RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 1803

Waarheidsplicht bij reclame-overeenkomst geschonden

Rechtbank Oost-Brabant 19 juni 2013, LJN CA3763 (DZD tegen Vervor)
Rechtspraak.nl: Contradictoir. Reclame overeenkomst i.v.m. "A". Tussenvonnis na bewijsopdracht. Rechtbank verbindt vergaande consequenties aan het handelen in strijd met waarheidsplicht van artikel 21 Rv van één der partijen.

In het tussenvonnis [RB 1466] van 1 augustus 2012 heeft de rechtbank aan DZD bewijs opgedragen van een aantal feiten waaruit zou kunnen worden afgeleid dat Vervor de schijn heeft gewekt dat [B] bevoegd was haar te vertegenwoordigen, dan wel dat Vervor de schijn van bekrachtiging van de door [B] gesloten (reclame) overeenkomst heeft gewekt.

2.7.  De rechtbank concludeert dat Vervor bij herhaling tegenstrijdige feiten heeft aangevoerd en op deze punten (zie 2.6) - waaronder ten aanzien van het gesprek van maart 2009 waar het nu om draait - gehandeld heeft in strijd met de waarheidsplicht uit artikel 21 Rv. In ieder geval ten aanzien van dit gesprek heeft [E]/Vervor zijn/haar geloofwaardigheid in dit geding verloren. In deze omstandigheid, tezamen met de latere mededeling van [A] aan [C] over de inhoud het gesprek met [E] zoals blijkt uit de verklaring van [C], ziet de rechtbank voldoende steun voor de verklaring van [A] omtrent de mededeling van [E]. De rechtbank acht dan ook bewezen dat Vervor in de persoon van [E] aan DZD (in de persoon van [A]) heeft medegedeeld dat [B] namens Vervor (verder) zou spreken. Daarmee heeft Vervor de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [B] gewekt en staat vast dat DZD en Vervor rechtsgelding de in geschil zijnde overeenkomst hebben gesloten.

3.  De beslissing
De rechtbank
3.1.  bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 3 juli 2013 voor het nemen van een akte van de zijde van DZD zoals genoemd onder 2.9, alsmede voor opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de woensdagen en donderdagen in de maanden augustus tot en met oktober 2013, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,

RB 1802

Geen seksueel overschrijdend gedrag bij KPN Compleet

RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00348 (KPN Compleet) - dossier 2013/00348A
Subjectieve normen. Grenzen van het toelaatbare. Humoristische wijze. Voldoende duidelijk. Afwijzing. Het betreft een televisiecommercial voor “KPN Compleet”. In woord en beeld wordt meegedeeld dat de vader van een gezin “helemaal blij” wordt van KPN Compleet, waardoor hij ook blij is en blijft als om 6.00 uur de wekker gaat, hij in de stromende regen een autoband moet verwisselen, een hond in zijn mouw bijt en zijn jonge dochter met een punkvriendje thuiskomt. De vader moet voorts (als enige) hard lachen als dit vriendje de moeder van het gezin een tik tegen haar billen geeft.

De klacht 2013/00348 - Klaagster werkt met cliënten die slachtoffer zijn van seksueel overschrijdend gedrag. Het ongewenst slaan tegen de billen van een ander is niet iets om te lachen. Het vriendje in de commercial zou moeten worden aangesproken op zijn gedrag in plaats van te worden aangemoedigd door het gelach van de vader. Met deze reclame geeft KPN het verkeerde voorbeeld aan mensen die niet bekend zijn met de grenzen van het toelaatbare, zowel pleger als slachtoffer.

De klacht 2013/00348A - De reclame-uiting is respectloos jegens vrouwen, druist in tegen algemene normen en waarden in Nederland, geeft het verkeerde voorbeeld en is seksistisch en dom.

Het oordeel van de Commissie in 00348

De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend acht als bedoeld in de artikelen 2 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter daarvan.
Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat in de onderhavige uiting de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. In de televisiecommercial wordt op een duidelijk overdreven en humoristisch bedoelde wijze tot uitdrukking gebracht dat de vader zo blij is met KPN Compleet, dat verschillende op zich ongewenste gebeurtenissen zijn humeur niet bederven. Nu voldoende duidelijk blijkt dat de vader lacht om situaties die in het algemeen niet als lachwekkend worden ervaren, ligt in de uiting niet de suggestie besloten dat het gedrag van het punkvriendje tegenover de moeder toelaatbaar is. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen de reclame zal waarderen, maar dit leidt niet tot een ander oordeel. Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie in 00348A

De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend acht als bedoeld in de artikelen 2 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter daarvan. Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat in de onderhavige uiting de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. In de televisiecommercial wordt op een duidelijk overdreven en humoristisch bedoelde wijze tot uitdrukking gebracht dat de vader zo blij is met KPN Compleet, dat verschillende op zich ongewenste gebeurtenissen zijn humeur niet bederven. Nu voldoende duidelijk blijkt dat de vader lacht om situaties die in het algemeen niet als lachwekkend worden ervaren, ligt in de uiting niet de suggestie besloten dat het gedrag van het punkvriendje tegenover de moeder toelaatbaar is. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen de reclame zal waarderen, maar dit leidt niet tot een ander oordeel. Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1801

Verband tussen de Buteyko methode en andere ziektes

RCC 4 juni 2013, dossiernr. 2013/00356 (Buteyko Methode)
Misleiding. Onjuiste informatie. Onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing. Aanbeveling. Het betreft de aanprijzing van de Buteyko Methode op adverteerders website www.buteyko-instituut.nl. Op de homepagina staat onder meer: “Maar als te veel ademen een gewoonte wordt, schaadt het de gezondheid. Men noemt dat Chronische hyperventilatie. Het ontregelt allerlei processen in het lichaam en veroorzaakt ziektes zoals: astma, (...), vele vage (en vaak onbegrepen) hyperventilatieklachten (en nog veel meer)” Door te klikken op de link “en nog veel meer” wordt een samenvatting getoond van “Buteyko’s lijst met meer dan 150 aandoeningen die verband houden met chronische, verborgen hyperventilatie”.

Voorts staat op de homepagina: “De Buteyko Methode herstelt de natuurlijke, ontspannen ademhaling. Het neemt daarmee de oorzaak van deze ziektes weg (…)” en: “Recent Medisch onderzoek, uitgevoerd door artsen in landen zoals Australië, Canada, Nieuw Zeeland en Engeland laat zien dat de methode echt werkt en een stevige wetenschappelijke basis heeft.” Op de website is onder de kop “Test Je Ademhaling” een beschrijving van de ademhalingstest “Controle Pauze” opgenomen alsmede een interpretatie van de testresultaten.

De klacht - Gesuggereerd wordt dat de genoemde ziektes en aandoeningen alleen veroorzaakt worden door een verkeerde ademhaling, die met de Buteyko methode kan worden opgelost. Het verband met de genoemde ziektes is echter niet wetenschappelijk bewezen. Of sprake is van een verkeerde ademhaling kan worden getest via de op de website opgenomen “Controle Pauze”. Volgens deze test voldoet echter niemand aan de volgens Buteyko correcte ademhaling. Klager meent dat sprake is van misleiding en “pure oplichterij”.

Het oordeel van de Commissie
1) In de bestreden uiting wordt gesteld dat chronische hyperventilatie een groot aantal met name genoemde ziektes veroorzaakt en dat de Buteyko methode de oorzaak van deze ziektes wegneemt. Ter onderbouwing van de juistheid van deze stelling, die door klager is bestreden, heeft adverteerder het boek “Leven zonder astma” overgelegd en heeft hij verwezen naar een aantal in dit boek en op de website genoemde studies betreffende het effect van de Buteyko methode bij astma. Als erkend is komen vast te staan dat in het westen geen onderzoeksresultaten beschikbaar zijn betreffende het verband tussen de Buteyko methode en andere ziektes dan astma. Ook al kan naar het oordeel van de Commissie op grond van de gepubliceerde onderzoeken (in Australië, Nieuw Zeeland en Engeland) niet worden uitgesloten dat een behandeling met de Buteyko methode een gunstig effect heeft bij astmapatiënten, daarmee is niet voldoende (wetenschappelijk) onderbouwd dat chronische hyperventilatie de oorzaak is van astma en alle andere in de uiting genoemde ziektes en aandoeningen dan wel dat de Buteyko methode bij al deze ziektes en aandoeningen “echt werkt”.

2) De Commissie acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de Controle Pauze binnen de Buteyko methode een belangrijk instrument vormt om de ademhaling te meten en een diagnose te stellen. Voor zover klager heeft bedoeld bezwaar te maken tegen (de verwijzing op de website naar) de Controle Pauze als testinstrument, wordt de klacht afgewezen.

3) Hoewel de Commissie een beschrijving van de Controle Pauze op zichzelf genomen toelaatbaar acht, volgt uit hetgeen onder 1) is overwogen dat in het kader van de interpretatie van de Controle Pauze niet mag worden gezegd dat een diepe en zware ademhaling “serieuze gezondheidsproblemen kan veroorzaken”.

4) Op grond van hetgeen onder 1) en 3) is overwogen wordt het ervoor gehouden dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie - in dit geval behandeling volgens de Buteyko methode - te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van hetgeen onder 1), 3) en 4) is overwogen acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 1799

'Bij het postkantoor' blijkt niet elk postkantoor te zijn

RCC 6 juni 2013, dossiernr. 2013/00346 (Het Vrede van Utrecht vijfje)
Misleiding. Onjuiste informatie. Beschikbaarheid. Aanbeveling Het betreft een televisiecommercial met betrekking tot de herdenkingsmunt “Het Vrede van Utrecht vijfje”. Daarin wordt onder meer gezegd: “Ga voor de laatste munt met Koningin Beatrix naar het postkantoor of bestel hem op herdenkingsmunt.nl”.

De klacht - In Apeldoorn is deze munt niet verkrijgbaar. Klaagster probeerde de munt bijvoorbeeld aan te schaffen bij het postkantoor aan de Oranjerie 365, maar daar heeft men de munt niet en zal men deze ook niet krijgen.

Het oordeel van de Commissie
In de televisiecommercial wordt gezegd: “Ga voor de laatste munt met Koningin Beatrix naar het postkantoor (..)”. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat deze munt op elk postkantoor verkrijgbaar is of in elk geval bij elk postkantoor kan worden besteld. In werkelijkheid, zo begrijpt de Commissie uit het verweer, zijn PostNL vestigingen franchise-zaken en kan de betreffende ondernemer zelf bepalen of hij de munt al dan niet in het assortiment opneemt. Aldus gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de beschikbaarheid van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1790

'Koop een steentje van mij' is niet immoreel

RCC 4 juni 2013, dossiernr. 2013/00296 (Kikabouw app) - dossier 2013/00296A
Subjectieve normen. Kinderen. Social media. Afwijzing. Het betreft een radiocommercial bestaande uit een hoofdcommercial en een tag-on. In de hoofdcommercial zingt Frans Bauer: “Koop een steentje van mij”, waarna hij, al sprekend over de actie met een meisje, luisteraars aanspoort om voor € 5,- per stuk een steentje te kopen om te helpen met de bouw van het Prinses Maxima centrum en de strijd tegen kinderkanker te steunen. In de tag-on zegt het meisje: “He Frans, je moet nog even zeggen van die app (..) Die kun je downloaden (..) Daarmee kunnen ze steentjes kopen en in de gaten houden hoeveel steentjes hun vrienden kopen (..) zeg het dan even”. Vervolgens zegt Frans: “Download nu de speciale KiKabouw app in de App Store of op Google Play. Daarmee kun je steentjes kopen en steun je dus de strijd tegen kinderkanker”.

De klacht 2013/00296 - Klager maakt bezwaar tegen de tag-on. Daarin vertelt Frans Bauer dat je ook een app kunt downloaden waarin je kunt zien hoeveel bouwstenen “jij en je vriendjes” hebben gekocht. Door deze tag-on wordt ingespeeld op het tegen elkaar uitspelen van de kinderen die meer of minder bouwstenen hebben gekocht. Naar de mening van klager is dit een gemene manier om een competitie te creëren. Bovendien gaat de reclame voorbij aan de vraag of men wel of niet wenst deel te nemen aan de KiKa-actie. In dit verband wijst klager op gezinnen met een Bijstandsuitkering. Een actie als deze kan het pesten van kinderen aanwakkeren, een onderwerp waar op dit moment juist veel aandacht naar uitgaat. Klager spreekt van “een immorele reclame actie”.

De klacht 2013/00296A - In de reclame worden kinderen aangespoord een app te downloaden, waardoor ze “het geef gedrag van hun vriendjes kunnen volgen”. Volgens klager betreft het hier een privacy gevoelig onderwerp. Hoewel het om een goed doel gaat, lijkt een en ander klager niet acceptabel. Desgevraagd heeft klager aan het secretariaat van de Stichting Reclame Code meegedeeld dat zijn klacht kan worden opgevat in die zin dat de uiting in strijd is met de goede smaak en het fatsoen en met artikel 12 lid 3 van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC).

Het oordeel van de Commissie in 2013/00296

De Commissie stelt voorop dat de klacht duidelijk is gericht tegen de hierboven onder “de bestreden reclame-uiting” omschreven radiocommercial, meer in het bijzonder tegen de daarvan deel uitmakende tag-on. Voor zover de klacht moet worden opgevat in die zin dat de uiting gericht is op kinderen en dat de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC) van toepassing is, wijst de Commissie op het toepassingsgebied van de KJC: “Code voor reclame-uitingen die kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen zijn gericht”. Naar het oordeel van de Commissie is de bestreden uiting niet “kennelijk” geheel of gedeeltelijk tot kinderen gericht. In dit verband overweegt de Commissie dat, anders dan klager stelt, in de uiting niet wordt gesproken over “vriendjes”, maar over “vrienden”. Dat Frans Bauer in de uiting een gesprek voert met een kind, betekent evenmin dat de uiting, die betrekking heeft op fondsenwerving ter bestrijding van kinderkanker, “kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen is gericht”.
In de bestreden tag-on wordt de aandacht gevestigd op een app die de mogelijkheid biedt om “steentjes” te kopen ten behoeve van de bouw van het Prinses Maxima centrum en de strijd tegen kinderkanker en waarmee bovendien kan worden gevolgd hoeveel steentjes zijn gekocht door “vrienden”, waarmee wordt gedoeld op vrienden in het kader van social media als Facebook en Twitter. Noch het feit dat de luisteraar op deze mogelijkheden wordt geattendeerd, noch de wijze waarop dat gebeurt, leidt tot het oordeel dat de uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code. Het staat een ieder vrij om al dan niet aan de KiKa-actie deel te nemen en de Commissie acht het niet aannemelijk dat de uiting zal leiden tot het pesten van kinderen.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.


Het oordeel van de Commissie in 2013/00296A
De Commissie stelt voorop dat de klacht duidelijk is gericht tegen de hierboven onder “de bestreden reclame-uiting” omschreven radiocommercial, meer in het bijzonder tegen de daarvan deel uitmakende tag-on. Voor zover de klacht luidt dat de uiting gericht is op kinderen en dat artikel 12 lid 3 KJC van toepassing is, wijst de Commissie op het toepassingsgebied van de KJC: “Code voor reclame-uitingen die kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen zijn gericht”. Naar het oordeel van de Commissie is de bestreden uiting niet “kennelijk” geheel of gedeeltelijk tot kinderen gericht. In dit verband overweegt de Commissie dat, anders dan uit de klacht zou kunnen worden opgemaakt,  in de uiting niet wordt gesproken over “vriendjes”, maar over “vrienden”. Dat Frans Bauer in de uiting een gesprek voert met een kind, betekent evenmin dat de uiting, die betrekking heeft op fondsenwerving ter bestrijding van kinderkanker, “kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen is gericht”. Nu de uiting naar het oordeel van de Commissie niet kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en minderjarigen/jeugdigen zijn gericht, is de KJC, daaronder begrepen artikel 12 lid 3 KJC in dit geval niet van toepassing.
In de bestreden tag-on wordt de aandacht gevestigd op een app die de mogelijkheid biedt om “steentjes” te kopen ten behoeve van de bouw van het Prinses Maxima centrum en de strijd tegen kinderkanker en waarmee bovendien kan worden gevolgd hoeveel steentjes zijn gekocht door “vrienden”, waarmee wordt gedoeld op vrienden in het kader van social media als Facebook en Twitter. Noch het feit dat de luisteraar op deze mogelijkheden wordt geattendeerd, noch de wijze waarop dat gebeurt, leidt tot het oordeel dat de uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1800

Prejudiciële vraag aan HR: telefoonabonnement is een consumentenkrediet

Ktr. Rechtbank Den Haag 13 juni 2013, LJN CA3529 (Lindorff Purchase B.V. tegen gedaagde)
BlackBerry Bold 9780 Hands-on 021 BestBoyZPrejudiciële vraag aan de Hoge Raad ex art 392 RV of telefoonabonnementen zijn te kwalificeren als consumentenkrediet als bedoeld in de WcK, dan wel titel 2A van boek 7 BW, dan wel koop op afbetaling als in artikel 7A:1576 e.v. BW.

Gedaagde heeft in een belwinkel een overeenkomst gesloten met KPN, op of omstreeks dezelfde dag heeft gedaagde nog zes andere telefoonabonnementen in andere belwinkels afgesloten. Gedaagde (19 jaar) lijdt aan het syndroom van Albright, de moeder heeft aangifte gedaan van chantage en afpersing. Gedaagde heeft vernietiging van de overeenkomsten ingeroepen, omdat deze niet voldoen aan de Wet Consumentenkrediet (WCk).

In citaten:
2.18 Lindorff Purchase ontkent ten stelligste dat de onderhavige overeenkomst te kwalificeren zou zijn als koop op afbetaling. Zoals hierboven gesteld ziet de overeenkomst op verlening van toegang tot het mobiele telecommunicatienetwerk van KPN en niet op de koop en verkoop van een mobiel toestel. Dat [gedaagde] bij deze overeenkomst om niet een mobiel toestel ter beschikking gesteld heeft gekregen, doet hier niets aan af. Het geleverde toestel stelt [gedaagde] louter in de gelegenheid om gebruik te kunnen maken van het mobiele telecommunicatienetwerk. Indien [gedaagde] slechts een mobiel toestel had willen afnemen had zij zich kunnen wenden tot de bekende webwinkels en/of thuiswinkels, welke winkels losse toestellen ter beschikking stellen, ook op afbetaling.

4.1 De kantonrechter constateert, dat het debat tussen partijen inmiddels is toegespitst op de vraag of op de onderhavige overeenkomsten al dan niet de Wck. - zoals die ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten van toepassing was - van toepassing is, dan wel of deze overeenkomsten zijn te kwalificeren als koop op afbetaling als bedoeld in artikel 7A: 1576 e.v. BW.

4.4 [gedaagde] is voorts van mening dat het antwoord op de kwalificatievraag van belang is voor de beslechting van talrijke andere uit soortgelijke feiten voortvloeiende geschillen, waarin dezelfde vraag zich voordoet. [gedaagde] heeft de kantonrechter verzocht om ingevolge artikel 392 Rv. een rechtsvraag te stellen aan de Hoge Raad betreffende de kwalificatie van de mobiele telefoonabonnementen, waarbij tegen betaling in termijnen een mobiele telefoon wordt verstrekt.

4.5 [gedaagde] legt aan dat verzoek onder meer het volgende ten grondslag.

Momenteel staat de gemachtigde van [gedaagde] ongeveer 125 jongeren bij die een geschil hebben met de telecomproviders (KPN, Hi, Tele2, Telfort, Vodafone, T-Mobile). Vroeg of laat worden deze cliënten door de telecomproviders of hun rechtsopvolgers gedagvaard voor de verschillende rechtbanken in Nederland. In vrijwel alle procedures zal de kwalificatievraag centraal staan. Het gaat in potentie om 750 rechtszaken bij rechtbanken verspreid over heel Nederland. Iedere maand komen er meer zaken bij. Als de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de kwalificatievraag, dan zal er - ongeacht de uitkomst - voor alle betrokken partijen geen aanleiding meer bestaan om hierover nog langer te procederen. Partijen zullen het geschil over schulden aan telecomproviders eerder regelen buiten de rechtbank om. Het positieve gevolg is rechtszekerheid, minder belasting van het rechtsapparaat en (mogelijk) een betere informatievoorziening aan de consument die een telefoonabonnement afsluit.

Ook [gedaagde] heeft belang bij het verzoek ex 392 Rv. Er staan nog verschillende abonnementen op haar naam waarover de rechter zich niet heeft uitgesproken. Zij heeft er geen belang bij om voor ieder abonnement opnieuw gedagvaard te worden. Een antwoord op de kwalificatievraag geeft niet alleen haar, maar ook de incassobureaus die wat van haar te vorderen menen te hebben, meer duidelijkheid over haar positie.

4.6 Lindorff Purchase heeft ter zake opgemerkt, dat de gemachtigde van [gedaagde] de enige is die de onderhavige rechtsvraag bij herhaling naar voren brengt. De gemachtigde van [gedaagde] behandelt geen "talloze" telefoonzaken.

4.11 De kantonrechter is al met al van oordeel dat de hier bedoelde vraag ex artikel 392 Rv. ter beantwoording aan de Hoge Raad dient te worden voorgelegd. Het betreft de vraag of telefoonabonnementen, waarbij een ("gratis") telefoon aan de consument ter beschikking wordt gesteld, zijn te kwalificeren als een consumentenkrediet als bedoeld in de Wck. (tot 25 mei 2011) dan wel als bedoeld in titel 2A van boek 7 BW (vanaf 25 mei 2011), ofwel dat dergelijke overeenkomsten zijn te kwalificeren als koop op afbetaling als bedoeld in artikel 7A: 1576 e.v. BW. Daarbij merkt de kantonrechter op dat kennelijk in veel zaken onduidelijk is of en zo ja welk bedrag voor de "gratis" telefoon in rekening wordt gebracht in de maandelijks te betalen termijnen. Zo is in het onderhavige abonnement voor telefoonnummer [mobiel] niet vermeld welke kosten daarvoor eventueel in rekening worden gebracht. Voor het andere abonnement, waarvoor geen schriftelijk contract voorhanden is, geldt dat evenzo.

RB 1798

Proefsachet probiotica

RCC 30 mei 2013, dossiernr. 2013/00309 (Service Apotheek)
Ongewenste reclame. Voedingssuplement. Gezondheidclaim. Kenmerken product. Het betreft een reclame-uiting voor het product Service Apotheek Bifido Lacto Complex, bestaande uit een brochure over probiotica en een kaart met daarop een proefsachet van genoemd product, die tezamen in een door de apotheek aan klager verstrekt medicijnzakje zaten.

De klacht - Klager maakt in de eerste plaats bezwaar tegen de ontvangst van ongevraagde en ongewenste reclame in het medicijnzakje van de apotheek. Voorts voert klager aan dat Service Apotheek aldus reclame maakt voor een product dat in de vrije verkoop is, waarvan het positieve effect niet wetenschappelijk is onderbouwd maar waarvan wel ernstige complicaties, zelfs overlijden, zijn beschreven. Deze reclame is in strijd met de van een apotheker te verwachten deskundigheid, onafhankelijkheid en betrouwbaarheid op het gebied van medicatiebewaking.

Het oordeel van de Commissie
 1) Hoewel in de brochure met als kop “Probiotica” geen specifiek product wordt genoemd, is deze brochure samen met een proefsachet van het voedingssupplement “Service Apotheek Bifido Lacto Complex” aan klager aangeboden, zodat de inhoud van de brochure onlosmakelijk met dit product van Service Apotheek verbonden is. Aldus vormen de brochure en het proefsachet een reclame-uiting voor “Service Apotheek Bifido Lacto Complex”.
2) De NRC bevat geen algemeen verbod op het ongevraagd aanbieden van een proefverpakking van een voedingsmiddel met een algemene beschrijving van de werking daarvan in een medicijnzakje. Voor zover de klacht is gericht tegen de wijze waarop de onderhavige reclame klager heeft bereikt, wordt de klacht daarom afgewezen.

3) Inhoudelijk acht de Commissie de reclame-uiting echter wel in strijd met de NRC. Zij overweegt daartoe het volgende.
4) “Service Apotheek Bifido Lacto Complex” is een voedingssupplement. Ingevolge artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet is het verboden eet- en drinkwaar aan te prijzen met gebruikmaking van vermeldingen of voorstellingen, die aan de waar eigenschappen toeschrijven inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziek­te van de mens, of die toespelingen maken op zodanige eigenschappen. In de brochure staat, op de pagina met de aanhef “Het belang van probiotica”, onder meer het volgende: “Met de toename in de hoeveelheid chronische ziekten, neemt ook het belang van probiotica toe” en “Naast het verschil in activiteit van de verschillende stammen, verschillen ziektebeelden ook sterk van elkaar. Zo hebben allergieën voornamelijk bacteriën nodig die actief zijn op het derde niveau om het overactieve immuunsysteem te onderdrukken. Reizigersdiarree heeft daarentegen bacteriën nodig die voornamelijk actief zijn op het eerste niveau. Op het eerste niveau gaan probiotische stammen de bacterie die de diarree veroorzaakt te lijf.” en “Omdat een multispecies probioticum actief is op alle niveaus in de darm, kan een multispecies preparaat ook worden ingezet op verstoringen in de darm die zich afspelen op alle niveaus.” De hiervoor genoemde mede­delingen dienen naar het oordeel van de Commissie te worden aangemerkt als verboden claims in de zin van artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet. De uiting is daarom in strijd met artikel 2 NRC, waarin is bepaald dat reclame in overeenstemming dient te zijn met de wet.
5) Voorts dienen naar het oordeel van de Commissie verschillende mededelingen in de brochure te worden aangemerkt als gezondheidsclaims in de zin van artikel 2 lid 5 van de EG Verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims (hierna: de Claimsverordening). Dit is (bijvoorbeeld) het geval bij de mededelingen dat “ter aanvulling van een tekort aan ‘goede’ darmbacteriën een hooggedoseerd probioticum kan worden gebruikt om de darmflora weer op orde te krijgen” en “een aanvulling met een probioticum zorgt dat zowel het aantal als de kwaliteit van de darmbacteriën wordt verhoogd.” Voorts wordt gesteld “Een goede darmflora is dus van essentieel belang voor een goede gezondheid. Probiotica spelen daarbij een grote rol” en “Een multispecies probioticum kan dan ook voor een breed scala aan darmgerelateerde gezondheidsindicaties worden ingezet.” In Verordening (EU) Nr. 432/2012 van 16 mei 2012, die op 14 december 2012 van toepassing is geworden, is opgesomd welke gezondheidsclaims voor levensmiddelen toelaatbaar zijn. Met betrekking tot probiotica blijken op de lijst geen toegelaten gezondheidsclaims voor te komen. Hieruit volgt dat de reclame-uiting, waarin gezondheidseffecten van probiotica in het algemeen en het voedingssupplement “Service Apotheek Bifido Lacto Complex” in het bijzonder worden geclaimd, in strijd is met artikel 10 lid 1 van de Claimsverordening en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC. Dit houdt tevens in dat sprake is van strijd met artikel 3 lid 1 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV).
6) Nu de bestreden uiting reeds op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in strijd met de NRC en de RVV wordt geacht, komt de Commissie aan de beoordeling van (een voldoende onderbouwing van) de werking van het aangeprezen product niet toe.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC en artikel 3 lid 1 RVV. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 1797

“Rentevrije 50/50 deal” onvoldoende duidelijk

RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00361 (50/50 deal)
Misleidend. Prijsvermelding. Onvoldoende duidelijk. Het betreft een banner op klagers Yahoo webmail waarin onder de aanhef “De nieuwe  Skoda Citigo” deze Skoda wordt aangeprezen “vanaf € 3.995,-“, met de mededeling “Rentevrije 50/50 deal”. De klacht - Als men doorklikt naar de Skoda-website blijkt deze auto voor een bedrag “vanaf € 7.990,-“ verkrijgbaar te zijn. Misschien heeft het ermee te maken dat in de uiting gesproken wordt van een “50/50 deal”. Nu de auto niet voor een bedrag vanaf € 3.995,- verkrijgbaar is, acht klager de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Uit de reclame-uiting blijkt niet dan wel onvoldoende duidelijk wat de prijs van de Skoda Citigo is. De vermelding “Vanaf 3.995,-“ zal immers door de consument zo worden uitgelegd dat de totaalprijs van de auto minimaal € 3.995,- bedraagt. Dit blijkt niet het geval te zijn. Het bedrag “vanaf € 3.995,-“ is maar de helft van de prijs. Dat wordt niet duidelijk gemaakt door de enkele woorden “Rentevrije 50/50 deal”. Niet is vermeld of de genoemde prijs “vanaf € 3.995-” het bedrag is waarop de 50/50 deal nog kan worden toegepast of dat dit reeds 50% is van het bedrag waarvoor de Skoda verkrijgbaar is.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1796

Netto bijtelling: € 184,- te absoluut

RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00358 (netto bijtelling)
Misleidend. Te absoluut. Het betreft de radioreclame waarin de Peugeot 508 Hybride 4 wordt aangeprezen en waarin onder meer wordt gezegd: “verbruik: zuinig, 14% bijtelling: ook zuinig. Netto bijtelling: € 184,- Meer weten? Ga naar peugeot.nl”. De klacht - Ten onrechte wordt gesproken over “netto bijtelling”. Er bestaat slechts bijtelling van een bepaald percentage van de prijs van een auto bij het inkomen. Het nettobedrag is afhankelijk van wat men verdient.

Het oordeel van de Commissie
Adverteerder heeft erkend dat het bedrag van de netto bijtelling afhankelijk is van de prijs van de auto en het inkomen van degene die de auto koopt. De mededeling “netto bijtelling: € 184,-“ is derhalve te absoluut en daardoor misleidend. Adverteerder stelt zich op het standpunt dat de klacht ongegrond is, omdat de uiting niet kan worden gezien als een uitnodiging tot aankoop. Het feit dat een reclame-uiting niet als een uitnodiging tot aankoop kan worden gezien, betekent niet dat de informatie die wel in de reclame-uiting wordt verstrekt, niet juist zou hoeven zijn.

De beslissing van de Commissie
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1795

Groter voordeel gesuggereerd dan waarvan werkelijk sprake is

Vz. RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00269 (geen 35% korting)
Samsung GT-P7100 Galaxy Tab 10.1v Unboxing 001 BestBoyZMisleidend. Prijsvermelding. Onjuiste informatie. Aanbeveling Klagers bezwaar betreft een huis-aan-huis verspreide folder waarin een Samsung Galaxy Tab 2 10.1 wordt aangeboden met de mededeling “35% korting, incl. € 50,- cashback”, “Normaal: € 409,-, nu: € 265”. De klacht - De normale prijs is nooit € 409,- geweest, maar was rond de € 320,- en nu wordt deze tablet zelfs aangeboden voor € 270,-. Er is dus geen sprake van 35% korting, maar alleen van een voordeel van € 50,-. Gelet hierop is de uiting misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
Adverteerder stelt dat de in de advertentie als “normaal” aangeduide prijs van € 409,- de adviesprijs is, maar dit staat niet in de advertentie. Daar wordt deze adviesprijs de normale prijs genoemd, terwijl het woord “normaal” erop duidt dat dit de prijs is waarvoor deze Samsung tablet doorgaans door adverteerder wordt aangeboden als er geen actie is met betrekking tot dit product. Naar klager onweersproken heeft gesteld, wordt deze tablet door adverteerder “normaal” aangeboden voor een bedrag van “rond de € 320,-”
Door bij de berekening van het voordeel uit te gaan van de hogere en in de praktijk zelden gehanteerde adviesprijs, wordt een groter voordeel gesuggereerd dan waarvan in werkelijkheid sprake is.     

De beslissing
Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.