RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 1498

Staatsloterij: trekking alleen uit verkochte loten

Vzr. (afwijzing) RCC 28 augustus 2012, dossiernr. 2012/00739 (Staatsloterij trekking verkochte loten)

Klager acht de mededeling "wij trekken alleen uit verkochte loten" onjuist, omdat dat de Jackpot niet bij iedere trekking valt.

Voorzitter: Onderscheid dient te worden gemaakt tussen het vallen van de Jackpot en de aanwijzing van de winnende lotnummercombinatie. De Jackpot valt niet bij iedere trekking, maar alleen indien voorafgaand aan de trekking het symbool is getrokken dat bepaalt dat de Jackpot valt. Wordt dit symbool niet getrokken dan valt bij deze trekking geen Jackpot. Vervolgens wordt de winnende lotnummercombinatie uitsluitend uit de verkochte lotnummers getrokken.

Uit't verweer: Van een consument die meespeelt mag verwacht worden dat hij zich in de spelregels heeft verdiept.

Het winnende lot wordt, zoals gesteld in de uiting, alleen uit de verkochte loten getrokken. Eerst wordt echter bepaald of bij een trekking de Jackpot valt. Dit gebeurt  door een trekking uit 7 symbolen,  zodat de valkans 1 op 7 is. Valt de Jackpot niet, dan wordt het getrokken symboool niet meegenomen naar de eerstvolgende trekking, zodat de valkans van de Jackpot met 1 wordt verhoogd, dat wil zeggen dat de kans dat de Jackpot valt dan 1 op 6 is. In de uiting wordt niet gezegd dat de Jackpot bij iedere trekking valt. Wanneer is bepaald dat de Jackpot valt, wordt die ook alleen uit de verkochte loten getrokken. Voor de gemiddelde consument is duidelijk dat een Jackpot niet bij iedere trekking valt.
Van een consument die meespeelt mag verwacht worden dat hij zich in de spelregels heeft verdiept. Als klager de op adverteerders website staande Deelnemersreglement zou hebben gelezen, zou bij hem geen onjuist beeld zijn ontstaan. Hij had dan kunnen zien dat de Jackpot niet bij ieder trekking valt. Wie zich niet voldoende heeft geïnformeerd, kan zich niet met succes op misleiding beroepen. 


Gelet op het vorenstaande acht de voorzitter de mededeling “Wij trekken alleen uit verkochte loten” niet is strijd met de Nederlandse Reclame Code .

RB 1497

Per deelnameformulier en niet per speler

Conclusie A-G HvJ EU 20 september 2012, gevoegde zaken C-186/11 en  C-209/11 (Stanleybet c.s. tegen Ypourgos Oikonomias kai Oikonomikon)

In kernwoorden: Artikel 49 en 56 EU-Verdrag. Is een nationale regeling waarbij, met het doel het aanbod van kansspelen te beperken, het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen wordt verleend aan een enkele onderneming, die de vorm heeft van een ter beurze genoteerde naamloze vennootschap, verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG, wanneer deze onderneming bovendien reclame maakt voor de door haar georganiseerde kansspelen, haar activiteiten uitbreidt naar het buitenland, de spelers onbelemmerd deelnemen en de maximaal toegestane inzet en winst zijn bepaald per deelnameformulier en niet per speler?

For the reasons given above, I propose that the questions referred by the Symvoulio tis Epikrateias (Greece) should be answered as follows:

–        Articles 49 and 56 TFEU must be interpreted as meaning that national legislation which grants the exclusive right to run, manage, organise and operate games of chance to a single undertaking which has the form of a public limited company and is listed on the stock exchange may be justified to the extent that that legislation actually pursues the objective of restricting the supply of games of chance or the objective of combating criminality related to gambling by channelling players into controlled systems and that it genuinely reflects a concern to attain those objectives in a consistent and systematic manner. It is for the national court to determine which of those objectives is in fact pursued by the national legislation at issue and whether that legislation genuinely meets the concern to attain that objective in a consistent and systematic manner. More particularly, in so far as the national court holds that the relevant objective of the national legislation at issue is that of restricting the supply of games of chance in Greece, that court cannot conclude that that legislation genuinely reflects a concern to attain that objective in a consistent and systematic manner if it finds that the holder of the monopoly actually pursues an expansionist policy and that the exclusive right granted to it results in an increase in the supply of games of chance rather than in a reduction. By contrast, in so far as the national court identifies the combating of criminality related to gambling by channelling players into authorised and regulated circuits as being the sole objective pursued by the national legislation at issue, a policy of expansion by the holder of the monopoly, characterised, inter alia, by the expansion of the supply of games of chance and by the advertising of those games, can only be considered as consistent to the extent that there is actually a problem of criminal and fraudulent activities on a significant scale linked to gambling in Greece which could be dealt with by the expansion of authorised and regulated activities. Moreover, the expansion of the supply of games of chance and the advertising of those games must, firstly, remain measured and strictly limited to what is necessary in order to channel consumers towards controlled gaming networks and, secondly, the supply of games of chance by the holder of the monopoly must be subject to strict control by the public authorities;

–        to the extent that, according to the findings of the national court, the national legislation at issue granting the exclusive right to run, manage, organise and operate games of chance is incompatible with Articles 49 and 56 TFEU, because it does not contribute to limiting betting activities or to channelling players into controlled systems in a systematic and consistent manner, that legislation cannot continue to apply during a transitional period.

Vragen

Is een nationale regeling waarbij, met het doel het aanbod van kansspelen te beperken, het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen wordt verleend aan een enkele onderneming, die de vorm heeft van een ter beurze genoteerde naamloze vennootschap, verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG, wanneer deze onderneming bovendien reclame maakt voor de door haar georganiseerde kansspelen, haar activiteiten uitbreidt naar het buitenland, de spelers onbelemmerd deelnemen en de maximaal toegestane inzet en winst zijn bepaald per deelnameformulier en niet per speler?

Zo neen, is een nationale regeling die als zodanig gericht is op de bestrijding van criminaliteit door de uitoefening van controle op de in de betrokken sector actieve ondernemingen om te verzekeren dat de betrokken activiteiten enkel worden uitgeoefend binnen aan deze controle onderworpen circuits, en daartoe het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen verleent aan een enkele onderneming, ook dan verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG wanneer deze verlening een ongebreidelde uitbreiding van het aanbod daarvan tot gevolg heeft? Of dient, teneinde de betrokken beperking als ter verwezenlijking van het doel van bestrijding van de criminaliteit geschikt te kunnen beschouwen, de uitbreiding van het aanbod in ieder geval gecontroleerd te zijn, zodat zij binnen de grenzen blijft van hetgeen ter bereiking van dat doel noodzakelijk is? Indien de uitbreiding van het aanbod hoe dan ook gecontroleerd dient te worden, kan dan van een gecontroleerde uitbreiding worden gesproken wanneer een uitsluitend recht in de betrokken sector wordt verleend aan een lichaam met de in de eerste prejudiciële vraag vermelde kenmerken? En tenslotte, indien de verlening van genoemd uitsluitend recht geacht wordt te leiden tot een gecontroleerde uitbreiding van het kansspelaanbod, gaat de verlening ervan aan een enkele onderneming dan verder dan noodzakelijk is, in die zin dat hetzelfde doel eveneens op vruchtbare wijze kan worden gediend door de verlening van dat recht aan meer dan één onderneming?

Indien het antwoord op de twee voorgaande prejudiciële vragen zou luiden dat de onderhavige litigieuze nationale bepalingen inzake de verlening van een uitsluitend recht op de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen niet verenigbaar is met de artikelen 43 en 49 EG: a) is het dan in het licht van de genoemde bepalingen van het Verdrag aanvaardbaar dat de nationale autoriteiten gedurende een overgangsperiode die noodzakelijk is om met het Verdrag verenigbare regels vast te stellen, niet beslissen op aanvragen voor de uitoefening van de activiteiten in kwestie die worden ingediend door rechtmatig in andere lidstaten gevestigde personen? b) Zo ja, op grond van welke criteria wordt dan de duur van deze overgangsperiode vastgesteld? c) Indien geen overgangsperiode is toegestaan, op grond van welke criteria moeten de desbetreffende aanvragen dan door de nationale autoriteiten worden beoordeeld?

 

RB 1496

Recensie: Bescherming tegen ambush marketing

M. Arnoldus, Bescherming tegen ambush marketing, Amsterdam: deLex 2012.

Met recensie van Hanneke van Lith, UvA Master Informatierecht.

Van de hand van Merel Arnoldus is onlangs bij deLex het boekje ‘Bescherming tegen Ambush Marketing’ verschenen.

In dit boek(je, het telt 88 pagina’s) wordt een zoektocht uiteen gezet naar het antwoord op de vraag of de Nederlandse wet- en regelgeving op het moment van schrijven voldoende bescherming biedt tegen ambush marketing in overeenstemming met de door de organisatoren van sportevenementen gestelde eisen.

Aan de hand van summiere zogenoemde ‘vaderlandse’ rechtspraak op het gebied van ambush marketing wordt deze vraag onderzocht. Er wordt een vergelijking gemaakt met andere gastlanden van sportevenementen en hoe zij omgaan met het bieden van bescherming tegen ambush marketing. Op een heldere wijze zet Arnoldus uiteen wat ambush marketing inhoudt en welke vormen het kan aannemen, waarbij zij leuke voorbeelden uit de praktijk gebruikt. Ook wordt de rol van sociale media aangehaald en is een bespreking van de huidige juridische situatie in Nederland van belang. In het laatste hoofdstuk trekt zij de conclusie of Nederland, met de huidige stand van zaken, klaar is om adequate bescherming te bieden tegen ambush marketing.

Hot Topic
Ambush marketing is op het moment weer een hot-topic gezien het (voor Nederland ietwat vervroegd geëindigd) EK voetbal en de huidige Olympische Spelen in Londen. Deze vorm van marketing is een terugkerend fenomeen bij grote sportevenementen: 'niet-sponsoren die via een marketingstrategie zich verbinden aan een (groot) sportevenement'. Zie bijvoorbeeld het incident rondom de Bavaria-jurkjes tijdens het WK voetbal 2010. Nederland heeft de ambitie om organisator van de Olympische Spelen in 2028 te zijn. Dit duurt nog een hele tijd, maar of dit mogelijk is, gezien de juridische situatie in onze Lage Landen, wordt duidelijk na het lezen van deze scriptie.

Korte bibliografie auteur
Merel Arnoldus heeft haar bachelor Rechtsgeleerdheid behaald aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, gevolgd door een master Ondernemingsrecht aan de Universiteit van Leiden. Na het behalen van haar masterbul en een reis door Zuidoost-Azië is zij zich verder gaan verbreden in het onderwerp ambush marketing. Dit heeft geresulteerd in een interessante, heldere scriptie.

Inzicht van de lezer
Het boek leest makkelijk weg en door de uiteenzetting van de verschillende intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot ambush marketing stuit men op leuke voorbeelden uit de ambush-praktijk. Door het bespreken van de eisen die worden gesteld aan een groot sportevenement als het WK Voetbal door de FIFA, wordt al snel duidelijk dat het een ingewikkelde machtstrijd is tussen organisatoren en degene die aan ambush marketing doen. Voor velen was het oppakken van de ‘Bavaria-meisjes’ te overdreven, maar voor degene die een groot evenement als het WK Voetbal in goede banen moet leiden is ambush marketing een doorn in het oog. Al met al een erg interessant onderwerp en een leuke scriptie.

Het boekje is zeer geschikt voor iedereen die een ‘overview’ van de regels omtrent ambush marketing wil verkrijgen.
Bestel uw exemplaar voor € 20,00 (incl. btw, excl. Verzendkosten) hier, ook inbegrepen in het Praktijkgebied IE. Het is te prijzen dat deLex publicaties van scripties mogelijk maakt voor jonge alumni.

RB 1494

Geen dieet, geen oefeningen, toch afvallen

RCC 21 augustus 2012, dossiernr. 2012/00700 (Sweet & Slim)

Weight issues“De mooie reclamebelofte over product Sweet & Slim houdt door gebrek aan feiten geen stand.”. Preventief KAG-advies niet ingewonnen, strijd met CAG, Warenwet, Geneesmiddelenwet. Misleidende reclame, bewijslast verdeling bij de adverteerder voor een geclaimde uiting; in strijd met art. 7 Nederlandse Reclame Code (hierna: NRC).

Voor het afslankproduct “Sweet & Slim” worden er uitingen in een huis-aan-huis folder gedaan over de speciale werking van het product om af te vallen zonder hiervoor een dieet te volgen en er oefeningen voor te doen. Het gaat hier om de volgende uiting:

 “Sweet & Slim is speciaal ontwikkeld voor het bestrijden van zwaarlijvigheid, en het is zo’n krachtig werkend middel, dat ik het alleen kan voorschrijven in de allerkleinste hoeveelheden. U hoeft Geen Dieet te Volgen en U Hoeft Geen Oefeningen te Doen (…)”.

Klager heeft het product besteld. In de folder staat dat men geen dieet hoeft te volgen en uitsluitend de pillen dient te slikken om af te vallen. In de verpakking van het product zit echter een gebruiksaanwijzing waarin ook dieet-tips staan. Klager is van mening dat hij, wanneer hij een dieet volgt, geen pillen hoeft in te nemen.

De uiting is niet aan de KAG ter preventieve toetsing voorgelegd. Zou dat wel zijn gebeurd zouden er strijd met artikel 10 Code Aanprijzing Gezondheidsproducten (cfrm. 19 / 20 Warenwet) zijn. En daarbij strijd met 6 CAG en 84 Geneesmiddelenwet: -       “(…)zorgt ook voor het verlagen van uw cholesterol en het vermindert ook het risico op een hartaandoening en andere organische aandoeningen”.

Voorts acht de Keuringsraad de volgende claims onaannemelijk en misleidend, en derhalve in strijd met de artikelen 7 en 35 CAG:

- “(…) gemakkelijk 15 kilo kwijtraakten in de proefperiode van 10 dagen, zonder diëten, oefeningen of een operatie”,
- “iedere proefpersoon raakte 15 kilo kwijt in 10 dagen en 0,2% van de proefpersonen viel zoveel af dat ze moesten stoppen” en
- “in dit geval is lichaamsbeweging niet noodzakelijk als hulp bij het afvallen”.

Tot slot: Adverteerder garandeert de werking van het product zoals die eveneens is verwoord in de advertentie. Het enkele innemen van de zoetstofkorrels conform de gebruiksaanwijzing leidt tot de beoogde gewichtsafname. Hoewel het volgen van een dieet derhalve niet noodzakelijk is om het beloofde resultaat te bereiken, heeft adverteerder algemene dieettips bij de verzending van zijn product ingesloten. Het is algemeen bekend dat een gezonde en evenwichtige voeding bijdraagt aan een gezonde levensstijl en er eerder toe zal bijdragen dat de beoogde resultaten behouden kunnen worden, terwijl het voedingspatroon evenwichtig blijft.

Commissie:

In de uiting wordt op verschillende plaatsen, al dan niet nadrukkelijk, meegedeeld dat het product, zonder dat men een dieet hoeft te volgen en zonder oefeningen te doen, ervoor zorgt dat men ‘flink wat overgewicht’ kwijt raakt.

Zo wordt onder meer meegedeeld: “Sweet  Slim is speciaal ontwikkeld voor het bestrijden van zwaarlijvigheid, en het is zo’n krachtig werkend middel, dat ik het alleen kan voorschrijven in de allerkleinste hoeveelheden. U hoeft Geen Dieet te Volgen en U Hoeft Geen Oefeningen te Doen (…)”. Om in 10 dagen 15 kilo af te vallen, is, volgens de uiting, “alles wat u hoeft te doen”, ‘s ochtends, ’s middags en ’s avonds “één Sweet & Slim korrel” in te nemen.

Gelet op de klacht, waarin deze werking wordt betwist, lag het op de weg van adverteerder om de werking van het product aannemelijk te maken. Adverteerder heeft echter geen stukken overgelegd ter onderbouwing van de door haar geclaimde werking.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
 

 

RB 1493

Afmelden voor ongewenste reclame per postbusnummer

RCC 21 augustus 2012, dossiernr. 2012/00592 (NCRV Down Town Abbey)

Ongewenste reclame, opt-in/ opt-out beleid, vermelden van persoonsgegevens op internet voor marketing doeleinde, recht op verweer.  Artikelen 1.1, 1.2 a, 4 en 5 Code Reclame via de e-mail 2012.

Het betreft een uiting op de website van de NCRV, waarop persoonlijke gegevens dienen te worden ingevuld door een prijsvraagdeelnemer onder vermelding van "De NCRV legt gegevens vast ter uitvoering van bovenstaande verzoek en om bestaande gegevens te verrijken en actualiseren. Ook kunnen we deze gegevens gebruiken om u te informeren over ons en onze producten. Als u op deze informatie geen prijs stelt, dan kunt u zich schriftelijk melden bij de NCRV, afd. relatiemarketing, Postbus 25000, 1202 HB Hilversum"

In het kader van de bewuste prijsvraag worden klagers gegevens gebruikt voor marketing, tenzij klager een brief stuurt naar een “niet-antwoordnummer adres”. Aldus  wordt in de uiting een hoge drempel opgeworpen om van ongewenste reclame af te komen. Volgens klager mag dit niet meer sinds de nieuwe Code e-mail. Zijns inziens had op de webpagina de mogelijkheid moeten worden geboden om aan te vinken of men wel of niet wil dat zijn gegevens worden gebruikt voor marketingdoeleinden.

Commissie wijst de klacht af: omdat het geen reclame via email betreft. Het opgeven van een postbusnummer in plaats van een (gratis aan te verzenden) antwoordnummer, is geen overtreding van de NRC.

De Commissie:
deelt de opvatting van adverteerder dat de bestreden uiting geen reclame via e-mail betreft en dat de Code reclame via e-mail 2012 (hierna: Code e-mail) op grond van het toepassingsgebied daarvan, niet van toepassing is; artikel 1.1 Code e-mail luidt: “Deze Code is van toepassing op het toezenden van ongevraagde reclame via e-mail”.

Overigens staat het adverteerder op zichzelf vrij om aan deelname aan de onderhavige prijsvraag de voorwaarde te verbinden dat adverteerder de deelnemer vervolgens per e-mail kan benaderen. Dat een postbusnummer en geen antwoordnummer is vermeld, om adverteerder te berichten in geval men geen prijs stelt op informatie “over ons en onze producten”, betekent niet dat de Nederlandse Reclame Code is overtreden.  

RB 1491

Nieuwe Checks!

Uit de RCC-nieuwsbrief: Graag maak ik u erop attent dat er op onze Check SRC site de afgelopen maanden 4 nieuwe Checks zijn toegevoegd. De Check Telemarketing, Check Voedingsclaims, Check Reisaanbiedingen en Check Personenauto’s. Op Check! SRC kunt u lezen wat de checks precies inhouden en tevens de andere checks raadplegen.

Wat vindt u?
SRC is bezig om de Check! SRC site meer onder de aandacht te brengen. Met deze site willen we adverteerders al in het beginstadium van het maken van reclame bijstaan met advies over hoe verantwoord reclame te maken en waar men zoal aan moet denken. We nodigen u uit een kijkje te nemen op de site Check! SRC en ons te laten weten wat u er van vindt. Daarnaast komen we graag in contact met reclamemakers die ons willen helpen onze site te optimaliseren door als ‘testgebruiker’ onze site kritisch te bekijken zodat we u in de toekomst nog beter van dienst kunnen zijn. U kunt ons dit laten weten door een email te sturen naar communicatie@reclamecode.nl.

RB 1490

Smakeloos - hoer

Uit de RCC-nieuwsbrief: RCC 28 juni 2012, dossiernr. 2012/00513 (theaterproductie hoer)

Als een reclame smakeloos wordt bevonden, hebben we het over de subjectieve normen waar een reclame aan getoetst wordt, maar wat houden deze normen in? De Reclame Code Commissie deed hier recent uitspraak over in een zaak waarin een poster met de naam ´Hoer´ in abri´s verscheen.

Lees hier de volledige uitspraak.

RB 1489

Nieuwe beleidsregels reclame en sponsoring CvdM in werking

Een bijdrage van Machteld Robinchon, SOLV.

De Beleidsregels sponsoring commerciële media-instellingen 2012 en de Beleidsregels reclame commerciële media-instellingen 2012 opgesteld door het Commissariaat voor de Media zijn deze maand in werking getreden. Deze regels zijn eerder jaar dit jaar geconsulteerd. De beleidsregels zijn niet alleen van belang voor commerciële omroepen, maar gelden ook voor aanbieders van door de Mediawet 2008 gereguleerde videodiensten (video on demand).

Goed nieuws voor de radiozenders, bij de sponsorvermelding mag voortaan ook het audiologo van de sponsor worden gebruikt.

De Beleidsregels sponsoring bepalen in samenhang met de Regeling productplaatsing het speelveld voor externe financiering in de vorm van een financiële of andere bijdrage door bedrijven. Voor productplaatsing geldt een strikter regime dan voor sponsoring. Voor marktpartijen is het dus van belang om te weten in welk geval een bijdrage kwalificeert als sponsoring of als productplaatsing. Helaas is de Regeling productplaatsing – die wel is geconsulteerd – nog niet beschikbaar. Deze moet eerst nog door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden goedgekeurd.

De Beleidsregels reclame zijn op onderdelen verruimd ten opzichte van het concept. Zo mag splitscreen reclame maximaal tweederde van het totaal beschikbare beeld innemen in plaats van de eerder voorgestelde limiet van vijftig procent. Het verbod op afzonderlijke reclamespots geldt als voorheen niet voor programma’s bestaand uit het verslag of de weergave van sportevenementen. In andere programma’s kunnen afzonderlijke spots bij uitzondering worden opgenomen en moet het aantal volgens de toelichting beperkt blijven tot maximaal twee per uur. De toelichting biedt marktpartijen meer ruimte dan voorheen het geval leek.

Lees ook op de SOLV-blog.

RB 1487

VSM vakantieproducten onwerkbare smeersels?

RCC 9 augustus 2012, dossier 2012/00652 (VSM Vakantie producten)

Het betreft een advertentie met de aanhef “VSM vakantieproducten” in Allerhande nummer 7, 2012. Daarin worden de producten Kaloba, Prrrikweg!, Calendulan en Arniflor aangeprezen. Van deze homeopatische geneesmiddelen wordt een werking geclaimd, die niet is aangetoond. In werkelijkheid gaat het om onwerkbare smeersels of druppeltjes. De klacht wordt afgewezen, zie het dictum hieronder.

De KOAG/KAG heeft nog aan de Commissie meegedeeld dat de uiting, indien deze aan de raad was voorgelegd, niet van een toelating had kunnen worden voorzien, omdat bij Kaloba de werkzame stof niet wordt genoemd. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel van de Commissie, omdat de klacht geen betrekking heeft op dit punt.

1. Vorenbedoelde werkingen komen deels dan wel geheel overeen met claims ten aanzien van die producten, die voorkomen in de bij het verweer overgelegde “Tekst brochure VSM Zelfzorgassortiment februari 2011”, welke tekst (na doorvoering van een aantal hier niet relevante opmerkingen van de KOAG/KAG) is voorzien van een toelatingsnummer van de KOAG/KAG.

2. De bewuste claims komen deels dan wel geheel overeen met de bij het verweer overgelegde zogenaamde SPC’s (Summary of Product Characteristics), volgens het verweer “documenten zoals bekend bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen”.

3. Blijkens de door de KOAG/KAG aan de Commissie verstrekte informatie is de thans bestreden uiting niet aan de KOAG/KAG voorgelegd, maar zou de KOAG/KAG de gehanteerde claims niet afwijzen.

4. In de bestreden reclame-uiting is overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 9.3 en 9.4 CPG vermeld dat het om homeopatische geneesmiddelen gaat respectievelijk (bij Kaloba) dat het gaat om een traditioneel kruidenmiddel en dat de toepassing uitsluitend is gebaseerd op langdurige gebruikservaring.
 
Gegeven bovenstaande vaststellingen kan niet worden geoordeeld dat de uiting geen objectieve voorstelling van zaken geeft en/of misleidend is als bedoeld in artikel 10 CPG.
 
De KOAG/KAG heeft nog aan de Commissie meegedeeld dat de uiting, indien deze aan de raad was voorgelegd, niet van een toelating had kunnen worden voorzien, omdat bij Kaloba de werkzame stof niet wordt genoemd. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel van de Commissie, omdat de klacht geen betrekking heeft op dit punt.