RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reclame  

RB 2246

Niet aannemelijk geworden dat er bij paracetamol en Aleve sprake is van vergelijkbare stoffen

CvB 11 september 2014, RB 2246, dossiernr. 2014/00330 (Aleve.nl)
Afwijzing Vernietigd (= Aanbeveling). Bijzondere Reclamecode. Art. 27 CPG. Misleiding. Voornaamste kenmerken product. Het betreft een uiting op www.aleve.nl. Daarin staat onder meer: “Nieuwe Aleve Select 275. Werkt langer dan paracetamol of ibuprofen” en “Aleve Select 275 mg, naproxennatrium: niet te gebruiken bij maag-, darm- en andere bloedingen, maagpijn, gelijktijdig gebruik van antistollingsmiddelen, ernstig hartfalen en wanneer u in de laatste 3 maanden van uw zwangerschap bent. Lees voor gebruik de bijsluiter (…)”. De klacht - Klager maakt bezwaar tegen de mededeling “Werkt langer dan paracetamol (..)”. De Commissie wijst de klacht af (19 juni 2014). Hiertegen is beroep ingesteld. Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en acht de bestreden reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 27 aanhef tweede en derde streepje CPG. Het College beveelt Bayer aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het oordeel van het College

1. Het College zal, in navolging van de Commissie en op grond van hetgeen appellant tijdens de mondelinge behandeling heeft meegedeeld, de klacht uitsluitend beoordelen aan de hand van de pagina’s van de website www.aleve.nl waarvan een kopie aan de beslissing van de Commissie is gehecht. Dit brengt mee dat niet zal worden geoordeeld over de televisiecommercial waarnaar appellant in de inleidende klacht tevens verwijst.

2. Het College stelt voorop dat op grond van de CPG het maken van vergelijkende geneesmiddelenreclame is toegestaan voor geneesmiddelen waarvoor een handelsvergunning is verleend en die zonder recept verkrijgbaar zijn zoals Aleve en paracetamol. De klacht betreft ook niet het feit dat in reclame een vergelijking plaatsvindt tussen paracetamol en Aleve, maar de wijze waarop dat gebeurt. Appellant stelt in de inleidende klacht dat Bayer door de werkingsduur van Aleve met die van paracetamol te vergelijken “appels met peren” vergelijkt. In beroep en ter vergadering van het College heeft appellant dit toegelicht. Naar het oordeel van het College dient de klacht, gelet op de onderbouwing daarvan, te worden beoordeeld aan de hand van artikel 27 CPG. Dit artikel houdt, voor zover hier van belang, in dat de vergelijking alleen is toegestaan indien het gaat om “vergelijkbare stoffen” (tweede streepje) en de vergelijking betrekking heeft op “alle relevante eigenschappen” (derde streepje).

3. Artikel 27 CPG geldt in afwijking van de algemene regeling van vergelijkende reclame. Het gaat in deze bepaling om bijzondere reclameregels voor bepaalde goederen of diensten (vgl. punt 4.c eerste alinea MvT Kamerstukken II 2000/01 27619 nr. 3). Aangezien niet is gebleken dat partijen bij de Commissie debat hebben gevoerd over de vraag of de onderhavige vergelijkende reclame voldoet aan de eisen van artikel 27 CPG, zijn zij door het College ter vergadering in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten. Appellant is vervolgens inhoudelijk ingegaan op de verschillen tussen paracetamol en NSAID’s waartoe ook Aleve (naproxen) kan worden gerekend. Daarna heeft Bayer kunnen reageren en zij heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.

4. Vaststaat dat Aleve en paracetamol in zoverre vergelijkbaar zijn, dat beide bedoeld zijn als pijnstiller. Bayer stelt dat reeds hierom is voldaan aan de eis van artikel 27 aanhef en tweede streepje CPG dat sprake is van “vergelijkbare stoffen”. Deze stelling van Bayer vindt naar het oordeel van het College onvoldoende steun in de letterlijke tekst van dit artikel. Er wordt immers over “vergelijkbare stoffen” gesproken zonder verwijzing naar het specifieke doel waarvoor deze worden gebruikt. Artikel 27 CPG is niet voorzien van een toelichting op grond waarvan niet van de letterlijke tekst van dit artikel zou dienen te worden uitgegaan. Evenmin is gebleken van enige wettelijke regeling met betrekking tot geneesmiddelen op grond waarvan de specifieke interpretatie van Bayer zou dienen te worden gevolgd in plaats van de letterlijke tekst van het artikel. Op grond hiervan kan het College de stelling van Bayer dat het enkele feit dat het in beide gevallen om een pijnstiller gaat reeds meebrengt dat is voldaan aan de eis van vergelijkbaarheid niet als juist aanvaarden. Dat het in beide gevallen om een ‘pijnstiller’ gaat, zegt iets over de functie en het doel van Aleve respectievelijk paracetamol, maar niets over de vergelijkbaarheid van de werkzame stoffen. Derhalve dient afzonderlijk te worden beoordeeld of de specifieke stoffen waarop bij Aleve respectievelijk paracetamol de werkzaamheid berust als zodanig “vergelijkbaar” zijn, hetgeen in het onderhavige geval meebrengt dat een inhoudelijke vergelijking dient te worden gemaakt tussen paracetamol en naproxen (de werkzame stof van Aleve). Dienaangaande is het volgende van belang.

5. Appellant heeft ter vergadering uitvoerig toegelicht waarom paracetamol niet als een met naproxen vergelijkbare stof kan worden beschouwd. Appellant stelt in dit verband dat een NSAID als naproxen inwerkt op het enzymsysteem van het lichaam dat zorgt voor het vrijkomen van pijnmediatoren die de zenuw prikkelen. Hierbij wordt ook de bloedstolling beïnvloed en worden ontstekingen geremd. Volgens appellant heeft paracetamol deze eigenschappen niet en is de werking van paracetamol anders en tot dusverre niet geheel bekend. Voorts heeft appellant aangevoerd dat naproxen, anders dan paracetamol, veel ongewenste bijwerkingen, interacties met andere geneesmiddelen en veel contra-indicaties heeft. Voorts stelt appellant dat de moleculen van beide stoffen verschillen, alsmede dat paracetamol en naproxen tot verschillende farmacologische groepen behoren.

6. Bayer heeft deze stellingen niet inhoudelijk weersproken, zodat het College aanneemt dat zij feitelijk juist zijn. Bayer heeft - naast het hierboven genoemde argument dat het in beide gevallen om een pijnstiller gaat, welk argument het College niet doorslaggevend acht - uitdrukkelijk gewezen op het feit dat de Keuringsraad de gewraakte uiting heeft goedgekeurd. Het College constateert dienaangaande dat zich in het dossier een brief van de Keuringsraad d.d. 17 maart 2014 bevindt, waarin deze instantie naar aanleiding van een informatieverzoek aan de Stichting Reclame Code onder meer verklaart dat de tekst waartegen de klacht is gericht niet “in deze hoedanigheid” ter goedkeuring aan hem is voorgelegd. Voorts verklaart deze instantie dat indien dit laatste wel zou zijn gebeurd, de tekst zou zijn goedgekeurd op basis van een eerdere onderbouwing door Bayer met betrekking tot een vergelijking van de werkingsduur van paracetamol met die van naproxennatrium (kennelijk Aleve). De claim “werkt langer dan paracetamol en ibuprofen” wordt sinds 2010 door de Keuringsraad goedgekeurd.

7. Het College overweegt dat uit de brief van de Keuringsraad niet blijkt of ook specifiek is getoetst of paracetamol en naproxen(natrium) vergelijkbare stoffen zijn in de zin van artikel 27 aanhef en onder tweede streepje CPG. Aangenomen moet echter worden dat bij de eerdere preventieve toetsing door de Keuringsraad van de tekst aan de CPG dit aspect in ieder geval een minder prominente rol heeft gespeeld dan in de onderhavige procedure, waarin uitdrukkelijk de vraag aan de orde is of sprake is van vergelijkbare stoffen. Het feit dat de Keuringsraad de onderhavige reclame-uiting preventief heeft goedgekeurd, sluit ook niet uit dat naar aanleiding van een specifieke klacht en op basis van de toetsing na hoor en wederhoor anders wordt beslist over de vraag of de uiting op het hier bedoelde punt aan de CPG voldoet. Het had daarom op de weg van Bayer gelegen om tegenover hetgeen appellant gemotiveerd heeft gesteld inhoudelijk te stellen en te onderbouwen dat paracetamol en naproxen (Aleve) vergelijkbare stoffen zijn in de zin van artikel 27 aanhef en tweede streepje CPG. Bayer heeft dit niet gedaan.

8. Op grond van het voorgaande is het College van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat met betrekking tot de vergelijking tussen paracetamol en Aleve sprake is van “vergelijkbare stoffen” in de zin van artikel 27 aanhef en tweede streepje CPG. De bestreden uiting is derhalve in strijd met dit artikel. Dit oordeel betreft overigens, naar het College voor de duidelijkheid opmerkt, uitsluitend de vergelijking tussen Aleve en paracetamol. Voor zover in de uiting tevens de duur van de werking van Aleve wordt vergeleken met die van ibuprofen, heeft appellant tegen de vergelijking geen bezwaar gemaakt, nu deze stoffen volgens hem wél met elkaar vergelijkbaar zijn, immers beide een NSAID betreffen.

9. Voorts is het College van oordeel dat de bestreden uiting niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 27 aanhef en derde streepje CPG dat de vergelijking op alle relevante eigenschappen betrekking dient te hebben. In dat kader is het College van oordeel dat, indien de duur van de werking van een geneesmiddel met die van een ander geneesmiddel wordt vergeleken, op grond van de bijzondere regeling van dit artikel ook andere voor de consument relevante eigenschappen van die werking dienen te worden genoemd. Tot die eigenschappen rekent het College in het onderhavige geval het feit dat, naar voldoende aannemelijk is geworden, paracetamol aanzienlijk minder ernstige bijwerkingen, interacties met andere geneesmiddelen en contra-indicaties heeft dan Aleve. Voor de consument is deze informatie belangrijk nu hij op basis daarvan de afweging kan maken of de beweerdelijk langere werking van Aleve opweegt tegen de nadelen van dit geneesmiddel ten opzichte van paracetamol. Het belang van deze afweging is evident gelet op de risico’s die aan het gebruik van naproxen zijn verbonden vergeleken met de wezenlijk kleinere risico’s van paracetamol. Aldus is naar het College met betrekking tot de extra bijwerkingen, interacties met andere geneesmiddelen en contra-indicaties die Aleve heeft ten opzichte van paracetamol sprake van een relevante eigenschap die, zoals appellant ook heeft betoogd, bij de vergelijking aan de orde had dienen te komen. De bestreden uiting is derhalve tevens in strijd met artikel 27 aanhef en derde streepje CPG. Ook in zoverre is niet voldaan aan de voorwaarden waaronder de vergelijkende geneesmiddelenreclame is toegestaan.

10. Het oordeel dat de uiting in strijd is met bedoelde onderdelen van artikel 27 CPG impliceert dat de andersluidende beslissing van de Commissie niet in stand kan blijven. Tevens impliceert dit oordeel dat niet meer hoeft te worden ingegaan op de vraag of Aleve daadwerkelijk langer werkt dan paracetamol en of de bestreden uiting voldoet aan de overige eisen van de CPG. Aan deze vragen is op grond van het voorgaande de relevantie komen te ontvallen.

Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep

Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en beslist voorts als volgt.

Op grond van het voorgaande acht het College de bestreden reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 27 aanhef tweede en derde streepje CPG. Het College beveelt Bayer aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Lees hier de grieven en de beslissing van de Reclame Code Commisie van 19 juni 2014

RB 2245

Voldoende ingetogen uiting over vaginale schimmel

RCC 15 september 2014, RB 2245, dossiernr. 2014/00542 (Canesten Gyno Tablet)
Afwijzing. Subjectieve normen. Het betreft een televisiecommercial voor ‘Canesten Gyno’. In de uiting is een vrouw te zien die zegt: “Last van vaginale schimmel? Het begint met vervelende jeuk, een branderig gevoel en witte afscheiding. Gelukkig is er Canesten Gyno 1 Tablet. Met een tablet ben ik van de klachten af. Het doodt de schimmel en verlicht zo de jeuk. Snel en effectief. Je voelt je snel weer jezelf. Canesten Gyno Tablet. Ook als crème. Zonder recept”. De klacht - Klager vindt het niet gepast dat de reclame-uiting overdag wordt uitgezonden rond een tijdstip dat (familie)programma’s worden uitgezonden. Klager zat met zijn 5-jarige zoontje naar het programma ‘camping life’ te kijken toen de uiting werd getoond. Het zoontje van klager stelde na het zien van de reclame-uiting allerlei vragen hierover. De Commissie wijst de klacht af.

Het verweer
Het verweer kan als volgt worden samengevat. De televisiecommercial is goedgekeurd door de Keuringsraad KOAG/KAG, zodat de uiting voldoet aan de geldende wet- en regelgeving omtrent reclame voor zelfzorggeneesmiddelen. De uiting betreft een reclame over een schimmel op de huid van de vaginawand. Het is niet iets seksueels, maar het betreft een onschuldige aandoening aan een lichaamsdeel van de vrouw. De tekst in de televisiecommercial is neutraal en informatief. Van onsmakelijke of ongepaste reclame voor een tijdstip overdag is geen sprake. Er worden geen beelden getoond die ongeschikt zijn voor (jonge) kinderen en er worden geen woorden gebruikt die (jonge) kinderen niet zouden mogen horen. In de uiting wordt slechts een keer het woord ‘vaginale schimmel’ gebruikt. De uiting richt zich niet op (jonge) kinderen en wordt geplaatst rondom programma’s die bekeken worden door de doelgroep van Canesten Gyno (vrouwen in de leeftijd van 20-49) en niet rondom programma’s die uitsluitend voor kinderen bedoeld zijn.

Het oordeel van de Commissie
1. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat klager de televisiecommercial in strijd acht met de goede smaak en/of fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) voorzover deze worden uitgezonden op tijdstippen dat ook (jonge) kinderen naar de televisie kunnen kijken. Gelet op het subjectieve karakter van deze criteria stelt de Commissie zich, bij de beoordeling of een uiting daarmee in strijd is, terughoudend op. Met inachtneming hiervan oordeelt de Commissie als volgt.

2. Naar de huidige maatschappelijke opvattingen dient het op zichzelf genomen toelaatbaar te worden geacht dat overdag reclame wordt gemaakt voor een product als Canesten Gyno, ook ten aanzien van (jonge) kinderen voorzover die al begrijpen wat het onderwerp van de uiting is. Daarbij mag van de adverteerder wel terughoudendheid worden verwacht in de wijze waarop de producten worden aangeprezen. Naar het oordeel van de Commissie doet adverteerder dit op voldoende ingetogen wijze. De klacht met betrekking tot het tijdstip van uitzending van de televisiecommercial wordt daarom afgewezen.

3. Het voorgaande neemt overigens niet weg dat de Commissie er begrip voor heeft dat niet iedereen de onderhavige uiting zal waarderen. Dit leidt evenwel niet tot een andere beslissing.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 2244

Spatader-couperose behandeling toch niet helemaal veilig

RCC 11 september 2014, RB 2244, dossiernr. 2014/00587-I (Laser Company)
Aanbeveling. Misleidend. Voornaamste kenmerken product. Het betreft een uiting op de website www.groupon.nl waarin spatader-couperose behandelingen bij Laser Company worden aangeprezen. Daarin staat onder meer: “Veilig, beschadigt de huid niet en het resultaat is direct zichtbaar”. De klacht - Klaagster heeft vorig jaar via Groupon.NL een “deal” gekocht voor een laserbehandeling bij Laser Company. Klaagster is drie maal behandeld en heeft een litteken overgehouden aan de behandelingen. Onlangs verscheen op de website van Groupon.NL opnieuw een uiting van de Laser Company waarin onder meer staat: “Veilig, beschadigt de huid niet en het resultaat is direct zichtbaar”. Klaagster acht de uiting misleidend. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
1. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat volgens klager de onderhavige uiting misleidend is, nu hierin de indruk wordt gewekt dat de laserbehandelingen veilig zijn en de huid niet beschadigen, terwijl de behandelingen wel degelijk risico’s met zich brengen.

2. In de uiting wordt gesteld dat de laserbehandelingen veilig zijn en de huid niet beschadigen. Laser Company erkent echter dat er een (klein) risico bestaat dat patiënten een brandblaartje of een kleine pigmentverschuiving op de huid kunnen overhouden aan een laserbehandeling. Ook uit het door Laser Company in de klachtenprocedure overgelegde artikel blijkt dat een van de complicaties bij laserbehandelingen littekenvorming kan zijn.

3. Nu in de uiting in absolute zin staat dat de behandelingen veilig zijn en de huid niet beschadigen, terwijl vaststaat dat er een (klein) risico bestaat op complicaties, is de Commissie van oordeel dat er geen juiste informatie is verstrekt over de risico’s van een laserbehandeling als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. De Commissie acht beide adverteerders verantwoordelijk nu het een product van adverteerder sub 1 betreft en dit product kennelijk in overleg met haar wordt aangeprezen door adverteerder sub 2.

5. Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht op grond van het voorgaande de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2243

Gepresenteerd als geschikt voor het genezen of voorkomen kanker

RCC 22 september 2014, RB 2243, dossiernr. 2014/00508 (EGCG)
Aanbeveling met Alert. Geneesmiddel. Handelsvergunning. Het betreft de website https://egcg.nl/, waar onder meer staat: “Ontdek de stille kracht van EGCG. EGCG en kanker onderzoek wijst uit. Vooral slokdarm- , maag-, pancreas-, blaas- en prostaatkanker komt minder vaak voor bij groene thee consumptie. Kan EGCG kanker voorkomen en kan EGCG kanker genezen? (Lees verder voor het vervolg van de reclame-uting). De klacht - Klager stelt dat de reclame-uiting misleidend is, omdat de gegevens in de uiting selectief zijn en niet gebaseerd op de meeste recente systematische review op dit gebied. Bovendien betreft het een study waar men verwijst naar het drinken van groene thee en niet het nuttigen van geïsoleerde EGCG. Bij de rubriek ‘nieuws’ wordt verwezen naar een oud gedateerd artikel. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC.

Vervolg van de reclame-uiting - Uit bevolkingsonderzoeken is gebleken dat het drinken van 10 of meer koppen groene thee de kans op het krijgen van kanker verkleint dan wel uitstelt. Vooral slokdarm- , maag-, pancreas-, blaas- en prostaatkanker komt minder vaak voor bij consumptie van EGCG. EGCG is de belangrijkste component uit groene thee waaraan de werking kan worden toegeschreven. Recent is ook de werking van EGCG aangetoond bij mannen met een verhoogd risico op prostaatkanker. Daarnaast is er in een wetenschappelijk onderzoek de werking aangetoond bij ovariumcarcinoom (kanker aan de eierstokken), een kleiner onderzoek gaf sterke aanwijzingen van het effect van EGCG bij Chronische Lymfatische Leukemie.” “Bestel EGCG capsules”.

Het oordeel van de Commissie
1) De Commissie begrijpt het verweer van adverteerder aldus, dat de onderhavige uiting geen reclame-uiting is. De Commissie verwerpt dit betoog. De uiting strekt immers onmiskenbaar tot aanprijzing van EGCG capsules die men via een link in de bestreden uiting direct kan bestellen. De Commissie heeft overigens ambtshalve geconstateerd dat deze link verwijst naar het refresh teacaps assortiment, zodat de uiting niet alleen strekt tot aanprijzing van de stof EGCG, maar ook tot de producten van dat assortiment die EGCG bevatten.

2) EGCG wordt in de onderhavige uiting gepresenteerd als geschikt voor het genezen of voorkomen van kanker bij de mens. Dit brengt mee dat EGCG onder de reikwijdte van de Geneesmiddelenwet valt. Artikel 1 onder b van de Geneesmiddelenwet omschrijft een geneesmiddel, voor zover hier van belang, immers als een substantie die bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor het genezen of voorkomen van een ziekte bij de mens.

3) Op grond van artikel 84 van de Geneesmiddelenwet is het verboden om reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Niet in geschil is dat ten aanzien van EGCG capsules een dergelijke vergunning (voor het verhandelen van een geneesmiddel) ontbreekt. Om deze reden is de uiting in strijd met de wet en daardoor in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dit komt overeen met het standpunt van de Keuringsraad KOAG/KAG, dat aan adverteerder is toegezonden en op grond waarvan adverteerder rekening moest houden met de mogelijkheid dat de onderhavige uiting in strijd met de wet zou worden geoordeeld. De Commissie komt vervolgens niet meer toe aan de vraag of de onderhavige uiting tevens misleidend is. Aan deze vraag is voor de beoordeling door de Commissie de relevantie komen te ontvallen doordat de uiting verboden is op grond van de wet.

4) Nu adverteerder apotheker is en zich als zodanig presenteert (“Vraag het de apotheker”), adverteerder eerder er op is gewezen dat hij met betrekking tot een vergelijkbaar product onjuiste informatie heeft verspreid (RCC 9 juli 2012) en de uiting bovendien mede is gericht op een groep in een kwetsbare positie, te weten kankerpatiënten of personen die redenen hebben om te menen dat zij een verhoogde kans hebben op deze levensbedreigende ziekte, ziet de commissie aanleiding om de uitspraak als Alert te verspreiden en aldus onder de aandacht te brengen van een breed publiek.

5) Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Commissie zal de uitspraak als Alert laten verspreiden.

RB 2242

Geen bewijs dat SnörEx remedie tegen slaapapneu is

RCC 23 september 2014, RB 2242, dossiernr 2014/00594 (SnörEx snurkbeugel)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. Het betreft de advertentie in De Limburger van 14 augustus 2014 voor de SnörEx® snurkbeugel, met als kop: “De unieke SnörEx® snurkbeugel stopt snurken en slaapapneu”. De klacht - Klager stelt – kort samengevat – dat in de advertentie de SnörEx® snurkbeugel mede wordt aangeprezen als therapie bij de medische aandoening slaapapneu. De werkzaamheid van de SnörEx, een tongneerhouder, bij slaapapneu wordt echter niet bewezen door serieus te nemen wetenschappelijk onderzoek. De Apneu Vereniging, waarvan klager voorzitter is, ontvangt regelmatig klachten van patiënten die teleurgesteld zijn in de werking van dit product en de hoge behandelkosten (€ 500,- tot € 900,-). (Lees verder voor vervolg van de klacht). De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

 

De klacht (vervolg) - Voorts is de uiting onjuist waar wordt gesteld dat eerst bij 80 ademstops (per nacht) sprake is van slaapapneu. Volgens de CBO richtlijn van 2009 kan al bij 5 ademstops (per uur) met klachten sprake zijn van slaapapneu. Het is misleidend te adverteren met een medische behandeling van slaapapneu waarvan niet bewezen is dat deze behandeling effectief is. Ook kan de uiting mensen afhouden van wel werkzame effectieve behandelingen zoals deze in medische richtlijnen zijn vastgelegd en door de zorgverzekeraars worden vergoed.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie begrijpt klagers bezwaar tegen de advertentie aldus dat hierin de SnörEx® snurkbeugel als behandeling van slaapapneu wordt aangeprezen, terwijl volgens klager - onder meer op basis van overgelegde wetenschappelijke artikelen - vaststaat dat de SnörEx® bij deze aandoening niet effectief is. Adverteerder heeft in reactie op de klacht gesteld dat de SnörEx® in de advertentie als anti-snurkbeugel wordt aangeprezen en het effect dat de beugel heeft bij slaapapneu slechts als bijkomend voordeel wordt genoemd. Deze stelling van adverteerder kan naar het oordeel van de Commissie geen stand houden.

Naast de aanprijzing van de SnörEx® als antisnurkbeugel wordt het product in de advertentie tevens uitdrukkelijk aangeprezen als remedie tegen slaapapneu. Dit blijkt reeds uit de kop van de advertentie “De unieke SnörEx® snurkbeugel stopt snurken en slaapapneu”. Ook in het vervolg van de uiting wordt ruime aandacht aan de aandoening slaapapneu gegeven en wordt met betrekking tot het gebruik van de SnörEx® gezegd: “(…) hiermee is ook het probleem van slaapapneu opgelost".

Nu klager de werkzaamheid van de SnörEx® bij slaapapneu gemotiveerd heeft bestreden, ligt het op de weg van adverteerder om de juistheid van de in de uiting geclaimde werking van het aangeprezen product aannemelijk te maken. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet geslaagd.

Adverteerder heeft in dit verband verwezen naar een lopend “grootschalig onderzoek naar de werking van de SnörEx® snurkbeugel bij snurken en slaapapneu”. Nu de resultaten van dit onderzoek echter nog niet bekend zijn, kan adverteerder niet met succes een beroep op dit onderzoek doen om de bezwaren van klager te weerleggen en de in de uiting geclaimde effectiviteit van de SnörEx® bij slaapapneu te onderbouwen. Voorts is als erkend komen vast te staan dat het in de uiting genoemde aantal van 80 ademstops waarbij eerst sprake zou zijn van slaapapneu onjuist is en niet strookt met het volgens de CBO richtlijn te hanteren aantal van 35-40 ademstops per nacht.

Gelet op het voorgaande gaat de bestreden uiting gepaard met onjuiste informatie en wordt in de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie verstrekt ten aanzien van de van het gebruik van de SnörEx® te verwachten resultaten als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC, en beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2233

Bittere nasmaak voor de Duitse consumentenbond

Bijdrage ingezonden door Brigitte Spiegeler, Spiegeler advocaten. Al bijna 50 jaar test de Duitse Stiftung Warentest, de Duitse Consumentenbond, alles wat er te testen valt. Van wasmachines tot printers, zonnebrand en babyvoeding. Een “zeer goed” leidt vaak tot een enorme verkoop hausse voor de producent, een “onvoldoende” staat gelijk aan een doodsvonnis voor het product in kwestie. Nu heeft een producent met een product dat een slechte beoordeling kreeg teruggeslagen.

De bekende Duitse chocolade fabrikant Ritter kwam afgelopen jaar in opstand tegen de “onvoldoende” van de Stiftung Warentest voor diens notenchocolade. Warentest baseerde haar oordeel op het aroma ‘piperonal’, een aroma met vanille- en amandelachtige smaak, dat zij in de geteste chocolade had aangetroffen en dat anders dan door Ritter wordt beweerd, volgens haar geen natuurlijk aroma was. Om precies te zijn beweerde de Stiftung dat het aroma niet natuurlijk kon zijn. Volgens de testers komt piperonal wel in de natuur voor, maar is er geen methode bekend waarmee de stof in de benodigde hoeveelheid geëxtraheerd kan worden voor het gebruik in chocolade. Ritter kwam in actie en in november 2013 heeft de rechter in München de Stiftung bij voorlopige beschikking verboden de bewering te handhaven dat Ritter’s chocolade chemisch geproduceerd aroma bevat. Deze voorlopige uitspraak is in januari jl. door het Landgericht München bekrachtigd.

Op 9 september 2014 heeft Ritter ook het laatste gevecht weten te winnen en heeft het Oberlandesgericht München het verbod in hoger beroep wederom bekrachtigd. Volgens de rechters heeft de Stiftung haar woorden niet met de nodige zorgvuldigheid gekozen en bij haar lezers de indruk gewekt dat er kunstmatig aroma in de Ritter-chocolade zat. Het enkele feit dat de testers niet bekend zijn met een methode waarop in grote hoeveelheden piperonal natuurlijk gewonnen zou kunnen worden is volgens het Oberlandesgericht geen afdoende bewijs dat het aroma feitelijk chemisch geproduceerd is, maar kan alleen tot de conclusie leiden dat dit (waarschijnlijk) zo is. De Stiftung heeft met andere woorden niet onomstotelijk bewezen dat het aroma niet natuurlijk is, maar heeft dit geconcludeerd door uit te sluiten dat het aroma op natuurlijke wijze is verkregen. Gezien de zwaarwegende impact van de tests van de Stiftung Warentest op het koopgedrag van de Duitse consument had de Stiftung volgens de rechters beter op haar woordkeuze moeten letten.

Jammer genoeg bestaat er nu nog steeds geen duidelijkheid over de exacte herkomst van het aroma. De Stiftung heeft op 25 september jl. in een persbericht laten weten dat zij deze zaak verder zal laten rusten. Het is twijfelachtig of Ritter zelf duidelijkheid zal verschaffen of het aroma al dan niet ‘natuurlijk’  is.

Brigitte Spiegeler – Lena Kröger

RB 2229

Romantische getaway met 40% korting van TravelBird duurder dan boeken via het hotel

RCC 26 augustus 2014, RB 2229, dossiernr. 2014/00481 (TravelBird)
Aanbeveling. Misleidende prijs. Het betreft de website www.travelbird.nl voor zover daarop de volgende aanbiedingen stonden vermeld: Aanbieding 1: “Hotel Olaertsduyn, een romantische getaway beleef je op Landgoed Olaertsduyn, gelegen midden in de natuur en op steenworp afstand van het strand! Nu 3 dagen met ontbijt en een 3-gangendiner. Van € 97,-- voor € 59,-- 40% korting”. TravelBird biedt dit arrangement aan exclusief € 20,-- boekingskosten, terwijl hetzelfde arrangement rechtstreeks bij het hotel (zonder korting) te boeken is voor € 69,50. Boeken via TravelBird is dus € 10,-- duurder dan rechtstreeks boeken via de website van het hotel. Van een korting van 40%, zoals vermeld in de uiting, is dan ook geen sprake. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie

1. De Commissie merkt op dat klager in de klacht tevens verwijst naar een televisiecommercial. Nu de klacht evenwel specifiek is toegelicht aan de hand van de aanbiedingen op de website en de televisiecommercial daarbij niet nader wordt genoemd, zal de Commissie uitsluitend oordelen over bedoelde aanbiedingen op de website.

2. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat volgens klager de onderhavige uitingen misleidend zijn, nu hierin de indruk wordt gewekt dat TravelBird hotelarrangementen aanbiedt met hoge kortingen (40% respectievelijk 53%), terwijl de arrangementen rechtstreeks bij het hotel te boeken zijn voor dezelfde prijs of zelfs voor een lager bedrag dan waarvoor TravelBird de arrangementen aanbiedt.

3. Ten aanzien van aanbieding 1 is als erkend vast komen te staan dat, anders dan in de uiting wordt gesuggereerd, geen sprake is van een kortingsvoordeel van 40%. Derhalve is er geen juiste informatie verstrekt over het bestaan van een specifiek prijsvoordeel als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de onder 1 genoemde uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2228

Gegevens gebruikt voor telefonische benadering

RCC 22 augustus 2014, RB 2228, dossiernr. 2014/00525 (Intereno)
Aanbeveling. Ontbrekende informatie. Het betreft een aan klager gezonden e-mail waarin staat: “Ontvang dit gratis boek met 10 tips voor keukenrenovatie! Vraag gratis informatie aan (…)”. Onder deze tekst staan enkele foto’s van keukens, met daarbij het logo van Intereno en een boek met de titel “Gratis 10 tips voor keukenrenovatie”. In de e-mail is een button opgenomen die leidt naar de landingspagina van adverteerders website (360leads.nl/nl/intereno), waarop gegevens kunnen worden ingevuld om “gratis meer informatie” te ontvangen. De klacht: nadat klager op het aanvraagformulier zijn gegevens had ingevuld, ontving hij geen gratis informatie, maar werd hij gebeld door een medewerker van adverteerder voor het plannen van een verkoopgesprek. Desgevraagd werd klager meegedeeld dat hij eerst informatie zou ontvangen als hij een afspraak met de verkoopadviseur had gemaakt. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
Naar het oordeel van de Commissie wordt door de mededeling “Ontvang dit gratis boek met 10 tips voor keukenrenovatie! Vraag gratis informatie aan” in de e-mail in combinatie met de mededeling “Vul vandaag nog in en ontvang gratis meer informatie” op de landingspagina waarnaar de link in de e-mail leidt, de indruk gewekt dat men door het invullen van de gevraagde gegevens op het aanvraagformulier gratis schriftelijke informatie van adverteerder zal ontvangen zonder verder contact. Uit het verweer begrijpt de Commissie echter dat adverteerder naar aanleiding van de aanvraag om informatie (tevens) standaard de aanvrager telefonisch benadert om “het concept toe te lichten”.
Dat men met het aanvragen van schriftelijke informatie ook geacht wordt toestemming te hebben gegeven om telefonisch benaderd te worden door adverteerder, betreft naar het oordeel van de Commissie essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te kunnen nemen en die om die reden in de uiting dient te zijn opgenomen. Het ontbreken van deze informatie in de uiting kan ertoe leiden dat de consument persoonlijke gegevens achterlaat met de enkele bedoeling schriftelijke informatie te ontvangen, terwijl hij die gegevens niet zou hebben achtergelaten indien hij erover was geïnformeerd dat hij daardoor (tevens) telefonisch benaderd zou worden door adverteerder.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de Commissie sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument daardoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2224

Gebruik internet en wifispots geldt voor maximaal twee apparaten tegelijk

RCC 12 augustus 2014, RB 2224, dossiernr. 2014/00488 (Ziggo)
Aanbeveling. Ontbrekende informatie. Misleidende reclame. Het betreft een folder met de aanhef “Meer lol beleven met internet?”. Daarin staat onder het kopje “Internet op meerdere apparaten tegelijk”: “Moeiteloos met de hele familie tegelijk online. Via computer, tablet, én mobiel”. Onder het kopje “Buitenshuis internet met WifiSpots” staat: “Gratis onbeperkt gebruik maken van draadloos internet op ruim 1,2 miljoen locaties”. Onder het kopje “Ga nu voor “Alles-in-1 plus” staat onder meer: “Onbeperkt toegang tot WifiSpots”. In de praktijk heeft de consument met maximaal 2 apparaten toegang tot WifiSpots. In de folder is dit niet vermeld. Klager acht de mededelingen “Internet op meerdere apparaten tegelijk” en “Onbeperkt toegang tot WifiSpots” niet juist en vindt de folder misleidend. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
Zoals blijkt uit de bij de klacht overgelegde afdruk van de homepage van www.ziggo.nl kunnen maximaal twee apparaten tegelijk worden ingesteld voor het gebruik van WifiSpots. Deze beperking acht de Commissie dermate essentieel voor het onderhavige aanbod, dat deze uitdrukkelijk in de folder had moeten worden vermeld. Dit geldt in het bijzonder omdat in de folder is vermeld: “Internet op meerdere apparaten tegelijk. Moeiteloos met de hele familie tegelijk online. Via computer, tablet, én mobiel”, “Onbeperkt toegang tot WifiSpots” en “Onbeperkt toegang tot WifiSpots”, waardoor gemakkelijk de onjuiste indruk kan ontstaan dat men met meer dan twee apparaten tegelijk gebruik kan maken van internet met WifiSpots.
Naar het oordeel van de Commissie is er in dit geval sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.


RB 2222

25% korting geldt niet voor Baseline producten

Vz. RCC 11 augustus 2014, RB 2222, dossiernr. 2014/00515 (Praxis)
Voorzitterstoewijzing. Misleidende reclame. Ontbrekende informatie. Het betreft de commercial van Praxis met betrekking tot de vroege-vogel-actie, bij welke actie volgens de commercial "25 korting op alles" wordt verleend. De klacht: in de winkel blijkt dat de korting van 25% niet geldt voor Baseline producten. In de commercial worden echter geen uitzonderingen genoemd. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het oordeel van de voorzitter
Als onweersproken is komen vast te staan dat Baseline producten uitgesloten zijn van de vroege-vogel-actie, bij welke actie volgens de commercial “25% korting op alles” wordt verleend. Deze beperking van het actieaanbod betreft essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te kunnen nemen en die daarom in de reclame-uiting opgenomen dient te zijn. Nu deze informatie in de commercial ontbreekt, is sprake van een omissie van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.