RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Audiovisuele media  

RB 1485

Alcohol op de achterbank is geen actieve verkeersdeelname

RCC 16 augustus 2012, dossier 2012/00704 (Aperol Spritz)

Op de achterbank van de auto en op het dak van een stilstaande auto is geen actieve verkeersdeelname ex 18 lid 1 RVA.

Het betreft een televisie-reclame voor de alcoholhoudende drank-mix ‘Aperol Spritz’.
Een auto rijdt langzaam een plein op, waar een menigte mensen staat te wachten. De auto staat stil en twee vrouwen die in de auto zitten, richten zich op, en klimmen door het open dak naar buiten. Terwijl zij op het dak van de auto zitten, wordt naar een barman gebaard dat de dames graag een ‘Aperol Spritz’ willen. Het drankje wordt klaargemaakt en er wordt geproost en gedronken met de menigte.

Nu de betreffende dames, die het drankje ingeschonken krijgen, zelf niet achter het stuur zitten maar op de achterbank en vervolgens - terwijl de auto stilstaat - op het dak van de auto, is naar het oordeel van de Commissie geen sprake van ‘actieve verkeersdeelname’, zoals bedoeld in het genoemde artikel. Nu evenmin op andere wijze een verband wordt gelegd tussen consumptie van alcoholhoudende drank en actieve verkeersdeelname, is artikel 18 lid 1 RVA naar het oordeel van de Commissie niet geschonden.

RB 1482

(Alcoholvrij) bier ook voor overdag

Vz (afwijzing) RCC 7 augustus 2012, dossiernr. 2012/00676 (Bavaria Charlie Sheen)

Het betreft de tv-commercial (YouTube) voor Bavaria 0.0% die voor het achtuurjournaal is uitgezonden: “Bavaria 0.0. Bier ook voor overdag.”.

Hoewel de onderhavige reclame betrekking heeft op alcoholvrij bier, is Bavaria een biermerk en komt het Bavaria logo dat ook op ‘gewoon’ bier staat veelvuldig in beeld. Zo wordt op een slinkse manier toch reclame voor alcoholhoudende dranken van Bavaria gemaakt. Het is uit de verslavingszorg een bekend gegeven dat alcoholvrij bier associaties oproept met alcoholhoudend bier. Bavaria maakt hier misbruik van.

Naar het oordeel van de voorzitter is echter geen sprake van reclame voor alcoholhoudende drank. Uit de beelden en de gesproken tekst in de commercial blijkt duidelijk dat juist het alcoholvrije bier Bavaria 0.0% wordt aangeprezen. Het logo van Bavaria komt alleen in combinatie met 0.0% in beeld en er wordt niet verwezen naar alcoholhoudende dranken van Bavaria. Dat alcoholvrij bier associaties oproept met alcoholhoudend bier leidt – wat er zij van de juistheid van deze stelling van klager – er niet toe dat de commercial in strijd is met de Nederlandse Reclame Code.

RB 1479

Niet iedere fase in beeld gebracht

Vz. (afwijzing) RCC 7 maart 2012, dossiernr. 2012/00163 (Bisolvon in de longen)

In een televisiereclame wordt door middel van een schematische weergaven van de borst toegelicht hoe Bisolvon werkt.

In de animatie die in de uitingen wordt getoond is te zien dat Bisolvon wordt gedronken, waarna dit het vastzittende slijm in de luchtwegen oplost. Klacht: Wat men eet en drinkt komt echter in de slokdarm en niet in de luchtweg. Ten onrechte wordt de indruk gewekt dat Bisolvon, na het drinken daarvan, in de longen terechtkomt. De uiting is om die reden misleidend.

De voorzitter wijst de klacht af en overweegt dat de korte animatiebeelden op een versimpelde wijze de werking uitlegt: het innemen en de laatste fase, het moment dat Bisolvon zijn werk doet, wordt in beeldgebracht zonder tussenliggende fase te tonen.

De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie geen aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende.

Door middel van enkele korte animatie-beelden wordt op versimpelde wijze getoond wat in de uiting over de werking van Bisolvon wordt gezegd, in die zin dat de eerste, het innemen van Bisolvon, en de laatste fase, het moment waarop Bisolvon in de longen zijn werk doet, in beeld worden gebracht. Dat niet iedere fase die Bisolvon doorloopt wordt getoond, leidt niet tot het oordeel dat de uitingen misleidend zijn.

RB 1478

Het toelaatbare niet overschreden met: Wie wordt er vandaag begraven?

Vz (afwijzing) RCC 30 juli 2012, dossier 2012/00620 (SMS-spel wie wordt er vandaag begraven)

Het betreft een televisie-commercial waarin reclame wordt gemaakt voor een sms-spel, behorende bij het televisieprogramma RTL Boulevard. Men dient per sms het antwoord te geven op de vraag: “Wie wordt er vandaag begraven?”. Men kan de volgende antwoorden kiezen:
A. Robin Gibb of B. Donna Summer.

Klager: Beide genoemde artiesten zijn zeer recentelijk overleden en worden op een erg goedkope en aanstootgevende manier in een smakeloos en respectloos commercieel sms-spel gebruikt. De klacht wordt afgewezen.

Naar adverteerder heeft meegedeeld wordt in het betreffende sms-spel de kijker gevraagd om antwoord te geven op een vraag die de actualiteiten betreft die diezelfde dag in de uitzending van het televisieprogramma RTL Boulevard besproken zijn. Op de dag dat de onderhavige commercial werd uitgezonden, werd een wereldberoemde artiest begraven, welk onderwerp uitgebreid in het programma aan de orde kwam.

Met inachtneming van deze context en gezien de voornoemde terughoudendheid, is de voorzitter van oordeel dat de grenzen van het toelaatbare in dit geval niet zijn overschreden

RB 1467

Sprake van excessief gebruik van Fruittella snoep

RCC 23 juli 2012, dossiernr. 2012/00583 (Fruittella)

Bijzondere Reclamecode. Het betreft de 'billboarding' rond de televisieserie Goede Tijden Slechte Tijden, waarin wordt medegedeeld dat dit programma mede mogelijk wordt/werd gemaakt door 'Fruittella, vierkant de fruitigste'. De uiting bestaat uit drie delen, waarin is te zien hoe een (tiener)meisje een Fruittella 'snoeppot' leeg eet.

De klager baseert zich op het feit dat de indruk wordt gewekt dat Fruittella snoepjes zo lekker zijn dat je de hele verpakking wel achter elkaar leeg moet eten. Overmatige suikerconsumptie is slecht voor kinderen, die in Nederland steeds meer aan obesitas (gaan) lijden.

De Commissie oordeelt dat in de bestreden uiting de artikel 6 RVV en artikelen 1 en 6 CVZ worden overtreden. In deze uiting, die overigens niet specifiek op kinderen onder 13 jaar is gericht, is sprake van overmatige consumptie c.q. excessief gebruik van Fruittella snoep. Krachtens artikel 6 CVZ dient televisiereclame voor zoetwaren op een van de in artikel 6 CVZ beschreven wijzen een door de RCC vastgestelde, gestileerde afbeelding van een tandenborstel te tonen. Deze ontbreekt in de bestreden uiting van Fruittella. Volgens de Commissie is geen sprake van een dermate humoristisch karakter waardoor de uiting niet strijdig met de RVV en CVZ zou moeten worden bevonden.

Naar het oordeel van de Commissie worden in de bestreden uiting de genoemde bepalingen van de RVV en de CVZ overtreden. In drie fragmenten rondom een - ruim 20 minuten durende - aflevering van GTST is te zien hoe een meisje alleen een Fruittella snoeppot leegeet. De indruk dat de consumptie van het snoep binnen een kort tijdsbestek plaatsvindt, wordt versterkt door het beeld van het op de achtergrond varende bootje, dat in het eerste fragment het beeld binnen komt varen en in de volgende twee fragmenten nauwelijks verder is gevaren. Aldus is in deze uiting, die overigens naar het oordeel van de Commissie niet specifiek op kinderen onder 13 jaar is gericht, sprake van overmatige consumptie c.q. excessief gebruik van Fruittella snoep.

Krachtens artikel 6 CVZ dient televisiereclame voor zoetwaren op een van de in dit artikel beschreven wijzen een door de Reclame Code Commissie vastgestelde, gestileerde afbeelding van een tandenborstel te tonen. Als erkend is komen vast te staan dat een dergelijke afbeelding in de onderhavige uiting ontbreekt. Het gegeven dat door adverteerder de onderhavige billboarding wordt gezien als sponsoring, laat onverlet dat de uitingsvorm van deze sponsoring een reclame-uiting is volgens de definitie van de Nederlandse Reclame Code en in de zin van de CVZ. Het voorschrift van artikel 6 CVZ is derhalve op de bestreden uiting van toepassing.

Daargelaten de vraag of in geval van een humoristisch karakter van de uiting deze niet strijdig met de RVV en de CVZ zou worden bevonden, is naar het oordeel van de Commissie in de onderhavige billboarding, die als zelfstandige uiting ter beoordeling is voorgelegd, geen sprake van de door adverteerder bedoelde ‘knipoog’.

RB 1464

Reclame omtrent niet nicotinehoudende e-sigaret mag

Vzr. RCC 10 juli 2012, dossiernr. 2012/00554 (Tommy Teleshopping)

Tabak. Strijd met de wet. Het betreft een commercial op Tommy Teleshopping, waarin de niet nicotinehoudende e-sigaret wordt aangeprezen als een alternatief voor gewone sigaretten.

Klager stelt dat voor de e-sigaret geen reclame mag worden gemaakt omdat, in afwachting van de nieuwe regels uit Brussel, de minister heeft vastgesteld dat ert niet mee geadverteerd mag worden.

De voorzitter wijst de klacht af. Er is geen regelgeving die reclame voor niet nicotinehoudende e-sigaretten verbiedt. Het staat de adverteerder vrij reclame te maken voor dit product.

Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal afwijzen. Hij overweegt daartoe het volgende. Adverteerder stelt dat de reclame-uiting betrekking heeft op een niet nicotinehoudende e-sigaret, hetgeen de voorzitter juist acht. Anders dan klager stelt, is er geen regelgeving die reclame voor niet nicotinehoudende e-sigaretten verbiedt. Derhalve staat het adverteerder vrij reclame te maken voor dit product. Wel dient adverteerder zich krachtens artikel 8.3 lid b van de Reclamecode te houden aan gedragscodes waaraan hij zichzelf gebonden verklaart. Uit verweer van adverteerder blijkt dat de “Gedragscode reclame-uitingen niet nicotine houdende elektronische sigaret” van 19 november 2008 van toepassing is. Nu niet is gesteld of gebleken dat de reclame in strijd is met deze gedragscode, acht de voorzitter de klacht ongegrond.

RB 1461

Frisdrank reclame 'Oggu' misleidend en vergelijkend

RCC 4 juli 2012, dossiernr. 2012/00495 (Oggu)
RCC 4 juli 2012, dossiernr. 2012/00507 (Oggu)

Misleidende reclame. Vergelijkende reclame

Beide zaken hebben betrekking op een televisiereclame voor de frisdrank Oggu. Daarin wordt gezegd: “Gezond leven betekent voor mij: lekker eten en drinken waar geen dingen in zitten die ik niet uit kan spreken, maar waar gewoon in zit wat er in hoort. Oggu is zo. Een frisdrank met alleen natuurlijke ingrediënten, 100% biologisch, dus gezonder”. Ten slotte is naast de afbeelding van 3 flessen Oggu in verschillende smaken te lezen: “100% biologisch” en “100% frisdrank”. In de tweede zaak wordt tevensde uiting '0% E-NUMMERS' op een stand op de Horecava 2012 genoemd. Gezien op www.facebook.com.

De klachten komen neer op het volgende:
- er word gezegd dat het product biologisch is en dus gezond, hiervoor is geen bewijs (dossiernr 2012/00495);
- er wordt onterecht geclaimd dat het product biologisch is;
- sprake van verschillende misleidende uitingen met betrekking tot de voornaamste kenmerken van het product.

In de eerstgenoemde zaak wordt de klacht door de Commissie afgewezen. De klacht mist feitelijke grondslag. In de tweede zaak oordeelt de Commissie dat de reclame-uiting gepaard gaat met onjuiste informatie en dat deze misleidend is. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen de uitingen op de website en de televisiereclame. Met betrekking tot het feit dat in de uiting wordt vergeleken met andere frisdranken en dat karamel in vergelijking met cola's op de website niet onder geur- en smaakstoffen valt, maar onder aroma's, zorgt er volgens de Commissie voor dat er sprake is van vergelijkende reclame. De uiting is derhalve in strijd met de artikelen 7 en 13 NRC.

Dossiernr. 2012/00507

Ad a.
Zowel op in de televisiereclame als op de website wordt met betrekking tot de frisdank Oggu gesteld: “100% biologisch”. Adverteerder heeft door het overleggen van het document gedateerd 14 december 2010, “afgegeven op basis van artikel 29, lid 1 van Verordening (EG) nr. 834/2007 en Verordening (EG) nr. 889/2008” door Stichting Skal voldoende aannemelijk gemaakt dat de producten Oggu sparkling lemon lime, Oggu sparkling orange en Oggu sparkling cola “voldoen aan de eisen voor de biologische productiemethode”. Ingevolge artikel 23 onder 1 van eerstgenoemde verordening nr. 834/2007 van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 mogen met name “de termen vermeld in de bijlage” bij die verordening “en de afleidingen of verkleinwoorden daarvan, zoals “bio” en “eco” in de gehele Gemeenschap en in elke taal van de Gemeenschap afzonderlijk of in combinatie worden gebruikt voor de etikettering van en de reclame voor een product dat voldoet aan de voorschriften die bij of krachtens deze verordening zijn vastgesteld”. In bedoelde bijlage is als term in de Nederlandse taal vermeld: “biologisch”.

De Commissie dient de vraag te beantwoorden of gegeven het bovenstaande de term “100% biologisch” juist is. De Commissie beantwoordt die vraag in negatieve zin. Naar haar oordeel kan door die term bij de gemiddelde consument de indruk ontstaan dat alle ingrediënten van Oggu voldoen aan de eisen voor de biologische productiemethode. Die indruk is onjuist, omdat het van Oggu deel uitmakende ingrediënt water -naar adverteerder niet, althans onvoldoende heeft weersproken- als niet agrarisch ingrediënt niet voor certificering “als biologisch” in aanmerking komt. Gelet op het voorgaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad b.
Klager heeft de juistheid van de mededeling: “gezonder dan reguliere frisdranken” gemotiveerd weersproken. Samengevat, heeft hij erop gewezen dat de samenstelling van Oggu vrijwel identiek is aan die van andere frisdranken, bijvoorbeeld wat betreft de hoeveelheid suiker en zuur. Vervolgens heeft adverteerder onder meer meegedeeld dat met betrekking tot Oggu wordt gesteld dat dit een “gezondere frisdrank” is en dat daarmee wordt gedoeld op de afwezigheid van “dubieuze kunstmatige toevoegingen” zoals bijvoorbeeld Aspartaam E951, Sacharine E954 en sulfietammonia E150d. Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder de juistheid van de mededeling “gezonder dan reguliere frisdranken” daarmee niet aangetoond. Adverteerder laat immers onweersproken dat de samenstelling van Oggu wat betreft de hoeveelheid suiker en zuur nauwelijks afwijkt, terwijl hij bovendien geen objectieve vergelijkende informatie over de toevoegingen in Oggu en andere frisdranken heeft verschaft. Gelet op het voorgaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Aangezien er, gelet op de gemaakte vergelijking tussen Oggu en “reguliere frisdranken”, tevens sprake is van vergelijkende reclame als bedoeld in artikel 13 NRC, acht de Commissie de uiting ook in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

Reeds om bovengenoemde redenen is de uiting in strijd met de NRC. De Commissie komt niet meer toe aan het beoordelen van de in de klacht ingenomen, maar niet nader toegelichte stelling van klager omtrent strijd met de wet.

Ad c.
Op de website staat met betrekking tot de frisdrank Oggu: “geen chemicaliën”. Klager heeft de juistheid van deze mededeling gemotiveerd bestreden door te stellen dat alle stoffen, inclusief water, chemicaliën zijn. Door vervolgens te wijzen op de betekenis van “chemicaliën” volgens Van Dale en te stellen dat klager goed weet dat de “chemische industrie” niet gelijk staat aan de “natuurlijke industrie” heeft adverteerder de juistheid van haar mededeling naar het oordeel van de Commissie niet aangetoond.

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad d.
i. Adverteerder heeft meegedeeld dat er sprake is van een zogenaamde “typo”, waar in de vergelijking van verschillende cola’s op de website staat: “geen’’ met betrekking tot “geur- (..), “smaakstoffen”, terwijl Oggu Cola volgens diezelfde vergelijking wel aroma’s bevat. Gelet hierop gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

ii. Het bezwaar dat de mededeling “geen” met betrekking tot “kleur- (…)stoffen” onjuist is, omdat de sinasversie van Oggu oranje wortelsap bevat, wijst de Commissie af, omdat voornoemde mededeling wordt gedaan in de vergelijking met betrekking tot verschillende cola’s. Bij de klacht is geen uiting overgelegd waaruit blijkt dat adverteerder ook met betrekking tot de sinasversie van Oggu stelt dat deze geen kleurstoffen bevat.

Ad e.
Anders dan in de klacht wordt gesteld, staat karamel in voornoemde vergelijking van cola’s op de website niet onder geur- en smaakstoffen, maar onder aroma’s. Wat daarvan zij -klager heeft onweersproken gesteld dat aroma’s volgens de warenwetgeving geur- en smaakstoffen zijn- de Commissie vat de klacht op in die zin dat karamel ten onrechte in het geval van Oggu Cola als “karamel” is aangeduid en bij de overige cola’s als karamel, voorzien van een E-nummer, terwijl het -naar klager stelt- in het geval van Oggu om hetzelfde product karamel gaat, inclusief E-nummer. Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder niet, althans niet voldoende weersproken dat het om hetzelfde product karamel, inclusief E-nummer gaat. Adverteerder heeft volstaan met de mededeling dat men in biologische producten geen kleurstoffen mag gebruiken en dat Oggu karamel bevat “als aroma voor haar romige karamel smaak zoals cola vroeger smaakte”, terwijl de “moderne cola’s” sulfietammonia bevatten “niet vanwege de smaak maar puur vanwege de optische zwarte kleur”, waartegenover Oggu cola een bruine, natuurlijke kleur heeft. Naar het oordeel van de Commissie wordt aldus ten onrechte gesuggereerd dat Oggu Cola een andere, niet van een E-nummer voorziene stof genaamd karamel bevat dan andere in de vergelijking genoemde cola’s. In zoverre gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Aangezien er, gelet op de gemaakte vergelijking, tevens sprake is van vergelijkende reclame als bedoeld in artikel 13 NRC, acht de Commissie de uiting ook in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

Ad f.
Adverteerder heeft niet aangetoond dat de mededeling met betrekking tot Oggu: “0% E-NUMMERS” in de stand op de Horecava 2012 juist is. Met name heeft adverteerder niet, althans niet voldoende weersproken dat de sinasversie van Oggu wortelsap bevat en dat dit wortelsap B-caroteen (E160) bevat en dat Oggu Cola karamel, voorzien van een E-nummer bevat.

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1455

Marktonderzoeksbureau naar pre-roll advertising voldaan aan zorgplicht

Rechtbank Amsterdam 16 mei 2012, LJN BX0775 (Intomart GfK B.V. tegen Zoom.In B.V.)

Als randvermelding. Vonnis met betrekking tot online marktonderzoek naar pre-rolladvertising. GfK is een marktonderzoekbureau. Zoom.In (ZI) levert online (nieuws)videofilmpjes aan derden en exploiteert de advertentieruimte voor deze filmpjes, zogeheten pre-roll advertising. Ten behoeve van de groep mediabureaus Group M heeft ZI GfK Daphne benaderd voor een marktonderzoek, waarbij het bereik en effectiviteit van pre-roll advertising wordt vergeleken met het bereik en effectiviteit van adverteren op televisie. De facturen blijven deels onbetaald en GfK start een procedure tegen ZI. In reconventie stelt ZI dat GfK onrechtmatig heeft gehandeld als gevolg van niet deugdelijke/tijdige nakoming en stelt zij dat GfK haar zorgplicht heeft geschonden.

In conventie worden de vorderingen door de rechtbank toegewezen.In reconventie oordeelt de rechtbank dat GfK heeft voldaan aan zijn zorgplicht en verwerpt de argumenten van ZI op dit punt.

De rechtbank wijst de vorderingen van GfK toe en reconventionele vorderingen van ZI worden verworpen. ZI wordt veroordeelt in de proceskosten.

4.21. ZI stelt daarnaast dat GfK Daphne eerder had moeten controleren of ZI de tags in de Campina-campagne correct had geplaatst. Het is niet gesteld of gebleken dat partijen een dergelijke controle zijn overeengekomen, dat ZI daar in dit geval uitdrukkelijk om heeft gevraagd of dat daar in dit geval een duidelijke aanleiding voor was. Het valt dan ook niet zonder meer in te zien waarom op GfK Daphne de plicht zou rusten een dergelijke controle uit te voeren. Dat zij een gerenommeerd bureau is en dat de belangen voor ZI groot waren, is daarvoor onvoldoende. Van ZI had juist – in het licht van deze belangen – verwacht mogen worden dat zij een dergelijke controleplicht desgewenst uitdrukkelijk zou zijn overeengekomen of zo nodig tussentijds zou hebben afgesproken. Bovendien heeft GfK gemotiveerd gesteld dat zij een controle van de plaatsing van de tags alleen steekproefsgewijs had kunnen uitvoeren en dat dit zeer tijdrovend zou zijn geweest. Michel Plugge, sales en marketing directeur bij ZI, heeft dit laatste ter zitting uitdrukkelijk bevestigd.

4.22. ZI stelt ten slotte dat van GfK Daphne verwacht mag worden dat zij haar waarschuwt als er onjuistheden in de opdracht voorkomen. Hoewel dit standpunt in algemene zin juist is, zal de rechtbank deze stelling passeren, omdat ZI onvoldoende heeft gemotiveerd over welke onjuistheden in de opdracht GfK Daphne haar had moeten waarschuwen. Voor zover zij hiermee bedoelt te verwijzen naar de problemen met het plaatsen van de tags, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover hiervoor heeft overwogen.

4.23. Gelet op het bovenstaande heeft GfK Daphne – zowel voor wat betreft de begeleiding bij het plaatsen van de tags als het moment van controle daarvan – de deskundigheid en zorgvuldigheid, die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mogen worden verwacht, in acht genomen en zal de rechtbank de andersluidende stellingen van ZI verwerpen.

4.33. ZI heeft onvoldoende gesteld en evenmin is gebleken dat de uitoefening door GfK Daphne van haar opschortingsrecht op enige andere grond onrechtmatig zou zijn of dat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit betekent dat de rechtbank de stellingen van ZI in dit verband zal verwerpen.

4.34. Dat ZI door de vertraging in de onderzoeken schade heeft geleden, waaronder schade als gevolg van het feit dat zij niet langer de eerste is die de resultaten van deze onderzoeken kan publiceren, is geenszins ondenkbaar, maar vergt gelet op het bovenstaande geen nadere beoordeling meer.

RB 1454

Commercial Comedy Central uitzenden op ander tijdstip

RCC 26 juni 2012, dossiernr. 2012/00477 (Comedy Central)

Subjectieve normen. In strijd met goede smaak/fatsoen.

Het betreft een radio-commercial en een televisie-commercial voor het op Comedy Central uitgezonden satirische voetbalprogramma “Hihahondenlul - voetbal krijgt weer ballen”. In de televisie-commercial worden verschillende scènes uit het programma getoond en wordt gezegd: “Ik naai ze gewoon kneiterhard terug in hun eigen reet”.

De klacht bestaat in het feit dat de commercials worden uitgezonden op tijden dat kinderen ook naar de televisie kijken en naar de radio luisteren. De uitspraken die gedaan worden zijn ontoelaatbaar op deze tijden.

De Commissie oordeelt dat de in de commercial gebruikte zin: “Ik naai ze gewoon kneiterhard terug in hun eigen reet” niet geschikt is voor het oor van jonge kinderen. Deze terminologie is dermate grof, dat voor zover de uiting wordt uitgezonden op tijdstippen dat deze kinderen ook nog televisie kijken, de grenzen van hetgeen toelaatbaar wordt geacht zijn overschreden, voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20:00 uur. De Commissie zal voorwaarden stellen aan het tijdstip van uitzending, dat het programma als zodanig door het Nicam geschikt is bevonden leidt niet tot een ander oordeel. Met betrekking tot de term 'Hihahondenlul' die in beide uitingen is te horen, oordeelt de Commissie dat dit een algemeen bekende uitdrukking uit het voetbal is en doorgaans wordt bedoeld als verwensing met humoristische ondertoon. De klacht wordt op dit punt afgewezen.

1. De in de televisie-commercial gebruikte zin: “Ik naai ze gewoon kneiterhard terug in hun eigen reet” acht de Commissie niet geschikt voor jonge kinderen om te horen. Zij is van oordeel dat deze terminologie voor jonge kinderen dermate grof is dat, voor zover de uiting wordt uitgezonden op tijdstippen dat deze kinderen ook nog televisie kijken, de grenzen van hetgeen toelaatbaar moet worden geacht zijn overschreden. Op grond van het voorgaande acht de Commissie de uiting in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen, voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur. De Commissie zal dan ook, gebruik makend van haar bevoegdheid in artikel 17 lid 1 sub i van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, voorwaarden stellen aan het tijdstip van uitzending van de reclame.

Dat het programma als zodanig door het Nicam geschikt is bevonden om op elk tijdstip van de dag uit te zenden leidt niet tot een ander oordeel.

2. De term “Hihahondenlul”, die – als onderdeel van de naam van het programma - in beide uitingen is te horen, is, ook bij kinderen, voor zover deze zich al realiseren wat er precies gezegd wordt, een algemeen bekende uitdrukking uit het voetbal. Deze term wordt doorgaans bedoeld als een verwensing met een humoristische ondertoon en aldus is duidelijk dat deze term niet wordt gebruikt in de letterlijke betekenis. Op dit punt wijst de Commissie de klacht daarom af.

RB 1442

Anti-snurkbeugel past niet iedereen

RCC 14 juni 2012, dossiernr. 2012/00313 (ZQuiet)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. Medisch hulpmiddel.

In een televisiereclame voor het product ZQuiet wordt onder meer gezegd: “Heeft niets tot nu toe gewerkt en eindigt u vaak in verschillende slaapkamers om maar te kunnen slapen? Dat is nu voorgoed voorbij. Nu is er een fonkelnieuwe oplossing die in Amerika door honderdduizenden mensen wordt gebruikt en er gegarandeerd voor zal zorgen dat ook u direct met snurken zal stoppen” en “Tel Sell introduceert ZQuiet Comfortabel en eenvoudig in het gebruik” en “Nu is er eindelijk een apparaat dat u zonder pijn of moeite in kunt doen” en “Bestel voor een gegarandeerd stille nachtrust de ZQuiet”.

Klaagster stelt dat ten onrechte wordt gesuggereerd dat de beugel 'ZQuiet' tegen snurken bij iedereen past en voor iedereen werkt. Voor klaagster was duidelijk dat de ZQuiet niet in haar mond zou passen en niet om haar tanden zou kunnen sluiten. Als men het product niet in de mond kan doen, kan het niet werken.

De Commissie oordeelt dat niet voldoende duidellijk is dat het product niet voor een ieder bruikbaar is. De Commissie acht de reclame voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de van het gebruikt van ZQuiet te verwachten resultaten. Er is sprake van misleidende reclame.

In de bestreden uiting wordt het product ZQuiet aangeprezen als oplossing voor het probleem van snurken.

In de uiting wordt weliswaar niet uitdrukkelijk gesteld dat ZQuiet voor iedereen geschikt is, maar wel wordt met grote stelligheid en zonder voorbehoud gezegd: “Heeft niets tot nu toe gewerkt en eindigt u vaak in verschillende slaapkamers om maar te kunnen slapen? Dat is nu voorgoed voorbij”, “een oplossing (..) die er gegarandeerd voor zal zorgen dat ook u direct met snurken zal stoppen”, “Nu is er eindelijk een apparaat dat u zonder pijn of moeite in kunt doen” en “voor een gegarandeerd stille nachtrust”. Aldus wordt naar het oordeel van de Commissie in te absolute bewoordingen gewezen op van het gebruik van ZQuiet te verwachten resultaten. Niet voldoende duidelijk is dat het product -naar adverteerder bij verweer heeft meegedeeld- niet voor een ieder bruikbaar is. In zoverre acht de Commissie de reclame voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de van het gebruik van ZQuiet te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.