RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Audiovisuele media  

RB 1564

Gratis Eredivisie Live, als de provider het ondersteund

Vz. RCC 22 november 2012, dossiernr.2012/00916-I (Gratis Eredivisie Live)

Het betreft de uitingen waarin 2 maanden gratis Eredivisie Live wordt aangeboden, bij aankoop van de zaterdag editie van De Telegraaf: Klager stelt dat hij naar aanleiding van de commercials besloot om de zaterdag editie van de Telegraaf te kopen. Na het openen van de bijgesloten DVD bleek dat de actie niet werd ondersteund door de provider van klager.

Adverteerder erkent onvoldoende erin geslaagd te zijn de verwijzing naar de actievoorwaarden in de reclame-uitingen op duidelijke wijze te communiceren. Zoals erkend door adverteerder, geldt het aanbod ‘2 maanden gratis Eredivisie Live’ uitsluitend voor klanten van een beperkt aantal providers. Deze informatie is essentieel, omdat niet alle consumenten gebruik kunnen maken van het aanbod. De informatie dient duidelijk in de verschillende uitingen te worden vermeld, op een zodanige wijze dat de consument er kennis van kan nemen vóór het moment van aankoop van de betreffende editie.

De voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden zijn de uitingen misleidend en oneerlijk. De voorzitter adviseert niet meer op dergelijke manier reclame te maken.

Nu in de uitingen dergelijke informatie ontbreekt, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De enkele verwijzing in de uitingen naar de actievoorwaarden leidt niet tot een ander oordeel. Voor essentiële informatie kan immers niet worden volstaan met een enkele verwijzing naar voorwaarden die elders kunnen worden geraadpleegd.

 Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

 De beslissing van de voorzitter

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

RB 1555

Niet ontoelaatbare spot met Bijbelverhaal van Noach door Axe

RCC 20 november 2012, zaaknr.2012/00962 (Happy End of the World)

Het betreft de commercial voor Axe 2012 “Happy End of the World”. In de commercial is een man te zien die, terwijl anderen gehaast in volgepakte auto’s stappen, op het land een houten schip bouwt. Als het schip klaar is, spuit de man, staand op de voorplecht van het schip, Axe 2012 op zijn bovenlichaam. Kennelijk hierdoor aangetrokken, komt een lange rij jonge vrouwen, die, terwijl de lucht betrekt,  het schip ingaan. De voice-over: “Happy End of the World, Axe 2012, the final edition.”

Volgens de klager wordt in de reclame spot gedreven met het Bijbelverhaal van Noach, die een ark bouwde omdat de zondvloed kwam. Klaagster acht de commercial kwetsend voor iedereen die het echte verhaal van Noach kent, en daarom in strijd met “de reclame code”.

In de uiting wordt op een duidelijk overdreven en humoristisch bedoelde wijze het Axe effect op vrouwen onder de aandacht gebracht, waarbij een toespeling wordt gemaakt op het Bijbelverhaal van Noach, in welk verhaal de dieren de ark in gingen. Naar het oordeel van de Commissie worden met deze op het product afgestemde reclame en de manier waarop het verhaal van Noach hierin, op luchtige wijze, is verwerkt, de grenzen van het toelaatbare niet overschreden. De Commissie wijst de klacht af.

De Commissie vat klaagsters bezwaar dat de televisiecommercial in strijd is met “de reclame code artikel 2 punt 4” aldus op, dat klaagster de commercial in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend acht als bedoeld in de artikelen 2 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter daarvan.

In de uiting wordt op een duidelijk overdreven en humoristisch bedoelde wijze het Axe effect op vrouwen onder de aandacht gebracht, waarbij een toespeling wordt gemaakt op het Bijbelverhaal van Noach, in welk verhaal de dieren twee aan twee de ark in gingen.
Naar het oordeel van de Commissie worden met deze op het product afgestemde reclame en de manier waarop het verhaal van Noach hierin, op luchtige wijze, is verwerkt, de grenzen van het toelaatbare niet overschreden.
De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen de reclame zal waarderen, maar dit leidt niet tot een ander oordeel.

De beslissing
 
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1547

Bij andere anti-aanbakpannen komen chemicaliën terecht in uw eten

RCC 6 november 2012 zaaknr. 2012/00809 (Ceramicore pannen)

Het betreft een televisiereclame voor Ceramicore pannen. Daarin wordt gesproken over een “keramische anti-aanbakpan” en wordt gesteld: “Met gewone anti-aanbakpannen komt de anti-aanbaklaag uit de pan in uw eten, waardoor er gevaarlijke anti-aanbakmaterialen en chemicaliën in uw eten komen. Met keramiek is er geen magie, geen mysterie, geen gevaarlijke chemicaliën”.

De klacht gaat over de stelling dat er bij gewone anti-aanbakpannen gevaarlijke chemicaliën vrijkomen, is niet juist en in strijd met artikel 6 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), ingevolge welke bepaling reclame niet mag appelleren aan gevoelens van angst of bijgelovigheid.

Naar oordeel van de Commissie heeft adverteerder niet de juistheid van de bestreden, absolute mededeling aangetoond. Door deze mededeling wordt de indruk gewekt dat bij gewone anti-aanbakpannen in alle gevallen diverse, gevaarlijke materialen in het eten terechtkomen. Commissie doet een aanbeveling.

 
Adverteerder heeft in reactie op de klacht, dat voornoemde stelling onjuist is,  meegedeeld dat het gaat om de stof PFOA/C8, dat deze stof kan vrijkomen bij bepaalde temperaturen dan wel beschadigingen aan de anti-aanbaklaag, en dat er onderzoeken zijn die aantonen dat door de blootstelling aan PFOA/C8 “de kans op bepaalde ziekteverschijnselen mogelijk wordt vergroot”.  Verweerder heeft echter geen onderzoeken waaruit zijn gelijk blijkt overgelegd, wat wel op zijn weg had gelegen. Hij heeft slechts verwezen naar een link betreffende -naar verweerder stelt- een onderzoek waarin “wordt geconcludeerd dat er een mogelijk verband bestaat tussen PFOA en diverse vormen van kanker”.
Aldus heeft adverteerder de juistheid van de bestreden, absolute mededeling niet aangetoond. Door deze mededeling wordt naar het oordeel van de Commissie de indruk gewekt dat bij gewone anti-aanbakpannen in alle gevallen diverse, gevaarlijke materialen in het eten terecht komen.
Gelet op het voorgaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
Gelet op bovengenoemde onjuistheid wordt door de reclame bovendien zonder te rechtvaardigen redenen geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC. 
Ten slotte constateert de Commissie dat zij met betrekking tot de onderhavige reclame op 22 mei 2012 reeds een aanbeveling heeft gedaan (dossier 2012/00368). Het betrof toen een ander onderdeel van de uiting.
 
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met de artikelen 6 en 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om ook niet meer op de in dit dossier bestreden wijze reclame te maken.
RB 1546

Stichting Stophersentumoren maakt misleidende reclame

RCC 6 november 2012 zaaknr. 2012/00957 (stop hersentumoren)

De klacht heeft betrekking op een commercial waarin de aandacht wordt gevestigd op het ontbreken van gedegen onderzoek naar hersentumoren.  In beeld verschijnt een ouderpaar met een jong kind dat in het ziekenhuis tegenover een arts zit.  De voice over zegt:   “De dokter vertelt dat jullie zoontje een hersentumor heeft. En dat het iedereen kan overkomen. Jong en oud. En ook al sterven er vier mensen per dag aan, er is nog geen genezende behandeling mogelijk omdat er geen gedegen onderzoek wordt gedaan. Zonder onderzoek is dit gevecht dus al verloren, voordat jullie er aan beginnen. Hoogstwaarschijnlijk is je zoontje binnen 15 maanden dood. Zonder onderzoek geen kans. Zonder u geen onderzoek.”
 
 Als ouder van een zoon met een hersentumor vindt klaagster dat het filmpje schokkende beelden laat zien en horen. Klaagster vraagt zich af waar de cijfers die worden genoemd op zijn gebaseerd. De zoon van klaagster leeft al 11 jaar met een niet operabele hersenstam tumor en heeft het afgelopen jaar zijn HAVO diploma gehaald. Verweer luidt dat het onderzoek is onderbouwd met feitelijke gegevens en deskundigenonderzoek.. De Com­missie is van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, te weten het doneren van geld. Om die reden is de uiting op dit punt misleidend en daarmee oneerlijk zoals bedoeld in artikel 7 NRC.

De kwaadaardige hersentumor is een nog vrij onbekende ziekte. Met de campagne hoopt verweerder de ziekte uit de anonimiteit te halen. Dit wordt op indringende wijze gedaan, omdat verweerder gelooft dat het effect heeft om het grote publiek zeer direct te confronteren met de ernst van deze ziekte en het ontbreken van kennis over de oorzaak en de behandeling ervan.

Verweerder is ervan overtuigd dat sprake is van een integere reclame, waarbij het belang van meer onderzoek naar een betere behandeling van kwaadaardige hersentumoren volle aandacht krijgt. Verweerder is zich ervan bewust dat een dergelijke commercial onrust kan veroorzaken, maar vond het in belang van de (toekomstige) patiënt en hun naasten dat de ernst van de ziekte toch aandacht verdient rondom de Internationale Hersentumorweek.

De Commissie begrijpt uit de stelling van klaagster dat het voor haar niet duidelijk is waarop de in de commercial genoemde feitelijke gegevens zijn gebaseerd en dat zij op grond van ervaringen met haar eigen zoon, deze ook in twijfel trekt. Aldus begrijpt de Commissie haar klacht aldus dat volgens haar de reclame behalve schokkend, tevens misleidend is.
In de reclame-uiting wordt echter zonder nadere nuancering gesproken over ‘een hersentumor’ die is geconstateerd, waarvan vervolgens wordt gezegd dat ‘er’ vier mensen per dag aan sterven. Tot slot wordt voorspeld dat het in de reclame bedoelde jongetje ‘hoogstwaarschijnlijk binnen 15 maanden dood’ is. In de gehele commercial wordt geen onderscheid gemaakt tussen kwaadaardige en goedaardige hersentumorentumoren of de verschillen in gradaties die hierin bestaan en de gevolgen voor de overlevingsperiode.
 
Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de boodschap in de commercial daarom aldus opvatten dat deze betrekking heeft op iedere willekeurige vorm van een hersentumor en wordt de onjuiste indruk achtergelaten dat ten aanzien van een persoon (jong of oud) bij wie een hersentumor is geconstateerd, ongeacht  in welke vorm, de kans buitengewoon groot is dat hij of zij binnen 15 maanden dood is.
Gelet op het voorgaande gaat de commercial gepaard met voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie zoals bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Com­missie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, te weten het doneren van geld. Om die reden is de uiting op dit punt misleidend en daarmee oneerlijk zoals bedoeld in artikel 7 NRC.

Bij de beantwoording van de vraag of een uiting in strijd is met deze criteria stelt de Commissie zich, gezien het subjectieve karakter daarvan, terughoudend op. Getoetst wordt immers aan subjectieve normen waarbij, anders dan bij objectieve normen, de persoonlijke waardering een belangrijke rol speelt, die per individu kan verschillen. Bij toetsing van een uiting aan subjectieve normen beoordeelt de Commissie of volgens huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. Daarbij kunnen verschillende factoren een rol spelen, zoals bijvoorbeeld de boodschap van de uiting, het daarmee beoogde doel en de wijze waarop dit in de uiting is uitgewerkt. Gelet hierop acht de Commissie -voornoemde terughoudendheid in acht genomen- de uiting niet van dien aard, dat daarmee de in dit verband genoemde artikelen van de Nederlandse Reclame Code worden overtreden. Dat niet iedereen de uiting zal waarderen, leidt niet tot een ander oordeel.  Op dit punt wordt de klacht derhalve afgewezen.
 
Op grond van het hiervoor in het oordeel onder 1. bepaalde, acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.
RB 1543

Niet discriminerend voor personen die niet werken

RCC 30 oktober 2012 zaaknr. 2012/00789B (VVD - Werkend Nederland)

De bestreden reclame-uiting komt voor in een commercial (in de periode voorafgaand aan de Tweede Kamerverkiezingen.) Een man komt in beeld en zegt: “Ja, waarom zou je nog werken? Als je niks doet word je in de watten gelegd en als je keihard werkt dan word je gepakt”. Vervolgens wordt door een voice over de volgende tekst gezegd: “Werkend Nederland verdient belastingverlaging. VVD.”

Klaagster acht de commercial onnodig grievend voor mensen die een uitkering krijgen. Klaagster meent dat er sprake is van stemmingmakerij en daardoor van aantasting van de burgerrechten. Klaagster stelt: “Er bestaat zelfs jurisprudentie over bij het Hof van Europa. Dat het discriminatie is en aantasting van de burgerrechten.”

Hoewel de Commissie er begrip voor heeft dat sommigen de wijze waarop de VVD haar visie op dit punt aan de man brengt niet zullen waarderen, kan, in het licht van de vergaande terughoudendheid die in acht dient te worden genomen bij de beoordeling van politieke uitingen, ook als dit reclame-uitingen zijn, naar objectieve maatstaven niet worden gezegd dat de uiting onnodig grievend of discriminerend is voor personen die niet werken.

Klaagster wijst erop dat de VVD de partij van de Minister President is en aldus een voorbeeldfunctie heeft. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de Minister President er ook is voor de niet werkende Nederlanders. Klaagster heeft er bezwaar tegen dat in de commercial een onderscheid wordt gemaakt tussen ‘werkers’ en ‘niet-werkers’. Zij stelt dat sprake is van een ‘criminaliserende’ ondertoon en dat de commercial aanzet tot haat en tweedracht. “Het maakt van de slachtoffers van de crisis daders, en de echter daders (banken etc) gaan vrijuit”, aldus klaagster.

Het oordeel van de Commissie
Evenals de voorzitter, is de Commissie van oordeel dat bij het beoordelen van de onderhavige commercial een vergaande terughoudendheid dient te worden in acht genomen. Het betreft immers een commercial van een politieke partij, de VVD, waarin zij haar standpunt tot uitdrukking brengt, te weten “werkend Nederland verdient belastingverlaging”. De wijze waarop dit gebeurt is, ook naar het oordeel van de Commissie, niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Hoewel de Commissie er begrip voor heeft dat sommigen de wijze waarop de VVD haar visie op dit punt aan de man brengt niet zullen waarderen, kan, in het licht van de vergaande terughoudendheid die in acht dient te worden genomen bij de beoordeling van politieke uitingen, ook als dit reclame-uitingen zijn, naar objectieve maatstaven niet worden gezegd dat de uiting onnodig grievend of discriminerend is voor personen die niet werken.

Hetgeen klaagster in haar bezwaar tegen de terzijdelegging en in haar mondelinge toelichting heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter.
RB 1540

Eerste boete(matiging) voor toekomstige producten of diensten

Rechtbank Amsterdam 14 november 2012, LJN BY3391 (TROS tegen CvdM)

Mediarecht. Vermijdbare uiting met wervend karakter, (beperkte) matiging van de boete, omdat er nooit eerder een boete is opgelegd voor toekomstige producten of diensten. Uit't persbericht van het CvdM: De rechtbank Amsterdam heeft het Commissariaat voor de Media in het gelijk gesteld in een zaak rond het kinderprogramma 'Het Sprookjesboomfeest' van de TROS. De rechtbank bevestigde het oordeel van het Commissariaat [IEF 10017] dat de omroep zich met het programma niet aan de Mediawet heeft gehouden.

Het Commissariaat is verheugd over deze uitspraak. De publieke omroep moet een veilige haven zijn voor kinderen. Publieke media-instellingen mogen in hun programma's geen reclame maken en ze mogen buiten de programma's niet dienstbaar zijn aan het maken van winst door commerciële partijen. Het is een belangrijke toezichtstaak van het Commissariaat om dit te voorkomen.

Het programma bevatte verboden reclame-uitingen. Bovendien maakte de TROS zich dienstbaar aan de commerciële belangen van de Efteling. De omroep bood namelijk met het uitzenden van het kinderprogramma kort voor de introductie van de attractie Sprookjesboom, de Efteling de kans om via het programma alvast interesse voor die attractie te wekken.

Het Commissariaat legde voor beide overtredingen een boete op van € 60.000. De TROS stelde tegen dit besluit beroep in. De rechtbank zag aanleiding om de totale hoogte van de gezamenlijke boetes te matigen tot € 108.000. Dat doet niet af aan het inhoudelijke oordeel dat de TROS de overtredingen heeft begaan.

2.5. De rechtbank komt aldus tot de conclusie dat sprake is van vermijdbare uitingen met een wervend karakter ten aanzien van de Efteling als zodanig en ten aanzien van de attractie “Sprookjesboom”, waarmee eiseres artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet heeft geschonden. Verweerder heeft zich echter ten onrechte op het standpunt gesteld dat de vermijdbare uitingen in het programma eveneens een wervend karakter ten aanzien van de musical hebben.

2.9 (...) Daarnaast ziet de rechtbank een boeteverlagende omstandigheid in het feit dat verweerder nog nooit een boete heeft opgelegd voor reclame-uitingen met een wervend karakter ten aanzien van toekomstige producten en/of diensten.

2.3. In dit verband stelt eiseres dat enkel sprake kan zijn van het maken van vermijdbare reclame indien sprake is van een ten tijde van de uitzendingen reeds bestaand product of dienst. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de wet noch uit de jurisprudentie volgt dat vermijdbare uitingen alleen kunnen worden gedaan ten aanzien van bestaande producten en/of diensten. Met verweerder acht de rechtbank het aannemelijk dat een reclame-uiting zich in het geheugen van de kijker kan nestelen en derhalve een wervend karakter kan hebben ten aanzien van toekomstige producten of diensten.

2.4. Vaststaat dat op 1 april 2010 de attractie “Sprookjesboom” in de Efteling is geopend. Daarnaast is in het Eftelingtheater een musical “Sprookjesboom” opgevoerd. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om te beoordelen of sprake is van vermijdbare uitingen ten aanzien van de Efteling als zodanig, danwel ten aanzien van deze attractie of musical.
- De rechtbank acht het aannemelijk dat de Efteling als zodanig op het moment dat het programma werd uitgezonden bij het gemiddelde publiek bekend was. Van belang is dat het hoofdbestanddeel van het programma, de zogenaamde “Sprookjesboom”, tevens een onderdeel is van het Sprookjesbos in de Efteling. De uitingen in het programma zoals het logo en de naam van het programma, het decor, de handpoppen, de sprookjesfiguren en de muziek dragen naar het oordeel van de rechtbank, in samenhang met het tonen/noemen van de naam “Sprookjesboom” (in welke vorm dan ook), bij aan de identificeerbaarheid van de Efteling als zodanig. Gelet hierop moeten deze uitingen in het programma worden aangemerkt als vermijdbare uitingen die onmiskenbaar tot gevolg hebben dat de afname van producten of diensten van de Efteling wordt bevorderd.
- De attractie is ongeveer zes weken na de laatste uitzending van het programma in de Efteling geopend. Gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 2.3 is overwogen, kunnen vermijdbare uitingen ook een wervend karakter hebben ten aanzien van nog toekomstige producten en/of diensten. De rechtbank acht het aannemelijk dat de vermijdbare uitingen na een periode van zes weken nog in het geheugen van de gemiddelde kijker zijn genesteld en derhalve nog steeds een wervend effect kunnen hebben. Gelet op dit herinneringseffect moeten voornoemde uitingen naar het oordeel van de rechtbank eveneens als vermijdbare uitingen met een wervend karakter worden aangemerkt ten aanzien van de attractie.
- Met betrekking tot de vraag of voornoemde uitingen eveneens een wervend karakter hebben ten aanzien van de musical, acht de rechtbank het volgende van belang. De musical is in de periode van 2 augustus 2009 tot en met 6 september 2009 opgevoerd in het Eftelingtheater en vanaf december 2010 in theaters door het hele land. Nu de eerste serie voorstellingen ten tijde van de uitzendingen al was afgesloten, kunnen de uitingen niet een voor die serie wervend karakter hebben. Gelet op de periode gelegen tussen de laatste uitzending medio februari 2010 en de tweede serie voorstellingen, kan naar het oordeel van de rechtbank alleen al vanwege het tijdsverloop zonder nadere bewijsvoering niet worden aangenomen dat de reclame-uitingen een wervend karakter hebben ten aanzien van deze laatste serie musicalvoorstellingen.

2.5. De rechtbank komt aldus tot de conclusie dat sprake is van vermijdbare uitingen met een wervend karakter ten aanzien van de Efteling als zodanig en ten aanzien van de attractie “Sprookjesboom”, waarmee eiseres artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet heeft geschonden. Verweerder heeft zich echter ten onrechte op het standpunt gesteld dat de vermijdbare uitingen in het programma eveneens een wervend karakter ten aanzien van de musical hebben.
2.9. Nu de rechtbank echter ook van oordeel is dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat het programma vermijdbare uitingen met een wervend karakter ten aanzien van de musical “Sprookjesboom” bevat, dient de boete te worden gematigd. Daarnaast ziet de rechtbank een boeteverlagende omstandigheid in het feit dat verweerder nog nooit een boete heeft opgelegd voor reclame-uitingen met een wervend karakter ten aanzien van toekomstige producten en/of diensten. In de Beleidslijn is immers de omstandigheid dat de interpretatie van de geschonden norm niet eerder is betrokken in het toezichtsbeleid van het Commissariaat als boeteverlagende omstandigheid opgenomen (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2012, LJN: BW9561).
De rechtbank ziet in deze twee omstandigheden aanleiding om de opgelegde boete van
€ 60.000, - te matigen met 10% naar een bedrag van € 54.000.-. Voor verdere matiging bestaat onder de gegeven omstandigheden geen grond. De gematigde boete wordt door de rechtbank als evenredig gezien.
RB 1529

Beter horen kost nou eenmaal geld

RCC 19 oktober 2012, dossiernr. 2012/00852 (Hans Anders tegen Beter Horen)

Hans Anders TV Commercial - Oost Indisch doof from Cosmic Visual - Fokke Baarssen on Vimeo.

Ongeoorloofde vergelijkende reclame. De bestreden reclame-uiting komt voor in een televisiecommercial van Hans Anders, waarin een man voor een winkel staat waar een oranjekleurige poster hangt met de afbeelding van een hoortoestel en de tekst “gratis hoortest”. De man zegt, op verontwaardigde toon: “Ik wil gewoon niet te veel betalen voor een goed hoortoestel. Maar volgens mij zijn ze hier (de man wijst op de winkel achter zich) zelf Oost-Indisch doof. Beter horen kost nou eenmaal geld, zeggen ze.”

Vervolgens springt de tekst “Het kan ook anders” in beeld, gevolgd door een ‘lopende band’ van verschillende hoortoestellen met de vermelding “0,-”, waarbij een voice-over de volgende tekst uitspreekt: “Maar het kan ook anders, want bij Hans Anders heeft u al voor nul euro keuze uit de beste hoortoestellen in hun prijsklasse. Wees er snel bij en profiteer nu nog van de vergoeding van uw zorgverzekeraar. Hans Anders, ik zou niet anders willen.”

Beter Horen voert echter ook zodanig geprijsde hoortoestellen in het assortiment dat bijbetaling niet nodig is. Door de onjuiste presentatie in de commercial krijgt de consument een verkeerd beeld. Hans Anders verweert zich door te stellen dat met een knipoog een verwijzing wordt gemaakt naar ‘Hollandse krenterigheid’. Niet kan worden geoordeeld dat Hans Anders zich hierdoor kleinerend uitlaat over Beter Horen of de goede naam van Beter Horen schaadt. De Commissie vindt dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie. De Commissie beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De gemiddelde consument zal begrijpen dat het onderdeel van de commercial, waarin de man een afkeurend gebaar maakt naar de winkel achter hem en zegt “Ik wil gewoon niet te veel betalen voor een goed hoortoestel. Maar volgens mij zijn ze hier zelf Oost-Indisch doof. Beter horen kost nou eenmaal geld, zeggen ze”, humoristisch en niet serieus is bedoeld, en dat met een knipoog een verwijzing wordt gemaakt naar ‘Hollandse krenterigheid’. Niet kan worden geoordeeld dat Hans Anders zich hierdoor kleinerend uitlaat over Beter Horen of de goede naam van Beter Horen schaadt.
Voor zover al wordt geoordeeld dat in de commercial sprake is van een verwijzing naar of zinspeling op de handelsnaam van klager, dan betreft dit een speelse verwijzing die toelaatbaar is.

3. Op grond van het voorgaande is sprake van vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC (onder a t/m h) genoemde voorwaarden is voldaan. De eerste voorwaarde luidt dat de vergelijking niet misleidend is in de zin van de NRC. Naar het oordeel van de Commissie wordt aan deze voorwaarde niet voldaan.

In de commercial wordt gesuggereerd dat voor hoortoestellen bij Beter Horen en andere concurrenten altijd geld betaald moet worden, terwijl bepaalde hoortoestellen bij Hans Anders voor 0 euro verkrijgbaar zijn. Vast staat dat met de in de commercial aangeboden “nul euro hoortoestellen” wordt gedoeld op de hoortoestellen waarvan de aanschafprijs niet boven de (tot 1 januari 2013 geldende) vergoedingslimieten van de Rzv uitkomen, zodat de (verzekerde) consument geen eigen bijdrage hoeft te betalen. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat ook Beter Horen en andere concurrenten zodanig geprijsde hoortoestellen in het assortiment voert dat deze onder de vergoedingslimiet van de Rzv vallen en bijbetaling dus niet nodig is.

RB 1524

Overal bereik behalve af en toe binnenshuis

RCC 3 oktober 2012, dossiernr. 2012/00812 (klager tegen adverteerder Vodafone)

Het betreft een reclamespot uit de serie “Perfect life, perfect deals” van Vodafone. Te zien is hoe Winston Gerschtanowitz zich op een tropisch strand gereed maakt om te gaan duiken, terwijl hij de plek en de kleur van de flippers “perfect” noemt en de bevolking “behulpzaam”. Nadat hij heeft gezegd “Overal perfecte ontvangst”,duikt hij onder water, waarna hij de overgaande telefoon opneemt met de woorden “Met Winston. Ja, perfecte vakantie, perfecte deal”. Vervolgens verschijnt de volgende tekst in beeld: “Bel+sms+internet. In 42 landen. € 2 per dag. Perfect life, perfect deals.”

De klacht:  In het spotje beweert adverteerder overal perfecte ontvangst te hebben. Dat is niet waar. Volgens de klantenservice kan binnenshuis geen dekking worden gegarandeerd. De reclame is daarom misleidend. De commissie beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De televisiecommercial is onderdeel van een serie commercials waarin het perfecte leven van het personage en de perfecte deals die Vodafone voor hem heeft, centraal staan. Het perfecte leven wordt in de commercials over-the-top weergegeven. In de onderhavige commercial is het personage op vakantie op een fictieve perfecte buitenlocatie. Wanneer gezegd wordt dat er overal perfecte ontvangst is, blijkt duidelijk dat op de ontvangst op die vakantielocatie wordt gedoeld, nu deze mededeling is opgenomen in een opsomming van punten die verklaren waarom de locatie zo perfect is. In de commercial wordt niet beweerd dat Vodafone overal perfecte ontvangst heeft. Het mag duidelijk zijn dat het telefoongesprek dat in de spot onder water wordt gevoerd in werkelijkheid op die manier niet mogelijk is.

 Het oordeel van de Commissie:

De televisiecommercial is onderdeel van een serie commercials waarin het perfecte leven van het personage en de perfecte deals die Vodafone voor hem heeft, centraal staan. Het perfecte leven wordt in de commercials over-the-top weergegeven. In de onderhavige commercial is het personage op vakantie op een fictieve perfecte buitenlocatie. Wanneer gezegd wordt dat er overal perfecte ontvangst is, blijkt duidelijk dat op de ontvangst op die vakantielocatie wordt gedoeld, nu deze mededeling is opgenomen in een opsomming van punten die verklaren waarom de locatie zo perfect is. In de commercial wordt niet beweerd dat Vodafone overal perfecte ontvangst heeft. Het mag duidelijk zijn dat het telefoongesprek dat in de spot onder water wordt gevoerd in werkelijkheid op die manier niet mogelijk is.

RB 1518

De auto gaat niet op elektrische kracht 500 km

RCC 3 oktober 2012 zaaknr.2012/00810 (klager tegen adverteerder)

Misleidende reclame. Elektrische auto Opel Ampera.

Beelden van de televisiecommercial voor de Opel Ampera tonen een drietal extreme sportprestaties (zoals o.a. duiken tot 101 meter diep in 1 adem) afgewisseld met beelden van een Opel Ampera. 
Een voice-over zegt: “Alleen echte pioniers gaan verder dan alle anderen. De nieuwe Opel Ampera. Dé elektrische auto die je verder brengt.” In beeld verschijnt de tekst: “Opel Ampera. Elektrisch aangedreven, rijdt 500 km.”

De klacht isdat het elektrisch rijdend bereik van de Opel Ampera slechts 60 kilometer bedraagt. Daarna rijdt de auto op benzine, en is de auto vanwege zijn gewicht relatief onzuinig. De auto rijdt dus niet 500 kilometer elektrisch zoals in de commercial wordt gesuggereerd.

Door beide eigenschappen gecombineerd te noemen als in de laatste zinsnede, wordt naar het oordeel van de Commissie bij de gemiddelde consument de indruk gewekt dat de elektrisch aangedreven Ampera geen fossiele brandstof nodig heeft om 500 kilometer te kunnen rijden. Deze indruk wordt versterkt door de context van de uiting, waarin de nieuwe Opel Ampera - naast de getoonde beoefenaars van extreme sporten.
De reclame is in het oordeel van de commissie in strijd met Nederlands Reclame Code.
 

RB 1486

Akupurian gratis ring en gids (bij aankoop van)

RCC 21 augustus 2012, dossier 2012/00705 (Oorbel gratis)

In een televisiecommercial wordt meegedeeld dat men ‘Akupurian’, wanneer men ‘nu’ belt, gratis krijgt. Er is - aldus adverteerder - sprake van een misverstand: de ring en gids zijn gratis bij bestelling van de oorbel, die wel betaald dient te worden.

Echter door deze mededeling, in combinatie met de aftellende klok, kan naar het oordeel van de Commissie gemakkelijk de indruk ontstaan dat men, wanneer men binnen de op de klok getoonde tijd het genoemde telefoonnummer belt, de Akupurian oorbel - waar immers reclame voor wordt gemaakt - gratis ontvangt. Hierdoor is niet duidelijk wat de bedoeling is van de actie, te weten dat men, wanneer men de oorbel (tegen betaling) aanschaft, uitsluitend de ring en de handleiding hier gratis bij krijgt.

Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.