“Chiropractie biedt een wetenschappelijk alternatief voor de behandeling van stoornissen in het bewegingsapparaat”, weet [naam] die voor het uitvoeren van deze geneeswijze een universitaire opleiding voltooide in Californië. (…)
Daarnaast kan ook de activiteit van de zenuw die de spier aanstuurt worden onderzocht. Op deze manier kunnen we stoornissen in het bewegingsapparaat en de effecten hiervan op het functioneren van het zenuwstelsel en de algehele gezondheid diagnosticeren. Bij kinderen kunnen we vaak de bron van oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen in kaart brengen. In mijn 25-jarige loopbaan heb ik vaak gezien dat we kinderen kunnen helpen door de wervels licht te corrigeren. Na het onderzoek stellen we een behandelplan op. Het gevolg is dat na het voltooien van het behandelplan het zenuwstelsel beter laat functioneren, wat belangrijk is voor een goede gezondheid. Voor jong en oud.”
1. In de bestreden uiting wordt chiropractie omschreven als een “geneeswijze” die “verzekeringstechnisch” is erkend. Ook wordt chiropractie genoemd als “wetenschappelijk alternatief” waarbij over adverteerder wordt gezegd dat deze “een universitaire opleiding” voltooide “voor het uitvoeren van deze geneeswijze”. De klacht heeft in het bijzonder betrekking op het daarna volgende gedeelte van de uiting dat aanvangt met de tekst dat de activiteit van de zenuw die de spier aanstuurt, kan worden onderzocht en dat op deze manier stoornissen in het bewegingsapparaat en de effecten hiervan op het functioneren van het zenuwstelsel en de algehele gezondheid kunnen worden gediagnosticeerd. Direct hierna volgt de tekst dat adverteerder bij kinderen vaak “de bron van oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen” in kaart kan brengen en dat adverteerder in zijn 25-jarige loopbaan vaak heeft gezien dat kinderen kunnen worden geholpen “door de wervels licht te corrigeren”.
2. De gemiddelde consument zal, naar het oordeel van de voorzitter, door de eerdere verwijzing naar chiropractie als ”geneeswijze” die ”verzekeringstechnisch” is erkend en een “wetenschappelijk alternatief” wordt genoemd, uitgevoerd door een persoon “die voor het uitvoeren van deze geneeswijze een universitaire opleiding” voltooide, de mededelingen in verband met de hiervoor genoemde aandoeningen (oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen) aldus opvatten, dat adverteerder in veel gevallen (“vaak”) in staat is te constateren (“diagnosticeren”) of die aandoeningen bij kinderen worden veroorzaakt door problemen met de wervels en, indien dat het geval is, deze aandoeningen vervolgens kan behandelen door de wervels licht te corrigeren waarbij in veel gevallen (‘vaak’) een verbetering wordt bereikt (‘kinderen helpen’). Adverteerder heeft, blijkbaar met het oog hierop, stukken overgelegd die, voor zover het betreft de door adverteerder als “ad 2” aangeduide stukken, blijkbaar extracten zijn van diverse onderzoeken naar het effect van een chiropractische behandeling op patiënten met de genoemde aandoeningen. De voorzitter leidt hieruit af dat ook adverteerder meent dat de boodschap van de advertentie is dat bij de genoemde aandoeningen door middel van een lichte correctie van wervels daadwerkelijk een verbetering kan worden bereikt.
3) De voorzitter oordeelt dat in de uiting een behandeling door adverteerder in feite op één lijn wordt gesteld met de behandeling door een gespecialiseerde arts. Immers adverteerder stelt de oorzaak van deze aandoeningen bij (zeer) jonge kinderen te kunnen diagnosticeren en vaak met succes te kunnen behandelen. Aldus claimt adverteerder na een medische diagnose een medisch effect van zijn behandeling op bepaalde aandoeningen bij (zeer) jonge kinderen. Naar het oordeel van de voorzitter dienen dergelijke mededelingen met een zeer grote mate van omzichtigheid te worden gedaan, met name nu klager onweersproken heeft gesteld dat ouders die kinderen met de genoemde aandoeningen hebben zich daar vaak niet goed raad mee weten. Hierdoor bestaat het gevaar dat ouders op grond van de uiting zullen afzien van (verdere) medische behandeling van een (zeer) jong kind in de veronderstelling dat met de door adverteerder aangeboden (in feite alternatieve) behandeling hetzelfde effect kan worden bereikt. Met betrekking tot de van adverteerder te vergen onderbouwing is de voorzitter daarom van oordeel dat de in de uiting veronderstelde werking van een lichte correctie van de wervels bij jonge kinderen die aan genoemde aandoeningen lijden slechts dan als juist kan worden beschouwd, indien naar de huidige stand van de wetenschap onomstreden is dat door een dergelijke behandeling in veel gevallen daadwerkelijk per genoemde aandoening een positief effect kan worden bereikt.
4. Het ligt op de weg van adverteerder om dit laatste in de vereiste mate te onderbouwen. Klager betwist immers gemotiveerd dat er een relatie is tussen de genoemde aandoeningen en problemen met de wervels, derhalve ook dat deze aandoeningen kunnen worden behandeld door de stand van de wervels licht te corrigeren. De voorzitter oordeelt over de vraag of op grond van de door adverteerder overgelegde stukken kan worden geoordeeld dat naar de huidige stand van de wetenschap onomstreden is dat van een dergelijke behandeling daadwerkelijk een positief effect kan worden verwacht als volgt.
5. Ten aanzien van oorontsteking (“otitis media”)
5.1. Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a) “Ear infection: a retrospective study examining improvement from chiropractic care and analyzing for influencing factors.” Hierbij wordt “Froehle RM” als onderzoeker genoemd en als vindplaats “J Manipulative Physiol Ther. 1996 Mar-Apr; 19(3): 169-77”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “Although there were several limitations to this study (mostly because of its retrospection but also, significantly, because very little data was found regarding the natural course of ear infections), this study’s data indicate that limitation of medical intervention and the addition of chiropractic care may decrease the symptoms of ear infection in young children.”
b) “The role of the Chiropractic Adjustment in the Care and Treatment of 332 Children with Otitis Media.” Hierbij wordt als onderzoeker genoemd: “Fallon J.M. DC FICCP” en als vindplaats: “Journal of Clinical Chiropractic Pediatrics 1997 (Oct);2(2)167-183”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “The results indicate that there is a strong correlation between the chiropractic adjustment and the resolution of otitis media for the children in this study. This pilot study can now serve as a starting point from which the chiropractic profession can begin to examine its role in the treatment of children with otitis media. Large scale clinical trials need to be undertaken”.
c) “Chiropractic care for nonmusculoskeletal conditions: a systematic review with implications for whole systems research”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Hawk C, Khorsan R, Lisi AJ, Ferrance RJ en Evans MW” en als vindplaats: “J Altern Complement Med. 2007 Jun;13(5):491-512”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang, als volgt: “Evidence was promising for potential benefit of manual procedures for children with otitis media and elderly patients with pneumonia.”
5.2. Ten aanzien van deze onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde daaraan toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van oorontsteking kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Daarbij merkt de voorzitter met betrekking tot de sub a) tot en met en sub c) bedoelde onderzoeken op dat deze telkens weliswaar een positief effect van een chiropractische behandeling bij oorontsteking vermelden, maar dat bij elk van de onderzoeken dit op een terughoudende wijze gebeurt waardoor geen sprake lijkt te zijn van een eindresultaat maar van een indicatie of een mogelijk effect dat aanleiding kan zijn voor vervolgonderzoek. Deze onderzoeken zijn derhalve onvoldoende stellig. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels bij kinderen op oorontsteking.
6. Ten aanzien van ADHD
6.1. Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a) “The chiropractic care of children with attention-deficit/hyperactivity disorder: a retrospective case series”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Alcantra J. en Davies J.” en als vindplaats: “Explore (NY). 2010 May-Jun;6(3):173-82”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “A retrospective case series of ADHD patient under chiropractic care is described. This provides supporting evidence on the benefits of chiropractic spinal manipulative therapy. We encourage further research in this area.”
b) “Development delay syndromes: psychometric testing before and after chiropractic treatment of 157 children”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Cuthbert S.C. en Barras M” en als vindplaats: “J Manipulative Physiol Ther. 2009 Oct;32(8):660-9”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “This report suggests that a multimodal chiropractic method that assesses and treats motor dysfunction reduced symptoms and enhanced the cognitive performance in this group of children”.
c) “Cervical Kyphosis is a Possible Link to Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder” met als onderzoekers genoemd: “Anthony V. Bastecki, DCa, Deed E. Harrison, DCb, en Jason W. Haas, DCc” en als vindplaats: “Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics Vol. 27(8), Oct-2004:525”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “The patiënt experienced significant reduction in symptoms.”
d) “Chiropractic management using a brain-based model of care for a 15-year-old adolescant boy with migraine headaches and behavioral and learning difficulties: a case report”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Kuhna K.W. en Cambronb J.” en als vindplaats: “J Chiropr Med. 2013 Dec; 12(4): 274-280”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “The patiënt with migraine headaches and learning difficulties responded well to the course of chiropractic care.”
6.2. Ten aanzien van deze onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde daaraan toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om op grond daarvan te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van ADHD kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Daarbij merkt de voorzitter met betrekking het sub a) bedoelde onderzoek op dat een retroperspectief onderzoek op basis van blijkbaar vier patiënt dossiers waarbij een deel van de patiënten kennelijk tijdens de chiropractische behandeling ook voedingssupplementen ontving, niet geschikt kan worden geacht om het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels op ADHD als wetenschappelijk vastgesteld én aanvaard te beschouwen. Dit geldt in sterkere mate voor de sub c) en sub d) bedoelde onderzoeken die beide slechts één patiënt betreffen, waarbij het ten aanzien van het sub d) bedoelde onderzoek voorts de vraag is in hoeverre dit onderzoek aan ADHD is gerelateerd. Met betrekking tot het sub b) bedoeld onderzoek merkt de voorzitter op dat dit onderzoek ook betrekking had op “dyspraxia, dyslexia, (…) and learning disabilities” en niet duidelijk is in hoeverre de resultaten van het onderzoek specifiek betrekking hebben op ADHD. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels bij kinderen op ADHD.
7. Ten aanzien van “huilbaby’s” (bedoeld zijn in feite kolieken, ook aangeduid als ’Colic’)
7.1. Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a) “Efficacy of Chiropractic Manual Therapy on Infant Colic: A Pragmatic Single-Blind, Randomized Controlled Trial”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Joyce E. Miller, BS, DC, David Newell, Phd, and Jennifer E. Bolton, PhD” en als vindplaats “Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics, Volume 35, Issue 8, October 2012, Pages 600-607”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “In this study, chiropractic manual therapy improved crying behavior in infants with colic.”
b) “Compared with dimethicone, 2 weeks of spinal manipulation reduced infantile colic behaviour at 4-11 days after initial treatment”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Wiberg JMM, Nordsteen J en Nilsson N.” en als vindplaats “J Manipulative Physiol Ther 1999 Oct;22:517-22”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “2 weeks of spinal manipulation reduced infantile colic behaviour at 4-11 days compared with 2 weeks of dimethicone.”
c) “The Chiropractic Care of Infants with Colic: A Systematic Review of the Literature.” Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Joel Alcantara, DC, Joey D. Alcantara, DC, Junjoe Alcantara, DC” en als vindplaats “Explore: The Journal of Science and Healing, Volume 7, Issue 3, May-June 2011, Pages 168-174”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “Chiropractic care is an alternative approach to the care of the child with colic. We encourage more research, both quantitative and qualitative, in this area of pediatric care.”
d) “Chiropractic Management of Infantile Colic”. Hierbij wordt als onderzoeker genoemd: “Hipperson A.J.” en als vindplaats: “Clinical Chiropractic Volume 7, Issue 4, December 2004, Pages 180-186”. De conclusie van dit onderzoek, een case-studie naar 2 kinderen, luidt: “These cases suggest a possible association between birth trauma; the development of cranial and spinal segmental dysfunction and consequential manifestation of symptoms of infantile colic. Secondly, they demonstrate chiropractic treatment successfully restoring correct spinal and cranial motion, with an associated resolution of symptoms.”
e) “Infantile colic treated by chiropractors: a prospective study of 316 cases”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Klougart N, Nilsson N, Jacobsen J” en als vindplaats: “J Manipulative Physiol Ther. 1989 Aug;12(4):281-8”. Bij dit onderzoek worden geen conclusies genoemd en is enkel een samenvatting beschikbaar, waarin onder meer staat: “A prospective, uncontrolled study of 316 infants suffering from infantile colic and selected according to well-defined criteria shows a satisfactory result of spinal manipulative therapy in 94% of the cases.”
f) “Chiropractic care for nonmusculoskeletal conditions: a systematic review with implications for whole systems research”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Hawk C, Khorsan R, Lisi AJ, Ferrance RJ en Evans MW” en als vindplaats: “J Altern Complement Med. 2007 Jun;13(5):491-512”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “Evidence from controlled studies and usual practice supports chiropractic care (the entire clinical encounter) as providing benefit to patients with asthma, cervicogenic vertigo, and infantile colic.”
7.2. Ten aanzien van de hiervoor genoemde onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde aan die onderzoeken toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van kolieken kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Ten aanzien van het sub a) bedoelde onderzoek merkt de voorzitter op dat kinderen zijn onderzocht met een “unexplained crying behavior”. Voor zover bij deze kinderen een positief effect in “crying behavior” is ontdekt, is het derhalve de vraag in hoeverre dit effect is te verklaren als gevolg van een correctie van de wervels. Ten aanzien van het sub b) bedoelde onderzoek merkt de voorzitter op dat het positieve resultaat is vastgesteld op basis van een onderzoek onder 25 kinderen van 2 tot 10 weken oud die zijn vergeleken met een controle groep. Het betreft een naar het oordeel van de voorzitter te kleinschalig onderzoek om daar de onderhavige verstrekkende claims op te baseren. Dit geldt des te meer voor het sub d) bedoelde onderzoek dat slechts twee kinderen betreft. Met betrekking tot het sub c) bedoelde onderzoek wordt melding gemaakt van de noodzaak van meer onderzoek, zowel kwantitatief als kwalitatief. Blijkbaar geldt dit ook voor het sub e) bedoelde onderzoek, waarin dit onderzoek wordt omschreven als een “prospective, uncontrolled study”. Met betrekking tot het sub f) bedoelde onderzoek is sprake van een onderzoek op basis van verschillende databanken. De voorzitter neemt aan dat daarbij wordt gerefereerd aan de sub a) tot en met e) bedoelde onderzoeken. Nu die onderzoeken evenwel onvoldoende basis bieden voor de onderhavige claims, geldt dit ook voor het sub f) bedoelde onderzoek. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels bij kinderen op “kolieken” als oorzaak voor “huilbaby’s”.
8. Ten aanzien van bedplassen (‘enuresis’)
8.1. Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a) “Management of Pediatric Asthma & Enuresis with Probable Traumatic Etiology”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Bachman T.R. DC, Lantz C.A. DC PhD.” en als vindplaats: “ICA Rev. 1995 Jan/Feb;51(1):37-40”. Bij dit onderzoek wordt onder meer de volgende tekst, kennelijk als samenvatting, vermeld: “The chiropractic management of asthma and enuresis of traumatic etiologie in a two-year, ten-month-old male child. (…) Dramatic improvement of asthma and enuresis followed chiropractic management.”
b) “Resolution of nocturnal enuresis following adjustment of vertebral subluxations: A case report”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Hafer C. DC, Alcantara J. DC” en als vindplaats: “J Pediatr Matern & Fam Health – Chiropr. 2015 Win;2015(1)”. De conclusie van dit onderzoek, gebaseerd op de behandeling van één kind, luidt: “This case report provides supporting evidence that patients with nocturnal enuresis may benefit from chiropractic care.”
c) “Functional Nocturnal Enuresis”. Hierbij wordt als onderzoeker genoemd: “Blomerth P.R.” en als vindplaats: “J Manipulative Physiol Ther 1994; 17:335-8”. De conclusie van dit onderzoek, gebaseerd op de behandeling van één kind, luidt: “This patiënt’s enuresis resolved with the use of manipulation. This happened in a manner that could not be attributed to time or placebo effect.”
d) “Chiropractic Management of Primary Nocturnal Enuresis”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Reed W.R., Beavers S., Reddy S.K., Kern G.” en als vindplaats “J Manipulative Physiol Ther. 1994 (Nov-Dec);17 (9):596-600”. De conclusie van dit onderzoek luidt: “Results of the present study strongly suggest the effectiveness of chiropractic treatment for primary nocturnal enuresis. A larger study of longer duration with a 6-month follow-up is therefore warranted.”
8.2. Ten aanzien van deze onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde daaraan toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van bedplassen kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Met betrekking tot de sub a) tot en met en sub c) bedoelde onderzoeken is de voorzitter van oordeel dat een op één persoon gebaseerd onderzoeksresultaat onvoldoende onderbouwing biedt om aan te nemen dat adverteerder door de wervels licht te corrigeren in veel gevallen daadwerkelijk een verbetering bij deze aandoening zal bereiken. Met betrekking tot het sub d) vermelde onderzoek merkt de voorzitter op dat de onderzoekers zelf naar de noodzaak voor verder onderzoek verwijzen en de resultaten van het onderzoek slechts als een aanwijzing aanmerken. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels op bedplassen.
9. Op grond van het voorgaande is onvoldoende grondslag om aan te nemen dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van oorontstekingen, ADHD, kolieken (huilbaby’s) en bedplassen kan diagnosticeren en vervolgens per afzonderlijke aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door bij hen de wervels licht te corrigeren. Dit oordeel impliceert dat geen juiste informatie is verstrekt over de van een behandeling door adverteerder bij dergelijke specifieke aandoeningen bij jonge kinderen te verwachten resultaten als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC voor zover van deze uiting de boodschap uitgaat dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van oorontstekingen, ADHD, kolieken (huilbaby’s) en bedplassen kan diagnosticeren en per afzonderlijke aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door de wervels licht te corrigeren.
De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op de hiervoor omschreven wijze reclame te maken.