RB

Media  

RB 1730

Op duidelijk humoristisch bedoelde wijze aandacht vestigen

RCC 10 april 2013, dossiernr. 2013/00105 (Weightcare)
Radio. Subjectieve normen. Betreft een radioreclame van Weightcare waarin Jan van Veen op zwoele toon het volgende zegt: 'Dit is een gedicht voor al onze vrouwelijke luisteraars: Rozen verwelken, schepen vergaan, maar jouw strakke kontje blijft eeuwig bestaan'. Klaagster vindt de reclame denigrerend en seksistisch en vraagt zich af waarom de reclame alleen tot vrouwen is gericht. De confrontatie met dieetreclames kan ook op een vrouwvriendelijkere wijze.

De Commissie vat de klacht op in die zin dat klaagster de uiting nodeloos kwetsend acht en/of in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen. De Commissie stelt voorop dat het adverteerde vrij staat zich in het bijzonder tot vrouwen te richten. De wijze waarop dat gebeurt, acht de Commissie niet ontoelaatbaar. Dat niet iedereen de uiting zal waarderen, leidt niet tot een ander oordeel. De klacht wordt afgewezen.

De Commissie stelt voorop dat het adverteerder vrij staat zich in het bijzonder tot vrouwen te richten. De wijze waarop dat gebeurt, acht de Commissie niet ontoelaatbaar.  Op duidelijk humoristisch bedoelde wijze en met enige overdrijving wordt de aandacht gevestigd op de mogelijkheid om met het product Weight Care het lichaamsgewicht onder controle te houden. Dat niet iedereen de uiting zal waarderen, bijvoorbeeld gezien de door een man uitgesproken woorden “strakke kontje”, leidt niet tot een ander oordeel.

RB 1729

Layar-app onder kinderen tot 12 jaar niet algemeen gebruikelijk

RCC 15 april 2013, dossiernr. 2013/00155 (Playboy)
RCC 15 april 2013, dossiernr. 2013/00155A
RCC 15 april 2013, dossiernr. 2013/00155B
Buitenreclame. Playboy. Kinderen. Betreft een abriposter van het tijdschrift Playboy. De uiting toont de cover van Playboy waarop drie in slip geklede vrouwen zijn te zien met over hun borsten een grote strik, waarop staat: 'Vervelend hè die strik? Pak ons uit met je Layar-app'. De klachten richten zich op het openbaar adverteren en de bescherming van kinderen. Kinderen moeten tegen deze reclame in het openbaar beschermd worden, de reclames moeten uit de bushokjes verwijderd worden en de uiting is in strijd met het goede fatsoen.

De Commissie stelt voorop dat de uiting niet kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en/of minderjarigen gericht is, zodat de Kinder- en Jeugdreclamecode niet van toepassing is. Gezien het subjectieve karakter, stelt de Commissie zich terughoudend op. Aldus de Commissie zijn de grenzen van het toelaatbare niet overschreden. Dit geldt ook nu sprake is van buitenreclame waarmee eenieder, dus ook kinderen, ongevraagd kan worden geconfronteerd.

Voor zover de klacht is gericht tegen de oproep op de poster om de Layar-app te gebruiken, overweegt de Commissie dat de adverteerder een extra verantwoordelijkheid bezit, nu het filmpje 24 uur per dag direct en op straat toegankelijk is voor iedereen. Vervolgens oordeelt zij dat het bezit van een smartphone met daarop de Layar-app onder kinderen tot en met 12 jaar (nog) niet algemeen gebruikelijk is. Derhalve hoeft van de adverteerder niet te worden verwacht dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat kinderen het filmpje gaan bekijken. De Commissie wijst de klachten af.

Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie ten aanzien van de afbeelding op de poster van oordeel dat de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. De mate van en de wijze waarop op de poster bloot wordt getoond overschrijden niet de grens van hetgeen volgens huidige maatschappelijke opvattingen aanvaardbaar kan worden geacht. Dit geldt ook nu sprake is van buitenreclame waarmee eenieder, dus ook kinderen, ongevraagd kan worden geconfronteerd.

Voor zover de klacht is gericht tegen de - ook voor kinderen zichtbare - oproep op de poster om de afgebeelde vrouwen met de Layar-app ‘uit te pakken’, overweegt de Commissie het volgende. Een adverteerder moet in het algemeen verantwoordelijk worden gehouden voor de (inhoud van de) informatie die via het in een uiting geplaatste Layar-logo bereikbaar is. In het onderhavige geval is daarbij van belang dat adverteerder ervoor gekozen heeft de informatie in de vorm van een filmpje toegankelijk te maken in een reclame-uiting die zich in de openbare ruimte bevindt. Dit legt een extra verantwoordelijkheid op adverteerder, nu het filmpje 24 uur per dag direct en op straat toegankelijk is voor iedereen die beschikt over een smartphone waarop de Layar-app is gedownload. Nu echter, naar het oordeel van de Commissie, op dit moment het bezit van een smartphone met daarop de Layar-app onder kinderen tot en met 12 jaar (nog) niet algemeen gebruikelijk is, hoeft van adverteerder niet te worden verwacht dat hij bij het opnemen van de verwijzing naar het Layar-filmpje rekening houdt met de mogelijkheid dat kinderen het filmpje gaan bekijken. De verwijzing in de poster naar het Layar-filmpje betekent daarom niet dat de poster daardoor in strijd met de goede smaak en het fatsoen moet worden geacht.

RB 1727

Hoogste slagingspercentage zonder nadere toelichting is onvoldoende duidelijk

RCC 4 april 2013, dossiernr. 2013/00113 (Jongepier Mobility Masters)

Digitale marketing. Betreft een uiting op www.jongepier.nl waarin staat: 'landelijke dekking' en 'Hoogste slagingspercentage'. Elders staat 'cursuskosten fase 1 en 2 van € 4489,00 nu voor € 3590,00 uw voordeel € 899,00'. Klager voert aan dat de mededeling van het slagingspercentage en landelijke dekking onjuist is en daardoor misleidend. Tevens legt klager een lijst over met 4 door andere gehanteerde prijzen waarbij hij bestrijdt dat voor een instructeursopleiding de aangeboden prijs van Jongepier kan worden gehanteerd. Verkoop onder de kostprijs is zijns inziens onmogelijk en niet toegestaan.

Niet duidelijk is dat hier is bedoeld het hoogste slagingspercentage van de twee grootste aanbieders van rijinstructeur opleidingen, terwijl er kleinere opleiders zijn, met hogere slagingspercentages. De Commissie acht de uiting voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk ten aanzien van de voordelen die de opleiding van adverteerder biedt. De uiting is misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Klager heeft zijn stelling ten aanzien van de 'landelijke dekking' onvoldoende onderbouwd. Dit onderdeel van de klacht wordt ongegrond verklaard.

Ad a.
In de bestreden uiting staat zonder nadere toelichting: “Hoogste slagingspercentage”. Niet duidelijk is dat hier is bedoeld het hoogste slagingspercentage van de twee grootste aanbieders van rijinstructeur opleidingen, terwijl er kleinere opleiders zijn, met hogere slagingspercentages. Wat dit betreft acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk ten aanzien van de voordelen die de opleiding van adverteerder biedt. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
Ad b.
Klager heeft zijn stelling, dat de mededeling “Landelijke dekking” onjuist is, niet onderbouwd. Gelet hierop en nu adverteerder onweersproken heeft meegedeeld dat zij haar opleidingen in heel Nederland aanbiedt, acht de Commissie dit onderdeel van de klacht ongegrond.
RB 1726

Geen suggestie dat wordt verwezen naar Belastingdienst

RCC 8 april 2013, dossiernr. 2013/00011 (zorgtoeslag.nl)
Betreft een uiting van adverteerder die was te zien naar aanleiding van de op Google ingevoerde zoekopdracht 'aanvraag zorgtoeslag'. Hierin is vermeld 'zorgtoeslag.nl'. De bewuste uiting staat, zo stelt klaagster, 'boven de website van de belastingdienst 'toeslagen.nl''. De website 'zorgtoeslag.nl' lijkt volgens klaagster te leiden naar de site van de belastingdienst. Onervaren aanvragers denken hierdoor dat zij zorgtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst. In werkelijkheid gaan zij in zee met een intermediair die € 19,50 rekent voor het aanvragen van zorgtoeslag. De klacht wordt afgewezen. Volgens de Commissie ligt in de bestreden advertentie niet de suggestie besloten dat hierin wordt verwezen naar een website van de Belastingdienst. Het woord 'belastingdienst' komt niet in de advertentie voor.

De Commissie stelt voorop dat van algemene bekendheid kan worden verondersteld  dat het eerste/bovenste resultaat in geval van zoeken via Google niet altijd het resultaat is dat het beste bij de zoekopdracht aansluit, en dat men er goed aan doet meer resultaten te bekijken. Dit is niet anders voor 18-jarigen, waarover klaagster spreekt.
 
Naar het oordeel van de Commissie ligt in de bestreden advertentie niet de suggestie besloten dat hierin wordt verwezen naar een website van de Belastingdienst. Anders dan in de daaronder staande advertentie betreffende “www.belastingdienst.nl/zorgtoeslag”, komt het woord “belastingdienst” niet in de bestreden advertentie voor. Ook anderszins wordt door de tekst van de uiting niet gesuggereerd dat het om een uiting van de Belastingdienst gaat, ook niet door de enkele vermeldingen zorgtoeslag.nl, www.zorgtoeslag.nl-aanvragen en-/of Zorgtoeslag.nl.
RB 1724

Onveilige wensballonnen en onjuiste productinformatie

Rechtbank Rotterdam 4 april 2013, LJN BZ8322 (Warenwetboetes onveilige wensballonnen)
Rechtspraak.nl: Warenwetboetes in verband met onveilige wensballonnen en onjuiste productinformatie. Eén van de twee boetes wordt gehandhaafd.

De omvang van dit geding is beperkt tot het bestreden besluit dat ziet op de handhaving van twee bestuurlijke boetes wegens gedragingen van eiser in de onderzoeksperiode juni 2010 tot en met november 2010, zoals is vermeld in het primaire besluit van 1 juli 2011. Hieruit volgt tevens dat de diverse beroepsgronden van eiser die zien op door hem gestelde gedragingen die hebben geleid tot het risicoanalyserapport van VWA niet ter zake doen in deze procedure en dat de klachten van eiser ter zake het afhandelen van zijn verzoeken om goedkeuring van de aangepaste ballonnen dit zelfde lot delen.

Gelet op de voorhanden stukken en hetgeen ter zitting is verklaard moet de rechtbank constateren dat de gedragingen die in het proces-verbaal van de controleambtenaar van 8 april 2011 zijn aangeduid als constatering 2 en constatering 3 buiten de onderzoeksperiode juni 2010 tot en met november 2010 vallen. De test van drie wensballonnen of gelukslampionnen die plaatsvond op 8 maart 2011 had betrekking op ballonnen die door eiser waren aangeleverd in februari 2011, derhalve op een tijdstip na de onderzoeksperiode. Dat die ballonnen zijn verhandeld in de periode in geding is niet komen vast te staan. Eiser heeft immers onbetwist gesteld dat hij achtereenvolgens verschillende soorten wensballonnen heeft verhandeld.

Ten aanzien van de vermelding op de website van eiser dat de ballonnen voldoen aan de wettelijke eisen komt uit de stukken slechts naar voren dat een dergelijke vermelding plaatshad in 2011, dus niet ook ten tijde in geding. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van één van de twee boetes in stand.

4.2. Gelet op de voorhanden stukken en hetgeen ter zitting is verklaard moet de rechtbank constateren dat de gedragingen die in het proces-verbaal van Spanjerberg van 8 april 2011 zijn aangeduid als constatering 2 en constatering 3 buiten de onderzoeksperiode juni 2010 tot en met november 2010 vallen. De test van drie wensballonnen of gelukslampionnen die plaatsvond op 8 maart 2011 had betrekking op ballonnen die door eiser waren aangeleverd in februari 2011, derhalve op een tijdstip na de onderzoeksperiode. Dat die ballonnen zijn verhandeld in de periode in geding is niet komen vast te staan. Eiser heeft immers onbetwist gesteld dat hij achtereenvolgens verschillende soorten wensballonnen heeft verhandeld. Ten aanzien van de vermelding op de website van eiser dat de ballonnen voldoen aan de wettelijke eisen komt uit de stukken slechts naar voren dat een dergelijke vermelding plaatshad in 2011, dus niet ook ten tijde in geding.

4.3. De minister heeft derhalve ten onrechte die constateringen betrokken in de onderhavige besluitvorming. Het bestreden besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking, zodat het beroep gegrond is. De beroepsgronden die betrekking hebben op het vertrouwensbeginsel en op veronderstelde manipulatie van bewijs van de op 8 maart 2011 geteste ballonnen hoeven derhalve geen bespreking meer.

5.5. Met betrekking tot de overtreding van artikel 18, aanhef en onder a, van de Warenwet is de rechtbank van oordeel dat de minister bevoegd was het per 9 november 2010 van toepassing zijnde tarief van € 795,00 toe te passen, nu de onderzochte wensballon is verkocht op 12 november 2010, dus na de tariefswijziging. De minister heeft evenwel voor de overtreding van artikel 18, aanhef en onder a, van de Warenwet een bestuurlijke boete van € 525,00 opgelegd, overigens zonder dat hij toepassing heeft willen geven aan artikel 5:46, derde lid, van de Awb. Nu de rechtbank met de minister geen aanleiding ziet voor (verdere) matiging op de voet van artikel 5:46, derde lid, van de Awb, is eiser door de vaststelling van de boetehoogte door de minister niet benadeeld.

5.6. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten voor zover daarin de bestuurlijke boete van € 525,00 wegens overtreding van artikel 18, aanhef en onder a, van de Warenwet is gehandhaafd. Zij ziet aanleiding het besluit van 1 juli 2011 te herroepen voor zover dit besluit ziet op de oplegging van een bestuurlijke boete van € 795,00 wegens overtreding van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder b, van de Warenwet. Voorts bepaalt zij dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit.

RB 1723

Positieve resultaat wordt toegeschreven aan andere therapie

Rechtbank Oost-Nederland 13 maart 2013, LJN BZ6680 (OrthoPharma B.V. tegen Centrum voor Gezondheid WelenZijn Gelderse Vallei V.O.F.)
Misleidende reclame. Concurrentiebeding. OrthoPharma ontwikkelt en produceert orthomoleculaire gezondheidsproducten en voedingssupplementen. Tevens ontwikkelt zij hiervoor behandelingsplannen en therapieën. Deze zaak heeft betrekking op de therapiecombinatie Momentum, zijnde een afslankprogramma. OrthoPharma, WELenZIJN en distributeur Beau Ligne B.V. hebben op 3 maart 2010 een overeenkomst gesloten, waarbij OrthoPharma aan WELenZIJN als Consulent het niet-overdraagbare exclusieve recht heeft verleend om de OrthoPharma  producten in een aangewezen rayon te verkopen. Hierbij is er een concurrentiebeding opgenomen. Beau Ligne heeft in november 2011 een concept voor een nieuwe aanstellingsovereenkomst voorgelegd, welke WELenZIJN niet heeft ondertekend. WELenZIJN heeft vervolgens een eigen therapieconcept ontwikkeld, de WEZtherapie. OrthoPharma vordert een verklaring voor recht dat WELenZIJN het concurrentiebeding heeft overtreden en onrechtmatig jegens OrthoPharma heeft gehandeld door het gebruik van misleidende reclame.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft OrthoPharma als eerse haar contractuele verbintenissen inzake de vermarkting van het product geschonden en kan derhalve WELenZIJN niet verwijten dat zij met een concurrerend product de markt op gaan. Het concurrentiebeding is niet geschonden. Dit geldt niet voor de vordering met betrekking tot misleidende reclame. Nu WELenZIJN stelt dat referenties op haar websites zien op de therapieën waarbij al dan niet het product Momentum is gebruikt, terwijl in het kader van de WEZtherapie een ander product wordt verkocht. Dit is misleidend. Het relevante publiek zal het positieve resultaat toeschrijven aan de WEZtherapie, terwijl deze ten dele hadden moeten worden toegeschreven aan het product Momentum van OrthoPharma. WELenZIJN heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld jegens OrthoPharma. De partijen worden derhalve beide gedeeltelijk in het ongelijk gesteld.

4.6.  OrthoPharma heeft dus zelf als eerste haar contractuele verbintenissen inzake de vermarkting van het product geschonden en zij kan dan WELenZIJN niet verwijten dat WELenZIJN met een concurrerend product de markt op gaat. De consequentie is dat de gevorderde verklaring voor recht inzake de overtreding van het concurrentiebeding moet worden afgewezen, evenals de hierop gebaseerde vordering tot schadevergoeding.

4.7.  Dit geldt niet voor de vorderingen inzake de misleidende reclame. Deze vorderingen zijn immers niet alleen op het contract gebaseerd, maar ook op een onrechtmatige daad, en wel die van artikel 6:194 BW. Met de lijst van ervaringen van klanten op haar website, die teruggaan tot 17 juni 2010, suggereert WELenZIJN dat het allemaal ervaringen betreft met haar WEZtherapie en afvallen als resultaat. Nu WELenZIJN zelf stelt dat die referenties zien op therapieën waarbij al dan niet het product Momentum is gebruikt, terwijl in het kader van de nieuwe WEZtherapie een ander product wordt verkocht, is deze reclame misleidend, omdat het daarvoor in aanmerking komende publiek het positieve resultaat (afvallen) geheel of in overwegende mate zal toeschrijven aan de nieuwe WEZ-therapie en de nieuwe supplementen, die in 2010 en 2011 nog niet ontwikkeld waren, terwijl die positieve ervaringen minst genomen ten dele hadden moeten worden toegeschreven aan het product Momentum van OrthoPharma.
RB 1722

Onrechtmatig handelen met de webshop internet-bikes

Ktr. Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht 18 april 2013, zaaknr. 311744 CV EXPL 12-9765 (Se tegen Tom Bikes)
Uitspraak ingezonden door Arne ten Hoeve, Ten Hoeve & Van der Horst Incasso.

Consumentenkoop. Koop op afstand. Se heeft voor zichzelf en als lasthebber van de Vereniging Consument en Recht gedagvaard, de vorderingen van de Vereniging zijn ingetrokken. Tom is een groothandel met retail inkooporganisatie, fysieke en webwinkels. Se heeft een bestelling geplaatst op 26 juni voor een driewieler via internet-bikes.com en op 7 juli de bestelling geannuleerd.  In reactie daarop werd aangekondigd dat retourneren enkel mogelijk is ná ontvangst en dat het enkel mogelijk is te ruilen. De vorderingen worden toegewezen.

Tom bikes handelt onrechtmatig ex artikel 7:46d BW door niet in de ontbinding vóór levering te berusten en slechts ruiling te bieden en niet de gedane vooruitbetaling ongedaan te maken. Ook is het onrechtmatig dat annulering, ontbinding en/of herroepen slechts binnen 7 dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden, dat in afwijking van 7:23 BW een onderzoeksplicht wordt opgelegt en dat de klachttermijn beperkt wordt en dat er in keuze uit de wet ex 7:21BW wordt ontnomen. Volledige vooruitbetaling in algemene voorwaarden is ook onredelijk bezwarend.

13. Uit hetgeen over en weer is gesteld staat naar het oordeel van de kantonrechter onbetwist vast dat TOM vóór de aan haar uitgebrachte dagvaarding de door Se ingeroepen ontbinding van de koop van de driewielerfiets niet heeft geaccepteerd, slechts een ruil heeft aangeboden in plaats van het accepteren van de retourzending van de fiets met terugbetaling van hetgeen is betaald, en dat TOM ten onrechte in haar aanbod in haar webwinkel heeft vermeld dat annulering, ontbinding en/ofherroeping van een bestelling slechts mogelijk is binnen zeven dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden. Daarnaast staat als niet dan wel onvoldoende bestreden vast dat de bedingen in de algemene voorwaarden van TOM, zoals opgenomen in artikel 8 lid 4, artikel 8 lid 4 juncto lid 6 en artikel 8 lid 7 in strijd zijn met voor consumenten dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 7:23 en 7:21 van het Burgerlijk Wetboek.
Voormelde gedragingen en het opnemen c.q. laten staan van voormelde bepalingen in haar algemene voorwaarden kunnen dan ook als zijnde in strijd met de wet worden beschouwd als onrechtmatig.

In de hoofdzaak:
I . verklaart voor recht:
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door niet in de ontbinding ex artikel 7:46d BW vóór levering te berusten;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door na ontbinding ex artikel 7:46d BW slechts ruiling te bieden en niet de gedane vooruitbetaling ongedaan te maken;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door in haar aanbod in haar webwinkel te vermelden dat annulering, ontbinding en/o f herroeping van de bestelling slechts mogelijk is binnen zeven dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 4 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat aan eiseres in afwijking van artikel 7:23 lid 1 BW een onderzoeksplicht oplegt;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 4 juncto lid 6 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat de klachttermijn van eiseres bij non-conformiteit beperkt tot minder dan de termijn die voortvloeit uit artikel 7:23 lid 1 BW;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en/ of heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 7 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat aan eiseres de keuze uit de mogelijkheden in artikel 7:21 lid 1 BW ontneemt voor zover de wet daarin voorziet;
- dat de algemene voorwaarde die eiseres volledige vooruitbetaling oplegt onredelijk bezwarend is;

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Webshophouder handelt onrechtmatig door vermelding onjuiste informatie en onjuiste algemene voorwaarden)

RB 1721

Bier drinken kan ook reclame zijn

RCC 21 december 2012, dossiernr. 2012/00758-I (Holland Heineken House)

Getipt in de nieuwsbrief RCC april 2013. In artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code staat toegelicht wat onder het begrip "reclame" valt. In enkele bijzondere reclamecodes wordt dit begrip aangevuld, bijvoorbeeld in de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken. Sponsoring is ook een vorm van reclame. Tijdens de Olympische Zomerspelen in 2012 sponsorde een biermerk het televisieprogramma "De Zomer van 4: De Spelen – Zomerse Talkshow over de Olympische Spelen, live vanuit het Holland Heineken House". Tegen deze vorm van reclame werd een klacht ingediend.

De klacht werd uiteindelijk door het College van Beroep behandeld. Het College maakte duidelijk dat sprake is van reclame, als in de bewuste afleveringen de naam en/of het logo van Heineken voldoende herkenbaar in beeld komen. Bijvoorbeeld door het zichtbaar zijn van het logo op het scherm achter een bar en op glazen/plastic bekers. Maar ook het in beeld brengen van bierconsumptie tijdens het televisieprogramma houdt volgens het College verband met de sponsoring en dient eveneens als reclame ten behoeve van Heineken te worden beschouwd. Er is sprake van reclame voor zover het bier (drinken) goed zichtbaar is.

De klacht ten aanzien van Heineken wordt echter, in navolging van de Reclame Code Commissie, afgewezen, omdat de reclame aan alle eisen van de Nederlandse Reclame Code voldoet.

9. Het College oordeelt op grond van het voorgaande dat Heine­ken zich in dit geval niet aan haar verantwoorde­lijkheid als adver­teerder kan ont­trek­ken door een beroep te doen op redactio­nele vrijheid die RTL zou hebben. Met betrekking tot de stelling van Heineken dat een tailor-made toetsing per indi­vi­dueel beeld dient plaats te vin­den aan de hand van de definitie van reclame, merkt het College op dat deze stel­ling juist is voor zover in de inleidende klacht vol­doende is beschreven op welke beelden de klacht betrekking heeft, met dien verstande dat, anders dan Heineken stelt, niet per afzonderlijk beeld hoeft te worden beoordeeld of Heineken daarop invloed heeft gehad. De elementen die inge­volge het voorgaan­de als een directe reclame-uiting voor Heineken dienen te wor­den aange­merkt, zijn on­der 7.6 spe­cifiek omschreven. Met betrekking tot de beel­den van het bier (drinken), wordt volstaan met op te merken dat deze als reclame voor Heineken worden be­schouwd voor zover het bier (drinken) goed zichtbaar is. Een nadere precisering is, gelet op het­geen hierna aan de orde komt, niet noodzakelijk. Tot slot merkt het College op dat het voorgaande dient te worden be­zien in verband met het feit dat het om een gesponsord televisieprogramma gaat. Dit brengt mee dat deze beslis­sing geen betrekking heeft op de situatie buiten het kader van dergelijke sponso­ring. De grieven van Heineken treffen op grond van het voorgaande geen doel.
RB 1717

MKB is een beschrijvende aanduiding

RCC 17 april 2013, dossiernr. 2013/00197 (MKB Brandstof) (html)
Ingezonden door Peter Kok, Houthoff Buruma.
Uiting: Verschillende via Radio 1 uitgezonden radiocommercials waarin de tankpas van MKB Brandstof wordt aangeprezen en waarin voor een toelichting op en/of het aanvragen van de tankpas wordt verwezen naar de website www.mkb-brandstof.nl.

Klacht: In de radiospots wordt niet duidelijk gemaakt dat adverteerder niet de bekende belangenorganisatie van het midden- en kleinbedrijf MKB is. De onduidelijke en dubbelzinnige spots kunnen bij de gemiddelde consument met veel vertrouwen in "het echte MKB" leiden tot een beslissing over een transactie die anders niet genomen zou zijn (artikel 8.2). Ook is sprake van verwarring met andere onderscheidende kenmerken (artikel 8.3 sub a). De klachten falen, er is geen sprake van merkinbreuk en geen verwarring.

2) (...)"MKB" is een in het normale taalgebruik algemeen gangbare afkorting voor 'midden- en kleinbedrijf, die bovendien - naar adverteerder heeft aangetoond - als beschrijvende aanduiding in veel handelsnamen voorkomt van ondernemingen die niet aan MKB-Nederland en/of adverteerder gelieerd zijn. De Commissie acht het aannemelijk dat de gemiddelde zakelijke consument, voor wie de radiocommercials zijn bestemd, met dit gegeven békend is.
Naar het oordeel van de Commissie zijn de bestreden uitingen - ook zonder uitdrukkelijke vermelding van het ontbreken van een verband met MKB-Nederland - voor de gemiddelde zakelijke consument ook overigens niet onduidelijk of dubbelzinnig ten aanzien van de hoedanigheid van adverteerder. Van strijd met artikel 8.2 onder f NRC is daarom geen sprake.
3) De klacht dat de radiocommercials in strijd zijn met artikel 8.3 aanhef en onder a NRC omdat sprake is van "verwarring met andere onderscheidende kenmerken" kan evenmin slagen. Artikel 8.3 onder a NRC spreekt over "andere onderscheidende kenmerken van een concurrent. MKB-Nederland kan echter niet als een concurrent van adverteerder in de hier bedoelde zin worden aangemerkt. Bovendien heeft adverteerder, voor zover sprake is van een merkdepot waarvan de afkorting (het teken) "MKB" deel uitmaakt, gemotiveerd gesteld dat geen sprake is van merkinbreuk en geen verwarring wordt geschapen als bedoeld in artikel 8.3 onder a NRC. Daarnaast geldt ook hier dat niet valt in te zien dat de gemiddelde zakelijke consument op grond van de uiting tot een transactie zal besluiten waartoe hij niet zou hebben besloten indien uitdrukkelijk in de radiocommercials was meegedeeld dat adverteerder geen onderdeel is van of gelieerd is aan MKB-Nederland.
RB 1715

Wijnoutlet met meer dan 50% korting

RCC 26 maart 2013, dossiernr. 2013/00185 (wijnoutlet.nl)

Het betreft de per e-mail aan klager toegezonden reclame van adverteerder met als onderwerp “Reserveer nu met 65% korting!” In de uiting wordt “Château Relais De La Poste Cotes de Bourg ’08” wijn aangeboden met 65% korting en “Terre di Kama Grillo Viognier ’10” biologische wijn met 55% korting.

Volgens klager is de uiting in strijd met artikel 20 lid 1 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken om wijn aan te bieden met meer dan 50% korting. Krachtens artikel 20 lid 1 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (2012) is reclame waarbij alcoholhoudende drank tegen minder dan de helft van de normale verkoopprijs wordt aangeboden niet toegestaan. Vast staat dat in de onderhavige uiting wijn met kortingen van 55% of 65% wordt aangeboden. Gelet hierop is de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 20 lid 1 RVA (2012).