RB

Diensten  

RB 2627

Toeslag van 27,50 voor voucher 'gratis overnachting' misleidend

RCC 21 december 2015, RB 2627; Dossiernr: 2015/01136 (Planeteo Voucher)
Misleiding. Toerisme. Uiting: Het betreft een aan klager gerichte e-mail. Daarin staat onder meer:
“met plezier delen we u mede dat uw e-mailadres geselecteerd is in het kader van 6de Editie van het Onderzoek naar het Ecologische Bewustzijn van Europeanen. (….).

Wij vragen u om enkele minuten te vinden om onze enquête in te vullen en enkele vragen eerlijk te beantwoorden. (…).

Voor uw deelname aan het onderzoek hebben de sponsoren van ons onderzoek voor u een Voucher voor gratis overnachtingen voorbereid:”. Hieronder is een voucher afgebeeld.

Onder de voucher staat onder meer:
“IK DOE MEE
Hoe kan ik mijn voucher in ontvangst nemen en inwisselen?
Nadat u de enquête heeft ingevuld, moet u het ontvangstformulier nog invullen”.
Verderop in de e-mail staat: “Wij nodigen uit om deel te nemen. Klik a.u.b. hier.”

Onderaan de e-mail staat in relatief kleine letters:
“Voor de voorbereiding en bezorging van de voucher per post naar het opgegeven adres moet een emissietoeslag betaald worden (27,50 €). De enige kost van het verblijf met de cheque in een hotel zijn de verplichte maaltijdkosten die betaald worden na aankomst in het hotel”.

Bij de klacht is ook een afdruk van het ontvangstformulier overgelegd. Onderaan een reeks in te vullen gegevens staat:
“Voor de uitgave en levering van de voucher per post zal een toeslag geheven worden van € 27,50”.

Klacht: Door deelname aan het bewuste onderzoek zou klager een voucher voor drie gratis nachten in een hotel ontvangen. Na deelname blijkt hij € 27,50 te moeten betalen voor verzending van de voucher. Er is duidelijk geen sprake van een echte enquête, maar van een dekmantel om mensen een hotelverblijf “aan te smeren”.

Commissie:

In de e-mail wordt gesproken over een “Voucher voor gratis overnachtingen”. Men dient echter een toeslag van € 27,50 te betalen om de voucher per post geleverd te krijgen. In zoverre acht de Commissie de uiting misleidend als bedoeld in Bijlage 1 onder 19 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC. In Bijlage 1 onder 19 staat dat het onder alle omstandigheden misleidend is om een product als gratis te omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel te laten bezorgen. Het bedrag van € 27,50 ziet niet op dergelijke kosten, maar op kosten van uitgave en levering van de voucher.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

RB 2626

Reisaanbieding exclusief verblijf misleidend door bed-icoontje

Vzr. RCC 18 december 2015, RB 2626; Dossiernr: 2015/01143 (TUI)
Misleiding. Toerisme. Klacht: Klager vindt de uiting misleidend nu hierin de suggestie wordt gewekt dat de consument voor een bedrag van € 399,- per persoon een 9-daagse reis naar Miami kan boeken ínclusief vlucht, huurauto en verblijf, terwijl het verblijf niet bij dit bedrag is inbegrepen. Ook vindt klager dat de reisspecificatie die hij van adverteerder heeft ontvangen vol tegenstrijdigheden zit.

Voorzitter:

De voorzitter zal niet oordelen over de boekingsspecificatie nu dit niet kan worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code.

Niet in geschil is dat de door adverteerder aangeboden reis met een aanbiedingsprijs van € 399,- per persoon een 9-daagse reis naar Miami betreft, inclusief vlucht en huurauto, éxclusief accommodaties. In de uiting staat enerzijds “Fly & Drive Miami retour (…) Excl. Accommodaties. Echter, naast deze tekst in de uiting staat: “Aanbieding € 399,- per persoon” met direct daaronder afgebeeld een icoontje van een vliegtuig en een bed en daaronder de tekst: “9 dagen – Logies”. Om die reden gaat de bestreden uiting naar het oordeel van de voorzitter gepaard met dubbelzinnige informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Anders dan adverteerder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Klager heeft aangevoerd dat deze reis in het verleden wel ínclusief accommodaties voor deze aanbiedingsprijs is aangeboden, hetgeen verweerder niet heeft weerlegd. Ook los hiervan zou de consument kunnen menen dat in dit specifieke geval de accommodatie bij deze aanbiedingsprijs is inbegrepen. Gelet op voorgaande is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Adverteerder heeft meegedeeld dat zij de uiting zal aanpassen. Hierin ziet de voorzitter aanleiding de aanbeveling te doen voor zover nodig.

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder, voor zover nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2623

Suggestie dat kraamzorg kan worden uitgesloten van basispakket misleidend

RCC 15 december 2015, RB 2623; Dossiernr: 2015/01160 (FBTO)
Misleiding. Uiting: Het betreft een televisiecommercial over de zorgverzekering 2016 waarin – voor zover hier van belang – wordt gezegd:
Vrouw: “Het is tijd voor een nieuwe zorgverzekering, maar al die uitgebreide pakketten…”

Man: “Vol zorg die je niet nodig hebt, maar wel betaalt”.

Vrouw: “Ja, zoals zij daar”(verwijzing naar twee mannen van middelbare leeftijd, die hand in hand aan een tafeltje zitten). “Kleine kans dat zij behoefte hebben aan kraamzorg, grote kans dat zij er wel voor betalen”.

Man: “Of die jongen. Kijk hij heeft er wat aan als zorg wereldwijd wordt vergoed, maar zijn oma…”

Vrouw: “En ik heb ook allemaal dingen in mijn zorgpakket zitten die ik echt niet gebruik”.

Man: “Bij FBTO kies je gewoon de basisverzekering en die vul je aan met modules die bij jou passen. Kleine kans dat je dan voor aanvullende zorg betaalt die je niet nodig hebt”.

Vrouw: “Grote kans dat ik meteen even ga kijken”.

Man: “Weten hoe dat werkt? Check FBTO.nl”.

Klacht: In de televisiecommercial wordt naar een homokoppel verwezen met de opmerking dat zij geen kraamzorg nodig hebben en daarom voor een zorgverzekering van FBTO moeten kiezen. Hiermee wordt volgens klager ten onrechte de suggestie gewekt dat het bij adverteerder mogelijk is om geen kraamzorg af te nemen, terwijl kraamzorg verplicht onderdeel uitmaakt van de basisverzekering.

Commissie:

Niet in geschil is dat kraamzorg verplicht onderdeel uitmaakt van de basisverzekering en dat voor deze zorg een zogenaamde ‘eigen bijdrage’ geldt. Door een aanvullende verzekering af te sluiten is het voor de consument mogelijk om zich voor deze kraamzorgkosten (eigen bijdrage) te verzekeren. Niet in geschil is voorts dat in de commercial door de vrouw wordt gewezen naar een homopaar van middelbare leeftijd.

Uit het verweer van adverteerder blijkt dat het doel van de bestreden commercial is om de consument erop te wijzen dat het bij adverteerder – meer nog dan bij andere zorgverzekeraars – mogelijk is om het basispakket uit te breiden met diverse aanvullende modules, zodat de consument zijn zorgpakket kan samenstellen met aanvullende zorg die bij zijn specifieke situatie past. In dat kader wordt in de televisiecommercial ten aanzien van een homopaar gezegd: “Kleine kans dat zij behoefte hebben aan kraamzorg, grote kans dat zij er wel voor betalen”. Naar het oordeel van de Commissie kan de gemiddelde consument er niet mee bekend worden geacht dat voor kraamzorg een eigen bijdrage geldt. Daarom zal deze consument na het zien van deze commercial in verwarring (kunnen) raken en (kunnen) denken dat het bij adverteerder mogelijk is om kraamzorg uit te sluiten van zijn (basis)pakket. Dat dit specifieke voorbeeld over kraamzorg ziet op de aanvullende verzekering blijkt onvoldoende duidelijk uit de bestreden uiting.

Gelet op het voorgaande acht de Commissie de uiting onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

RB 2621

Suggestie reclame Zilveren Kruis dat spoedeisende hulp buitenland niet vergoed wordt misleidend

RCC 14 december 2015, RB 1621; Dossiernr: 2015/01167 (Zilveren Kruis)
Misleiding. Uiting: Het betreft een televisiecommercial voor de zorgverzekering van Zilveren Kruis. In de commercial wordt door de hoofdpersoon het volgende gezegd:

“Wat weten we eigenlijk weinig van onze belangrijkste verzekering.
Tandartskosten na een ongeluk in de basisverzekering, denk je? Nee dus.
Hulp aan huis na een ziekenhuisopname? Nope.”

En, terwijl de hoofdpersoon achterin een auto zit die vanaf een ferryboot Engeland in rijdt: “Spoedeisende hulp in het buitenland, in de basisverzekering?... Zullen we lekker links gaan rijden?”

De voice-over sluit af met de volgende tekst:
“De basisverzekering dekt soms minder dan je denkt. Met de Basis Plus Module ben je voor € 3,95 per maand verzekerd tegen onverwacht hoge kosten. Zilveren Kruis.”

Klacht: Na twee maal een opmerking te hebben gemaakt over situaties die niet gedekt zijn in de basisverzekering, zegt de hoofdpersoon: “Spoedeisende hulp in het buitenland”, waarna hij een stilte laat vallen en vervolgens zegt: “Zullen we links gaan rijden?” Daardoor wordt de indruk gewekt dat spoedeisende hulp in het buitenland niet wordt gedekt, terwijl dat juist wel het geval is. Klager vindt de commercial misleidend.

Commissie:

Voorop gesteld wordt dat de Commissie de televisiecommercial beoordeelt in de vorm waarin deze ten tijde van het indienen van de klacht werd uitgezonden.

In deze commercial worden eerst twee situaties geschetst waarvan de kosten niet worden gedekt door de basisverzekering. Hierna wordt de vraag “Spoedeisende hulp in het buitenland, in de basisverzekering?” gesteld, maar niet beantwoord. Hierdoor ontstaat de indruk dat ook de kosten van spoedeisende hulp in het buitenland niet vanuit de basisverzekering worden vergoed. Als erkend is echter komen vast te staan dat dit wel het geval is, ook al is wellicht niet altijd sprake van een volledige vergoeding van deze kosten.

Op grond van het voorgaande gaat de bestreden commercial gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie – het afsluiten van de Basis Plus Module – te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

In de mededeling van adverteerder dat de commercial op het bestreden punt inmiddels is aangepast, ziet de Commissie aanleiding een aanbeveling achterwege te laten.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

RB 2580

Moment van betalen essentiële informatie voor geïnformeerd besluit

RCC 19 oktober 2015, RB 2580; Dossiernr: 2015/00877 (Booking.com)
Aanbeveling. Misleiding. Reizen. Uiting: Het betreft een pop-up, verschenen op de website www.booking.com. In die pop-up staat de volgende tekst: “Book now, pay when  you stay! With FREE cancellation on most rooms”.

Klacht: Klaagster heeft de volgende bezwaren:
1. Gesteld wordt: “Book now, pay when  you stay!”. Dit was niet het geval voor klaagster; de door haar te betalen kosten werden direct geïnd.
2. Verder wordt gesteld: “With FREE cancellation on most rooms”. Deze claim impliceert dat indien men een boeking wenst te annuleren nadat de kosten al zijn geïnd, het betreffende bedrag onmiddellijk dient te worden teruggestort. Klaagster  annuleerde haar boeking op 17 juli 2015, nadat het betreffende bedrag op 12 april 2015 van haar rekening was afgeschreven. Op 11 augustus 2015 was het geld nog niet teruggestort.

Klaagster vindt de uiting misleidend.

Commissie:

Ad 1 In de bestreden uiting staat onder meer: “Book now, pay when you stay!”. Hierdoor wordt onmiskenbaar de indruk gewekt dat men pas hoeft te betalen wanneer men verblijft in de betreffende accommodatie. Uit het verweer begrijpt de Commissie dat in het boekingsproces kenbaar wordt gemaakt dat in bepaalde gevallen het beleid wordt gevoerd dat vooraf voor een kamer moet worden betaald, en niet pas tijdens het verblijf. Naar het oordeel van de Commissie betreft het hier essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Nu deze informatie of een verwijzing daarnaar niet in de bestreden uiting is opgenomen, is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. In zoverre acht de Commissie de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad 2. De mededeling “With FREE cancellation on most rooms” bevat een voorbehoud waardoor de gemiddelde consument erop bedacht zal zijn dat hij zich nader dient te informeren over de precieze inhoud van het onderhavige aanbod “FREE cancellation”. Onder verwijzing naar in het verweer opgenomen schermafdrukken heeft adverteerder  aannemelijk gemaakt dat op www.booking.com wordt gewezen op het feit dat het beleid betreffende “cancellation” varieert per “room type” en dat men per “room type” via de site kan nagaan wat dit beleid precies inhoudt. Reeds gelet op voornoemd voorbehoud biedt de mededeling “With FREE cancellation on most rooms” geen grondslag voor klaagsters conclusie dat in geval men een boeking wenst te annuleren een reeds betaald bedrag onmiddellijk dient te worden teruggestort. Adverteerder heeft zich beroepen op de beslissingen van de Commissie in de dossiers 2014/0164 en 2014/00746. In verband met haar oordeel onder Ad 1 wijst de Commissie erop dat zij zich in genoemde dossiers wel heeft uitgesproken over de woorden “FREE cancellation” respectievelijk “With FREE cancellation on most rooms”, maar niet over “Book now, pay when you stay!”.

Gelet op het oordeel onder Ad 1 acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2575

Onvoldoende grondslag relatie tussen chiropractie en ADHD

Vzr. RCC 3 november 2015, RB 2575; Dossiernr: 2015/00978 (Chiropractische behandeling ADHD)
Toewijzing. Gezondheid. Misleiding. Uiting: Het betreft een als advertorial omschreven uiting op de website www.destadamersfoort.nl met als titel “Neurologische chiropractie signaleert”. In de uiting staat onder meer:
“Afspraak maken zonder eerstelijnsverwijzing. Amersfoort. Chiropractie richt zich op de diagnose, behandeling en preventie van stoornissen in het bewegingsapparaat en de effecten hiervan op het functioneren van het zenuwstelsel en de algehele gezondheid. “Verzekeringstechnisch is deze geneeswijze erkend. Ook mondiaal door alle overheden”, aldus neurologisch chiropractor [naam] in zijn praktijkruimte. Nagenoeg alle leeftijden zijn op deze doordeweekse dag vertegenwoordigd in de wachtruimte (…) Opvallend is het aantal jonge kinderen dat naast hun moeders keurig op hun beurt wacht. (…)

“Chiropractie biedt een wetenschappelijk alternatief voor de behandeling van stoornissen in het bewegingsapparaat”, weet [naam] die voor het uitvoeren van deze geneeswijze een universitaire opleiding voltooide in Californië. (…)
Daarnaast kan ook de activiteit van de zenuw die de spier aanstuurt worden onderzocht. Op deze manier kunnen we stoornissen in het bewegingsapparaat en de effecten hiervan op het functioneren van het zenuwstelsel en de algehele gezondheid diagnosticeren. Bij kinderen kunnen we vaak de bron van oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen in kaart brengen. In mijn 25-jarige loopbaan heb ik vaak gezien dat we kinderen kunnen helpen door de wervels licht te corrigeren. Na het onderzoek stellen we een behandelplan op. Het gevolg is dat na het voltooien van het behandelplan het zenuwstelsel beter laat functioneren, wat belangrijk is voor een goede gezondheid. Voor jong en oud.”

Klacht: Deze wordt als volgt samengevat en weergegeven. Klager maakt bezwaar tegen de uiting voor zover adverteerder reclame maakt voor chiropractische diagnose en behandeling van bepaalde aandoeningen bij kinderen. Adverteerder suggereert volgens klager dat oorontstekingen, ADHD, onophoudelijk huilen bij baby’s en bedplassen veroorzaakt worden door problemen met de wervels, en dat deze aandoeningen door chiropractische correctie van die wervels verholpen kunnen worden. Uit onderzoek in België blijkt echter dat er alleen enig bewijs is voor effectiviteit van chiropractie bij lage rugpijn en nekpijn. Voor andere indicaties is er geen bewijs van doeltreffendheid volgens de onderzoekers. De genoemde aandoeningen worden niet door problemen met de wervels veroorzaakt en correctie van de wervels is hierbij zinloos. De ruggengraat staat niet in verbinding met het oor en dat correctie van de wervels kinderen met oorontsteking zou kunnen helpen, is volgens klager een slag in de lucht. De precieze oorzaak van ADHD is onbekend. Dat ADHD iets te maken zou hebben met verschoven ruggenwervels en/of beklemde zenuwen, is onaannemelijk. Er is geen bewijs dat correctie van ruggenwervels bij kinderen met ADHD op enige wijze effectief is. Voorts is er volgens het Belgische Federaal Kenniscentrum geen enkel wetenschappelijk bewijs dat manuele therapieën een gunstig effect hebben op kolieken of aanverwante aandoeningen bij zuigelingen. Dit geldt ook voor chiropractie. In een review uit 2012 genaamd “Manupulative therapies for infantile colic” worden door de auteurs wel enige positieve resultaten genoemd als gevolg van manuele interventies (derhalve niet alleen van chiropractie), maar deze resultaten worden vervolgens weer genuanceerd en worden door een hoogleraar [naam] als volgt samengevat: “The current best evidence suggests that the small effects that emerge when we pool the data from mostly unreliable studies are die tot bias and therefore not real. This systematic review therefore fails tot show that manipulative therapies are effective.” In een in 2010 verschenen review genaamd “Effectiveness of manual therapies: The UK evidence report van Bronfort e.a.” zijn de conclusies ten aanzien van oorontstekingen (‘otitis media’) bedplassen (‘enuresis) en huilbaby’s niet eens positief te noemen. Klager noemt in dit verband de volgende tekst: “In children, the evidence is inconclusive regarding the effectiveness for otitis media and enuresis and it is not effective for infantile colic and asthma when compared tot sham manipulation”. De oorzaken van bedplassen zijn onbekend en deze aandoening heeft niets te maken met de ruggengraat. Concluderend stelt klager dat in de advertentie zonder bewijs de (scheef)stand van ruggenwervels wordt aangemerkt als oorzaak van oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen en wordt chiropractie aangeprezen om deze aandoeningen te verhelpen. De reclame is daardoor misleidend, met name voor ouders die kinderen met de genoemde aandoeningen hebben en die zich daar vaak niet goed raad mee weten en dus kwetsbaar zijn. Aan de misleiding draagt bij dat adverteerder in de advertentie chiropractie een “wetenschappelijk alternatief” noemt en zich daarbij beroept op zijn “universitaire opleiding”. Voorts wordt in de uiting gezegd dat het aantal jonge kinderen dat op hun beurt wacht opvalt, waarmee de nutteloze diensten van adverteerder nog eens ‘in het zonnetje’ worden gezet.


Voorzitter:

1.  In de bestreden uiting wordt chiropractie omschreven als een “geneeswijze” die “verzekeringstechnisch” is erkend. Ook wordt chiropractie genoemd als “wetenschappelijk alternatief” waarbij over adverteerder wordt gezegd dat deze “een universitaire opleiding” voltooide “voor het uitvoeren van deze geneeswijze”. De klacht heeft in het bijzonder betrekking op het daarna volgende gedeelte van de uiting dat aanvangt met de tekst dat de activiteit van de zenuw die de spier aanstuurt, kan worden onderzocht en dat op deze manier stoornissen in het bewegingsapparaat en de effecten hiervan op het functioneren van het zenuwstelsel en de algehele gezondheid kunnen worden gediagnosticeerd. Direct hierna volgt de tekst dat adverteerder bij kinderen vaak “de bron van oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen” in kaart kan brengen en dat adverteerder in zijn 25-jarige loopbaan vaak heeft gezien dat kinderen kunnen worden geholpen “door de wervels licht te corrigeren”.

2.  De gemiddelde consument zal, naar het oordeel van de voorzitter, door de eerdere verwijzing naar chiropractie als ”geneeswijze” die ”verzekeringstechnisch” is erkend en een “wetenschappelijk alternatief” wordt genoemd, uitgevoerd door een persoon “die voor het uitvoeren van deze geneeswijze een universitaire opleiding” voltooide, de mededelingen in verband met de hiervoor genoemde aandoeningen (oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen) aldus opvatten, dat adverteerder in veel gevallen (“vaak”) in staat is te constateren (“diagnosticeren”) of die aandoeningen bij kinderen worden veroorzaakt door problemen met de wervels en, indien dat het geval is, deze aandoeningen vervolgens kan behandelen door de wervels licht te corrigeren waarbij in veel gevallen (‘vaak’) een verbetering wordt bereikt (‘kinderen helpen’). Adverteerder heeft, blijkbaar met het oog hierop, stukken overgelegd die, voor zover het betreft de door adverteerder als “ad 2” aangeduide stukken, blijkbaar extracten zijn van diverse onderzoeken naar het effect van een chiropractische behandeling op patiënten met de genoemde aandoeningen. De voorzitter leidt hieruit af dat ook adverteerder meent dat de boodschap van de advertentie is dat bij de genoemde aandoeningen door middel van een lichte correctie van wervels daadwerkelijk een verbetering kan worden bereikt.

3)  De voorzitter oordeelt dat in de uiting een behandeling door adverteerder in feite op één lijn wordt gesteld met de behandeling door een gespecialiseerde arts. Immers adverteerder stelt de oorzaak van deze aandoeningen bij (zeer) jonge kinderen te kunnen diagnosticeren en vaak met succes te kunnen behandelen. Aldus claimt adverteerder na een medische diagnose een medisch effect van zijn behandeling op bepaalde aandoeningen bij (zeer) jonge kinderen. Naar het oordeel van de voorzitter dienen dergelijke mededelingen met een zeer grote mate van omzichtigheid te worden gedaan, met name nu klager onweersproken heeft gesteld dat ouders die kinderen met de genoemde aandoeningen hebben zich daar vaak niet goed raad mee weten. Hierdoor bestaat het gevaar dat ouders op grond van de uiting zullen afzien van (verdere) medische behandeling van een (zeer) jong kind in de veronderstelling dat met de door adverteerder aangeboden (in feite alternatieve) behandeling hetzelfde effect kan worden bereikt. Met betrekking tot de van adverteerder te vergen onderbouwing is de voorzitter daarom van oordeel dat de in de uiting veronderstelde werking van een lichte correctie van de wervels bij jonge kinderen die aan genoemde aandoeningen lijden slechts dan als juist kan worden beschouwd, indien naar de huidige stand van de wetenschap onomstreden is dat door een dergelijke behandeling in veel gevallen daadwerkelijk per genoemde aandoening een positief effect kan worden bereikt.

4.  Het ligt op de weg van adverteerder om dit laatste in de vereiste mate te onderbouwen. Klager betwist immers gemotiveerd dat er een relatie is tussen de genoemde aandoeningen en problemen met de wervels, derhalve ook dat deze aandoeningen kunnen worden behandeld door de stand van de wervels licht te corrigeren. De voorzitter oordeelt over de vraag of op grond van de door adverteerder overgelegde stukken kan worden geoordeeld dat naar de huidige stand van de wetenschap onomstreden is dat van een dergelijke behandeling daadwerkelijk een positief effect kan worden verwacht als volgt.

5. Ten aanzien van oorontsteking (“otitis media”)
5.1.  Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a)            “Ear infection: a retrospective study examining improvement from chiropractic care and analyzing for influencing factors.” Hierbij wordt “Froehle RM” als onderzoeker genoemd en als vindplaats “J Manipulative Physiol Ther. 1996 Mar-Apr; 19(3): 169-77”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “Although there were several limitations to this study (mostly because of its retrospection but also, significantly, because very little data was found regarding the natural course of ear infections), this study’s data indicate that limitation of medical intervention and the addition of chiropractic care may decrease the symptoms of ear infection in young children.”
b)           “The role of the Chiropractic Adjustment in the Care and Treatment of 332 Children with Otitis Media.” Hierbij wordt als onderzoeker genoemd: “Fallon J.M. DC FICCP” en als vindplaats: “Journal of Clinical Chiropractic Pediatrics 1997 (Oct);2(2)167-183”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “The results indicate that there is a strong correlation between the chiropractic adjustment and the resolution of otitis media for the children in this study. This pilot study can now serve as a starting point from which the chiropractic profession can begin to examine its role in the treatment of children with otitis media. Large scale clinical trials need to be undertaken”.
c)            “Chiropractic care for nonmusculoskeletal conditions: a systematic review with implications for whole systems research”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Hawk C, Khorsan R, Lisi AJ, Ferrance RJ en Evans MW” en als vindplaats: “J Altern Complement Med. 2007 Jun;13(5):491-512”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang, als volgt: “Evidence was promising for potential benefit of manual procedures for children with otitis media and elderly patients with pneumonia.”

5.2. Ten aanzien van deze onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde daaraan toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van oorontsteking kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Daarbij merkt de voorzitter met betrekking tot de sub a) tot en met en sub c) bedoelde onderzoeken op dat deze telkens weliswaar een positief effect van een chiropractische behandeling bij oorontsteking vermelden, maar dat bij elk van de onderzoeken dit op een terughoudende wijze gebeurt waardoor geen sprake lijkt te zijn van een eindresultaat maar van een indicatie of een mogelijk effect dat aanleiding kan zijn voor vervolgonderzoek. Deze onderzoeken zijn derhalve onvoldoende stellig. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels bij kinderen op oorontsteking.

6. Ten aanzien van ADHD
6.1. Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a)            “The chiropractic care of children with attention-deficit/hyperactivity disorder: a retrospective case series”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Alcantra J. en Davies J.” en als vindplaats: “Explore (NY). 2010 May-Jun;6(3):173-82”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “A retrospective case series of ADHD patient under chiropractic care is described. This provides supporting evidence on the benefits of chiropractic spinal manipulative therapy. We encourage further research in this area.”
b)           “Development delay syndromes: psychometric testing before and after chiropractic treatment of 157 children”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Cuthbert S.C. en Barras M” en als vindplaats: “J Manipulative Physiol Ther. 2009 Oct;32(8):660-9”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “This report suggests that a multimodal chiropractic method that assesses and treats motor dysfunction reduced symptoms and enhanced the cognitive performance in this group of children”.
c)            “Cervical Kyphosis is a Possible Link to Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder” met als onderzoekers genoemd: “Anthony V. Bastecki, DCa, Deed E. Harrison, DCb, en Jason W. Haas, DCc” en als vindplaats: “Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics Vol. 27(8), Oct-2004:525”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “The patiënt experienced significant reduction in symptoms.”
d)           “Chiropractic management using a brain-based model of care for a 15-year-old adolescant boy with migraine headaches and behavioral and learning difficulties: a case report”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Kuhna K.W. en Cambronb J.” en als vindplaats: “J Chiropr Med. 2013 Dec; 12(4): 274-280”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “The patiënt with migraine headaches and learning difficulties responded well to the course of chiropractic care.”

6.2. Ten aanzien van deze onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde daaraan toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om op grond daarvan te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van ADHD kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Daarbij merkt de voorzitter met betrekking het sub a) bedoelde onderzoek op dat een retroperspectief onderzoek op basis van blijkbaar vier patiënt dossiers waarbij een deel van de patiënten kennelijk tijdens de chiropractische behandeling ook voedingssupplementen ontving, niet geschikt kan worden geacht om het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels op ADHD als wetenschappelijk vastgesteld én aanvaard te beschouwen. Dit geldt in sterkere mate voor de sub c) en sub d) bedoelde onderzoeken die beide slechts één patiënt betreffen, waarbij het ten aanzien van het sub d) bedoelde onderzoek voorts de vraag is in hoeverre dit onderzoek aan ADHD is gerelateerd. Met betrekking tot het sub b) bedoeld onderzoek merkt de voorzitter op dat dit onderzoek ook betrekking had op “dyspraxia, dyslexia, (…) and learning disabilities” en niet duidelijk is in hoeverre de resultaten van het onderzoek specifiek betrekking hebben op ADHD. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels bij kinderen op ADHD.

7. Ten aanzien van “huilbaby’s” (bedoeld zijn in feite kolieken, ook aangeduid als ’Colic’)
7.1. Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a)            “Efficacy of Chiropractic Manual Therapy on Infant Colic: A Pragmatic Single-Blind, Randomized Controlled Trial”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Joyce E. Miller, BS, DC, David Newell, Phd, and Jennifer E. Bolton, PhD” en als vindplaats “Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics, Volume 35, Issue 8, October 2012, Pages 600-607”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “In this study, chiropractic manual therapy improved crying behavior in infants with colic.”
b)           “Compared with dimethicone, 2 weeks of spinal manipulation reduced infantile colic behaviour at 4-11 days after initial treatment”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Wiberg JMM, Nordsteen J en Nilsson N.” en als vindplaats “J Manipulative Physiol Ther 1999 Oct;22:517-22”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “2 weeks of spinal manipulation reduced infantile colic behaviour at 4-11 days compared with 2 weeks of dimethicone.”
c)            “The Chiropractic Care of Infants with Colic: A Systematic Review of the Literature.” Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Joel Alcantara, DC, Joey D. Alcantara, DC, Junjoe Alcantara, DC” en als vindplaats “Explore: The Journal of Science and Healing, Volume 7, Issue 3, May-June 2011, Pages 168-174”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “Chiropractic care is an alternative approach to the care of the child with colic. We encourage more research, both quantitative and qualitative, in this area of pediatric care.”
d)           “Chiropractic Management of Infantile Colic”. Hierbij wordt als onderzoeker genoemd: “Hipperson A.J.” en als vindplaats: “Clinical Chiropractic Volume 7, Issue 4, December 2004, Pages 180-186”. De conclusie van dit onderzoek, een case-studie naar 2 kinderen, luidt: “These cases suggest a possible association between birth trauma; the development of cranial and spinal segmental dysfunction and consequential manifestation of symptoms of infantile colic. Secondly, they demonstrate chiropractic treatment successfully restoring correct spinal and cranial motion, with an associated resolution of symptoms.”
e)           “Infantile colic treated by chiropractors: a prospective study of 316 cases”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Klougart N, Nilsson N, Jacobsen J” en als vindplaats: “J Manipulative Physiol Ther. 1989 Aug;12(4):281-8”. Bij dit onderzoek worden geen conclusies genoemd en is enkel een samenvatting beschikbaar, waarin onder meer staat: “A prospective, uncontrolled study of 316 infants suffering from infantile colic and selected according to well-defined criteria shows a satisfactory result of spinal manipulative therapy in 94% of the cases.”
f)            “Chiropractic care for nonmusculoskeletal conditions: a systematic review with implications for whole systems research”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Hawk C, Khorsan R, Lisi AJ, Ferrance RJ en Evans MW” en als vindplaats: “J Altern Complement Med. 2007 Jun;13(5):491-512”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “Evidence from controlled studies and usual practice supports chiropractic care (the entire clinical encounter) as providing benefit to patients with asthma, cervicogenic vertigo, and infantile colic.”

7.2. Ten aanzien van de hiervoor genoemde onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde aan die onderzoeken toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van kolieken kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Ten aanzien van het sub a) bedoelde onderzoek merkt de voorzitter op dat kinderen zijn onderzocht met een “unexplained crying behavior”. Voor zover bij deze kinderen een positief effect in “crying behavior” is ontdekt, is het derhalve de vraag in hoeverre dit effect is te verklaren als gevolg van een correctie van de wervels. Ten aanzien van het sub b) bedoelde onderzoek merkt de voorzitter op dat het positieve resultaat is vastgesteld op basis van een onderzoek onder 25 kinderen van 2 tot 10 weken oud die zijn vergeleken met een controle groep. Het betreft een naar het oordeel van de voorzitter te kleinschalig onderzoek om daar de onderhavige verstrekkende claims op te baseren. Dit geldt des te meer voor het sub d) bedoelde onderzoek dat slechts twee kinderen betreft. Met betrekking tot het sub c) bedoelde onderzoek wordt melding gemaakt van de noodzaak van meer onderzoek, zowel kwantitatief als kwalitatief. Blijkbaar geldt dit ook voor het sub e) bedoelde onderzoek, waarin dit onderzoek wordt omschreven als een “prospective, uncontrolled study”. Met betrekking tot het sub f) bedoelde onderzoek is sprake van een onderzoek op basis van verschillende databanken. De voorzitter neemt aan dat daarbij wordt gerefereerd aan de sub a) tot en met e) bedoelde onderzoeken. Nu die onderzoeken evenwel onvoldoende basis bieden voor de onderhavige claims, geldt dit ook voor het sub f) bedoelde onderzoek. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels bij kinderen op “kolieken” als oorzaak voor “huilbaby’s”.

8. Ten aanzien van bedplassen (‘enuresis’)
8.1. Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a)            “Management of Pediatric Asthma & Enuresis with Probable Traumatic Etiology”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Bachman T.R. DC, Lantz C.A. DC PhD.” en als vindplaats: “ICA Rev. 1995 Jan/Feb;51(1):37-40”. Bij dit onderzoek wordt onder meer de volgende tekst, kennelijk als samenvatting, vermeld: “The chiropractic management of asthma and enuresis of traumatic etiologie in a two-year, ten-month-old male child. (…) Dramatic improvement of asthma and enuresis followed chiropractic management.”
b)           “Resolution of nocturnal enuresis following adjustment of vertebral subluxations: A case report”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Hafer C. DC, Alcantara J. DC” en als vindplaats: “J Pediatr Matern & Fam Health – Chiropr. 2015 Win;2015(1)”. De conclusie van dit onderzoek, gebaseerd op de behandeling van één kind, luidt: “This case report provides supporting evidence that patients with nocturnal enuresis may benefit from chiropractic care.”
c)            “Functional Nocturnal Enuresis”. Hierbij wordt als onderzoeker genoemd: “Blomerth P.R.” en als vindplaats: “J Manipulative Physiol Ther 1994; 17:335-8”. De conclusie van dit onderzoek, gebaseerd op de behandeling van één kind, luidt: “This patiënt’s enuresis resolved with the use of manipulation. This happened in a manner that could not be attributed to time or placebo effect.”
d)           “Chiropractic Management of Primary Nocturnal Enuresis”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Reed W.R., Beavers S., Reddy S.K., Kern G.” en als vindplaats “J Manipulative Physiol Ther. 1994 (Nov-Dec);17 (9):596-600”. De conclusie van dit onderzoek luidt: “Results of the present study strongly suggest the effectiveness of chiropractic treatment for primary nocturnal enuresis. A larger study of longer duration with a 6-month follow-up is therefore warranted.”

8.2. Ten aanzien van deze onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde daaraan toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van bedplassen kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Met betrekking tot de sub a) tot en met en sub c) bedoelde onderzoeken is de voorzitter van oordeel dat een op één persoon gebaseerd onderzoeksresultaat onvoldoende onderbouwing biedt om aan te nemen dat adverteerder door de wervels licht te corrigeren in veel gevallen daadwerkelijk een verbetering bij deze aandoening zal bereiken. Met betrekking tot het sub d) vermelde onderzoek merkt de voorzitter op dat de onderzoekers zelf naar de noodzaak voor verder onderzoek verwijzen en de resultaten van het onderzoek slechts als een aanwijzing aanmerken. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels op bedplassen.

9.  Op grond van het voorgaande is onvoldoende grondslag om aan te nemen dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van oorontstekingen, ADHD, kolieken (huilbaby’s) en bedplassen kan diagnosticeren en vervolgens per afzonderlijke aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door bij hen de wervels licht te corrigeren. Dit oordeel impliceert dat geen juiste informatie is verstrekt over de van een behandeling door adverteerder bij dergelijke specifieke aandoeningen bij jonge kinderen te verwachten resultaten als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC voor zover van deze uiting de boodschap uitgaat dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van oorontstekingen, ADHD, kolieken (huilbaby’s) en bedplassen kan diagnosticeren en per afzonderlijke aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door de wervels licht te corrigeren.

De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op de hiervoor omschreven wijze reclame te maken.

RB 2569

Kosten voor bagageruim geen onvermijdbare kosten

RCC 22 oktober 2015, RB 2569; Dossiernr. 2015/00995 (Tui Pakketreis)
Afwijzing. Reclamecode Reisaanbiedingen. Te betalen prijs. Onvermijdbare kosten. Uiting: Het betreft de aanbieding van een 8-daagse pakketreis naar Zakynthos vanaf € 552,00 p.p. op adverteerders (toenmalige) website www.arke.nl (sinds 1 oktober 2015: www.tui.nl).

Klacht: Artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) regelt dat de consument de verplicht te betalen prijs uit de reclame-uiting moet kunnen opmaken, aldus klaagster. De aanbiedingsprijs moet inclusief alle de aanbieder op het moment van publicatie bekende onvermijdbare kosten zijn. In de bestreden uiting wordt op de ‘kassabon’ de totale reissom weergegeven, inclusief kosten Calamiteitenfonds en reserveringskosten. Daarbij wordt echter niet vermeld dat het weergegeven bedrag de reissom op basis van handbagage betreft. Pas onderaan de kassabon staat: “Handbagage inclusief. Ruimbagage bijboeken mogelijk”. Ook wordt pas tijdens het boekingsproces de hoogte van de kosten voor ruimbagage zichtbaar, hoewel de hoogte van die toeslag adverteerder al bij publicatie van de reisaanbieding bekend is. Met name bij een pakketreis vormen de kosten voor ruimbagage een onvermijdbare bijkomende kostenpost, aldus klaagster, en geen optionele extra toeslag.

Commissie:

1. Krachtens artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014 dienen aanbieders van reisdiensten in hun reclame-uitingen correcte en duidelijke prijzen te hanteren, wat onder meer betekent dat zij hun prijzen publiceren inclusief de hen op het moment van publicatie bekende vaste onvermijdbare kosten. Naar het oordeel van de Commissie stelt adverteerder terecht dat het aan de consument is om te kiezen of hij al dan niet ruimbagage meeneemt, ook bij een 8-daagse pakketreis als in het onderhavige geval. De kosten voor ruimbagage zijn aan te merken als een vermijdbare kostenpost, die daarom niet in de aanbiedingsprijs opgenomen hoeven te zijn.

2. Van belang is dat de betreffende aanbieding van de reis op de website als een uitnodiging tot aankoop in verband met een overeenkomst op afstand moet worden beschouwd, waarvoor krachtens artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) verzwaarde informatieverplichtingen gelden. In artikel 8.4 onder i NRC is met betrekking tot de prijsvermelding bepaald dat in geval van extra kosten die redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, moet worden vermeld dat eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd zijn.

In de onderhavige uiting wordt naar het oordeel van de Commissie aan deze informatieverplichting voldaan. Onder het bedrag van de reissom, die wordt getoond nadat voor een bepaalde reisdatum is gekozen, wordt vermeld: “Handbagage inclusief. Ruimbagage bijboeken mogelijk”. De Commissie acht voldoende aannemelijk gemaakt dat vervolgens, door op deze mededeling te klikken, informatie wordt verstrekt over de kosten die aan het meenemen van ruimbagage verbonden zijn, waarvan de hoogte kan variëren al naar gelang vliegtuigmaatschappij en gewicht van de bagage.

Commissie wijst de klacht af.

RB 2559

Volkswagen app zonder module slechts voor bepaalde typen auto's beschikbaar

Vzr. RCC 6 oktober 2015, RB 2559, dossiernr. 2015/00918 (Mijn Volkswagen app)
VT zonder aanbeveling. App. De uiting: Het betreft een televisiecommercial waarin de ‘Mijn Volkswagen app’ wordt aangeprezen. Aan het einde van de commercial verschijnt in beeld de mededeling: “Kijk voor meer informatie op volkswagen.nl.” De klacht: Klaagster stelt, kort samengevat, dat adverteerder in de televisiecommercial doet voorkomen alsof de app beschikbaar is voor de Volkswagen. Dit geldt echter alleen voor Volkswagens die na juni 2015 geleverd zijn. Indien men voor eerder geleverde Volkswagens de app wil gebruiken, dient men eerst een module te laten inbouwen. Deze kost ongeveer € 269,-- en daarbij dient men een tweejarig abonnement te nemen voor roaming of internet. Dit wordt niet in de televisiecommercial vermeld. Klaagster voelt zich hierdoor misleid.

Het oordeel van de voorzitter:
1)  De inleidende klacht is gericht tegen de versie van de televisiecommercial die ten tijde van het indienen van de klacht werd uitgezonden. Deze televisiecommercial eindigde met de mededeling: “Kijk voor meer informatie op volkswagen.nl”. Adverteerder heeft niet weersproken dat deze tekst onvoldoende duidelijk maakt dat de app uitsluitend beschikbaar is voor auto’s van het type Golf, Golf Variant en Sportsvan in de uitvoering Business Edition Connected die sinds juni 2015 worden geleverd. Voor auto’s vanaf bouwjaar 2010 geldt dat het mogelijk is tegen betaling een accessoire te laten inbouwen (de ‘Mijn Volkswagen Module’) die het mogelijk maakt de app te gebruiken. Nu op geen enkele wijze uit de televisiecommercial blijkt dat de app uitsluitend zonder verdere kosten geschikt is voor bepaalde typen en uitvoeringen Volkswagens, heeft adverteerder geen duidelijke informatie over de gebruiksmogelijkheden van de app verstrekt als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2)  Naar aanleiding van de reactie van adverteerder is aan klaagster gevraagd of zij de klacht nog wenste te handhaven, waarop klaagster bevestigend heeft geantwoord. Daarbij heeft zij tevens bezwaar gemaakt tegen de aangepaste versie van de televisiecommercial. De aangepaste televisiecommercial betreft echter in feite een nieuwe reclame-uiting en de voorzitter acht het niet juist in het kader van een vraag of prijs wordt gesteld op verder behandeling tevens een klacht tegen een nieuwe reclame-uiting te formuleren. Uit praktisch oogpunt overweegt de voorzitter evenwel als volgt. In de nieuwe televisiecommercial staat uitdrukkelijk: “Kijk voor beschikbaarheid op www.volkswagen.nl”. Hierdoor maakt adverteerder ondubbelzinnig duidelijk dat de app niet voor elke Volkswagen beschikbaar is. Door op de genoemde website te kijken kan men, zoals de voorzitter heeft geconstateerd, zien bij welke modellen de app reeds zonder bijkomende kosten kan worden gebruikt en bij welke modellen inbouw van de benodigde ‘Mijn Volkswagen Module’ mogelijk is alsmede welke kosten daarmee zijn gemoeid. De voorzitter ziet aldus geen aanleiding om het oordeel ten aanzien van de eerdere televisiecommercial van overeenkomstige toepassing te achten op de gewijzigde versie daarvan. Om die reden zal de voorzitter voorts gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten. Adverteerder heeft immers de reclame-uiting aangepast en meegedeeld verdere maatregelen te nemen teneinde verwarring omtrent de beschikbaarheid van de aangeprezen app te voorkomen. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.



 
RB 2556

Toeristenbelasting en heffingen hadden door Center Parcs moeten worden uitgelegd

CVB 13 oktober 2015, RB 2556, dossiernr. 2015/00648 (Center Parcs)
Aanbeveling. Prijzen. De uiting: De (on-line) Center Parcs brochure 2015 #goodtimes. de boekingstool op de website www.centerparcs.nl. De klacht: De klacht wordt als volgt samengevat. Klager heeft twee cottages geboekt op adverteerders park De Huttenheugte. Blijkens de (door klager overgelegde) boekingsbevestiging is een bedrag van € 91,80 in rekening gebracht voor “toeristenbelasting en heffingen”. In de brochure en op de boekingssite wordt voorafgaand aan de reservering niet duidelijk gemaakt waaruit de “heffingen” bestaan en wat de hoogte van de toeristenbelasting en de heffingen is. Er wordt slechts in het algemeen meegedeeld “De prijs van een verblijf is exclusief (…) toeristenbelasting en heffingen”. Klager meent dat ten onrechte onder de noemer ‘toeristenbelasting en heffingen’ lokale lasten in rekening worden gebracht die niets met toeristenbelasting te maken hebben. Andere kosten dan de toeristenbelasting moeten in de geadverteerde prijs worden meegenomen en niet via de toeristenbelasting worden verrekend. Volgens klager is sprake van strijd met de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014.

Het oordeel van het College:
1. Het College deelt niet het standpunt van Center Parcs dat klager niet ontvankelijk is in de inleidende klacht. De Commissie en het College mogen reclame-uitingen en uitnodigingen tot aankoop gericht op de Nederlandse markt betreffende reisdiensten toetsen aan de Reclamecode Reisaanbiedingen. Dat Center Parcs is aangesloten bij een brancheorganisatie die zelf geen deelnemende brancheorganisatie is bij bedoelde reclamecode, staat aan deze toetsing niet in de weg. Op grond van de statuten van de Stichting Reclame Code en het reglement betreffende de werkwijze van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, achten de Commissie en het College zich bevoegd kennis te nemen van klachten ingediend tegen reclame-uitingen waarop een bijzondere reclamecode van toepassing is, ook als de betrokken adverteerder niet direct of indirect bij (de totstandkoming van) die bijzondere reclamecode betrokken is (geweest). De hierna in punt 7 te noemen beleidsregel van de ACM doet aan deze bevoegdheid evenmin af.

2. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven betreffen uitsluitend het oordeel van de Commissie ten aanzien van de toeristenbelasting en de heffingen als aan de orde in de door de Commissie met B aangeduide reclame-uiting. Het College merkt op dat geen grief is gericht tegen de interpretatie door de Commissie van het gedeelte van de inleidende klacht dat in beroep aan de orde is. In beroep dient dan ook te worden beoordeeld of de Commissie terecht heeft geoordeeld dat de vermelding van de toeristenbelasting en heffingen niet voldoet aan de eisen van artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014 in verbinding met artikel 8.4 sub i van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

3. Het College ziet in de uiting die als bijlage 2 aan de beslissing van de Commissie is gehecht geen prijzen voor accommodaties staan. Het College begrijpt evenwel dat bij een weergave op het scherm de accommodaties van verschillende parken met bijbehorende prijzen per accommodatie worden getoond in combinatie met de mogelijkheid verder te zoeken. In de als bijlage 3 aan de beslissing van de Commissie gehechte uiting gaat het om de situatie dat de consument zijn keuze voor een park reeds heeft gemaakt. Hier worden uitsluitend de prijzen van de accommodaties van het gekozen park getoond. Beide uitingen maken, naar niet in geschil is, onderdeel uit van de “boekingstool” van Center Parcs. De Commissie heeft ten aanzien van beide uitingen geoordeeld dat sprake is van een uitnodiging tot aankoop in verband met een overeenkomst op afstand. Het College onderschrijft dit oordeel. Het gaat immers om een “boekingstool” waarbij te boeken accommodaties met bijbehorende prijzen worden getoond. Het boekingsproces verloopt via internet. Het College verwijst voor de toepasselijke regelgeving waaraan in dit geval dient te worden getoetst naar artikel IV sub 1 RR 2014 in combinatie met artikel III sub 1 RR 2014, welke artikelen in samenhang met artikel 8.4 sub i NRC dienen te worden uitgelegd.

4. Ten aanzien van de toeristenbelasting is niet in geschil dat het variabele onvermijdbare kosten betreft. Het is niet mogelijk deze kosten op voorhand te berekenen en in de prijzen van de accommodaties op te nemen. Deze kosten zijn per persoon per dag verschuldigd op grond van lokale verordeningen. De hoogte van de toeristenbelasting kan per park variëren, afhankelijk van hetgeen in de toepasselijke lokale verordening is bepaald. De toeristenbelasting kent derhalve in het algemeen drie variabelen, te weten het gekozen park (waardoor wordt bepaald welke lokale verordening van toepassing is), het aantal personen en de duur van het verblijf. Ook kan de toeristenbelasting per jaar waarop de boeking betrekking heeft, verschillen, afhankelijk van wijzigingen in de lokale verordeningen. Center Parcs stelt dat daarnaast nog afzonderlijke variabelen gelden doordat kinderen geen of minder toeristenbelasting zijn verschuldigd. Zij heeft deze laatste stelling niet gestaafd, maar de juistheid ervan kan, gelet op het voorgaande, in het midden blijven.

5.  In de situatie dat een accommodatie met bijbehorende prijs wordt getoond, is een aanbieder naar het oordeel van het College op grond van de in punt 3 weergegeven regelgeving verplicht informatie te geven over de hoogte van de toeristenbelasting. In zoverre bestaat geen relevant verschil met de andere, deels variabele, onvermijdbare kosten die Center Parcs wel noemt met bijbehorend bedrag, te weten de reserveringskosten ad € 29,50 per boeking en de verplichte bedlinnenpakketten bij boeking van een Comfort Cottage ad € 7,25 per persoon. Dat de toeristenbelasting diverse variabelen kent, doet aan deze verplichting niet af. Center Parcs kon in dit verband niet volstaan met de enkele mededeling dat de getoonde prijzen exclusief toeristenbelasting zijn. Zij had de consument in de uitingen die als bijlage 2 en 3 aan de beslissing van de Commissie zijn gehecht reeds dienen te informeren over de hoogte van die belasting, eventueel door middel van een duidelijk herkenbare verwijzing bij de prijzen naar informatie over de hoogte van de toeristenbelasting en de wijze waarop deze met inachtneming van variabelen berekend wordt. Hieruit volgt overigens ook dat het College niet het standpunt van Center Parcs deelt dat het uit praktisch oogpunt onhaalbaar is om de consument over deze aspecten te informeren. Indien prijzen van een specifieke accommodatie voor een bepaalde periode worden getoond, is immers duidelijk welke lokale verordening van toepassing is en welk bedrag, naar de op dat moment bekende tarieven, dientengevolge aan toeristenbelasting zal zijn verschuldigd. De hoogte van de toeristenbelasting zoals vastgesteld bij deze verordeningen, kan in de toekomst wijzigen, maar dat neemt niet weg dat Center Parcs op de hiervoor bedoelde wijze informatie kan en dient te verschaffen over de op het moment van boeking per park geldende, door haar aan de klant in rekening te brengen toeristenbelasting. Center Parcs heeft dit nagelaten. Het College acht bijlage 2 en 3 bij de beslissing van de Commissie op grond van het voorgaande in strijd met artikel IV sub 1 RR 2014 in verbinding met artikel III sub 1 RR 2014 en artikel 8.4 sub i NRC.

6. Ten aanzien van de heffingen heeft de Commissie geoordeeld dat sprake is van vaste onvermijdbare kosten die in de geadverteerde prijzen van de accommodaties inbegrepen dienen te zijn. Center Parcs heeft in beroep de samenstelling, de berekening en de wijze van doorberekening van lokale heffingen en lokale kosten toegelicht. Naar het oordeel van het College heeft Center Parcs daarbij voldoende onderbouwd dat geen aanleiding bestaat om ten aanzien van de heffingen anders te oordelen dan ten aanzien van toeristenbelasting. Ook de heffingen zijn te beschouwen als lokale lasten en deze lasten kunnen, naar Center Parcs voldoende heeft toegelicht, globaal worden herberekend tot een bepaald bedrag per persoon per nacht. Het College acht het toelaatbaar deze kosten op die basis te vermelden. Anders dan de Commissie is het College derhalve van oordeel dat de heffingen als variabele onvermijdbare kosten dienen te worden beschouwd in plaats van vaste onvermijdbare kosten. Dit oordeel kan Center Parcs echter niet baten, nu in de onderhavige uitingen zoals opgenomen in bijlage 2 en 3 bij de beslissing van de Commissie, geen informatie wordt gegeven over de hoogte van de heffingen. Hetgeen onder 4.5 is vermeld, is hier van overeenkomstige toepassing. Center Parcs had de hoogte van de heffingen dus afzonderlijk dienen te vermelden bij de prijzen van de accommodaties, of eventueel in de uitingen bij die prijzen een duidelijk herkenbare verwijzing dienen op te nemen naar informatie over de hoogte van de heffingen en de wijze van samenstelling daarvan.

7. Ten aanzien van de stelling van Center Parcs dat zij handelt in overeenstemming met beleid van de ACM, overweegt het College dat het hier blijkbaar in het bijzonder gaat om een beleidsregel zoals samengevat in een zin in een e-mail van 4 september 2013 van de ACM, welke zin kennelijk is bedoeld als antwoord op een vraag van Recron. Deze zin luidt als volgt: “Voor zover er variabele kosten zijn moet dit duidelijk vooraf genoemd zijn (per item en eenheid) en toegevoegd worden aan de aangeboden prijs zodra de bepalende parameter bekend is.” Het College leest in deze mededeling niet dat de ACM van oordeel is dat in een situatie als aan de orde (in de uitingen) in bijlage 2 en 3 bij de beslissing van de Commissie, waarin specifieke accommodaties worden aangeboden en de bijbehorende prijzen worden genoemd, geen verplichting zou bestaan de consument tegelijk te informeren over de hoogte van toeristenbelasting en de hoogte van de heffingen.

8. Voor zover Center Parcs stelt dat het opleggen van de verplichting om de heffingen op te nemen in de prijs van de accommodaties zou leiden tot benadeling van haar marktpositie en zodoende tot oneerlijke concurrentie, merkt het College dat het in dit geval niet gaat om het opnemen van de heffingen in de prijs, maar om de vermelding van deze variabele onvermijdbare kosten bij de prijzen van de specifieke accommodaties. Niet valt in te zien dat Center Parcs in wezenlijke mate wordt benadeeld indien zij de toeristenbelasting en heffingen zodanig dient weer te geven dat de consument in het stadium van de boeking als aan de orde in de onderhavige uitingen zoals opgenomen in bijlage 2 en 3 bij de beslissing van de Commissie, over deze kosten wordt geïnformeerd op de wijze zoals bedoeld onder punt 5 van deze beslissing.

9.  Aan de wens van Center Parcs om te vernemen op welke wijze zij bij de geadverteerde prijs melding dient te maken van toeristenbelasting en heffingen, kan het College niet voldoen. Het behoort niet tot de taak van het College aanwijzingen te geven over de wijze waarop deze informatie in het onderhavige geval dient te worden verstrekt.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep:
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie, voor zover in beroep aan de orde, met enige wijziging van gronden voor zover het betreft het oordeel van de Commissie ten aanzien van de heffingen en met dien verstande dat het College de uitingen die als bijlage 2 en 3 aan de beslissing van de Commissie zijn gehecht in strijd acht met artikel IV sub 1 RR 2014 in verbinding met artikel III sub 1 RR 2014 en artikel 8.4 sub i NRC.


RB 2553

Ten onrechte voeren kwaliteitskeurmerken voor hijama-therapie

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 30 september 2015, RB 2553; ECLI:NL:RBMNE:2015:6985 (Hijama-cupping)
Keurmerk. Reclamerecht. Contractenrecht. Eiseres heeft zich in juli 2014 ingeschreven voor een bij gedaagde te volgen cursus tot het worden van zogenoemd Hijama-therapeut. Gedaagde voerde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst op haar website ten onrechte een aantal kwaliteitskeurmerken, namelijk die van AVAR (visitatiebureau kwaliteitscontrole in de zorg), BVHC (Beroepsvereniging voor hijama en cupping), BAH (British Association Hirudotherapy) en NVF (Nederlandse Vereniging Fytotherapie). Indien een handelaar een kwaliteitslabel aanbrengt zonder daarvoor de vereiste toestemming te hebben, dan is op grond van artikel 6:193g aanhef en onder b BW onder alle omstandigheden sprake van een misleidende handelspraktijk. De overeenkomst is vernietigbaar omdat deze als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen.

4.2. [eiseres] verwijt [gedaagde] dat zij oneerlijke handelspraktijken heeft bedreven door valse keurmerken te voeren, althans onterecht keurmerken te voeren. [eiseres] voert verder aan dat de gevoerde keurmerken voor haar van doorslaggevend belang waren in haar beslissing om de cursus aan te vangen en de overeenkomst met [gedaagde] aan te gaan. [eiseres] zou de cursus naar eigen zeggen niet hebben gevolgd zonder de genoemde keurmerken.

4.3. Het verweer van [gedaagde] dat de keurmerken die zij voerde en voert uitsluitend van toepassing zijn op haar [bedrijf 1] en geen rol spelen met betrekking tot de opleiding in kwestie, wordt verworpen omdat niet ter zake doet of de keurmerken betrekking hebben op de tussen partijen overeengekomen opleiding. Vast staat dat [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet beschikte over een door AVAR verstrekt keurmerk. Ook staat vast dat [gedaagde] op dat moment niet beschikte over een keurmerk van BAH. Indien een handelaar als [gedaagde] een kwaliteitslabel aanbrengt zonder daarvoor de vereiste toestemming te hebben, dan is op grond van artikel 6:193g aanhef en onder b BW onder alle omstandigheden sprake van een misleidende handelspraktijk. Hieraan doet niet af dat [gedaagde] (inmiddels) na een visitatie een keurmerk van AVAR heeft ontvangen en inmiddels door BAH is erkend als trainer en hiervoor een licentie heeft ontvangen.