RB

Media  

RB 1864

Publieke omroep is van en voor iedereen

CvB RCC 24 juli 2013, dossiernr. 2013/00180 (Publiekeomroep.nl)
Voornaamste kenmerken product. Afwijzing. Bevestiging (met wijziging gronden). Het betreft de op verweerders website www.publiekeomroep.nl, staande tekst “De publieke omroep is van en voor iedereen”.

De klacht - Verweerder maakt met belastinggeld reclame voor zichzelf door te stellen dat ze van en voor iedereen is. Verweerder slaagt er evenwel niet in om in haar informerende en opiniërende programma’s alle substantiële politieke, maatschappelijke en levensbeschouwelijke stromingen binnen de Nederlandse samenleving te bedienen. Naar het oordeel van klager, die voorzitter is van de Populistische Omroep Nederland, lukt het verweerder al zeker 10 jaar niet om het geluid van het rechtspopulistische deel van het politieke spectrum te laten horen, terwijl dit tussen de 10 en 25% van de Nederlandse bevolking omvat.

Het oordeel van de Commissie
Verweerder is een samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht op landelijk, regionaal en lokaal niveau, als bedoeld in artikel 2.1 van de Mediawet 2008. Ingevolge artikel 2.1 van de Mediawet 2008 dient verweerder er onder meer op toe te zien dat sprake is van een media-aanbod op het terrein van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing alsmede dat het aanbod voor iedereen toegankelijk is. In de zinsnede “De publieke omroep is van en voor iedereen” vat verweerder kort en bondig zijn wettelijke taak samen. Deze taakomschrijving kan niet worden aangemerkt als het aanprijzen van goederen en/of diensten of het propageren van een denkbeeld, in de zin van artikel 1 van de NRC, zodat de Commissie niet bevoegd is deze uiting aan de NRC te toetsen.

De beslissing van de Reclame Code Commissie [21 mei 2013]
Op grond van het hierboven overwogene wijst de Commissie de klacht af.

Het oordeel van het College

1. Appellant bestrijdt het oordeel van de Commissie dat de uiting met de slogan “De publieke omroep is van en voor iedereen” geen reclame-uiting is. Het College stelt dienaan­gaande voorop dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van reclame, de totale uiting een rol speelt. Daarbij richt de klacht zich in het bij­zon­der tegen de pagi­na die men ziet op de website www.publiekeomroep.nl onder het tabblad “or­ga­nisa­tie”. Op deze pagina staan, blijkens de overgelegde kopie van de uiting, niet alleen organisa­torische mededelingen, maar worden (onder meer) ook enkele specifieke programma’s ge­noemd met het bijbehorende “waarde­rings­cijfer”, in verband waarmee kennelijk de programma’s met de hoogste waardering worden genoemd. Voorts bevat de pagina de tekst: “De publieke omroep bindt de Neder­landse sa­men­leving met pro­gramma’s die in­for­meren, inspireren en amuseren”.
2. Op grond van het voor­gaande oordeelt het Col­le­ge dat de uiting niet louter uit fei­te­lijke informa­tie over de orga­nisatie van de NPO be­staat, maar tevens zodanig wer­vende elementen voor een denkbeeld bevat, te weten het denkbeeld dat de NPO een belangrijke rol voor de Nederlandse samenleving vervult en dit op zodanige wij­ze doet dat zij de kijker tevens amuseert met programma’s die op een hoge waar­dering kunnen reke­nen, dat zij een open­ba­re aan­prijzing in­houdt als be­doeld in ar­tikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De slogan dat de publieke om­roep van en voor iedereen is, houdt verband met die aanprijzing en kan daar niet los van wor­­den gezien. Het College is der­halve van oordeel dat de uiting als re­cla­me dient te worden aange­merkt. Het College acht zich om die reden bevoegd de klacht in­houdelijk te beoordelen.
3. Met betrekking tot de inhoudelijke bezwaren oordeelt het College dat het be­toog van appellant dat bedoelde slogan misleidend is, niet kan slagen reeds omdat niet is vol­daan aan de in artikel 7 NRC opgenomen eis dat als ge­volg van de recla­me het economische gedrag van de gemiddelde consu­ment met be­trek­king tot het pro­duct wezenlijk is verstoord of kan zijn verstoord. Niet valt in te zien immers dat als ge­volg van de uiting de con­sument ertoe ge­bracht zou kunnen worden een speci­fiek be­sluit over een transactie te ne­men dat hij anders niet zou hebben genomen.
4. Voor zover de klacht aldus zou dienen te worden begre­pen dat de uiting door be­doel­de slogan in strijd met de waarheid is, kan deze evenmin slagen. Geen grief is gericht tegen de overweging van de Commissie dat de slogan een korte en bondige weer­gave is van de wet­te­lijke taak van de NPO zoals vastgelegd in artikel 2.1 van  de Mediawet 2008. De slogan dient derhalve als juist te worden beschouwd. Het  feit dat appellant zich niet met de uitvoering van die taak door de NPO kan vere­ni­gen, doet aan het voorgaande niet af. Dit kan in de gegeven omstandigheden niet tot het oor­deel leiden dat de uiting in strijd met de Nederlandse Reclame Code is.
5. De grieven treffen uitsluitend doel voor zover de Com­missie heeft geoordeeld dat de bestreden uiting geen reclame-uiting is. Dit kan appellant evenwel niet baten, nu deze uiting toe­laatbaar is. Het College komt aldus, zij het op andere gronden, tot de­zelfde uitkomst als de Commissie. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep [24 juli 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie met wijziging van gronden.

RB 1863

Voldoende aannemelijk dat product de toegeschreven werking heeft

CvB RCC 23 juli 2013, dossiernr. 2013/00248 (Consumed.nl)
Bijzondere Reclamecode. Voornaamste kenmerken product. Ontbrekende informatie. Claims. Bevestiging afwijzing. Het betreft de advertentie met de aanhef “Oplossing bij aambeien en andere anale ongemakken” en de website www.consumed.nl/medicijnen/7541/7551/HemoClin (zelfzorg).

De klacht - In beide uitingen ontbreken gegevens over Aloë Barbadensis ofwel Aloë vera, hetgeen blijkt uit de monografie van Aloë in de Natural Medicines Comprehensive Database (NMCD), die klaagster bijvoegt. Aloë Barbendis bevat sap en latex. Het sap heeft de reputatie oppervlakkige wonden iets sneller te genezen, maar dit is niet wetenschappelijk bewezen. De latex is een sterk laxeermiddel met de nodige bijverschijnselen. In de advertentie staat niet of het middel het sap, de latex of beide bevat. Voorts kan zowel het sap als de latex problemen veroorzaken als ze samen met andere kruiden en met supplementen worden gebruikt. In de USA is de vrije verkoop van laxeermiddelen gebaseerd op aloë sinds 5 november 2007 verboden. Een waarschuwing daarvoor ontbreekt in de uitingen. Nu de nodige informatie ontbreekt zijn de uitingen misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Het product is, naar de Keuringsraad KOAG/KAG heeft meegedeeld, door de Keuringsraad voorzien van een toelatingsstempel. Voorts is, naar adverteerder onder verwijzing naar het door adverteerder overgelegde certificaat stelt, niet alleen de applicator maar ook het product zelf, door de ECM gecertificeerd. Tussen partijen is niet in geschil dat het eindproduct waarop de bestreden uiting betrekking heeft een klasse II medisch hulpmiddel is in de zin van artikel 1 van de Wet op de medische hulpmiddelen (WMH). Voor dit product is een CE-markering verleend. Het is de Commissie bekend dat een dergelijke CE-markering krachtens artikel 7 van het Besluit medische hulpmiddelen (BMH)  wordt  afgegeven door een aangewezen instantie die heeft geverifieerd of sprake is van conformiteit van het betreffende product met de essentiële eisen die op het product van toepassing zijn. Een en ander impliceert dat is onderzocht -kort gezegd- of het product de door de fabrikant aangegeven prestaties levert en zodanig is ontworpen en vervaardigd dat het de door de fabrikant gespecificeerde functies kan vervullen. Gelet hierop is de Commissie van oordeel dat  adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het product de werking heeft die daaraan in de uiting wordt toegeschreven.

De beslissing van de Reclame Code Commissie [27 mei 2013]
De Commissie wijst de klacht af.

De beslissing van het College van Beroep [23 juli 2013] Zie Overweging 1-4
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep aan de orde.

RB 1861

Onduidelijk dat het een eenmalige actie betreft

RCC 9 juli 2013, dossiernr. 2013/00413 (Friesche Vlag Opschuimmelk)
Beperkende voorwaarden. Omissie. Aanbeveling. Het betreft een uiting op een fles Friesche Vlag Opschuimmelk. Op de wikkel van de fles staat bovenaan: “2e GRATIS*”. Op de dop van de fles bevindt zich een sticker met de tekst: “2e GRATIS Ontvang het bedrag van de 2e fles terug op je rekening”. Daaronder staat: “OPEN HIER”.

De klacht - In de uiting ontbreekt een verwijzing naar de actievoorwaarden. Klaagster had nooit 10 flessen gekocht als zij geweten had dat men voor slechts 1 fles in plaats van 5 flessen geld terug krijgt. Indien men de sticker opent, is te lezen: “Voer 2 unieke actiecodes in op frieschevlag.nl en krijg het aankoopbedrag van 1 verpakking opschuimmelk terug! Deze actie loopt t/m 31 juli 2013”. Het is niet de bedoeling de sticker in de winkel te openen, maar al zou men dat doen, dan is nog niet duidelijk dat het een eenmalige actie betreft. Klaagster vindt de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Het oordeel van de Commissie
Zoals bij verweer is meegedeeld, is aan de actie 2e GRATIS” de voorwaarde verbonden dat per klant slechts 1 verpakking wordt vergoed. Deze belangrijke, beperkende voorwaarde valt niet op te maken uit de verpakking, zoals men daarvan kennis kan nemen vóór aankoop van de fles. Gelet daarop is er sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1860

Onderzoek biedt geen grondslag voor de gewraakte mededeling

RCC 4 juli 2013, dossiernr. 2013/00394 (Finish dishwashing)
Onduidelijke en misleidende informatie. Onderzoek. Aanbeveling. Het betreft twee televisiereclame-uitingen voor vaatwasmiddelen van het merk Finish. (Lees verder voor een uitgebreide beschrijving van beide uitingen).

De klacht - Adverteerder maakt op een misleidende wijze reclame voor de range Finish vaatwasmiddelen en de variant Finish Quantum. Adverteerder claimt dat een zeer grote hoeveelheid huishoudens zou zijn overgestapt respectievelijk heeft gekozen voor Finish dan wel Finish Quantum, maar de juistheid van deze claim is niet aangetoond. Blijkens de tekst bij de asterisk is adverteerder tot deze conclusie gekomen “Op basis van een onderzoek van GfK rekening houdend met de penetratiegraad bij Nederlandse huishoudend van mei 2010 tot mei 2012.”, maar op basis van dit onderzoek kan niet worden vastgesteld of in deze periode sprake is geweest van een éénmalige aankoop of dat deze huishoudens werkelijk zijn overgestapt.

Vervolg van de klacht - Met betrekking tot TVC 1 stelt klager voorts dat door zowel de range Finish als de variant Quantum te noemen, verwarring bij de consument wordt gecreëerd. Eerst verschijnt een pak Finish Quantum in beeld en even later verschijnt alleen het merk Finish in beeld. Uit TVC 2 blijkt dat adverteerder TVC 1 heeft aangepast. In TVC 2 wordt alleen nog over Finish gesproken en niet meer over Finish Quantum. Voorts wordt daarin niet meer van “overstappen” maar van “kiezen” gesproken. Deze uiting is echter nog steeds misleidend. Op grond van het vorenstaande acht klager de reclame-uitingen in strijd met de waarheid en derhalve in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Tevens zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van de artikelen 7 en 8 NRC. Gezien de ernst van de misleiding verzoekt klager de uitspraak onder een breed publiek bekend te maken.

Televisiecommercial 1 (hierna: TVC1). In beeld verschijnt een pak Finish Quantum van waaruit in een kettingreactie dominosteentjes omvallen. Deze kettingreactie eindigt bij een vaatwasmachine  waarop  een pak Finish Quantum staat, en daarachter een pak Finish “Tout en 1”. Daarbij wordt het volgende gezegd: “Gemiddeld stappen duizenden huishoudens per week over op Finish, meer dan 490.000 tot nu toe. Waarschijnlijk omdat Finish Quantum een uitzonderlijke zuiverheid en glans biedt. Ontdek zelf waarom duizenden huishoudens om zijn. Doe mee met de  Finish revolutie”. Vervolgens wordt gezegd en verschijnt gelijktijdig in beeld: “Doe mee met de Finish revolutie. 493.883* gezinnen zijn nu al overgestapt”. De asterisk verwijst naar de gedurende de gehele uiting onderaan, klein in beeld staande tekst: “Op basis van een onderzoek van GfK rekening houdend met de penetratiegraad bij Nederlandse huishoudens van mei 2010 tot mei 2012.”

In Televisiecommercial 2 (hierna: TVC 2) verschijnen twee pakken Finish in beeld, een pak Finish Quantum en een pak Finish “Tout en 1”, van waaruit in een kettingreactie dominosteentjes omvallen. Deze kettingreactie eindigt bij een vaatwasmachine waarop deze zelfde twee pakken staan. Daarbij wordt het volgende gezegd: “Gemiddeld kiezen duizenden huishoudens elke week voor Finish, meer dan 493.883 tot nu toe. Waarschijnlijk omdat Finish een uitzonderlijke zuiverheid en glans biedt. Ontdek zelf waarom duizenden nieuwe huishoudens Finish gekozen hebben. Doe mee met de Finish revolutie”. Vervolgens wordt gezegd en verschijnt gelijktijdig in beeld: “Doe mee met de Finish revolutie. 493.883* nieuwe huishoudens hebben al voor Finish gekozen.” De asterisk verwijst naar de gedurende de gehele uiting onderaan, klein in beeld staande tekst: “Op basis van een onderzoek van GfK rekening houdend met de penetratiegraad bij Nederlandse huishoudend van mei 2010 tot mei 2012.”

Het oordeel van de Commissie
Televisiecommercial 1. In deze reclame-uiting wordt onmiskenbaar de indruk gewekt dat duizenden huishoudens die aanvankelijk geen Finish gebruikten dat nu zijn gaan gebruiken. Hierbij is van belang dat het woord “overstappen” een duurzame verandering impliceert. De Commissie acht het aannemelijk dat de gemiddelde consument dit ook zo zal opvatten. Adverteerder baseert zich daarbij, aldus de tekst die onderin beeld staat, op een door het onderzoeksbureau GfK uitgevoerd penetratie-onderzoek. Bij dit onderzoek, waarvan de uitkomst overigens niet door klager in twijfel wordt getrokken, is gemeten hoeveel huishoudens in Nederland in de periode juni 2009 tot mei 2010 geen Finish gebruikten en in de periode mei 2010 tot mei 2012 tenminste één maal een Finish-product hebben gekocht. Dit onderzoek biedt geen grondslag voor de gewraakte mededeling. Het feit dat een huishouden, dat in periode juni 2009 tot mei 2010 geen Finish kocht,  in de periode mei 2010 tot mei 2012 tenminste één maal een Finish-product heeft gekocht, betekent niet dat dit huishouden Finish ook is blijven kopen. Gelet hierop kan, op basis van dit onderzoek, niet worden gesproken van “overstappen”. Om die reden is het ook niet juist om van een “Finish revolutie” te spreken. Dit duidt op een ingrijpende verandering in het koopgedrag van vaatwasmiddelen ten gunste van Finish en het bewuste onderzoek getuigt daarvan niet. Voorts wordt, omdat eerst een pak Finish Quantum wordt getoond en vervolgens wordt gezegd “Waarschijnlijk omdat Finish Quantum een uitzonderlijke zuiverheid en glans biedt”, gesuggereerd dat de huishoudens die zijn overgestapt, op Finish Quantum zijn overgestapt. Uit de rapportage van het GfK blijkt echter dat van de 25.1% huishoudens die in de tweede periode één maal Finish hebben gekocht slechts 3,4% Finish Quantum heeft  gekocht. Adverteerder laat zich derhalve tevens misleidend uit over het aantal nieuwe Finish Quantum gebruikers.

Televisiecommercial 2. Bij de beoordeling van deze reclame-uiting gaat het om de vraag hoe de gemiddelde consument het woord “kiezen” in dit verband zal opvatten. “Kiezen” kan immers duiden op een eenmalig gemaakte of te maken keuze maar ook op een keuze die voor langere tijd is of wordt gemaakt. In welke zin het woord “kiezen” door de gemiddelde consument zal worden opgevat, hangt af van de context waarin dit wordt gebruikt. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument op grond van de context deze reclame-uiting aldus begrijpen dat de huishoudens die “voor Finish gekozen” hebben, dit langere tijd zullen kopen. Door te spreken van een “Finish revolutie” wordt de indruk gewekt dat sprake is van een radicale, opzienbarende verandering in het gebruik van vaatwasmiddelen ten gunste van Finish, aangezien het woord “revolutie” niet duidt op een  éénmalig gemaakte keuze voor een Finish-product. Ook  de mededeling: “493.883 nieuwe huishoudens hebben al voor Finish gekozen” duidt op een méér dan incidenteel gebruik van Finish door deze huishoudens. Niets wijst erop dat zich onder deze huishoudens ook huishoudens bevinden die slechts één maal een Finish-product hebben gekocht. De gemiddelde consument zal deze mededeling hierdoor aldus begrijpen dat al deze huishoudens Finish enige tijd hebben gebruikt en dus meermalen hebben gekocht. Op basis van het door GfK uitgevoerde (penetratie)onderzoek kan echter alleen worden vastgesteld hoeveel nieuwe huishoudens in de periode mei 2010 tot mei 2012 tenminste één maal een Finish-product hebben gekocht. Gelet op het vorenstaande wordt in de uiting een voorstelling gegeven van het gebruik van Finish vaatwasmiddelen, die onvoldoende steun vindt in de resultaten van het onderzoek.
Blijkens het voorgaande is de Commissie van oordeel dat in beide reclame-uitingen voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie wordt verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden zijn de reclame-uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De Commissie ziet gelet op de aard van de misleiding geen aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid de uitspraak als “Alert” onder de aandacht van derden te brengen.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie beide reclame-uitingen in strijd met artikel 7 NRC en beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken, ten aanzien van de TVC 1 voor zo ver nodig.

RB 1859

Minimaal € 0,97 extra voor de verpakking is oneerlijk

RCC 4 juli 2013, dossiernr. 2013/00406 (Fashioncheque)
Ontbreken essentiële informatie. Aanbeveling. Het betreft een televisiereclame waarin met betrekking tot de Fashioncheque onder meer wordt gezegd: “Geef je een cadeau, dan geef je Fashioncheque. Fashioncheque is te besteden bij heel veel winkels en te koop bij Primera en PostNL”. Tot slot worden vier Fashioncheques getoond. Op drie cheques staat successievelijk “50”, “20” en “100”. Op de vierde cheque ontbreekt een dergelijke aanduiding.

De klacht - In de uiting wordt, ten onrechte, niet gezegd dat door adverteerder aan degene die een Fashioncheque cadeau wil geven, administratiekosten in rekening worden gebracht. Aan het geven van de meeste cadeaukaarten zijn immers geen extra kosten verbonden.

Het oordeel van de Commissie
Klager spreekt in zijn klacht over het verschuldigd zijn van administratiekosten, maar de Commissie begrijpt de klacht aldus dat klager de uiting misleidend vindt, nu niet is vermeld dat voor de verpakking van de cheque, afgezien van de coupurewaarde,  kosten in rekening worden gebracht. Blijkbaar heeft klager deze kosten als administratiekosten opgevat.
De Commissie is van oordeel dat uit de uiting ten onrechte niet blijkt dat men voor de (verpakking van) Fashioncheque minimaal € 0,97 moet betalen. In de uiting zijn vier Fashioncheques afgebeeld. Op drie Fashioncheques staat successievelijk “50”, “20” en “100”, op de vierde ontbreekt een dergelijke aanduiding. Uit de in de uiting afgebeelde Fashioncheques krijgt men de indruk dat men deze voor respectievelijk € 50,- , € 20  en € 100,- kan kopen. Dat blijkt evenwel niet het geval te zijn. Bij de desbetreffende bedragen moet minmaal € 0,97 extra voor de verpakking van de Fashioncheque worden betaald. Hetzelfde geldt voor de afgebeelde Fashioncheque waarop geen bedrag staat en die, naar de Commissie aanneemt, is afgebeeld om duidelijk te maken dat men ook een Fashioncheque met een andere nominale waarde kan kopen. Dat de Fashioncheque uitsluitend verkrijgbaar is in een verpakking die minimaal € 0,97 kost en men bij het nominale bedrag dat men in de vorm van een Fashioncheque cadeau wil geven, altijd minimaal € 0,97 extra voor de Fashioncheque moet betalen, acht de Commissie essentiële informatie die de consument tijdig en duidelijk verstrekt moet worden. Dit geldt te meer nu veel andere cadeaucheques wel voor de nominale waarde verkrijgbaar zijn. En de gemiddelde consument in die veronderstelling ook naar de winkel zal gaan. Gelet op het voorgaande is sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is deze uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing 
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1858

Niet noemen van voorwaarden inruilpremie is misleidend

Vz RCC 4 juli 2013, dossiernr. 2013/00271 (Voorwaarden inruilpremie)
Verbonden voorwaarden. Omissie. Bevestiging. Aanbeveling. Het betreft een televisiecommercial voor de Ford Focus Ecoboost waarin adverteerder onder meer meedeelt dat zij een “inruilpremie” van € 2.500,- geeft.
 
De klacht - Klager stelt, kort samengevat, dat sprake is van misleidende reclame. In de reclame-uiting wordt schriftelijk noch mondeling kenbaar gemaakt dat het kenteken van de nieuwe auto uiterlijk op 29 april 2013 op naam van de koper moet zijn gesteld, om van de inruilbonus te kunnen profiteren. Voorts zou Ford Nederland zelf het tijdstip van levering kunnen beïnvloeden, waardoor de inruilbonus niet hoeft te worden uitgekeerd.

Het oordeel van de voorzitter
De adverteerder heeft niet betwist dat aan de inruilpremie van € 2.500,- de voorwaarde is verbonden dat het kenteken uiterlijk op 29 april 2013 op naam van de koper moet zijn gesteld. Blijkens het voorgaande is sprake van een omissie als bedoeld onder artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De voorzitter heeft overigens geen aanleiding te veronderstellen dat adverteerder het tijdstip van tenaamstelling van het kenteken negatief zal beïnvloeden om de inruilbonus niet te hoeven uitkeren.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het bezwaar tegen de voorzittersbeslissing
Van misleiding is geen sprake. Er is sprake van een misverstand. Ten onrechte heeft klager aangenomen dat de inruilpremie slechts gold indien het kenteken van een nieuwe Ford Focus uiterlijk 29 april 2013 op naam van de koper zou zijn gesteld. Reeds op 8 maart 2013 heeft Ford in een brief aan alle dealers en verkoopmedewerkers meegedeeld dat de inruilpremies zouden worden verlengd tot en met 29 juni 2013. Verder was tijdens de TV-flight op Ford.nl de actuele einddatum van de actie te vinden. Aldus mochten alle Ford dealers, verkopers en consumenten worden geacht op de hoogte te zijn dan wel zich op de hoogte te kunnen stellen van de juiste einddatum van het inruilaanbod.

Het oordeel van de Commissie
Blijkens het bezwaar tegen de voorzittersbeslissing was aan het onderhavige inruilaanbod de voorwaarde verbonden dat het kenteken uiterlijk op 29 juni 2013 op naam van de koper zou zijn gesteld. Deze datum gold op basis van een besluit tot verlenging van de inruilpremies. Naar het oordeel van de Commissie valt uit de bestreden televisiereclame, die op zichzelf in overeenstemming dient te zijn met de Nederlandse Reclame Code (NRC), niet althans niet voldoende duidelijk op te maken dat voornoemde, beperkende voorwaarde, dat het aanbod voor een bepaalde periode gold, werd gehanteerd. De enkele vermelding “ford.nl” aan het slot van de reclame geeft wat dit betreft onvoldoende duidelijkheid. Dat klager binnen die periode aanspraak op de inruilpremie kon maken, maakt het voorgaande niet anders. Gelet op het bovenstaande is er sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter.

RB 1857

Vergoeding eerste spataderconsult duidt op medische behandeling

RCC 16 juli 2013, dossiernr. 2013/00265 (Bergman Clinics)
Gezondheid. Geneesmiddelen en medische behandelingen. Aanbeveling. Het betreft een televisiereclame. Daarin vertelt een vrouw dat zij zich in verband met spataderen heeft laten behandelen bij Bergman Clinics. Zij vertelt dat haar spataderen “helemaal weg” zijn en zegt: “Het wordt ook nog vergoed”. De voice-over luidt: “Ga voor specialistische spataderzorg naar Bergman Clinics. Kijk op bergmanclinics.nl. In beeld verschijnt: “Eerste spataderconsult altijd vergoed met verwijzing van uw huisarts”.

De klacht - Deze reclame, die klager zag op 8 april 2013 op Nederland 3 en RTL4, beide in het reclameblok van 19.30 uur, is in strijd met artikel 2.94 lid 2 onder a van de Mediawet. Daarin staat: “Het programma-aanbod bevat geen reclame- en telewinkelboodschappen voor: medische behandelingen”. Een paar weken eerder zag klager een soortgelijke reclame van adverteerder voor ooglaserbehandelingen. Daar heeft klager geen opname van.

Het oordeel van de Commissie
8. In de uiting wordt onder meer de aandacht gevestigd op een “eerste spataderconsult” dat “altijd” wordt “vergoed met verwijzing van uw huisarts”. Dit duidt naar het oordeel van de Commissie op een medische behandeling, die “alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar” is. In zoverre acht de Commissie de televisiereclame in strijd met artikel 2.94 lid 2 onder a Mediawet en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC, voor zover de uiting is uitgezonden via de publieke omroep Nederland 3.

9. Voor zover de uiting is uitgezonden op RTL4, overweegt de Commissie dat artikel 2.94 lid 2 Mediawet, waarop klager zich beroept, niet van toepassing is, omdat Hoofdstuk 2 van de Mediawet, daaronder begrepen artikel 2.94, regels bevat die betrekking hebben op publieke mediadiensten, waartoe de diensten van RTL 4 niet kunnen worden gerekend. Voor zover de klacht moet worden opgevat in die zin dat artikel 3.7 lid 2 onder a Mediawet is overtreden, voor wat betreft uitzending van de reclame op RTL4, overweegt de Commissie het volgende. De Commissie vat deze bepaling op in die zin dat deze betrekking heeft op het programma-aanbod van commerciële media-instellingen in de zin van de Mediawet. Ingevolge artikel 1.1 onder 1 Mediawet is een commerciële media-instelling een “natuurlijke persoon of rechtspersoon die een commerciële mediadienst verzorgt en die voor de toepassing van deze wet onder de bevoegdheid van Nederland valt”. Dit laatste is waar het betreft RTL4 niet het geval. Gelet op het voorgaande is artikel 3.7 lid 2 onder a Mediawet in dit geval niet van toepassing. De Commissie stelt vast dat artikel 9 lid 1 sub f van de Richtlijn Audiovisuele mediadiensten (AVMD) (“audiovisuele commerciële communicatie voor geneesmiddelen en medische behandelingen die in de lidstaat onder wiens bevoegdheid de aanbieder van mediadiensten valt, alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn, is verboden”) evenals in de artikelen 2.94 en 3.7 Mediawet, ook is geïmplementeerd in Luxemburgse mediawetgeving, waaraan -zoals bij verweer is meegedeeld- RTL 4 dient te voldoen. Artikel 27 lid 4 van de “Loi du 17 décembre 2010 portant modification de la li modifiëe du 27 juillet 1991 sur les médias électroniques” luidt: “La Communication commerciale audiovisuelle pour les médicaments et les traitements médicaux qui sont disponibles uniquement sur ordonnance est interdite”. Gegeven deze met de artikelen 2.94 en 3.7 Mediawet overeenstemmende verbodsbepaling in de Luxemburgse wetgeving, is de Commissie van oordeel dat het vertrouwen in de reclame als bedoeld in artikel 5 NRC is geschaad, voor zover de bestreden uiting is uitgezonden via RTL4.

De beslissing
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in onderdeel 8 acht de Commissie de reclame-uiting, voor zover deze is uitgezonden op Nederland 3, in strijd met artikel 2 NRC. Op grond van hetgeen is overwogen in onderdeel 9 acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 5 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 1856

Vóór 20:00 uur in strijd met de goede smaak

RCC 27 juni 2013, dossiernr. 2013/00400 (Even Apeldoorn bellen)
Grenzen van het toelaatbare. Kinderen. Aanbeveling. Het betreft een televisiereclame. De uiting vangt aan met beelden en geluiden van deels ontblote en getatoeëerde mensen die met kettingen aan elkaar vast lijken te liggen. Aan de muur hangt een persoon, vastgemaakt met tape. Intussen gaat de telefoon. Een persoon, naar later blijkt Anouk, deelneemster voor Nederland aan het Eurovisie Songfestival 2013, loopt naar de telefoon, waarbij zij één van de ontblote personen -die buiten bewustzijn verkeert- aan een ketting met zich mee sleept over de vloer. Daarna neemt Anouk de telefoon aan. Aan haar wordt gevraagd waar zij is, nu zij kennelijk aan de beurt is om op te treden tijdens het Songfestival. Anouk valt radeloos achterover op een bed. Tot slot verschijnt in beeld: “Even Apeldoorn bellen”.
 
De klacht - De uiting is in strijd met de goede zeden, smakeloos en bijna schokkend. Klaagster wijst op het tijdstip van uitzenden, 19.30 uur, direct na Spangas, een kinderprogramma. Klaagsters kinderen schrokken van de beelden en begrepen er niets van.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat de klacht op in die zin dat klaagster de uiting in strijd acht met de goede zeden en de goede smaak, zeker gezien het tijdstip van uitzenden daarvan. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. De Commissie volstaat ermee te beoordelen of naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare worden overschreden, mede gelet op het publiek dat door de uiting wordt bereikt. De uiting toont beelden -van zoals adverteerder het omschrijft- “de nasleep van een “wild” feest”. De bewuste beelden acht de Commissie voor de gemiddelde volwassen kijker niet van dien aard, dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Voor zover jeugdige kijkers met de uiting worden geconfronteerd, ligt dit naar het oordeel van de Commissie anders. De Commissie acht het aannemelijk dat de beelden en geluiden van deels ontblote en getatoeëerde mensen die met kettingen aan elkaar vast lijken te liggen, waarvan er één over de grond wordt gesleept, en een persoon vastgetaped is aan de muur, voor (een deel van de) jeugdige kijkers beangstigend kunnen zijn. Om die reden acht zij de uiting in strijd met de goede smaak als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur. 

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC, voor zover de reclame wordt uitgezonden vóór 20.00 uur. Voor zover uitzending in de toekomst nog mocht plaatsvinden, beveelt de Commissie adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken en stelt zij als voorwaarde aan het tijdstip van uitzenden dat uitzending geschiedt na 20.00 uur. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 1850

Poster met seksuele lading over de grens van het toelaatbare

RCC 8 juli 2013, dossiernr. 2013/00445 (Willie.nl)
Seksuele lading. Grenzen van het toelaatbare. Openbaar. Aanbeveling. Het betreft de poster met de tekst “W!llie.nl Partner in stoute spelletjes” en “Kijk op www.willie.nl”. Op de poster tilt een man met ontbloot bovenlijf en in de boeien geslagen handen, een vrouw, die alleen een kanten slipje en zogenaamde hold-ups draagt, zó hoog op dat zijn mond ter hoogte van haar heupen komt. Hij drukt haar tegen zich aan, met op elke bil een hand.

De klacht - De uiting is aangebracht in een bushokje in Wormer waarin veel treinreizigers, waaronder moeders met kinderen, wachten. Klaagster, zelf moeder van nog jonge kinderen, vindt het onplezierig met deze poster, waarin de vrouw wordt afgebeeld als lustobject, te worden geconfronteerd. De foto is pornografisch, waardoor de uiting aanstootgevend is en in strijd is met de goede smaak, het fatsoen en de goede zeden.

Het oordeel van de Commissie
Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de door klaagster genoemde criteria, stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter daarvan. Het betreft criteria bij de interpretatie waarvan persoonlijke opvattingen een belangrijke rol spelen. Daarom wordt in een dergelijk geval volstaan met de beantwoording van de vraag of in de uiting naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. Daarvan is, naar het oordeel van de Commissie, in deze poster sprake. De Commissie acht de op de poster staande foto niet pornografisch, maar de daarop getoonde situatie heeft onmiskenbaar een seksuele lading. Gelet hierop en nu de poster langs de openbare weg is aangebracht, in dit geval in een bushokje, zodat men ongewild en onontkoombaar en mogelijk voor langere tijd met de poster worden geconfronteerd, acht de Commissie deze in strijd met de goede smaak en het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1849

HvJ EU staat lager maximumpercentage reclamezendtijd voor betaalzenders toe

HvJ EU 18 juli 2013, zaak C-234/12 (Sky Italia) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Tribunale Amministrativo Regionale Per il Lazio, Italië.
Mediarecht. Inzake betaalzenders en minder reclametijd per uur dan vrij toegankelijke zenders. Uitlegging van artikel 4 van richtlijn 2010/13/EU inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten. Uitlegging van de artikelen 49, 56 en 63 VWEU en van artikel 11 van het Handvest, gelezen in samenhang met artikel 10 EVRM zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de rechten van de mens – Maximumpercentage voor reclamezendtijd – Nationale regeling die voorziet in een lager maximumpercentage voor betaalzenders dan voor andere televisiezenders.

Uit het persbericht: The Italian rule on television advertising, which lays down lower hourly limits for advertising for pay-TV broadcasters than for free-to-air TV broadcasters, is, in principle, compatible with European Union law. The principle of proportionality must however be observed.

Het Hof verklaart voor recht:

Artikel 4, lid 1, van [de richtlijn audiovisuele mediadiensten], alsook het beginsel van gelijke behandeling en artikel 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij in beginsel niet in de weg staan aan een nationale regeling zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die voor betaalzenders kortere maximumzendtijden voor televisiereclame vastlegt dan voor vrij toegankelijke zenders, mits – hetgeen ter beoordeling is van de verwijzende rechterlijke instantie – het evenredigheidsbeginsel wordt geëerbiedigd.

Gestelde vragen:

Moeten artikel 4 van richtlijn 2010/13/EU, het algemene gelijkheidsbeginsel en de voorschriften van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake het vrije verkeer van diensten, het recht van vestiging en het vrije verkeer van kapitaal, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de in artikel 38, lid 5, van decreto legislativo nr. 177/2005 vastgestelde regeling, die aan betaalzenders minder reclamezendtijd per uur toekent dan aan vrij toegankelijke zenders?

Staan artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, uitgelegd in het licht van artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het licht van de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens, en in het bijzonder het beginsel van pluralisme op informatiegebied, in de weg aan de in artikel 38, lid 5, van decreto legislativo nr. 177/2005 vastgestelde regeling, die aan betaalzenders minder reclamezendtijd per uur toekent dan aan vrij toegankelijke zenders, waardoor de mededinging wordt verstoord en op de markt voor televisiereclame gemakkelijker machtsposities kunnen worden gecreëerd of versterkt?