RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Audiovisuele media  

RB 1442

Anti-snurkbeugel past niet iedereen

RCC 14 juni 2012, dossiernr. 2012/00313 (ZQuiet)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. Medisch hulpmiddel.

In een televisiereclame voor het product ZQuiet wordt onder meer gezegd: “Heeft niets tot nu toe gewerkt en eindigt u vaak in verschillende slaapkamers om maar te kunnen slapen? Dat is nu voorgoed voorbij. Nu is er een fonkelnieuwe oplossing die in Amerika door honderdduizenden mensen wordt gebruikt en er gegarandeerd voor zal zorgen dat ook u direct met snurken zal stoppen” en “Tel Sell introduceert ZQuiet Comfortabel en eenvoudig in het gebruik” en “Nu is er eindelijk een apparaat dat u zonder pijn of moeite in kunt doen” en “Bestel voor een gegarandeerd stille nachtrust de ZQuiet”.

Klaagster stelt dat ten onrechte wordt gesuggereerd dat de beugel 'ZQuiet' tegen snurken bij iedereen past en voor iedereen werkt. Voor klaagster was duidelijk dat de ZQuiet niet in haar mond zou passen en niet om haar tanden zou kunnen sluiten. Als men het product niet in de mond kan doen, kan het niet werken.

De Commissie oordeelt dat niet voldoende duidellijk is dat het product niet voor een ieder bruikbaar is. De Commissie acht de reclame voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de van het gebruikt van ZQuiet te verwachten resultaten. Er is sprake van misleidende reclame.

In de bestreden uiting wordt het product ZQuiet aangeprezen als oplossing voor het probleem van snurken.

In de uiting wordt weliswaar niet uitdrukkelijk gesteld dat ZQuiet voor iedereen geschikt is, maar wel wordt met grote stelligheid en zonder voorbehoud gezegd: “Heeft niets tot nu toe gewerkt en eindigt u vaak in verschillende slaapkamers om maar te kunnen slapen? Dat is nu voorgoed voorbij”, “een oplossing (..) die er gegarandeerd voor zal zorgen dat ook u direct met snurken zal stoppen”, “Nu is er eindelijk een apparaat dat u zonder pijn of moeite in kunt doen” en “voor een gegarandeerd stille nachtrust”. Aldus wordt naar het oordeel van de Commissie in te absolute bewoordingen gewezen op van het gebruik van ZQuiet te verwachten resultaten. Niet voldoende duidelijk is dat het product -naar adverteerder bij verweer heeft meegedeeld- niet voor een ieder bruikbaar is. In zoverre acht de Commissie de reclame voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de van het gebruik van ZQuiet te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1439

Geen voorwaarde aan tijdstip van uitzenden

Vzr. RCC 13 juni 2012, dossiernr. 2012/00492 (Ziggo)

Pedagogisch onverantwoord.

In een televisiereclame vertelt een jongetje op een schoolplein aan andere kinderen wat je allemaal kunt doen om langer te kunnen opblijven. Intussen is te zien dat dat jongetje bij zijn ouders op de bank naar een film mag blijven kijken, nadat hij allerlei smoesjes heeft bedacht. Ten slotte zegt het jongetje: 'Ik vind het een hele leuke familiefilm'. De voice-over zegt: 'Volop keuze uit de allernieuwste films en series. Altijd iets voor jou'. 'Ziggo' verschijnt in beeld.

De klacht richt zich op het feit dat de reclame om 19:15 uur wordt uitgezonden. Zijn kinderen krijgen ongevraagd een reclame te zien, waarin een jongetje allerlei leugens verzint om op te blijven en het product van Ziggo te bekijken. Klager vindt de reclame pedagogisch onverantwoord en verzoekt tot het stellen van een voorwaarde aan het tijdstip van uitzenden.

De voorzitter oordeelt dat de grens van het toelaatbare niet is overschreden, ook niet voor zover (kleine) kinderen de uiting zien. De commercial is duidelijk humoristisch. De klacht wordt afgewezen.

RB 1432

Toegeschreven werking niet aannemelijk

RCC 4 juni 2012, dossiernr. 2012/00273 (Nutrilon)
RCC 4 juni 2012, dossiernr. 2012/00425 (Nutrilon)


Voeding. Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product.

In beide beslissingen gaat het om de televisiereclame voor 'Nutrilon Dreumes- of Peutermelk'. De voice-over zegt: “Je kunt ze blijven ondersteunen met Nutrilon Dreumes- of Peutermelk. Dat bevat ‘ImmunofortisProgress’ met vitamines die op een natuurlijke manier bijdragen aan een gezond immuunsysteem. Nutrilon draagt bij aan een gezond immuunsysteem. In ieder geval de eerste drie jaar.” Onderin beeld verschijnt onder meer de tekst: “Nutrilon bevat vitamines A, C en D welke bijdragen aan een normale werking van het immuunsysteem”

De eerste klager zegt dat de uiting suggereert dat het product bewezen bijdraagt aan het immuunsysteem van je kind, wat niet voldoende bewezen is door middel van goede wetenschappelijke onderzoeken. Ouders krijgen onnodig het gevoel dat zij deze dure melk voor hun kinderen moeten kopen, terwijl gewone koemelk als onderdeel van gezonde voeding voldoende is om het immuunsysteem gezond te houden.

De tweede klacht luidt dat de kijker wordt misleid door het medegedeelde over de toevoeging van vitamines A, C en D.  Nu kinderen deze vitamines ook binnen krijgen wanneer ze gezond eten, is de toevoeging van deze vitamines in de melk niet nodig. De reclame wordt door beide klagers misleidend geacht.

De Commissie oordeelt in deze klachten dat de aan Nutrilon Dreumesmelk toegeschreven werking niet aannemelijk is gemaakt en het wel degelijk mogelijk is met gezonde voeding alle benodigde voeding te geven en het immuunsysteem van peuters te ondersteunen. Dus dat onjuiste informatie wordt verstrekt over het bestaan van specifieke kenmerken van het product. De uiting is derhalve misleidend en oneerlijk.

Dossiernr. 2012/00273

Tegenover de stelling van klaagster dat de in de commercial geclaimde werking van Nutrilon Dreumesmelk niet bewezen is, heeft adverteerder in zijn verweer meegedeeld dat deze claim ‘is gekoppeld aan de vitamines A, C en D in deze Dreumesmelk’ en dat ‘voor deze kinderclaims’ dossiers zijn ingediend bij de European Food Safety Authority. Niet is echter duidelijk om welke specifieke kinderclaims het gaat.
Het door adverteerder overgelegde document betreft de in de commercial getoonde grafiek, waarop de klacht geen betrekking heeft. Geen sprake is van recent erkend wetenschappelijk onderzoek dat is verricht met betrekking tot de werking van de Dreumesmelk of artikelen die zijn gepubliceerd in erkende wetenschappelijke tijdschriften.
 
Gelet op het voorgaande is de in de uiting aan Nutrilon Dreumesmelk toegeschreven werking niet aannemelijk gemaakt en is de Commissie van oordeel dat adverteerder onjuiste informatie verstrekt over het bestaan van specifieke kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit te nemen over een transactie, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dossiernr. 2012/00425

Ad 1 en ad 3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kinderen die in de commercial centraal staan zichtbaar ouder zijn dan zes maanden. Het product dat in de commercial wordt aange­pre­zen, is ook uitslui­tend bedoeld voor kinderen die ouder zijn dan 1 jaar (dreumesen). Op grond hiervan is naar het oordeel van de Commissie geen sprake van een commercial die me­de is gericht op ouders met kinderen die jonger zijn dan zes maanden. Gelet hierop, en nu reclame voor opvolgmelk niet is verboden en niet is gebleken dat deze reclame in strijd is met de Warenwetregeling zuigelingenvoeding 2007 respectievelijk artikel 13 van EG-verordening nr. 2006/141, dient de reclame op dit punt toelaatbaar te worden geacht. Voorts kan naar het oordeel van de Commissie niet worden gezegd dat de commercial op enige wijze moeders zou stimuleren om te stoppen met borstvoeding.
Gelet op het voorgaande treffen de klachten zoals genoemd onder 1. en onder 3. geen doel.
 
Ad 2.
In de commercial wordt door één van de moeders gezegd dat dreumesen nog steeds ‘speciale melk nodig hebben’. Mede gelet op de overige inhoud van de commercial wordt naar het oordeel van de Commissie aldus de indruk gewekt dat het zonder de Dreumesmelk niet mogelijk is om peuters voldoende voedingsstoffen binnen te laten krijgen die bijdragen aan een gezond immuunsysteem. Naar adverteerder heeft erkend, is het echter wel degelijk mogelijk om met gezonde voeding alle benodigde voeding te geven en het immuunsysteem van peuters te ondersteunen. Derhalve is de mededeling dat de peuters speciale melk ‘nodig’ hebben onjuist. Gelet op het voorgaande gaat de reclame-uitingop dit punt gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 onder bvan de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oor­deel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1423

Cassis gemaakt van 'verkeerde' bessen

Vz. RCC 22 mei 2012, dossiernr. 2012/00448  (Hero cassis)

Voeding en niet-alcoholhoudende dranken. Verkeerde informatie verstrekken aan consument. Misleidende reclame. Oplettendheid consument.

In de televisiecommercial is te zien hoe 'deskundigen' in een laboratorium (volgens de voice-over) 'zwarte bessen testen op hun windgevoeligheid omdat alleen Zeeuwse bessen mee mogen doen'. De klager zegt dat in de commercial blauwe bessen worden getoond. Omdat cassis wordt gemaakt van zwarte bessen, wordt er volgens klager verkeerde informatie verstrekt aan de consument.

In de commercial zijn inderdaad blauwe bessen te zien. De simpele reden hiervoor is dat er in de periode dat de commercial werd opgenomen geen zwarte bessen waren, zodat is gekozen voor de meest gelijkende wel beschikbare bes. De gemiddelde consument zal dit niet opvallen. Hero heeft er bovendien geen belang bij te suggereren dat er blauwe bessen in de cassis zitten, nu deze bessen minder vitamine C en antioxidanten bevatten dan zwarte bessen.

De voorzitter oordeelt dat de gemiddelde consument uit de op overdreven wijze gebrachte boodschap van de televisiecommercial zal begrijpen dat Hero cassis wordt gemaakt van zwarte bessen. Het is volgens de Voorzitter echter de vraag of het verschil in kleur van de bessen in de commercial door de gemiddelde consument wordt opgemerkt. De voorzitter oordeelt dat er geen sprake is van misleidende reclame, nu dit verschil het besluit van de consument, om de cassis te kopen, niet zal beïnvloeden. De klacht wordt derhalve afgewezen.

RB 1415

Vroegboekkorting alleen voor vliegreizen

CvB 5 juni 2012, dossiernr. 2012/00251 (OAD vroegboekkorting)

In een tv-reclame wordt onder meer gezegd: “Zeg bent u al vakantieVIP? Dat word je als je nu bij OAD Reizen een heerlijke vakantie boekt. Maar wees er snel mee, want dan profiteer je van hele hoge vroegboekkortingen”.

Klacht: In geen van de bestreden uitingen is vermeld dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor all-in vliegreizen en bestemmingen aan de Middellandse Zee.

RCC: Adverteerder heeft niet weersproken dat uit geen van de bestreden uitingen valt op te maken dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor vliegreizen en reizen naar bestemmingen aan de Middellandse Zee en dus niet voor andere door OAD aangeboden reizen. Er wordt essentiële informatie verborgen gehouden.

Er worden drie grieven ingediend:

1) geen goede procesorde, omdat de SRC aan klaagster (in eerste instantie) twee mogelijke samenvattingen heeft aangeboden van haar klacht.
2) De beslissing wordt gewezen door een onbevoegd Commissielid, zij wordt niet op de website van de SRC vermeld.
3) OAD kon de klacht niet onderzoeken omdat bepaalde gegevens ontbraken. Volgens OAD is de datum van boeken bepalend voor de toepasselijkheid van de gewraakte uitingen.


De CVB bevestigt de aanbeveling:

1. OAD miskent het Reglement en de eigen procesregels dat geen verbod inzake het vragen van nadere inlichtingen bevat.
2. De secretaris is - volgens art. 5 lid 2 Reglement - bevoegd als plaatsvervangenr van elk van de Commissieleden.
3. Voor de beoordeling van deze klacht is niet rele­vant of geïn­timeerde een reis heeft geboekt, en zo ja, op welke datum. Kern van de klacht is immers dat uit de uitin­gen niet blijkt dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor all-in vliegreizen en be­stem­mingen aan de Middellandse Zee.
4. Er is niet inhoudelijk weersproken, dus onderschreid het college het oordeel van de commissie

citaten:

onder 1: (...) OAD stelt dat in een procedure voor de rechter een dergelijke handel­wijze ongeoorloofd is. OAD miskent echter met dit betoog dat de procedure die volgt na het in behandelen nemen van een klacht door de Commissie, wordt beheerst door eigen procesregels, die zijn vastgelegd in het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, welke colleges zijn ingesteld in­ge­vol­ge artikel 2 lid 2 van de Statuten van de Stichting Reclame Code. In het Re­gle­ment zijn beginselen van een behoorlijke klachtprocedure uitgewerkt. Het Regle­ment be­vat geen verbod om naar aanleiding van een ingediende klacht nadere in­lich­tin­gen aan een klager te vragen. De door OAD bedoelde brief gaat het kader van een in­for­ma­tie­verzoek niet te buiten. Van “hel­pen” van geïntimeerde bij het indienen van een correcte klacht is geen sprake. Het was blijkens de inhoud van de brief de be­doeling duidelijkheid te verkrijgen over de reikwijdte van de klacht ten­ein­de die op efficiënte wijze te kunnen be­han­delen. OAD was hierbij ook ge­baat, nu zij het ver­weer in eerste aanleg kon be­perken tot datgene wat vol­gens het antwoord van geïn­timeerde op voormelde brief de essentie van de klacht was. Aldus kan niet wor­den gezegd dat sprake is van schending van het Re­glement en evenmin dat OAD door voormelde handelwijze in haar belangen is geschaad. Grief 1 faalt derhalve.

3. Ten aanzien van de stelling van OAD dat zij de klacht niet kon onderzoeken omdat met betrekking tot de door geïntimeerde gemaakte boeking bepaalde gegevens ont­bra­ken, is het College van oordeel dat deze stelling niet ter zake doet voor de be­oor­­­deling van de onderhavige klacht. Kern van de klacht is immers dat uit de uitin­gen niet blijkt dat de vroegboekkortingen alleen gelden voor all-in vliegreizen en be­stem­mingen aan de Middellandse Zee. Voor de beoordeling van deze klacht is niet rele­vant of geïn­timeerde een reis heeft geboekt, en zo ja, op welke datum. Het gaat in deze procedure immers uitsluitend om de vraag of de gewraakte uitingen mis­lei­dend zijn voor de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende con­su­ment.

4. De Commissie heeft geoordeeld dat niet is weersproken dat de in de klacht be­doel­de informatie in de uitingen ontbreekt en dat om die reden sprake is van een ver­bor­gen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen (...)

5. Het College neemt kennis van de stelling van OAD dat zij geïntimeerde een korting zal geven, ongeacht hoe de uitkomst van deze procedure zal luiden.

RB 1414

Pinnen in gemakswinkels geen tabaksreclame

Vz (afwijzing) RCC 22 mei 2012, dossiernr. 2012/00449 (Pin en win 2012 bij tabakswinkel)

Klacht: De aanbeveling om “bij uw gemaks- en tabakswinkel” te pinnen en kans te maken op een geldbedrag kan worden gezien als een indirecte reclame voor tabak. De commercial is daarom in strijd met “de reclamecode”.

Verweer: De commercial heeft tot doel het pinnen te stimuleren, ongeacht de hoogte van het bedrag en bij elk type zaak waar door consumenten wordt afgerekend, omdat pinnen veiliger en efficiënter is. Uit de actievoorwaarden (artikel 3.2) blijkt dat het in de gemaks- en tabakswinkel te winnen prijsbedrag van 250 euro niet mag worden besteed aan tabaksproducten.

Naar het oordeel van de voorzitter blijkt echter uit tekst en beeld voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat de televisiecommercial tot doel heeft het pinnen bij gemaks- en tabakswinkels te stimuleren en geen aanprijzing inhoudt van deze winkels en/of de in deze winkels verkrijgbare tabaksproducten. Met betrekking tot de pin-en-winactie kan evenmin worden geoordeeld dat sprake is van tabaksreclame, nu uit de actievoorwaarden, waarnaar in de commercial wordt verwezen, blijkt dat de te winnen prijs bestaat uit producten uit de betreffende gemakswinkel tot een bedrag van 250 euro met uitzondering van tabaksproducten en tabaksgerelateerde producten.

RB 1406

Zuivelbenaming voor een plantaardig product

Vzr. Rechtbank Breda 30 mei 2012, LJN BW6807 (Nederlandse Zuivel Organisatie tegen Alpro Nederland) - persbericht

NZO behartigt de belangen van Nederlandse zuivelproducenten. In maart 2012 schrijft Alpro over een nieuw product met de naam Mild & Creamy. In het bericht schrijft Alpro onder meer: "Alpro innoveert opnieuw met Alpro Mild & Creamy, een heerlijke yoghurtvariatie met een zachte, milde smaak. De yoghurt is mooi romig en tegelijk lekker licht." en vergelijkbare advertentie en televisiereclamespot.

NZO heeft een spoedeisend belang om zich te verzetten tegen het gebruik van zuivelbenamingen voor het plantaardige product dat Alpro recent op de markt heeft gebracht onder de naam Mild & Creamy. De voorzieningenrechter constateert dat Alpro een aantal keren de zuivelterm ‘yoghurt’ gebruikt om haar product aan te duiden. Daarmee wekt zij de suggestie dat het product Mild & Creamy een zuivelproduct is, dat is op grond van de EG-Verordening 1234/2007 verboden.

Het woord ‘yoghurt’ en alle varianten op dat woord die suggereren of impliceren dat sprake is van een zuivelproduct, zoals ‘variatie op yoghurt’, ‘yoghurtvariatie’ en ‘yoghurtcategorie’, dient Alpro te staken en gestaakt te houden.

2.6. Tussen partijen is niet in geschil dat Mild & Creamy een product op plantaardige basis is en geen melk of zuivelproduct. Op grond van artikel III lid 2 van Bijlage XII bij de EG-Verordening nr. 1234/2007 is het verboden om voor andere levensmiddelen dan melk of zuivel in etiketten, handelsdocumenten, reclame en andere presentatievormen aan te geven, te impliceren of te suggereren dat het betrokken product een zuivelproduct is. Dit verbod gaat verder dan het gebruik van de term ‘yoghurt’. Impliciete of suggestieve aanduidingen zijn eveneens verboden.

 

2.10. De in de voorgaande overwegingen geconstateerde strijdigheden met de Europese regelgeving leiden de voorzieningenrechter ertoe om de gevorderde voorzieningen toe te wijzen als navolgend zal blijken. Aan het beoordelen van de andere grondslagen van NZO voor haar vorderingen komt de voorzieningenrechter niet toe. De vordering sub A zal de voorzieningenrechter nader toespitsen op concreet gebruikte slogans. Voor het wijzigen van de tekst op de verpakkingen van het product Mild & Creamy zal Alpro een ruimere termijn worden gegund. In dat verband stelt Alpro dat zij binnen tien weken een nieuwe verpakking op de markt kan brengen, terwijl NZO aangeeft dat een terugroep van de reeds in de winkels liggende verpakkingen niet wordt verlangd. De vordering sub B wordt toegewezen conform hetgeen door Alpro ter zitting als uitvoerbaar is erkend. Tegen het doen van deze opgave door een registeraccountant heeft Alpro geen bezwaar gemaakt. De onder C gevorderde rectificatie zal worden geconcretiseerd als uit het dictum zal blijken. Verder zal Alpro daarvoor een ruimere termijn worden gegund. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd. De dwangsom op het wijzigen van de verpakkingen zal niet worden gesteld op het aantal verpakkingen dat naderhand wordt aangetroffen maar per dag dat het gebod niet wordt nagekomen.

Dictum
gebiedt gedaagde om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gebruik van het woord ‘yoghurt’ en alle varianten op dat woord die suggereren of impliceren dat sprake is van een zuivelproduct, zoals ‘variatie op yoghurt’, ‘yoghurtvariatie’ en ‘yoghurtcategorie’, in haar eigen publicaties en reclame-uitingen over haar product Mild & Creamy te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EURO 25.000,- voor iedere dag dat zij dit gebod niet nakomt, tot een maximum van EURO 500.000,-;

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak
(Alpro Mild & Creamy: geen yoghurt, wel een yoghurtalternatief)

RB 1398

Van knop tot sinaasappel in 18 maanden

Vz (afwijzing) 24 april 2012, dossiernr. 2012/00319 (Van bloem naar fruit in 18 maanden)

In't kort: In een tv-commercial wordt in animatiebeelden aangegeven dat het 18 maanden duurt van bloemknop tot sinaasappel. De klacht: neen, dat is 6 tot 7 maanden. Het verweer: Appelsientje gebruikt late rassen die langer hangen. De voorzitter wijst de klacht af, omdat het voldoende aannemelijk gemaakt dat de sinaasappels pas na 18 maanden worden geoogst.

Integrale beslissing: Het betreft een televisiecommercial voor Appelsientje. Terwijl animatiebeelden zijn te zien van de groei van een bloemknop tot een sinaasappel wordt - voor zover hier van belang - gezegd: “Dit is een Appelsientje sinaasappel. Althans, dit wórdt een Appelsientje sinaasappel. Dat duurt maar liefst 18 maanden. Dat is natuurlijk best lang, maar de natuur heeft de tijd.”

De klacht
De periode tussen bloesem en fruit is niet 18 maanden, zoals in de reclame wordt gezegd, maar 6 tot 7 maanden. De reclame is niet waar en daardoor misleidend.
 
Het verweer
Voor Appelsientje worden late rassen sinaasappels gebruikt, die langer aan de boom hangen (15 tot 18 maanden) dan vroege rassen. In het najaar worden de sinaasappels geoogst die vanaf het voorjaar van het voorafgaande jaar hebben gerijpt.

Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter is van oordeel dat de Reclame Code Commissie de klacht zal afwijzen, nu adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voor Appelsientje sinaasappels worden gebruikt die na 18 maanden worden geoogst.

Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing van de voorzitter

De voorzitter wijst de klacht af.

RB 1397

Verfresten in een vaatwasser

Vz (toewijzing) 24 april 2012, dossiernr. 2012/00330 (Verfkwasten in Miele)

In een commercial worden verfkwasten, een palet en potjes met verfresten in de vaatwasser gedaan. Dit is in strijd met de milieuwetgeving. Door de reclame zouden meer mensen op het idee kunnen komen verfresten door het riool te spoelen. Als verweer wordt aangegeven dat gebruik is gemaakt van natuurverf.

De voorzitter oordeelt dat de gemiddelde consument zal uitgaan van de in het algemeen gebruikte verven, nu er niets over de soort gebruikte verf wordt gebruikt. Er is strijd met de wet (artikel 10.1 lid 2 van de Wet milieubeheer - verbod om zodanige handelingen met betrekking tot afvalstoffen te verrichten of na te laten waarvan hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan) en tv-commercial in strijd met het openbaar belang.

Ingevolge artikel 10.1 lid 2 van de Wet milieubeheer is het een ieder verboden om zodanige handelingen met betrekking tot afvalstoffen te verrichten of na te laten waarvan hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) ontstaan. Het in een vaatwasser reinigen van gebruikte verfartikelen dient te worden aangemerkt als een verboden handeling als bedoeld in deze bepaling. Verf bevat immers over het algemeen stoffen die bezwaarlijk zijn voor het (water)milieu. Of dat ook het geval is bij “natuurverf”, waarvan volgens Miele in de commercial gebruik wordt gemaakt, kan in het midden blijven, nu over het soort gebruikte verf in de commercial niets wordt gezegd. De gemiddelde consument zal uitgaan van de in het algemeen gebruikte verven.

Consumenten kunnen door de commercial ertoe gebracht worden om, in strijd met genoemde wettelijke bepaling, gebruikt verfmateriaal te reinigen in een (Miele) afwasautomaat. Om deze reden acht de voorzitter de televisiecommercial in strijd met het algemeen belang als bedoeld in artikel 3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

TV-Commercial is hier nog te vinden: YouTube.

RB 1386

Alleen bij de Staatsloterij belastingvrij

CVB 1 mei 2012, dossiernr. 2012/00106 (Alleen bij de Staatsloterij belastingvrij)

In de uiting komt de mededeling 'belastingvrij' voor terwijl de kansspelbelasting, zo luidt het verweer, reeds is ingehouden en afgedragen. Als de Staatsloterij inderdaad de enige kansspelaanbieder zou zijn bij wie geen kansspelbelasting wordt ingehouden, zoals in de reclame wordt gesuggereerd, zou sprake zijn van concurrentievervalsing en schending van regels van mededingingsrechtelijke aard.

De RCC stelt vast dat de gemiddelde consument de mededeling "belastingvrij" begrijpen dat er geen belasting (meer) betaald hoeft te worden en dus geen kansspelbelasting (meer) verschuldigd is; met ontvangt de prijzen netto. Niet weersproken is dat de Staatsloterij als enige adverteert met "belastingvrij". CvB bevestigd dit oordeel.

RCC:'Vast is komen te staan dat over de uit te keren prijs door de Staatsloterij al kansspelbelasting is ingehouden c.q. afgedragen. Dit betekent dat de geafficheerde prijs in zijn geheel wordt uitgekeerd, zonder dat de winnaar daarover nog kansspelbelasting hoeft te betalen. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de mededeling “belastingvrij” in de bestreden uitingen ook in deze zin begrijpen, en wordt niet de (onjuiste) indruk gewekt dat de Staatsloterij geen kansspelbelasting verschuldigd is.
 
Niet is weersproken dat de Staatsloterij als enige loterij in Nederland ervoor kiest de kansspelbelasting vooraf in te houden c.q. af te dragen, terwijl andere loterijen de winnaars de kansspelbelasting over de gewonnen prijzen laten betalen. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling dat alleen bij de Staatsloterij de prijzen belastingvrij zijn niet onjuist.

CVB: 2. Het College acht het op grond van het voorgaande niet misleidend dat de Staatslo­te­rij in reclame-uitin­gen de bij haar te winnen prijzen “belastingvrij” noemt. De ge­mid­deld geïnformeerde, om­zich­tige en oplettende con­su­ment zal deze mede­deling al­dus begrijpen, dat men de bij de Staats­loterij te winnen prijzen netto ont­vangt, dat wil zeg­gen zonder dat over die prij­zen be­lasting dient te wor­den ingehouden en afge­dragen. Dit is in overeenstemming met de werkelijkheid zoals de consument die ervaart. Aldus geeft het woord ‘belas­tingvrij’ de consument niet een onjuist beeld van de in de reclame-uitingen genoemde uit te keren prijzen. Voor zover appellant voorts nog stelt dat het woord ‘belastingvrij’ in com­­bi­natie met de naam ‘Staatsloterij’ de in­druk wekt dat de consu­ment bij de Staats­loterij voor­de­liger uit is dan bij andere loterijen, is dit, daargela­ten of de consument deze mede­deling zal betrekken op an­dere loterijen, evenmin onjuist te achten, nu alleen de Staats­loterij de in haar reclame-uitingen gepubliceerde prijzen netto aan de consument uitkeert.