De voorzitter constateert voorts dat in de uitingen sprake is van verschillende kortingspercentages. In de televisie-commercial wordt immers 40% korting genoemd en op de website, onder verwijzing naar 70 jaar NTI, 50% korting, hetgeen blijkbaar de door klager bedoelde jubileumkorting is. Klager heeft, mede gelet hierop, onvoldoende onderbouwd dat adverteerder steeds dezelfde korting geeft op haar cursussen. Dit gedeelte van de klacht treft derhalve geen doel.

3) Niet in geschil is dat men niet bij elke cursus van adverteerder een gratis tablet ontvangt. De televisiecommercial wekt echter onmiskenbaar een andere, onjuiste indruk nu hierin zonder verdere toelichting wordt meegedeeld dat men bij adverteerder een gratis tablet ontvangt. Hetzelfde geldt voor de “jubileumpagina” nu hierop eveneens zonder toelichting staat dat men zonder betaling een tablet ontvangt (“Tablet cadeau”). De gemiddelde consument zal op grond hiervan menen dat men bij elke cursus die men bij adverteerder gaat volgen een gratis tablet ontvangt. Op geen enkele wijze blijkt uit de uitingen dat voor het ontvangen van een gratis tablet een minimum besteding aan cursusgeld geldt en dat sommige cursussen, inclusief de cursus Frans voor beginners waarbij eveneens wordt gezegd “Tablet cadeau”, niet boven het minimumbedrag uitkomen en om die reden niet onder de actie vallen.

4) Het had op de weg van adverteerder gelegen om duidelijk te maken dat het afhankelijk is van het bedrag van de cursus of men een tablet ontvangt en welk bedrag het betreft. Zonder deze informatie mist de gemiddelde consument essentiële informatie die hij nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Aldus is sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Overigens acht de voorzitter het tevens in strijd met de eisen van professionele toewijding dat in de uitingen wordt meegedeeld dat men een gratis tablet ontvangt, terwijl niet wordt gecommuniceerd dat dit niet voor alle cursussen geldt. Bij een cadeau-actie als de onderhavige, waarbij sprake is van een gratis tablet en derhalve van een item met een relatief hoge waarde, mag in beginsel van de adverteerder een grote mate van zorgvuldigheid worden verwacht met betrekking tot de informatie over de voorwaarden. Aangenomen moet immers worden dat dit item in sterke mate de beslissing van de consument om bij adverteerder een cursus te volgen kan beïnvloeden. Om die reden had adverteerder in de uitingen juiste en volledige informatie behoren te geven op grond waarvan de gemiddelde consument zich een goed beeld zou kunnen vormen over de vraag of hij voor het gratis item in aanmerking komt. Aan deze eis is niet voldaan. Op grond van het voorgaande zijn de uitingen misleidend en oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

5) Eveneens is de voorzitter van oordeel dat het op de weg van adverteerder lag om duidelijk te maken dat aan het verzenden van de tablet kosten zijn verbonden. Deze informatie had uit de uiting dienen te blijken, zodat ook hierom de uiting in strijd is met artikel 7 NRC wegens het ontbreken van essentiële informatie. Tevens heeft adverteerder gehandeld in strijd met het bepaalde in punt 19 van de bij artikel 8.5 NRC behorende bijlage 1. Het in rekening brengen van verzendkosten is weliswaar toegestaan zonder afbreuk te doen aan het “gratis” aanbod, maar adverteerder brengt, naar uit de voorwaarden en het verweer blijkt, daarnaast administratiekosten in rekening welke blijkbaar eveneens zijn inbegrepen in het bedrag van € 9,75 dat de consument voor de “gratis” tablet dient te betalen. Het in rekening brengen van administratiekosten verdraagt zich niet met een gratis aanbod. De voorzitter verwijst naar de Leidraad voor de tenuitvoerlegging/toepassing van richtlijn 2005/29/eg betreffende oneerlijke handelspraktijken van de Europese Commissie, voor zover hierin staat: “Dientengevolge mogen handelaren geen kosten in rekening brengen voor verpakking, behandeling of administratie.” Ook in zoverre is de uiting in strijd met artikel 7 NRC.

6) Adverteerder heeft meegedeeld de uitingen op enkele punten te zullen aanpassen. Nu deze toezegging geen betrekking heeft op alle onderdelen van de uitingen die in strijd met de Nederlandse Reclame Code zijn geacht, ziet de voorzitter geen aanleiding gebruik te maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep. Derhalve wordt beslist als volgt.

RB 2321

Reclame voor bourgondisch Zuid-Limburg toegestaan

RCC 26 januari 2015, RB 2321; 2014/00880 en 00880A (Zuid-Limburg)
Afwijzing van klacht. Het betreft een televisiereclame, waarin wordt gezegd: “Zuid-Limburg, je zal d’r maar wonen. Bloeiende bedrijven, drie innovatieve campussen, Chemelot, health, smart services, volop kansen voor je kinderen. Zuid-Limburg, je zal d’r maar wonen. Ga naar Zuid-Limburg.nl”.

Klacht: 1. Gesuggereerd wordt dat het in Zuid-Limburg zo mooi is, en dat er genoeg werk is. Dat geldt echter alleen voor mensen met een HBO- of WO-opleiding en dat voor slechts 1200 banen. Zuid-Limburg bevindt zich “aan de top van de werkeloosheid in Nederland”. Gesteld wordt: “volop kansen voor je kinderen”. Kinderen die elders in het land gaan studeren, blijven daar echter, omdat ze daar wel kans hebben op een baan.

Klager woont in Zuid-Limburg, maar werkt in Veldhoven, omdat er in Limburg geen werk is te vinden. Als hij ‘s morgens naar zijn werk rijdt, is het een uittocht van Limburgers, die buiten Limburg moeten gaan werken. De uiting toont een autosnelweg die geheel leeg is. Deze opname zal wel een zondag tijdens de feestdagen betreffen.

2. Om in Zuid-Limburg in een groot huis met een mooie tuin te wonen, moet minimaal € 500.000,- worden betaald.

Het oordeel van de Commissie

In de bestreden uiting wordt in het kort en met enige in reclame niet ongebruikelijke overdrijving de aandacht gevestigd op positieve aspecten van wonen in Zuid-Limburg, meer in het bijzonder wat betreft werkgelegenheid (deels in nader genoemde branches) en onderwijs. Dat in Zuid-Limburg niet voor iedereen een geschikte baan te vinden zal zijn, betekent niet dat de uiting om die reden in strijd is met de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Voor zover klager zijn bezwaar, dat de uiting misleidend is, baseert op de stelling dat minimaal € 500.000,- moet worden betaald voor “een groot huis met een mooie tuin”, overweegt de Commissie dat in de uiting geen suggesties besloten liggen omtrent grootte en prijzen van huizen in Zuid-Limburg.

Verweer:

Namens adverteerder is onder meer het volgende meegedeeld.

Adverteerder werkt aan het imago van Zuid-Limburg. Geprobeerd wordt de beeldvorming over Zuid-Limburg als een louter toeristische en bourgondische regio aan te vullen, ten behoeve van een realistischer beeld: een regio waar “goed leven” samengaat met innovatie en carrièrekansen.

De TV-spots van adverteerder verwijzen naar vacatures op zuidlimburg.nl. Dat zijn er altijd minimaal 1250 binnen 1 uur reistijd vanuit Zuid-Limburg. Als kwaliteitsindicatie voegt adverteerder “HBO/WO” toe aan de verwijzing naar vacatures. Er zijn echter ook MBO-vacatures te vinden.

Het werkloosheidspercentage dat het CBS per kwartaal vaststelt, is op dit moment 7,3% (Q3, 2014). Daarmee heeft Limburg na Zeeland en Utrecht de laagste werkloosheid. Juist door dit verschil in beeldvorming (klager: “top van de werkeloosheid in Nederland”) en de werkelijkheid is het nodig aan het imago van Zuid-Limburg te werken, en wordt aandacht besteed aan carrièrekansen.

De mededeling “volop kansen voor je kinderen” verwijst naar de in de uiting genoemde drie campussen, waar bedrijven en onderwijsinstellingen samen baanbrekend onderzoek verrichten, en het uitstekende onderwijs. Adverteerder wijst op de net verschenen lijst best presterende middelbare scholen van RTL Nieuws, met twee vermeldingen uit Zuid-Limburg.

Blijkens adverteerders website met het onafhankelijke aanbod van Funda.nl zijn ruime woningen op ruime percelen wel degelijk betaalbaar, waarbij betaalbaarheid en ruimte uiteraard subjectieve begrippen zijn. Funda.nl toont momenteel bijna 200 woningen onder de € 200.000,- met percelen groter dan 500 m2.
RB 2316

Gaswasser wijkt af van de bijbehorende specificaties

Vzr. Rechtbank Limburg 3 februari 2015, RB 2316; ECLI:NL:RBLIM:2015:883 (Robos tegen Inno+)
Misleidende reclame. Art. 6:194 BW. Partijen zijn elkaars concurrenten fabriceren, leveren en onderhouden zogenoemde luchtwassers, soms gaswasser genoemd en adverteren met BWL-nummers. Een BWL-nummer wordt toegekend nadat het betreffende type luchtwasser is getest en deugdelijk is bevonden. Buro Blauw, een onafhankelijk ingenieursbureau in luchtkwaliteit, concludeert dat de Inno+-producten op twee essentiële punten afwijkt van de BWL-nummer behorende specificaties. Robos vordert met succes dat Inno+ verboden wordt reclame te maken dat de Junior en inbouwluchtwasser gekwalificeerd zijn als biologische gaswassers en door de overheid zijn erkend.

2.6.
Buro Blauw is een onafhankelijk ingenieursbureau in luchtkwaliteit. Op verzoek van Robos heeft ir. [naam ingenieur] van Buro Blauw een door Inno+ gebouwde en als van het type BWL 2009.12.V1 verkochte luchtwasser onderzocht en daarvan op 14 november 2014 verslag gedaan (productie 2 bij exploot). Op pagina 5 van dat verslag concludeert Buro Blauw dat de luchtwasser op twee essentiële punten afwijkt van de bij dat BWL-nummer behorende specificaties. Aldaar schrijft Buro Blauw:

“De inbouwwasser wijkt op enkele essentiële punten af van het aangeboden type gaswasser BWL2009.12.V1, te weten:
1. Er is sprake van een horizontale luchtstroom door de wasser, die alleen aan de onderzijde van het filterpakket in verticale richting wordt omgebogen. Bij gaswasser BWL.2009.12.V1 wordt de luchtstroom 2 keer van richting veranderd:
-
één keer bij de ingang van de wasser.
-
één keer bij de onderzijde van het filterpakket.
2. De sproei-installatie is aangebracht ter hoogte van de onderzijde van het filterpakket. De luchtstroom passeert de sproei-installatie in horizontale richting. Bij de systeemomschrijving van wasser BWL2009.12.V1 staat beschreven dat het watergordijn een lengte heeft van 1,5m. De stromingsrichting van de lucht ter hoogte van het watergordijn is verticaal.

Doordat de inbouwwasser van de ondernemer op 2 essentiële ontwerpvereisten afwijkt van de systeembeschrijving van de biologische gaswasser BWL.2009.12.V1, kan deze inbouwwasser niet gekwalificeerd worden als zijnde een biologische gaswasser van het type BWL.2009.12.V1. Er kan dan ook niet vanuit gegaan worden dat de inbouwwasser zorgt voor een verwijdering van ammoniak, fijnstof en geur van 85%.”

4.6.
Robos heeft haar stelling dat Inno+ luchtwassers aanbiedt die door haar ten onrechte worden aangeprezen als luchtwassers van het type BWL 2009.12/BWL 2009.12V1 onderbouwd met het hiervoor onder 2.6. aangehaalde rapport van Buro Blauw. Buro Blauw concludeert niet alleen dat de onderzochte, door Inno+ geplaatste luchtwasser op twee essentiële punten afwijkt van het aangeboden type, maar ook dat er niet van kan worden uitgegaan dat de luchtwasser zorgt voor een verwijdering van ammoniak, fijnstof en geur van 85%. Daarmee heeft Robos het door haar gestelde misleidende karakter van de mededelingen door Inno+ op haar website met betrekking tot de luchtwassers van het type BWL 2009.12/BWL 2009.12V1 voldoende onderbouwd.

4.7.
Ingevolge artikel 6:195 BW rust de bewijslast ter zake van de juistheid of volledigheid van de feiten die op haar website staan omtrent de eigenschappen van haar luchtwassers op Inno+. Inno+ heeft weliswaar gemotiveerd uiteengezet dat haar luchtwassers naar haar mening wel degelijk voldoen aan de omschrijving BWL 2009.12/2009.12V1, maar heeft deze uiteenzetting niet onderbouwd met enige verklaring van een (onafhankelijk) deskundige. Tegenover de stellingen van Robos en de bevindingen van Buro Blauw staan dus slechts de eigen inzichten van Inno+. Daarmee heeft Inno+ niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast en moet het er in dit kort geding voor worden gehouden dat haar mededeling dat haar luchtwassers voldoen aan de omschrijving BWL 2009.12/2009.12V1 misleidend en daarmee jegens Robos onrechtmatig zijn.
RB 2306

Geen onjuist beeld door Dance4life over meisjes uit Ermelo

Vz RCC 23 december 2014, RB 2306 (Dance4life)
Uitspraak ingezonden door Bram Duivenvoorde & Daniël Haije, Hoogenraad & Haak. Voorzittersafwijzing. De uiting: Het betreft de televisiecommercial “Ermelo4Ermelo”. Een meisje fietst door een Hollands landschap. De voice-over zegt: “Kimberly woont in Ermelo. En ze heeft hiv, net als velen op Kimberly’s school. In Ermelo is aids de belangrijkste doodsoorzaak onder meisjes van 14.” Nadat later een gele trein voorbij is geraasd komt een ander meisje in beeld, eveneens zittend onder een bord met de plaatsnaam Ermelo, maar op een duidelijk niet-Nederlands perron. Dat meisje zegt in het Zuid-Afrikaans “Mijn naam is Kimberly en ik kom uit Ermelo Zuid-Afrika en ik ben hiv-positief.” De klacht: Dance4life erkent op haar website dat met de commercial verwarring wordt gecreëerd over de vraag of deze betrekking heeft op Ermelo in Nederland of Zuid-Afrika, om daardoor de aandacht te trekken van het publiek...

... Aldus wordt willens en wetens het beeld geschapen dat de in Ermelo (NL) wonende meisjes, veelal met een godsdienstige achtergrond, mogelijkerwijs aids hebben. De gecreëerde verwarring is niet kortstondig, maar duurt het grootste deel van de commercial ...De reclame is niet in overeenstemming met de waarheid, de goede smaak en/of het fatsoen. De commercial is strijdig met het algemeen belang van de meisjes in Ermelo (NL), waardoor de openbare orde kan worden verstoord. De reclame is onweerlegbaar in strijd met de goede zeden, en voorts nodeloos kwetsend voor alle meisjes in Ermelo (NL). Er wordt willens en wetens verwarring gecreëerd over de bedreiging die er onder meisjes in Ermelo (NL) zou zijn gelet op hun geestelijke gezondheid (onbezonnen seks) en lichamelijke gezondheid (aids). Door de vorm en de inhoud van de commercial wordt het vertrouwen in reclame geschaad. Er wordt zonder rechtvaardiging geappelleerd aan gevoelens van angst voor meisjes uit Ermelo (NL) omdat zij aids zouden hebben. Er wordt een oneerlijk beeld gegeven van meisjes uit Ermelo (NL), waardoor sprake is van misleiding. In de commercial worden geen getuigschriften, attesten of verklaringen van deskundigen getoond, daarvoor moet de website van Dance4life worden bezocht. De commercial is voor het grootste deel niet herkenbaar als reclame die betrekking heeft op Ermelo in Zuid-Afrika. De televisiecommercial wekt een agressieve indruk in de benadering van de kijker.

De beoordeling:

1) Voorop gesteld wordt dat de (voorzitter van de) Commissie slechts bevoegd is een voorgelegde reclame-uiting te toetsen aan de bepalingen van de NRC en, in geval de daartegen gerichte klacht gegrond wordt geacht, de betreffende adverteerder aan te bevelen dan wel vrijblijvend te adviseren om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. De (voorzitter van de) Commissie is niet bevoegd tot het opleggen van een verplichting tot betaling van een schadeloosstelling en/of een dwangsom.

2) De voorzitter begrijpt de kern van de klacht aldus dat de televisiecommercial bewust verwarring creëert bij het publiek, waardoor volgens klager een negatief en onjuist beeld van meisjes in het Nederlandse Ermelo zou kunnen ontstaan.

Deze klacht kan naar het oordeel van de voorzitter niet slagen.

Aanvankelijk wordt in de commercial inderdaad verwarring geschapen, wanneer de mededelingen dat Kimberly uit Ermelo en veel van haar schoolgenoten hiv hebben en aids doodsoorzaak nummer 1 is onder meisjes van 14 in Ermelo, worden begeleid door beelden van een meisje in Nederland. De commercial dient echter in zijn geheel te worden beoordeeld. In de loop van de commercial blijkt voldoende duidelijk wat de boodschap van de commercial is en dat de genoemde cijfers betrekking hebben op (meisjes in) Ermelo in Zuid-Afrika en niet op (meisjes in) het Nederlandse Ermelo. Naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument niet op basis van de commercial menen dat het in beeld getoonde meisje dan wel veel meisjes in het Nederlandse Ermelo daadwerkelijk hiv hebben en aids in deze plaats de belangrijkste doodsoorzaak is onder meisjes van 14.

3) Nu de in de commercial genoemde cijfers niet het Nederlandse Ermelo betreffen, is de commercial niet in strijd met de waarheid. Niet is gesteld of gebleken dat de cijfers voor Ermelo in Zuid-Afrika onjuist zijn. Evenmin kan worden geoordeeld dat de commercial misleidend of oneerlijk is nu, zoals hiervoor is overwogen, voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk is dat de verstrekte gegevens geen betrekking hebben op meisjes in het Nederlandse Ermelo.

4) Bij de beantwoording van de vraag of de reclame-uiting in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend is, stelt de voorzitter zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van deze criteria. Daarbij spelen de boodschap van de uiting, het met de uiting beoogde doel en de wijze waarop een en ander in de uiting is uitgewerkt een rol. De boodschap van de onderhavige commercial luidt: “Aids is nog lang niet onze wereld uit”, en het met de commercial beoogde doel is, zo begrijpt de voorzitter, het vragen van aandacht voor de noodzaak en de mogelijkheden om aids terug te dringen. De wijze waarop boodschap en doel in de commercial zijn uitgewerkt is indringend, maar gaat naar het oordeel van de voorzitter - voornoemde terughoudendheid in acht genomen - niet de grenzen van hetgeen naar huidige maatschappelijke opvattingen toelaatbaar moet worden geacht te buiten. De commercial wordt daarom niet in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen geacht. Evenmin kan worden geoordeeld dat de uiting nodeloos kwetsend is voor meisjes uit het Nederlandse Ermelo, nu de commercial zich niet negatief over hen uitlaat.

Gelet op het voorgaande kan ook niet worden aangenomen dat de commercial in strijd is met het algemeen belang of de goede zeden dan wel een bedreiging voor de openbare orde vormt.

5) Klager heeft aangevoerd “De verwarring wordt willens en wetens gecreëerd dat er een bedreiging zou zijn onder de meisjes van Ermelo (NL) gelet [op] hun geestelijke (onbezonnen seks) en lichamelijke volksgezondheid (aids)”. De voorzitter begrijpt deze klacht aldus, dat volgens klager in de commercial ten onrechte het beeld wordt geschapen dat meisjes in het Nederlandse Ermelo een gevaar voor de geestelijke en lichamelijke volksgezondheid vormen. Zoals eerder overwogen is echter voldoende duidelijk dat in de commercial niet wordt beweerd dat veel meisjes in het Nederlandse Ermelo hiv-positief zijn en/of aan aids overlijden. Om dezelfde reden wordt niet geoordeeld dat in de commercial zonder rechtvaardiging wordt geappelleerd aan gevoelens van angst voor met hiv besmette of aan aids lijdende meisjes in het Nederlandse Ermelo.

6) De voorzitter gaat ervan uit dat klager met zijn klacht dat in de commercial geen getuigschriften, attesten of verklaringen van deskundigen worden getoond, een beroep wil doen op artikel 9 NRC. Deze klacht kan niet slagen. Genoemd artikel bevat geen verplichting om getuigschriften, attesten of verklaringen van deskundigen in reclame op te nemen, maar bepaalt dat, indien hiervan gebruik wordt gemaakt in een reclame-uiting, deze op waarheid dienen te berusten en in overeenstemming moeten zijn met recent aanvaarde wetenschappelijke inzichten.

7) De voorzitter begrijpt dat klager de televisiecommercial onvoldoende herkenbaar als reclame en daardoor in strijd met artikel 11.1 NRC acht, nu niet direct duidelijk is dat de gesproken tekst betrekking heeft op (meisjes in) Ermelo in Zuid-Afrika. Dat in het begin van de commercial verwarring wordt geschapen over de plaats waarop de commercial betrekking heeft, betekent echter niet dat de – tijdens reclameblokken op televisie uitgezonden - commercial in zijn geheel niet duidelijk als reclame herkenbaar is.

8) Ten slotte heeft klager gesteld dat de televisiecommercial een agressieve indruk in de benadering van de kijker wekt. Krachtens artikel 14.1 NRC moet onder agressieve reclame – voor zover hier van belang - worden verstaan reclame die (…) door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding de keuzevrijheid van de gemiddelde consument aanzienlijk beperkt. Naar het oordeel van de voorzitter kan de commercial niet als agressief in de zin van artikel 14.1 NRC beschouwd worden.
RB 2302

Bounce op reply nieuwsbrief niet toegestaan

Vz RCC 23 december 2014, RB 2302 (Bounce)
Aanbeveling. 2.3 Code e-mail. De uiting: Het betreft een nieuwsbrief van afzender met als onderwerp: “Ga bricken en win een auto!”. De klacht: Klager is ex-klant. Op zijn vraag waarom hij de nieuwsbrief ontvangt, volgt een “bounce”.

Niet in geschil is dat toen klager op de toegezonden nieuwsbrief wilde reageren, hij een “bounce” kreeg. De voorzitter neemt aan dat deze bounce het gevolg is van het feit dat geen sprake is van een werkend antwoordadres waarop response kan worden ontvangen. Afzender heeft hierdoor gehandeld in strijd met artikel 2.3 Code e-mail. De voorzitter neemt nota van de mededeling van afzender dat de onderhavige nieuwsbrief per abuis aan klager is verzonden en dat zij maatregelen zal nemen om herhaling te voorkomen. Niet gebleken is echter dat deze bereidheid ook ziet op de eis bij het verzenden van reclame via e-mail te voldoen aan artikel 2.3 Code e-mail. Derhalve wordt beslist als volgt.
RB 2284

Overnachtingsadvertentie op Funda onfatsoenlijk tegenover verkoper

Vz. RCC 28 oktober 2014, RB 2283 (Funda & Nationale Nederlanden)
Voorzitterstoewijzing. Aanbeveling. Goede smaak en fatsoen. Art. 2 NRC. De uiting: Het betreft de website www.funda.nl voor zover ten aanzien van de woning aan de [adres] wordt meegedeeld: “Droomhuis gevonden? Slaap er eerst een nachtje!”. De klacht: De reclame suggereert dat een belangstellende in de woning kan overnachten. Dit is intimiderend voor de huizenbezitter, in dit geval de twee bejaarde ouders van klager. Zij zijn zich niet bewust van het feit dat hun woning wordt ingezet voor deze reclame-uiting.

1) De klacht heeft betrekking op een uiting waarin een woning te koop wordt aangeboden met daarbij het aanbod om “eerst een nachtje” daarin te slapen. Uit de verdere tekst van de uiting blijkt dat dit aanbod aan voorwaarden is verbonden, in die zin dat men eerst moet vragen of men in de woning mag overnachten waarna de makelaar contact met de eigenaar opneemt om dit te bespreken. Voorts staat in de uiting de link “Kijk hoe het werkt”, waarmee blijkbaar meer informatie kan worden opgevraagd over deze mogelijkheid. Derhalve dient eerst een bepaalde procedure te worden gevolgd voordat een belangstellende in de onderhavige woning kan overnachten.

2) Het voorgaande neemt echter niet weg dat het voor de verkoper wel duidelijk dient te zijn dat op deze wijze voor zijn woning wordt geadverteerd. Het gaat immers om een aanbod waarbij hij zijn woning tijdelijk ter beschikking van een derde zou dienen te stellen. Denkbaar is dat de verkoper niet aan een dergelijke wijze van adverteren wenst mee te werken omdat dit indruist tegen zijn eigendomsrecht en zijn recht op privacy. Naar het oordeel van de voorzitter dienen verweerders daarom eerst toestemming aan de eigenaar van de woning te vragen voordat zij op deze wijze (dat wil zeggen met het aanbod om in de woning te overnachten) reclame maken.

3) Klager heeft onweersproken gesteld dat zijn ouders (de gezamenlijke eigenaren van de woning) niet vooraf zijn geïnformeerd over de onderhavige wijze van reclame maken. Van vooraf verkregen toestemming voor de bestreden uiting kan dan ook geen sprake zijn. De voorzitter acht om die reden de bestreden uiting in strijd met de goede smaak en het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Naar hedendaagse maatstaven dient ook bij een terughoudende toetsing aan deze normen, wegens hun subjectieve aard, het maatschappelijk ontoelaatbaar te worden geacht dat zonder toestemming van de eigenaar van een woning in een reclame-uiting het aanbod wordt gedaan in diens woning te overnachten. Dat, zoals vermeld, aan dit aanbod wel bepaalde voorwaarden zijn verbonden, leidt niet tot een ander oordeel.

4) De voorzitter acht beide verweerders verantwoordelijk voor de uiting. Deze is immers gepubliceerd op de website van Funda kennelijk in overleg met verweerder sub 1, die door Funda als adverteerder wordt aangemerkt. (…)