RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 1952

Reclame Havaianas teenslippers misleidend over beschikbare voorraad

RCC 1 oktober 2013, dossiernr. 2013/00626 (slippers kruidvat)
Aanbeveling. Misleiding. Voorraad. Het betreft een folder van Kruidvat, geldig van 6 tot en met 18 augustus 2013. Op de  voorpagina daarvan worden Havaianas teenslippers aangeboden, maten “27-28 t/m 47/48”, voor de prijs van:  “27,95 9,99”.
Vermeld is: “Teenslippers voor dames, heren of kinderen. Keuze uit diverse kleuren, maten of dessins”. Bij de aanhef “HAVAIANAS” staat een asterisk die verwijst naar de mededeling:
“Ondanks zorgvuldige inkoop kan het zijn dat het artikel snel is uitverkocht. Het aanbod kan per filiaal verschillen”.
De klacht - Op 6 augustus bezocht klaagster een Kruidvat filiaal. Daar werd haar meegedeeld dat de slippers niet binnengekomen waren. In een volgend filiaal vernam klaagster, om 9.15 uur, dat de slippers al uitverkocht waren. Volgens telefonische informatie van de Kruidvat klantenservice ging het om een restpartij en beschikten de door klaagster bezochte filialen mogelijk niet over de slippers, omdat de restpartij “over alle filialen was
verdeeld”. Klaagster vindt het misleidend dat op de voorpagina van een folder een artikel wordt aangeprezen dat bij meerdere filialen nooit aanwezig is geweest of zal zijn. Volgens haar is er sprake van strijd met het bepaalde in de “Algemene Aanbeveling onder h. reclame voor filiaalbedrijven”.

Het oordeel van de Commissie
Ervan uitgaande dat, zoals door adverteerder is meegedeeld, aan elk van de twee door klaagster bezochte filialen 6 paar slippers zijn geleverd, oordeelt de Commissie als volgt.

In de bestreden uiting worden tegen een zeer aantrekkelijke prijs Havaianas teenslippers aangeboden, en wel in 11 verschillende maten, “voor dames, heren of kinderen”, en in “diverse kleuren (..) of dessins”. Gelet op dit ruime aanbod en de omvang van de daarvoor gemaakte reclame acht de Commissie de (door adverteerder gestelde) beschikbaarheid van gemiddeld 11 paar per filiaal en van 6 paar in elk van de twee door klaagster bezochte filialen zeer gering. De mededeling “Ondanks zorgvuldige inkoop kan het zijn dat het artikel snel is uitverkocht. Het aanbod kan per filiaal verschillen” geeft onvoldoende duidelijkheid over het feit dat het ingekochte aantal slippers zo klein kan zijn.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de beschikbaarheid van het aangeboden product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Aangenomen dat aan elk van de twee door klaagster bezochte filialen 6 paar slippers zijn geleverd, acht de Commissie de “Algemene Aanbeveling onder h. reclame voor filiaalbedrijven”, in dit geval niet van toepassing.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
NRC (nieuw) art. 8.2 onder b.

RB 1951

Er wordt niet meer gezegd dan dat er voordelen zijn bij verzekeren via de bank

RCC 1 oktober 2013, dossiernr. 2013/00654 en RCC 1 oktober 2013, dossiernr. 2013/00654A (ABN AMRO)
Afwijzing. Het betreft een televisiereclame waarin adverteerder zijn verzekeringen aanprijst. Daarin wordt getoond dat een man en een vrouw in Lapland aan het kamperen zijn. Wanneer zij, na een wandeling te hebben gemaakt, terugkomen bij hun tent, blijkt deze door twee elanden vernield te zijn. In de uiting wordt onder meer het volgende gezegd:
Man “Gelukkig zijn we verzekerd!
Vrouw Nee, joh, dat vergoeden ze nooit.
Man Ik heb ze toch maar even gebeld en ze hebben direct uitbetaald. Kon gelijk een nieuwe kopen”.
De voice over luidt: “Verzekerd zijn via uw bank heeft zo zijn voordelen. Dat is verzekeren anno nu. ABN AMRO, de bank anno nu”

De klacht - Klaagster acht de in de uiting geschetste situatie niet realistisch. In werkelijkheid wordt schade niet afgewikkeld op de wijze als in de uiting wordt voorgesteld.

Het oordeel van de Commissie
Klaagster veronderstelt dat de in de uiting getoonde schade(melding) door adverteerder in werkelijkheid niet wordt afgewikkeld op de door adverteerder in de uiting beschreven wijze. Adverteerder stelt evenwel dat de schade die geleden is in het in de uiting getoonde geval, wel degelijk wordt afgewikkeld op de wijze als in de uiting gesteld en niet is gebleken dat dit niet het geval is.

In de uiting gaat het om een niet alledaagse situatie en het feit dat adverteerder in die situatie het schadebedrag direct op de rekening van de gedupeerden overmaakt, rechtvaardigt niet de conclusie dat in zijn algemeenheid schademeldingen aldus worden afgewikkeld. Ook wordt in de uiting niet gesuggereerd dat bij iedere schademelding direct wordt uitgekeerd. In de uiting wordt niet meer gezegd dan dat er voordelen zijn bij verzekeren via de bank. De gang van zaken in het getoonde geval bevestigt dit.
Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de klacht ongegrond.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1949

Antwoord kamervragen over aanprijzen bodyscans (maar vergunningsplichtig uitvoeren)

Antwoord kamervragen over het aanprijzen van bodyscans, Aanhangsel Handelingen II 2013-2014, nr. 280.
Vraag 1 Wat is uw reactie op de paginagrote advertentie van Prescan voor een zomeraanbieding op een Total Body Scan?1

Antwoord 1 Naast die advertentie zijn de afgelopen maanden verschillende artikelen2 en commentaren verschenen over de full body scan, die ik met veel interesse heb gelezen. Zoals ik in mijn brief vroegopsporing en gezondheidsrisico’s3 al aangaf, vind ik dat mensen ten aanzien van een full body scan zelf een afweging moeten kunnen maken en wil ik kijken naar de voorwaarden waaronder een dergelijk aanbod in Nederland mogelijk zou zijn. Ik heb de Gezondheidsraad hierover om advies gevraagd4. De Gezondheidsraad heeft aangegeven in dit advies enkele recente ontwikkelingen mee te zullen nemen, zoals de publicatie van de Multidisciplinaire richtlijn preventief medisch onderzoek (MDR PMO)5 in juni 2013 en de NEN-normen «Quality criteria for health checks» (CWA 16642:2013). Deze ontwikkelingen en de discussie in de (sociale) media geven actuele input voor dit advies. Ik verwacht dit advies voor de zomer van 2014. Recent heb ik naar aanleiding van de gigantische wereldwijde ontwikkelingen op het terrein van de zelftesten aangegeven dat ik die ontwikkelingen graag betrek bij het advies van de Gezondheidsraad.

Vraag 2 Waarom staat u dergelijke advertenties toe als het uitvoeren van de body scans in ons land verboden is?

Antwoord 2. Dit komt omdat de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO), die een vergunningplicht verbindt aan screening naar kanker, met behulp van straling of naar onbehandelbare aandoeningen, niet geldt voor onderzoek dat in het buitenland wordt verricht. Ik heb in mijn adviesvraag aan de Gezondheidsraad ook gevraagd welke randvoorwaarden zouden moeten gelden voor reclame in Nederland.

Vraag 3 Deelt u de mening dat de vergelijking van een body scan met een wettelijk verplichte APK, zoals die geldt voor voertuigen, niet alleen misleidend is maar ook onterechte verwachtingen en zorgen kan losmaken bij gezonde mensen?

Antwoord 3 Een belangrijk onderdeel van mijn screeningsbeleid is het stimuleren van een geïnformeerde keuze. Mensen moeten goede informatie krijgen. Het is niet aan mij om in een individuele casus te beoordelen wat misleidend is. Overigens staat het eenieder vrij om een klacht in te dienen bij de Reclame Code Commissie.

Vraag 4 Gaat u reclames voor body scans en andere verboden praktijken in de zorg per direct verbieden in ons land? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4 Zodra ik advies van de Gezondheidsraad ontvang, zal ik een standpunt naar uw Kamer sturen en het punt van reclame daarbij meenemen.

Vraag 6 Handelen radiologen en cardiologen in strijd met de beroepseer en de Hippocratische eed, omdat de Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR) eerder concludeerde dat voldoende wetenschappelijk bewijs ontbreekt voor het rechtvaardigen van screenend beeldvormend onderzoek bij gezonde mensen? Kunt u uw antwoord toelichten?6

Antwoord 6 Op dit moment vindt dit beeldvormend onderzoek vooral plaats in het buitenland. In hoeverre dergelijk onderzoek in Nederland zou kunnen plaatsvinden als iemand dat zelf graag wil en hiervoor betaalt, maakt onderdeel uit van mijn hiervoor genoemde adviesvraag bij de Gezondheidsraad. Net als de vloedgolf van nieuwe preventieve testen die Nederland, net als alle andere landen in de wereld, zal overspoelen. De kansen zie ik graag in beeld gebracht evenals hoe ik de risico’s kan verkleinen.

Vraag 7 Is inmiddels duidelijk hoeveel extra zorgkosten worden veroorzaakt door aanbieders van body scans doordat mensen onnodig ongerust worden gemaakt en verkeerde adviezen of onduidelijke uitslagen van testen hebben gekregen, waardoor overbodige zorgvraag wordt gecreëerd? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 7 Nee, evenmin als ik informatie heb over gezondheidswinst door de scans. De vervolgkosten in de zorg zijn een onderdeel van mijn adviesvraag aan de Gezondheidsraad.

Vraag 8 Hoe verhoudt uw mening om scans voor eigen rekening toe te staan in ons land, zich tot de boodschap dat er al zorgverzekeraars zijn die de scans (gedeeltelijk) vergoeden? Welke zorgverzekeraars zijn dat precies?7

Antwoord 8 Volgens de door u aangehaalde informatie betreft het enkele verzekeraars die (een deel van de) kosten vergoeden via een aanvullende verzekering. De scan zit niet in het basispakket.

RB 1948

Prejudiciële vragen over de bewijslast inzake uitvoering van de verplichtingen van kredietgevers

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 12 augustus 2013, in zaak C-449/13 (CA Consumer Finance tegen Ingrid Bakkaus ea) - dossier
Prejudiciele vragen gesteld door Tribunal d’instance d’Orléans, Frankrijk
Het zijn twee door de Franse rechtbank gevoegde zaken. De eerste betreft de aankoop van een motorvoertuig door Florian Bonato en zijn echtgenote Charline Savary, waarvoor in mei 2011 met verzoekster, handelend onder de naam Mazda Finance, via een handelaar een kredietovereenkomst wordt afgesloten voor een bedrag van € 20 900 met een vaste rente van 6,40 % per jaar en een jaarlijkse rentekoers van 7,685%. Het echtpaar staakt alle afbetalingen voor deze lening vanaf 10 mei 2012.

De tweede zaak betreft Ingrid Bakkaus die op 15 juli 2011 met verzoekster, handelend onder het label Sofinco, een overeenkomst afsluit voor een persoonlijk krediet van € 20 000 met een vaste jaarrente van 7,674 % en een jaarlijkse rentekoers van 7,950 %. Zij staakt de aflossing van deze leningen vanaf 30 maart 2012.

De verwijzende Franse rechter constateert ambtshalve dat verzoekster niet aan haar verplichtingen heeft voldaan wat betreft de zorgplicht (precontractuele informatie) en niet het kredietregister (‘BKR’) heeft geraadpleegd. In het Franse recht heeft dit tot gevolg dat het recht op rente van rechtswege vervalt. Het doel van RL 2008/48 is het garanderen van een hoog beschermingsniveau voor consumenten, maar hij mist eenduidige regels over de bewijslast inzake de uitvoering van de verplichtingen van kredietgevers. Het Hof heeft reeds in C-429/05 verklaard dat de doeltreffende werking van het recht inzake consumentenbescherming niet alleen op de consumenten kan berusten. De vraag van de ambtshalve toepassing door de rechter kan evenwel de doeltreffende werking van het EU-recht niet garanderen zonder een regel betreffende de last en het voorwerp van het bewijs van de uit richtlijn 2008/48 voortvloeiende verplichtingen. Alvorens de zaak te kunnen beslissen legt hij de volgende vragen aan het HvJ EU voor:

1) Moet richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten, aldus worden uitgelegd dat de kredietgever de correcte en volledige nakoming moet aantonen van de bij de totstandkoming en uitvoering van een kredietovereenkomst krachtens het nationaal recht tot omzetting van de richtlijn op hem rustende verplichtingen?

2) Verzet richtlijn 2008/48 zich ertegen dat de correcte en volledige nakoming van de op de kredietgever rustende verplichtingen alleen wordt aangetoond aan de hand van een standaardbeding in de kredietovereenkomst, waarbij de consument erkent dat de kredietgever de verplichtingen is nagekomen, zonder nadere staving door door de kredietgever opgestelde en aan de kredietnemer afgegeven documenten?

3) Moet artikel 8 van richtlijn 2008/48 aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument alleen uitgaat van de door de consument verstrekte inlichtingen zonder daadwerkelijke toetsing van deze inlichtingen aan andere gegevens?

4) - Moet artikel 5, lid 6, van richtlijn 2008/48 aldus worden uitgelegd dat de kredietgever de consument geen passende toelichting kan hebben verstrekt, indien hij niet vooraf de financiële situatie en de behoeften van de consument heeft beoordeeld?

- Moet artikel 5, lid 6, van richtlijn 2008/48 aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de aan de consument verstrekte passende toelichting slechts volgt uit in de kredietovereenkomst vermelde contractuele inlichtingen zonder opstelling van een specifiek document?

RB 1947

Reclame in de vorm van nieuwsbericht

RCC 7 oktober 2013, dossiernr. 2013/00667
Aanbeveling, Casino, loterij, kansspel.
Het betreft een uiting met de aanhef “Overvallen Fair Play Casino’s in Eindhoven 4 JULY 2013 by CASINOTOPLISTS” op www.casinotoplistst.nl.
Daarin staat onder meer:
“Het is alweer de derde keer in een paar maanden tijd dat een Fair Play Casino in Eindhoven werd overvallen.
(…). Maar liefst drie Fair Play Casino’s in Eindhoven werden overvallen in een tijdsbestek van een paar maanden.
Het filiaal in de Kruisstraat werd in mei overvallen en in de maanden maart en juni was het filiaal aan de Kruisstraat de klos.

(..). De toekomst van de kleinere casino’s lijkt er dus enigszins somber uit te zien. Naast de problemen van de overvallen kampen de kleinere filialen ook met toekomstige concurrentie van online casino’s. Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden, waardoor mensen ook de mogelijkheid krijgen om vanuit de  comfort van hun eigen huis online casino spellen te spelen.
Naast het voordeel dat men niet meer naar een filiaal hoeft te gaan, is het spelen van online casino spellen ook een stuk veiliger gezien de huidige trend van overvallen op casino filialen”.

De klacht - Klager heeft de volgende bezwaren.
1. Deze reclame, in de vorm van een nieuwsbericht, is nadelig voor de amusementscentra (speelautomatenhallen) in Nederland. Nadat op neutrale wijze melding wordt gemaakt van een derde overval op eenzelfde amusementscentrum in Eindhoven, worden langzaam maar zeker allerlei nadelen van amusementscentra genoemd. Deze wijze van reclame maken over de rug van andere bedrijven is in strijd met de goede smaak.
 
2. De mededeling “Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden, waardoor mensen ook de mogelijkheid krijgen om vanuit het comfort van hun eigen huis online casino spellen te spelen” is in strijd met de waarheid. Er dient immers nog een wetgevingsproces te worden doorlopen, dat met de nodige onzekerheden omgeven is. 
 
3. De reclame is afkomstig van een aanbieder van kansspelen die op basis van de Wet op de Kansspelen (WOK) illegaal opereert in Nederland, maar onder voorwaarden wel wordt gedoogd door de overheid, in dit geval de Kansspelautoriteit. Hier is sprake van een frictie met het algemeen belang als bedoeld in artikel 3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), in die zin dat in reclame van een gedoogde partij een legale partij zwart wordt gemaakt. Oneerlijke concurrentie, die er al is, wordt versterkt.
 
4. Er wordt zonder te rechtvaardigen redenen geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC. Door het opsommen van maatregelen die amusementscentra soms moeten nemen, wordt gesuggereerd dat de veiligheid in het geding is.
 
5. De uiting is oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC, om de volgende redenen:
a. Het nieuwsbericht is niet met professionele toewijding gemaakt; gelet op de inhoud rijst de vraag of er sprake is van drie overvallen op één dan wel op drie amusementscentra van Fair Play. Gesteld wordt immers:
“Het filiaal in de Kruisstraat werd in mei overvallen en in de maanden maart en juni was het filiaal aan de Kruisstraat de klos”.
b. Het economische gedrag van bezoekers van amusementscentra wordt wezenlijk verstoord. Hen wordt angst aangepraat en de toekomst van amusementscentra wordt ten onrechte als een aflopende zaak beschreven. Voorts worden bedoelde bezoekers overgehaald om te gaan spelen bij het illegale of gedoogde alternatief, dat ten onrechte als legaal (op korte termijn) wordt voorgesteld.
 
6. De uiting is misleidend als bedoeld in artikel 7 NRC, omdat de veiligheid, klantvriendelijkheid en toekomst van amusementscentra ten onrechte als nadelig worden beschreven, zulks ten voordele van bijvoorbeeld het in de uiting genoemde Oranje Casino en andere internetcasino’s. Nadelen van internetcasino’s, zoals de afwezigheid van wettelijke begrenzingen, waardoor de kans op verlies vele malen groter is dan bij amusementscentra, worden niet vermeld.   
   

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat de bestreden uiting moet worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 NRC; de uiting houdt duidelijk een aanprijzing in van online casino’s en online casino spellen, waar gesteld wordt:

“Naast de problemen van de overvallen kampen de kleinere filialen ook met toekomstige concurrentie van online casino’s. Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden, waardoor mensen ook de mogelijkheid krijgen om vanuit de  comfort van hun eigen huis online casino spellen te spelen.

Naast het voordeel dat men niet meer naar een filiaal hoeft te gaan, is het spelen van online casino spellen ook een stuk veiliger gezien de huidige trend van overvallen op casino filialen”.

De Commissie ziet aanleiding de verschillende bezwaren gezamenlijk te behandelen. Zij overweegt met betrekking tot die bezwaren het volgende.

Ingevolge artikel 1 lid 1 sub a WOK is het verboden om gelegenheid te geven om mee te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend. Naar het oordeel van de Commissie dienen de in de uiting aangeprezen online casino spellen te worden aangemerkt als kansspelen als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub 1 a WOK. Niet is gebleken dat voor deze kansspelen een vergunning is verleend ingevolge de WOK. Gelet hierop acht de Commissie de bestreden uiting, inhoudende een aanprijzing van online casino spellen, in strijd met artikel 1 aanhef en lid 1 sub 1 b WOK, waarin -voor zover hier van belang- is bepaald:

“(…) is het verboden:
b. de deelneming (…) aan een onder a bedoelde gelegenheid, gegeven zonder vergunning ingevolge deze wet, (…) te bevorderen (..)”.     

Adverteerder heeft niet weersproken dat de mededeling “Het staat vast dat online gokken in Nederland gelegaliseerd zal worden” in strijd is met de waarheid, nu nog een wetgevingsproces moet worden doorlopen, dat met de nodige onzekerheden is omgeven. 

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting in strijd met wet en met de waarheid als bedoeld in artikel 2 NRC. Nu de uiting reeds om deze redenen in strijd is met de NRC, komt de Commissie niet toe aan toetsing van de uiting aan andere in de klacht genoemde bepalingen van de NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 2  NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 2 (wet)
NRC (nieuw) art. 2 (waarheid)

RB 1946

Geen korting op extra goedkope artikelen

RCC 7 oktober 2013, dossiernr. 2013/00650 en RCC 7 oktober 2013 dossier. 2013/00650A
Aanbeveling, misleiding. Het betreft adverteerders reclamefolder nr. 32 waarin bij de aanprijzing van tuinschermen onder het kopje “alléén op zaterdag 10 augustus” onder meer staat “op alle tuinschermen 40% korting”.
   
De klacht - Toen klaagster op 10 augustus met 6 tuinschermen ad € 29,95 bij de kassa stond, bleek dat op deze tuinschermen geen korting werd gegeven, omdat deze schermen al zo goedkoop waren. In de folder waren de tuinschermen voorzien van de prijsvermelding van € 27,95 voor € 16,77.
Nu dit niet uit de uiting blijkt, acht klaagster deze misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Adverteerder heeft erkend dat, anders dan in de uiting wordt gesteld, niet op alle tuinschermen 40% korting wordt gegeven. “Extra goedkoop artikelen” zijn, naar adverteerder laat weten, van kortingsacties uitgesloten. Klaagster kocht kennelijk een tuinscherm dat behoort tot de categorie “Extra Goedkoop artikel”, zodat de korting daarop niet van toepassing was. Het vorenstaande blijkt echter niet uit de reclame-uiting, hoewel dit essentiële informatie betreft die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te kunnen nemen en die daarom in de uiting moet worden vermeld. De enkele vermelding in de “kleine lettertjes” op de achterpagina van de folder dat “Extra Goedkoop artikelen” van de kortingsacties zijn uitgesloten, acht de Commissie onvoldoende.

Voorts acht de Commissie het feit dat geen korting wordt gegeven op zogenaamde “Extra Goedkoop artikelen” niet van algemene bekendheid.

Blijkens het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat in de uiting sprake is van het op onduidelijke wijze vermelden van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing

Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRc (nieuw) art. 8.3 onder c.
Zie ook RCC 7 oktober 2013, dossiernr. 2013/00651 (Cetabever buitenbeits)
en RCC 7 oktober 2013, dossiernr.2013/00645 (Histor Perfect Finish Lakverf)

RB 1945

All Risk dekking 'ook bij eigen schuld' is misleidend

Vz RCC 30 september 2013, dossiernr. 2013/00597(Woongarantverzekering)
Voorzitterstoewijzing, misleiding.
Het betreft de brochure betreffende “De Woongarantverzekering” van Centraal Beheer Achmea, waarin onder de kop “Meer zekerheid voor u met onze aanvullende verzekeringen” onder meer staat:
   “‘All Risks’ dekking: Met de speciale ‘All Risks’ dekking verzekert u alle schades aan én in uw huis (opstal en
     inboedel), ook als het uw eigen schuld is!”

De klacht - Klager heeft op basis van de aantrekkelijke voorwaarden in de brochure enige tijd geleden een uitgebreide Woongarantverzekering afgesloten. Met betrekking tot de ‘All Risks’ dekking zijn in de brochure geen uitsluitingen of verwijzing naar voorwaarden opgenomen. Het is klager onlangs gebleken dat door eigen schuld ontstane schade niet wordt vergoed, hoewel dat op grond van de tekst in de brochure wel mag worden verwacht. De verstrekte informatie is daarom misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
Als erkend is komen vast te staan dat de mededeling “Met de speciale ‘All Risks’ dekking verzekert u alle schades aan én in uw huis (opstal en inboedel), ook als het uw eigen schuld is!” zo absoluut gesteld is, dat de gemiddelde consument op basis hiervan een ruimere dekking verwacht dan in werkelijkheid geboden wordt. Hoewel het algemeen bekend is dat aan een verzekering polisvoorwaarden verbonden zijn, die leidend zijn voor de vraag of een schade gedekt is, mag een reclame-uiting voor de betreffende verzekering de gemiddelde consument niet op het verkeerde been zetten ten aanzien van de dekking en voorwaarden. Dat is bij de onderhavige brochure wel het geval.

Gelet op het voorgaande wordt in de bestreden brochure te absolute en daardoor onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de voorzitter voorts van oordeel is dat de uiting de gemiddelde consument ertoe kan brengen een besluit te nemen over een transactie dat hij anders niet had genomen, is de bestreden uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De voorzitter ziet in hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld aanleiding om ten aanzien van de aanbeveling te bepalen dat deze wordt gedaan voor zover nog nodig.

De beslissing van de voorzitter 
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder - voor zover nog nodig - aan om niet meer op een derge­lij­ke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

RB 1944

HvJ EU: Verbod op advertorials zonder "Anzeige" niet in strijd met EU-recht

HvJ EU 17 oktober 2013, zaak C-391/12 (RLvS "Anzeige") - dossier - persbericht
Zie eerder RB 1841. Verzoek om een prejudiciële beslissing, Bundesgerichtshof. Uitlegging van OHP-richtlijn, met name van de artikelen 3, lid 5, 4 en 7, lid 2 van deze richtlijn alsook van punt 11 van bijlage I daarbij. Misleidende omissies in advertorials. Wettelijke regeling van een lidstaat op grond waarvan publicaties tegen vergoeding zijn verboden indien deze publicaties niet met het woord „advertentie” („Anzeige”) zijn aangeduid. Het Duitse verbod op de publicatie van gesponsorde artikelen zonder aanduiding ('Anzeige') is in beginsel niet in strijd met het EU-recht. Het Hof verklaart voor recht:

In omstandigheden als aan de orde in het hoofdgeding is het niet mogelijk zich jegens krantenuitgevers op [de OHP-Richtlijn] te beroepen, zodat deze richtlijn in die omstandigheden aldus moet worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen de toepassing van een nationale bepaling op grond waarvan deze uitgevers bij elke publicatie waarvoor zij een vergoeding ontvangen, een specifieke aanduiding moeten vermelden, in casu het woord „advertentie” („Anzeige”), tenzij deze publicatie door vorm en indeling algemeen herkenbaar is als reclame.

 

Gestelde vraag:

„Staan artikel 7, lid 2, van richtlijn 2005/29 en punt 11 van bijlage I daarbij juncto de artikelen 4 en 3, lid 5, van deze richtlijn in de weg aan de toepassing van een nationale bepaling – in casu § 10 van het Landespressegesetz [...] – die zowel bedoeld is om de consument te beschermen tegen misleiding als om de onafhankelijkheid van de pers te waarborgen, en die in tegenstelling tot artikel 7, lid 2, van richtlijn 2005/29 en punt 11 van bijlage I daarbij elke publicatie tegen betaling, ongeacht het daarmee beoogde doel, verbiedt voor zover deze niet met het woord ‚advertentie’ is aangeduid, tenzij de betrokken publicatie reeds door vorm en indeling herkenbaar is als advertentie?”

RB 1943

Sultana "Als lekkerste getest" niet langer toegestaan

Vzr. Rechtbank Amsterdam 10 oktober 2013, KG ZA 13-1176 (Koninklijke Verkade tegen Mondelex)
Uitspraak en samenvatting ingezonden door Anne Voerman en Richard van Schaik, DLA Piper.
Reclamerecht. Vergelijkende reclame. De reclame-uiting "Als lekkerste getest" van Verkade voor haar Sultana-fruitbiscuits is niet langer toegestaan. Dit heeft de voorzieningenrechter in reconventie geoordeeld in een door Verkade geïnitieerd kort geding tussen Verkade en Mondelez, de producent van Liga. "Als lekkerste getest" suggereert dat een vergelijking heeft plaatsgevonden tussen fruitbiscuits van verschillende merken, maar een dergelijke vergelijking heeft in het geheel niet plaatsgevonden. Dit is in strijd met de regels die gelden bij vergelijkende reclame. In hetzelfde kort geding oordeelde de voorzieningenrechter in conventie dat een reclame-uiting van Liga ("Verkozen op fruitsmaak en knapperigheid") wèl door de beugel kon, omdat Mondelez haar claim kon onderbouwen met een deugdelijk marktonderzoek.

Leessuggesties: r.o.'s 5.1 - 5.7.

RB 1942

Minister bereidt AMvB met criteria e-sigaret onder Warenwet voor

Vragen over reclame voor e-sigaretten, 2013-2014, Aanhangsel Handelingen II, nr. 132.
Vraag 1, 2 en 3 Hoe beoordeelt u de reclame van Flavor Vapes waarin een moeder rook bewust uitblaast in een kinderwagen? Deelt u de mening dat deze reclame de indruk wekt dat roken boven een kinderwagen normaal en aanvaardbaar is? Wat is uw oordeel hierover? Vindt u het aanvaardbaar dat mensen door middel van marketing aangezet worden tot het gebruik van de e-sigaret? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 1, 2 en 3. Wat ik zorgelijk vind, is dat in deze reclame de suggestie wordt gewekt dat het gebruik van de e-sigaret zonder risico’s is. Dit is volgens de NVWA, RIVM en het Trimbos-instituut niet het geval. Ik bereid een AMVB onder de Warenwet voor waarin criteria worden gesteld aan bepaalde aspecten van de e-sigaret, zoals veiligheid en kwaliteit, etikettering en reclames. Bij de invulling daarvan zal ik gebruik maken van het advies van de NVWA en het RIVM dat eind oktober zal verschijnen.

Vraag 4 Deelt u de vrees dat jongeren die beginnen met het roken van de e-sigaret gemakkelijker de overstap maken naar het roken van tabak? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 4. Over de e-sigaret als startproduct is nog veel wetenschappelijke discussie, we weten hier simpelweg nog onvoldoende over. Net zoals we nog onvoldoende weten over de e-sigaret als middel dat kan helpen bij het stoppen met roken. Zie hiervoor ook mijn antwoorden op de vragen van de VVD van 28 mei 2013.
Het gebruik van de e-sigaret wordt in opdracht van VWS in elk geval gemonitord in 2014 en 2015.

Vraag 5 Deelt u de visie dat marketing voor e-sigaretten per direct uitgebannen zou moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan een dergelijk verbod worden verwacht?

Antwoord 5. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vragen 1, 2 en 3 zal ik marketing als aandachtspunt meenemen bij het opstellen van een Warenwetbesluit.

Vraag 6 en 7 Deelt u voorts de mening dat de e-sigaret enkel zou moeten dienen als hulpmiddel om te stoppen met roken, als deze als medicijn is geregistreerd en op indicatie wordt voorgeschreven? Is dat voor u reden om de verkoop te beperken tot apothekers? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Bent u nog steeds van mening dat de e-sigaret onder de Geneesmiddelenwet zou moeten vallen? Wat gaat u ondernemen om dat alsnog te realiseren?4 5

Antwoord 6 en 7. In het voorstel voor een nieuwe Europese Tabaksproductenrichtlijn worden e-sigaretten boven een bepaalde nicotinesterkte verboden tenzij voor deze producten een handelsvergunning als geneesmiddel is verleend. Ik vind het goed dat er met dit voorstel vanuit de EU duidelijkheid wordt geboden over de juridische status van de e-sigaret.

Vooralsnog beschouw ik in principe de e-sigaret als een waar onder de Warenwet.

Om in Nederland een geneesmiddel op de markt te mogen brengen, is een handelsvergunning van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) noodzakelijk. Het CBG toetst of het product als geneesmiddel kan worden geregistreerd. Het CBG beoordeelt daarbij of de voordelen van het gebruik van een geneesmiddel aantoonbaar opwegen tegen de nadelen.

Vraag 8
Wilt u de vragen beantwoorden vóór de plenaire behandeling van het wetsvoorstel met betrekking tot de verkoop van tabaksproducten (Kamerstukken 33 590)?

Antwoord 8

Ja.