RB

Media  

RB 1874

Getoonde effect kan niet geheel aan de mascara worden toegeschreven

RCC 22 juli 2013, dossiernr. 2013/00484 (False Lash Wings)
Voornaamste kenmerken product. Onjuiste informatie. Het betreft een televisiereclame waarin False Lash Wings mascara wordt aangeprezen. De tekst van de uiting luidt: “Ontdek het nieuwe valse wimper-effect. L’Oréal introduceert de nieuwe False Lash Wings mascara. Sla je vleugels uit. Het revolutionaire asymmetrische borsteltje verlengt je wimpers vanaf de aanzet en lift ze richting buitenkant van je oog, net zoals de vleugels van een vlinder, voor fenomenaal uitgewaaierd volume. Nieuw, False Lash Wings”. Tijdens het uitspreken van deze tekst ziet men onder meer dat de mascara wordt aangebracht en wat het resultaat daarvan is.
 
De klacht - De beelden zijn niet waarheidsgetrouw. Duidelijk is te zien dat de persoon bij wie de mascara wordt aangebracht, valse wimpers heeft. Hierdoor kan het resultaat dat wordt getoond, in werkelijkheid niet worden gecreëerd, als men geen valse wimpers heeft. Gelet hierop is de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Adverteerder begint de reclame met de mededeling “Ontdek het nieuwe valse wimper-effect”, waarna het effect van “de nieuwe False Lash Wings mascara” wordt getoond aan de hand van een model. Getoond wordt dat de mascara op de wimpers van dit model wordt aangebracht en terwijl dit gebeurt, worden de wimpers niet alleen voller en langer, maar waaieren zij, kennelijk ten gevolge van de asymmetrische vorm van het borsteltje, ook iets uit. Door de verandering die men de wimpers tijdens het aanbrengen van de mascara ziet ondergaan, krijgt men de indruk dat het getoonde resultaat het valse wimpereffect is dat blijkens de uiting met de False Lash Wings mascara wordt bereikt. Als erkend is echter komen vast te staan dat het model voorzien is van insertwimpers, zodat het getoonde effect niet geheel aan de nieuwe mascara kan worden toegeschreven. Klaagster zegt duidelijk te hebben gezien dat de persoon bij wie de mascara wordt aangebracht, valse wimpers heeft en de Commissie acht het niet onaannemelijk dat meer mensen dit zullen hebben opgemerkt. Dit neemt echter de suggestie dat het geclaimde en getoonde “valse wimpereffect” resultaat kan worden bereikt door het enkele gebruik van de aangeprezen mascara, niet weg. De gemiddelde consument kan geacht worden te weten dat de lengte en het volume van wimpers mede bepalend zijn voor het met mascara te realiseren effect en hij/zij zal zich bewust zijn van het feit dat een zekere mate van overdrijving in reclame niet ongebruikelijk is. Van een toelaatbare overdrijving is in dit geval echter geen sprake, nu in deze uiting juist met betrekking tot deze mascara een uitzonderlijk effect wordt geclaimd, waarvan niet is gebleken dat dit met deze mascara alleen kan worden verwezenlijkt. Blijkens het voorgaande is de Commissie van oordeel dat in de reclame-uiting voor de gemiddelde consument onjuiste informatie wordt verstrekt ten aanzien van het van het gebruik van het product te verwachten resultaat als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden zijn de reclame-uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder, voor zo ver nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1873

Onjuiste mededelingen over colloïdaal zilver

Vz RCC 9 juli 2013, dossiernr. 2013/00390 (Zilverwater)
Strijd met wet. Voornaamste kenmerken product. Claims. Aanbeveling. Het betreft adverteerders website waarop “Colloïdaal zilver / zilverwater” wordt aangeprezen.
 
De klacht - Deze reclame-uiting bevat onjuistheden. Anders dan in de uiting staat is het colloïdaal zilver wel toxisch en geeft het ook reacties op andere medicijnen. Klaagster heeft ter onderbouwing daarvan een kopie overgelegd van de monografie van colloïdaal zilver van het National Center for Complementary and Alternative Medicine (NCCAM) evenals een kopie van de monografie van de Natural Medicines Comprehensive Database. Dat zilver vele jaren door de medische wereld werd gebruikt zegt niet zo veel. Dat geldt ook ten aanzien van aderlating. Nu er degelijk wetenschappelijk onderzoek naar zilver is gedaan, blijkt het geen effect op ziekten te hebben. Klaagster acht de uiting om die reden misleidend.

Het oordeel van de voorzitter van de Reclame Code Commissie
De voorzitter gaat ervan uit dat klaagster bezwaar maakt tegen de volgende mededelin­gen over de aard van het product en de werking daarvan: “is non-toxisch”, “geeft geen reacties op andere medicijnen”, “Colloïdaal zilver kan veel effectiever zijn dan de meer bekende antibiotica met al hun bijwerkingen en gold tot 1938 ook formeel als antibioticum”, “Is succesvol geble­ken bij de behandeling van vele ziektes”’ en “Druppel bij ontstekingen enkele keren per dag het zilverwater in oren en ogen”. De voorzitter is van oordeel dat het product aldus op zodanige wijze wordt aangeprezen, dat het dient te worden aangemerkt als een geneesmiddel in de zin van artikel 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Ingevolge artikel 84 van de Geneesmiddelenwet is het ver­boden om reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Nu niet is gesteld of gebleken dat een dergelijke vergunning met betrekking tot het product is verleend, is de reclame in strijd met artikel 84 Geneesmiddelenwet. De uiting is om die reden tevens in strijd met de wet en derhalve met artikel 2 van de Ne­der­landse Reclame Code (NRC). Het feit dat in de uiting staat dat het product geen genees­middel is, leidt niet tot een ander oordeel, immers doet niet af aan het feit dat het product blij­kens het voorgaande als een geneesmiddel wordt gepresenteerd.
Op grond van het voorgaande doet de vraag of de uiting tevens misleidend is, in feite niet meer ter zake. Overigens ziet de voorzitter geen aanleiding om aan te nemen dat colloïdaal zilver de daaraan in de uiting toegeschreven werking heeft. Dit im­pli­ceert dat het ervoor moet worden gehouden dat de uiting tevens onjuiste informatie bevat over de van het aangeprezen product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aan­hef en onder b NRC, welke resultaten als een van de voor­naamste kenmerken van het product moeten worden beschouwd. Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de bestreden uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 respectievelijk artikel 7 NRC en beveelt adver­teer­der aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1872

Onduidelijke toelichting en vergelijking is misleidend

CvB RCC 30 juli 2013, dossiernr. 2013/00292 (Airwick Freshmatic)
Voornaamste kenmerken product. Onjuiste informatie. Aanbeveling. Bevestiging. Het betreft een televisiereclame voor het product Airwick Freshmatic. Bij de beelden van een vrouw die gebruik maakt van een aantal spuitbussen achter elkaar, om de lucht in haar huis te verfrissen, en van een Airwick Freshmatic, wordt onder meer gezegd: “Anders dan verfrissers die kunnen teleurstellen, zorgt Airwick Freshmatic voor een heerlijke frisse lucht om je heen” en “Bovendien gaat één navulling even lang mee als 55 verstuivers”. Intussen verschijnen achtereenvolgens de volgende teksten in beeld: “Airwick Freshmatic in laagste frequentie vs. 4 seconden verstuiving met 100% natuurlijke Airwick verstuiver” en “1 Freshmatic navulling = 55 luchtverfrisser verstuivers”.
 
De klacht - De mededeling dat een navulling Airwick Freshmatic even lang meegaat als 55 verstuivers is ongeloofwaardig en onjuist. Klager heeft zich miskocht aan het product, omdat hij “vrijwel maandelijks een nieuwe spuitbus nodig” heeft.

Het oordeel van de Commissie
In de bestreden televisiereclame wordt gezegd: “Bovendien gaat één navulling even lang mee als 55 verstuivers”, zonder dat duidelijk wordt toegelicht op welke verstuivers adverteerder hier het oog heeft, noch op welke wijze de betreffende vergelijking is gemaakt. Wat dit betreft kan niet worden volstaan met de gedurende slechts korte tijd en klein in beeld gebrachte tekst: “Airwick Freshmatic in laagste frequentie vs. 4 seconden verstuiving met 100% natuurlijke Airwick verstuiver”. Nog daargelaten dat niet is gesteld of gebleken dat uit onafhankelijk onderzoek volgt dat een navulling Airwick Freshmatic even lang meegaat als 55 verstuivers, acht de Commissie de reclame, gelet op het bovenstaande, voor de gemiddelde consument in elk geval onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product Airwick Freshmatic. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC

De beslissing van de Reclame Code Commissie [22 mei 2013]
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De beslissing van het College van Beroep [30 juli 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie. (Zie overweging 1-7)

RB 1871

Handelsvergunning nodig om reclame te mogen maken

RCC 16 juli 2013, dossiernr. 2013/00467 (Promensil)
Gezondheid. Bijzondere Reclamecode. Claims. Aanbeveling. Het betreft de advertentie waarin onder het kopje “Opvliegers? Stemmingswisselingen? Promensil helpt u door de overgang”, reclame wordt gemaakt voor Promensil.
  
De klacht - Klager stelt dat het product wordt aangeprezen als een alternatief voor geneesmiddelen. Voorts betwist klager de juistheid van de in de uiting gebezigde claims en stelt dat het middel niet de werking heeft die daaraan in de uiting wordt toegeschreven

Het oordeel van de Commissie
In de eerste plaats overweegt de Commissie dat de uiting openbaar is gemaakt nadat verweerder sub 2 in maart 2013 de merken en contributiecontracten van verweerder sub 1 had overgenomen. Gelet hierop dient ook verweerder sub 2 voor deze uiting verantwoordelijk te worden geacht. Voorts overweegt de Commissie dat klagers bezwaar, gelet op zijn stelling dat Promensil wordt aangeprezen als een alternatief voor geneesmiddelen, kennelijk hieruit bestaat dat de uiting medische claims bevat, terwijl Promensil, zoals ook in de uiting staat, een voedingssupplement is. Nu in de uiting is vermeld dat Promensil “plantaardige hormonen” bevat en vervolgens wordt gesteld dat het kennelijk op grond daarvan opvliegers, stemmingswisselingen en overmatige transpiratie “vermindert”, is sprake van medische claims waardoor aan het product geneeskundige eigenschappen worden toegeschreven en het middel dient te worden aangemerkt als een geneesmiddel in de zin van artikel 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Op grond van artikel 84 van de Geneesmiddelenwet is het verboden om reclame te maken voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Nu niet is gesteld of gebleken dat voor Promensil een dergelijke vergunning is verleend, is de uiting in strijd met de wet en derhalve met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Reeds hierom acht de Commissie, die kennis heeft genomen van de mededeling van verweerder sub 2, dat geen gebruik meer zal worden gemaakt van deze uiting, de klacht gegrond.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC en beveelt zij de verweerders, voor zo ver nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1870

Onvoldoende duidelijk dat meer beperkingen van toepassing zijn

RCC 16 juli 2013, dossiernr. 2013/00478 (16 % voordeel op alles)
Onduidelijke informatie. Ontbreken essentiële informatie. Aanbeveling. Het betreft adverteerders reclamefolder op de voorzijde waarvan onder meer staat “16 % voordeel op alles*”.

De klacht - De asterisk verwijst naar de verticaal in de folder staande tekst die luidt: “*Aanbiedingen max. 1 per klant. Geen verkoop aan handelaren. Zetfouten en prijswijzigingen voorbehouden. (…) Kijk voor de zondagopeningen en actievoorwaarden op mediamarkt.nl”. Op de door klager gekochte Apple Mouse bleek de korting niet van toepassing, maar  nergens in de uiting staat dat de korting geldt voor een beperkt aantal producten. Voor accessoires bleek de korting niet te gelden.

Het oordeel van de Commissie
In de folder staat zeer groot en duidelijk “16% voordeel op alles*”. Afgezien van het feit dat deze asterisk verwijst naar een tekst, waarvoor uiterst kleine letters zijn gebruikt en die ook nog eens verticaal in de folder is aangebracht, acht de Commissie de bij de asterisk staande tekst onvoldoende duidelijk. Deze tekst begint met het uitdrukkelijk noemen van twee beperkingen, te weten “Aanbiedingen max. 1 per klant. Geen verkoop aan handelaren” en wordt gevolgd door andere informatie, waardoor de indruk wordt gewekt dat dit de van toepassing zijnde beperkingen betreft. Aan het einde van deze tekst wordt men “voor de zondagopeningen en actievoorwaarden” nog naar adverteerders website verwezen, maar niet duidelijk is dat daar nog meer beperkingen staan die op deze voordeelactie van toepassing zijn. Het woord “alles” sluit overigens iedere beperking ten aanzien van de korting uit, zodat geen klant er op bedacht hoeft te zijn dat “alles” in de advertentie de betekenis van “niet alles” heeft.
Gelet op het vorenstaande wordt in de uiting voor de gemiddelde consument op een onduidelijke wijze essentiële informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC), terwijl de folder voor het verstrekken van deze  informatie voldoende ruimte biedt. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden zijn de reclame-uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1869

Gratis hoortoestel kan niet als gratis worden aangemerkt

CvB RCC 24 juli 2013, dossiernr. 20133/00249 (Gratis hoortoestel Specsavers)
Prijsvermelding. Onvoldoende duidelijk. Aanbeveling. Bevestiging. Het betreft de volgende reclame-uitingen voor een “gratis hoortoestel bij Specsavers”: a) de televisiecommercial waarin – voor zover hier van belang – wordt gezegd: “Wist u dat uw hoortoestel niet meer volledig wordt vergoed door uw basisverzekering? Bij Specsavers vinden we dit niet kunnen. Daarom betalen wij het resterende bedrag, zodat alle typen hoortoestellen nog steeds helemaal gratis zijn.” Onderin beeld staat gedurende een deel van de commercial de tekst: “25% van Specsavers en 75% van uw zorgverzekeraar, vraag naar de voorwaarden.” In het laatste beeld staat onder meer: “Gratis hoortoestel”. (Lees verder voor vervolg van de uitingen).

De klacht - Het betalen van de 25% eigen bijdrage door Specsavers betekent niet dat het hoortoestel gratis is. De overige 75% van de aanschafprijs wordt vergoed uit de basisverzekering, waarvoor een eigen risico geldt van € 350,-. Het hoortoestel is dus niet voor niets. De uitingen zijn daarom misleidend.

Vervolg van de reclame-uitingen.
b) de webpagina https://www.specsavers.nl/horen/aanbiedingen/gratis-hoortoestel/, waar onder de kop “NU: GRATIS HOORTOESTEL BIJ SPECSAVERS!” staat: “IN DE BASISDEKKING IS UW HOORTOESTEL NIET MEER GRATIS. BIJ SPECSAVERS WÉL! Vanaf 1 januari 2013 krijgt u uw hoortoestellen niet meer volledig vergoed. U moet nu een eigen bijdrage betalen van 25% bij de aanschaf van een hoortoestel. (…) Daarom hebben wij bij Specsavers besloten uw volledige eigen bijdrage van 25% te betalen, waardoor het complete hoortoestel voor u gratis is.” Hieronder staan de voorwaarden opgesomd.
c) de in weekkrant “De Nieuwe Meppeler” geplaatste advertentie met onder meer de volgende tekst: “NU: GRATIS HOORTOESTEL BIJ SPECSAVERS! IN DE BASISDEKKING IS UW HOORTOESTEL NIET MEER GRATIS.BIJ SPECSAVERS WÉL! GELDT VOOR ALLE MODELLEN Specsavers betaalt uw eigen bijdrage van 25% naast de 75% vergoeding van uw zorgverzekeraar. Hierdoor kost het toestel u niets. Maximaal 1 gratis hoortoestel per klant. (…) Om in aanmerking te komen voor een gratis hoortoestel moet u aanspraak kunnen maken op de vergoeding van uw basisverzekering. (…)”

Het oordeel van de Commissie
In de bestreden uitingen wordt een “gratis hoortoestel bij Specsavers” aangeboden. Blijkens de in de uitingen gegeven toelichting houdt het aanbod in dat Specsavers de sinds 1 januari 2013 geldende eigen bijdrage van 25% bij de aanschaf van een hoortoestel voor haar rekening neemt, terwijl de overige 75% van de prijs wordt vergoed uit de zorgverzekering. Hierdoor zijn volgens adverteerder “alle type hoortoestellen nog steeds helemaal gratis” (tv commercial) en “kost het toestel u niets” (website en advertentie). Krachtens artikel 8.5 in combinatie met punt 19 van de bij dit artikel behorende Bijlage 1 bij de Nederlandse Reclame Code (NRC) is onder alle omstandigheden sprake van misleidende reclame indien een product wordt omschreven als “gratis”, terwijl de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen. Vast is komen te staan dat door de consument voor een bij Specsavers aangeschaft hoortoestel alleen niets hoeft te worden betaald in het geval dat zijn eigen risico van de basisverzekering van € 350,- reeds geheel is verbruikt. Bij consumenten die het bedrag van het eigen risico nog niet (geheel) hebben verbruikt, wordt de vergoeding van 75% van de aanschafprijs door de zorgverzekeraar gekort met het openstaande bedrag aan eigen risico. In die gevallen dient de consument dus wel te betalen voor zijn hoortoestel en kan het hoortoestel niet als “gratis” worden aangemerkt. Daarbij is niet van belang dat de consument niet rechtstreeks aan Specsavers betaalt. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de televisiecommercial, de webpagina en de krantenadvertentie misleidend als bedoeld in artikel 8.5 in combinatie met punt 19 van Bijlage 1 bij de NRC, en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
Het misleidende karakter van de uitingen door het gebruik van de omschrijving “gratis” wordt niet weggenomen door de (verwijzing naar de) voorwaarden die op de website en in de advertentie staan. Naar het oordeel van de Commissie kan er niet van worden uitgegaan dat de gemiddelde consument bedacht is op het feit dat het openstaande bedrag van het eigen risico bij de zorgverzekering bepalend is voor het daadwerkelijk gratis zijn van een bij Specsavers in de actieperiode aan te schaffen hoortoestel. De algemene verwijzing “vraag naar de voorwaarden” in de televisiecommercial is onvoldoende om de consument tijdig te attenderen op deze mogelijke beperking van de absolute mededeling dat bij Specsavers een hoortoestel “nog steeds helemaal gratis” is. Bovendien wordt in de voorwaarden voor de actie evenmin duidelijk meegedeeld dat het gratis zijn van het hoortoestel afhankelijk is van het bedrag aan eigen risico dat reeds is verbruikt. De in de voorwaarden opgenomen mededeling “om in aanmerking te komen voor een gratis hoortoestel moet u aanspraak kunnen maken op de vergoeding van uw basisverzekering” verschaft de gemiddelde consument op dit punt onvoldoende duidelijkheid.
 
De beslissing van de Reclame Code Commissie [15 mei 2013]
 
De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De beslissing van het College van Beroep [24 juli 2013]
 
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie (zie overweging 1-5).

RB 1868

Vergelijking van goedkoopste varifocale bril mag

RCC 15 juli 2013, dossiernr. 2013/00435 (Vergelijking Specsavers/Pearl)
Geen algemene prijsvergelijking. Afwijzing. Het betreft een televisiereclame. Daarin zegt de voice-over het hierna volgende, terwijl voortdurend -onderin beeld- is te lezen: “O.b.v onderzoek bij 45 van de 291 Pearle winkels van 2 t/m 4 april. Laagste prijs bij Pearle: € 109 (18 winkels), € 129 (1x), € 139 (18x), € 159 (3x), € 189 (3x), € 219 (1x), € 259 (1x). Zie specsavers.nl/vergelijking voor alle informatie”. Voice-over: “Bij Specsavers betaalt u voor de goedkoopste varifocale bril € 79.-. Bij Pearle rekenen ze voor de meeste van de 45 onderzochte winkels voor zo’n bril € 109,- of € 139,-. Dat is dus 37 of 75% duurder bij Pearle”. Intussen verschijnt in beeld: “Specsavers Goedkoopste varifocale bril  €79,- en PEARLE Goedkoopste varifocale bril in de meeste winkels € 109 of € 139”. Bij laatstgenoemde prijzen is vermeld: “+37%” respectievelijk “+75%”. Voorts is onder elk van beide zinsneden “Goedkoopste varifocale bril” een montuur afgebeeld, en wel twee verschillende monturen. Vervolgens zegt (kennelijk) een verkoper: “Wat een verschil. Kom naar Specsavers en vergelijk het zelf”. Ten slotte verschijnt het logo van Specsavers in beeld en de tekst: “Was nou maar naar Specsavers gegaan”.

De klacht - De reclame doet het voorkomen alsof Pearle duurder is. Uit https://www.pearle.nl/nl_NL/acties?catalogPermalink= blijkt echter dat men bij Pearle een tweede bril gratis krijgt. Er is dus geen sprake van een nette objectieve vergelijking op basis van prijs.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat de klacht op in die zin dat in de uiting -ten onrechte- de indruk wordt gewekt dat Pearle in het algemeen duurder is dan Specsavers. Anders dan klager lijkt te menen, wordt in de bestreden televisiereclame geen algemene prijsvergelijking gemaakt betreffende brillen bij Specsavers en brillen bij Pearle. Uit de gesproken tekst en de beelden van de uiting blijkt voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat in de uiting specifiek de prijs van de goedkoopste varifocale bril bij Specsavers wordt vergeleken met de prijzen van de goedkoopste varifocale brillen bij 45 onderzochte winkels van Pearle, waarbij in het bijzonder de aandacht wordt gevestigd op de twee meest voorkomende prijzen voor dergelijke brillen bij Pearle. Het gaat in de vergelijking om de vraag wat de prijs is van één varifocale bril bij Specsavers en bij Pearle. Bij de beantwoording van die vraag doet niet ter zake wat voor montuur die bril heeft en dat er bij Pearle een tweede bril gratis wordt gegeven, als dat laatste al zo is, want Specsavers bestrijdt dat de tweede bril geheel gratis is. Klager heeft niet bestreden dat de goedkoopste varifocale bril bij Specsavers € 79,- kost.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1867

Slogan "Red eucharistieviering, word lid van de KRO" niet onjuist

RCC 15 juli 2013, dossiernr. 2013/00416 (KRO eucharistieviering)
Afwijzing. Niet de suggestie dat de politiek rechtstreekse invloed heeft (dat zou in strijd zijn met 2.1 lid 2 Mediawet).

Een televisie- en een radioreclame waarin Leo Fijen, televisiepresentator, het volgende zegt: “De eucharistievieringen hebben een vaste plek op de zondagmorgen. Maar als het aan de politiek ligt, is er geen geld meer, en zullen ze verdwijnen, op korte termijn zelfs. De KRO nu, wil er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de eucharistievieringen op tv kunnen blijven, met uw financiële bijdrage. En daarom vraag ik u, red de eucharistievieringen. Word nu lid van de KRO voor € 10,- per jaar en als dank krijgt u dit geschenk ervoor terug(...).

Klacht: Gesuggereerd wordt dat de politiek de eucharistieviering op televisie “om zeep wil helpen” en dat men dit kan voorkomen door lid te worden van de KRO. Dit is misleidend. De politiek heeft niets te maken met het al dan niet uitzenden van een kerkdienst. Daarover beslist een omroep zelf, in samenspraak met de netmanager. Voorts is er geen relatie tussen het uitzenden van een eucharistieviering en het aantal leden dat een omroep heeft.

 

Commissie: In het kader van het bovenstaande wordt gesteld dat “als het aan de politiek” ligt, de vieringen zullen verdwijnen. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument deze stelling opvatten in die zin dat er sprake is van politieke standpunten/besluiten, als gevolg waarvan uitzending van “De Eucharistieviering” mogelijk niet meer kan plaatsvinden. Adverteerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een dergelijke situatie, door te wijzen op het volgende.

Het programma “Eucharistieviering” is een programma van de RKK (de zendtijd van het Rooms-Katholieke Genootschap) dat door de KRO wordt uitgezonden. Als gevolg van de 200 miljoen aan bezuinigingen voor de Publieke Omroep in de periode 2013-2015, waartoe is besloten door het kabinet Rutte I, wordt het budget van de RKK vanaf 2014 gehalveerd. Daarnaast heeft het kabinet Rutte I besloten dat er per 1 januari 2016 geen ruimte meer is qua budget voor de zogenaamde 2.42 omroepen ofwel  levensbeschouwelijke omroepen, zoals de KK. Het betreffende budget wordt per 1 januari 2016 op nul gesteld, zo blijkt uit pagina 4, punt 2 van de bij het verweer overgelegde brief van 6 december 2012 van Staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W). Voorts wordt op pagina 52 van het bij het verweer overgelegde Wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 overwogen dat de 2.42 omroepen per 1 januari 2016 geheel komen te vervallen.

 

In de bestreden televisiereclame ligt naar het oordeel van de Commissie niet de suggestie besloten dat “de politiek” rechtstreeks invloed heeft op de inhoud van het programma-aanbod van een omroep. Een zodanige invloed zou overigens in strijd zijn met het bij verweer genoemde artikel 2.1 lid 2 Mediawet 2008, onder meer inhoudende dat het media-aanbod, behoudens het bepaalde bij of krachtens de wet, onafhankelijk is van overheidsinvloeden.   

 

Zoals hierboven overwogen, wordt het publiek opgeroepen het programma “Eucharistieviering” te “redden” door lid te worden van de KRO, voor € 10,- per jaar. Naar het oordeel van de Commissie moet deze oproep worden gezien in de context van de gehele televisiereclame, waaronder de zinsnede “De KRO nu, wil er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de eucharistievieringen op tv kunnen blijven”. Niet wordt gesuggereerd dat (uitsluitend) het aantal leden van de KRO bepalend is voor het al dan niet uitzenden van het programma “Eucharistieviering”; ledenwerving is een onderdeel van de actie die KRO voert om dit programma voor de publieke televisie te behouden. Bij verweer is meegedeeld dat de KRO zich hiertoe hard maakt, zowel binnen het bestel richting netmanagement van de NPO (Stichting Nederlandse Publiek) als buiten het bestel, via de onderhavige reclame.

Voorts is bij verweer onder meer het volgende meegedeeld.

De KRO zal bij de NPO dienen aan te tonen dat zij via haar achterban veel expliciete steun heeft ontvangen ten behoeve van behoud van de eucharistievieringen en wijst erop dat een sterk en groot KRO essentieel is in de onderhandelingen om haar zendtijd, waarmee uitzending van het programma ‘”Eucharistieviering” mogelijk kan blijven, te behouden.

Door haar toelichting op de door haar gevoerde actie heeft de KRO voldoende aannemelijk gemaakt dat het aangaan van een lidmaatschap van de KRO kan bijdragen aan het behoud van het programma “Eucharistieviering”.

RB 1866

Intensiviteit of omvang niet bepalend voor agressieve reclame

CvB RCC 23 juli 2013, dossiernr. 2013/00294 (Heineken Starbottle)
Bijzondere Reclamecode. Agressieve reclame. (Gedeeltelijke) aanbeveling. Bevestiging. Het betreft een advertentie voor de “Star Bottle” van Heineken op de buitenzijde van de omslag (voor- en achterkant) van het dagblad Spits van 28 maart 2013 en op de binnenzijde van de omslag (alleen voorkant).

De klacht - Door de grootte, de opmaak, het intense kleurgebruik en het daardoor drammerige en propagandistische karakter van de advertenties is sprake van ongepaste beïnvloeding en daardoor van agressieve reclame in de zin van artikel 14.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de reclame ongepast is, is deze tevens in strijd met de goede smaak (artikel 2 NRC) en de professionele toewijding (artikel 7 NRC). Bovendien staat ten onrechte de educatieve slogan alleen op de achterzijde van de omslagadvertentie.

Het oordeel van de Commissie
1) De NRC bevat geen bepaling waarin grenzen worden gesteld aan de mate waarin reclame “drammerig” mag zijn. Het enkele feit dat adverteerder zich van een intensieve reclamecampagne bedient, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van agressieve reclame als bedoeld in artikel 14.1 NRC. Ook kan niet worden geoordeeld dat de onderhavige advertenties door grootte, opmaak en kleurgebruik de keuzevrijheid van de gemiddelde consument (kunnen) beperken en/of aan het nemen van een geïnformeerd besluit over het aangeprezen product in de weg zouden staan.
2) Nu naar het oordeel van de Commissie geen sprake is van agressieve reclame, wijst zij de klacht dat de reclame door het agressieve karakter  daarvan tevens in strijd is met de goede smaak en de professionele toewijding af.
3) De onderhavige uitingen voor de Heineken Star Bottle betreffen reclame voor alcoholhoudende dranken waarop, naast het Algemene deel van de NRC, de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken (RvA) van toepassing is. Krachtens artikel 32 lid 2 en 3 RvA moet alle printreclame voor zwakalcoholhoudende dranken zijn voorzien van het logo “Geen 16? Geen druppel”. De advertentie aan de binnenzijde van de omslag voldoet aan het bepaalde in genoemd artikel. Naar het oordeel van de Commissie is dat niet het geval bij de reclame aan de buitenzijde van de omslag, waarbij in de advertentie die zich aan de achterzijde van de krant bevindt het logo “Geen 16? Geen druppel” is opgenomen. Opengevouwen vormt de uiting op de omslag weliswaar één advertentie, maar bij een dichtgevouwen krant is niet (direct) duidelijk dat de uiting aan de voorzijde de helft is van een groter geheel. Naar het oordeel van de Commissie dient daarom de advertentie die aan de voorzijde van de omslag zichtbaar is, als zelfstandige uiting te voldoen aan de bepalingen van artikel 32 RvA betreffende het opnemen van het logo “Geen 16? Geen druppel”. Daarbij is van belang dat in de richtlijnen voor het tonen van het logo, die zijn opgenomen in de toelichting bij artikel 32 RvA, ten aanzien van de positie van het logo is bepaald dat “het logo in ieder geval duidelijk zichtbaar moet zijn”. Dat is bij de uiting op de voorzijde van de omslag niet het geval.
4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist. De beslissing van de Reclame Code Commissie [24 mei 2013] Op grond van hetgeen onder 3) is overwogen acht de Commissie de bestreden uiting op de buitenzijde van de omslag (voorkant) in strijd met het bepaalde in artikel 32 lid 3 RvA. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

Het oordeel van het College
1. Het College stelt voorop dat in beroep uitsluitend dient te worden beslist over de vraag of de bestreden reclame-uitingen als agressief in de zin van artikel 14.1 NRC dienen te worden aangemerkt. Dit artikel bevat een opsomming van om­standighe­den waaronder reclame agressief is. Het College leest in deze opsomming niet dat de omvang en de intensiteit van reclame-uitingen zelfstandig tot het oordeel kunnen lei­den dat sprake is van agressieve reclame. Het feit dat grootschalig en intensief voor een bepaald product reclame wordt gemaakt, kan immers niet tot het oordeel leiden dat reeds daardoor sprake zou kunnen zijn van intimidatie, dwang, met inbe­grip van het gebruik van lichamelijk geweld, en on­ge­paste beïn­vloeding. Het voor­gaande ligt niet anders indien reke­ning wordt gehou­den met de marktpo­si­tie van Heineken. Ook deze positie kan niet zelfstandig tot het oordeel leiden dat de bestre­den reclame-uitingen van Heineken agressief zijn in de zin van artikel 14.1 NRC. Tot slot merkt het College op dat de Nederlandse Recla­me Code geen grens stelt aan de mate waarin een bedrijf re­clame mag maken.

2. De primaire en subsidiaire grieven kunnen niet slagen. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep [23 juli 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep aan de orde.

RB 1865

Geen onderbouwing voor gestelde werking en gebruik sportgel

RCC 16 juli 2013, dossiernr. 2013/00473-1 (Rowo Sportgel)
Voornaamste kenmerken product. Onjuiste informatie. Aanbeveling. Het betreft een in verschillende huis-aan-huis kranten geplaatste advertentie voor Rowo Sportgel met als kop “Spierpijn weg [of: ”verdwijnt”] terwijl u wacht!”.

De klacht - Blijkens de door Natusor aan de Keuringsraad overgelegde onderbouwing van de werking van het medisch hulpmiddel Rowo Sportgel heeft het product een “cooling effect”. In de bestreden uiting worden echter ook een aantal aanprijzingen van het product gebezigd welke niet zijn aangetoond dan wel onderbouwd. Niet duidelijk is derhalve of dit product ook al die eigenschappen heeft en of de eigenschappen wetenschappelijk zijn aangetoond en derhalve juist zijn. Is dat niet of slechts deels het geval, dan zijn de separate zinsneden en de gehele uiting in strijd met de artikelen 2 en 7 juncto 8.2 onder a en b van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat zij alleen de door de Keuringsraad aan haar voorgelegde advertentie beoordeelt, en niet de herziene versie daarvan. Tussen partijen is niet in geschil dat het product waarop de reclame-uiting betrekking heeft, Rowo Sportgel, een medisch hulpmiddel is dat - volgens de door de fabrikant opgestelde onderbouwing - een verkoelend effect heeft. Nu door de Keuringsraad de juistheid wordt betwist van de mededelingen omtrent de verdere werking van Rowo Sportgel zoals hiervoor onder “De klacht” is weergegeven, dient adverteerder de beweerde werking van het aangeprezen product - en daarmee de juistheid en eerlijkheid van de reclame-uiting - aannemelijk te maken. Hetzelfde geldt voor de mededelingen omtrent de aanprijzing van het product door “artsen en fysiotherapeuten” en het gebruik van de sportgel door “bijna alle professionele voetbalploegen”. Adverteerder heeft dit niet gedaan. Er is immers geen onderbouwing voor de in de uiting gestelde werking en gebruik van Rowo Sportgel aangevoerd.

Het voorgaande impliceert dat het ervoor moet worden gehouden dat de uiting onjuiste informatie bevat over de van het gebruik van Rowo Sportgel te verwachten resultaten, een van de voornaamste kenmerken van het aangeprezen product als bedoeld onder b van ar­tikel 8.2 NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de bestreden uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Nu de Commissie de uiting reeds op voornoemde gronden in strijd met de NRC acht, kan in het midden blijven of de uiting tevens in strijd is met de overige door de Keuringsraad genoemde bepalingen van de NRC.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.