RB
RB 3897
28 april 2025
Uitspraak

Verbod tot gebruik van ‘laagste prijs garantie’ door Bauhaus in vergelijking met de producten van Hornbach toegewezen

 
RB 3894
17 april 2025
Uitspraak

Nordic Fire mag kritisch zijn op Milieu Centraal, maar moet oppassen met absolute milieuclaims

 
RB 3896
16 april 2025
Uitspraak

Greenpeace-lespakket onvoldoende herkenbaar als reclame, deels te stellig geformuleerd

 
RB 1539

Last onder dwangsom tot verwijderen reclame op verkeerde naam

Ktr Rechtbank Zwolle - Lelystad 13 november 2012, LJN BY3225 (eisende partij tegen Gemeente Zwolle)

Times SquareVerzet tegen dwangbevel met betrekking tot last onder dwangsom tot verwijderen van reclameuitingen. Verzet slaagt omdat de onderliggende invorderingsbeschikkingen op naam zijn gesteld van een niet bestaande juridische entiteit en niet op naam van eiseres, tegen wie het dwangbevel wel is uitgevaardigd.

Bij besluit van 1 april 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente (verder eveneens aan te duiden als de Gemeente) een last onder dwangsom opgelegd strekkende tot het verwijderen van een zestal reclame-uitingen op en aan de gevel van het pand [adres] te [gemeente]. De betreffende beschikking is gesteld op naam van [X].

Omdat uit gegvens van het handelsregister niet wijzen dat eisende partij onder de naam X handelt is de dwangsom niet verbeurd. Eiser heeft wel contact op genomen met de Gemeente na de last onder dwangsom, maar de Gemeente heeft de mogelijkheid de (niet-bestaande) juridische entiteit [X] te verbeteren door de last onder dwangsom alsnog op naam van eisende partij te stellen achterwege gelaten. Het verzet is gegrond, de dwangsom kan slechts worden ingevorderd op naam van de overtreder. Er is geen dwangsom verbeurd.

6. Door [eisende partij] is aangevoerd dat die betalingsverplichting niet op haar rust omdat aan haar geen last is opgelegd en door haar ook geen dwangsommen zijn verbeurd. De gegevens van het handelsregister wijzen niet uit dat [eisende partij] handelt onder de naam [X]. Gegeven echter het feit dat [eisende partij]
- sinds 2009 de huurder is van het betreffende winkelpand,
- daar een zaak drijft, genaamd [X],
- daar kleding van dit merk verkoopt,
- naar aanleiding van de last onder dwangsom contact heeft opgenomen met de Gemeente,
kan het niet anders of voor [eisende partij] is duidelijk geweest dat zij als overtreder werd aangemerkt en dat de Gemeente bedoelde de last aan haar op te leggen en ook bedoelde de verbeurde dwangsommen van haar in te vorderen.

7. Die duidelijkheid brengt mee dat het voor de Gemeente mogelijk was om de tenaamstelling van de dwangsombeschikking en van de invorderingsbeschikkingen te verbeteren, door die alsnog op naam te stellen van [eisende partij], zonder dat dit als een nieuw besluit had moeten worden aangemerkt (ABRS 11.1.2000, Gem.St. 2000, 7120, 6). Dat is hier echter niet gebeurd, zodat de conclusie moet zijn dat de invorderingsbeschikkingen zijn gesteld op naam van [X], zijnde een juridisch niet bestaande entiteit.

RB 1537

Ingredienten hebben geen wetenschappelijk bewezen werking

Vzr RCC 30 oktober 2012, dossiernr. 2012/00834 (Klager tegen adverteerder Nuvoryn)

De bestreden reclame-uitingen betreffen de onderdelen van de website nuvoryn.nl:
De subpagina “how it works” voor zover het betreft de mededelingen:  “Nuvoryn bevat specifieke ingrediënten die op specifieke vlakken helpen met afslanken” en “Nuvoryn werkt als een vetverbrander, en een stofwisseling- en energiebooster”, en de mededeling: “Klinisch geteste ingre­diën­ten, bewezen resultaten”, daarnaast de subpagina betreffende de mededeling dat Nuvoryn erkend is door artsen en door doktoren (zoals dr. M. Weis) “aanbevolen” wordt.

Klager stelt dat de uitingen door de mededelingen on­juiste informatie bevatten en misleidend zijn. Klager betwist dat de ingrediënten van Nu­voryn hel­pen met afslanken of de werking hebben die in de uitingen wordt toe­ge­schreven. De testimonials zijn misleidend. De uitingen zijn inderdaad niet feitelijk wetenschappelijk bewezen, en er volgt een aanbeveling om niet meer op dergelijke wijze reclame te maken. 

Met betrekking tot de bestreden testimonials
4)  Op de website staan diverse testimonials van personen die beweren dat zij Nuvoryn heb­ben gebruikt en daardoor een groot gewichtsverlies hebben ervaren. Klager heeft onweer­spro­ken gesteld dat deze testimonials niet overeenkomen met on­der­zoekresultaten. De voorzitter is om die reden van oordeel dat niet kan worden aangeno­men dat de testimonials op waarheid berusten. In zoverre is de uiting in strijd met artikel 9 NRC.

Met betrekking tot de mededeling dat Nuvoryn is erkend en wordt aanbevolen door artsen
 5)  De voorzitter is van oordeel dat de gemiddelde consument op grond van de hier bedoelde mededelingen zal aannemen dat Nuvoryn ook in Nederland door artsen als afslank­mid­del is erkend en wordt aanbevolen. Klager heeft evenwel onweersproken gesteld dat Nuvoryn in de NHG-standaard “Obesitas M95” voor huisartsen niet wordt genoemd als voedingssupple­ment voor de behandeling van obesitas. Ook verder is niet gebleken dat in Nederland Nuvo­ryn door artsen is erkend en wordt aanbevolen

De beslissing van de voorzitter
De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1536

Geen klachtgeld voor klager

CvB 8 november 2012, dossiernr. 2012/00798 (Klager hoeft geen klachtgeld te betalen)

naar de tandartsKlager heeft door middel van een online klachtenformulier bezwaar gemaakt tegen een reclame-uiting van een tandarts. Bij brief heeft de Reclame Code Commissiebesloten dat klagerklachtengeld is verschuldigd omdat hij de klacht zou hebben ingediend in het belang van de uitoefening van een beroep of bedrijf. De klager had het online formulier ingevuld en klager heeft van het adres van zijn overbuurman gebruik gemaakt, omdat hij het niet veilig vond om vanaf zijn privé-adres te corresponderen. Op dat nummer van zijn overbuurman zit ook "een praktijk" gevestigd. Er is geen bewijs dat klager werkzaam zou zijn voor welk bedrijf dan ook. Klager is een particulier. Naar oordeel van College van Beroep is dan ook onvoldoende bewezen dat klager de klacht heeft ingediend in het belang van een beroep of bedrijf dan wel in een commercieel belang van een organisatie.

De Commissie begrijpt dat klager en in elk geval …….bekend waren met elkaar, maar heeft onvoldoende aanwijzingen dat de onderhavige klacht is ingediend in het belang van de uitoefening van een beroep of bedrijf dan wel in een commercieel belang van een organisatie.
 
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
 
De beslissing
 
De Commissie vernietigt de beslissing van de voorzitter, hetgeen betekent dat klager geen klachtengeld is verschuldigd.
RB 1535

Notarissen mogen reclame maken

Uit't persbericht van de NMa: Het verbod op het rechtstreeks benaderen van potentiële cliënten, de verplichting tot 'objectieve reclame' en het verbod op werken onder de kostprijs zijn onlangs door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) geschrapt. Verder heeft de KNB een aantal beroeps- en gedragsregels aangepast of verduidelijkt, waaronder het provisieverbod dat in een nieuwe Beleidsregel Provisie nader is uitgewerkt. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) verwacht dat hierdoor de onderlinge concurrentie tussen notarissen een impuls krijgt en dat tegelijkertijd recht wordt gedaan aan de kernwaarden van de notaris: onafhankelijk en onpartijdig.

Lees het persbericht hier.

RB 1534

Actiedeksel zijn inwisselbaar tot datum, niet beschikbaar

Vz. (afwijzing) RCC 24 oktober 2012, dossiernr. 2012/00821 (Zuivelhoeve deksels inwisselbaar)

Tegen inlevering van 2 actiedeksels van de Zuivelhoeve bij Thermen Bussloo krijgt de 2e persoon gratis entree. De deksels zijn inwisselbaar t/m 30 september 2012.

Klager stelt dat op de website ten onrechte wordt gesteld dat de actie loopt tot 30 september 2012, terwijl hij op 27 augustus 2012 nergens het product met actiedeksel kon krijgen.

Adverteerder heeft aangevoerd dat de producten met een houdbaarheid tot 30 augustus 2012 zijn voorzien van het actiedeksel. De actiedeksels zijn geldig tot en met 30 september 2012. Op deze wijze hebben actiekopers voldoende gelegenheid om van de actie gebruik te maken. De actievoorwaarden zijn tot en met 30 september 2012 beschikbaar op de website, ter informatie van alle consumenten die, na aankoop, gebruik willen van maken van de actie.

Op de website wordt niet gesteld dat de deksels ‘beschikbaar’ zijn tot 30 september 2012, maar enkel ‘inwisselbaar’. Adverteerder heeft bovendien voldoende gemotiveerd, en klager heeft niet weersproken, dat de potten yoghurt met actiedeksel beschikbaar waren gedurende het overgrote gedeelte van de looptijd van de actie. Van onjuiste reclame is derhalve geen sprake.

Het onvermeld laten op de website van het feit dat in de winkels geen actieproducten meer te koop waren, kan in het onderhavige geval ook niet worden aangemerkt als een omissie van essentiële informatie. Het is immers niet aannemelijk dat de gemiddelde consument haar keuze voor dit product in de winkel zal laten afhangen van het al dan niet vermelden van de aanbodsdatum op de website.

RB 1533

Weldadige warme sensatie en geur is onvoldoende onderbouwd of aangetoond

Vz (toewijzing) RCC 24 oktober 2012, dossiernr. 2012/00839 (Penis XXL crème)

Reclamerecht. Klaagster stelt, kort samengevat, dat het onduidelijk is of het gaat om een penisvergrotend of erectiestimulerend middel. Voor geen van beide toepassingen is de beweerde werkzaamheid van jojoba-olie of enig andere (niet nader genoemde) stof in de crème, wetenschappelijk aangetoond.

De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven tot het doen van een aanbeveling. Hij overweegt daartoe het volgende.

De voorzitter acht het voldoende duidelijk dat in de uiting een erectiestimulerend middel wordt aangeprezen, mede door de bewering dat de crème een weldadige uitwerking heeft op de doorbloeding van de zwellichamen. De enkele toelichting van adverteerder dat de crème helpt bij een erectie door het veroorzaken van een warme sensatie en geur, is onvoldoende om aan te nemen dat de crème (of enig van haar bestanddelen) een rechtstreekse en louter fysieke uitwerking heeft op de zwellichamen.

Nu een dergelijke uitwerking ook niet op enig andere wijze wordt onderbouwd of aangetoond, bevat de uiting onjuiste informatie ten aanzien van een van de voornaamste kenmerken van de aangeprezen crème, te weten de van het gebruik te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting tevens ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1532

Onbeperkt alles in abonnement T-Mobile te absoluut

RCC 25 oktober 2012, dossiernr. 2012/00837B (klager tegen T-Mobile)

(status: 5 november: Nog niet onherroepelijk geworden beslissing) Het betreft een billboard voor "onbeperkt alles" van T-Mobile. Op het billboard staat onder meer: "Onbeperkt alles internet, bellen en sms*" De asterisk verwijst naar de tekst onderaan de uiting: "Na het overschrijden van je maandelijkse datategoed wordt de snelheid teruggebracht naar 64 kb/s. Bellen en smsen naar nationale nummers, met uitzondering van betaalde nummers en diensten. Kijk voor meer informatie over de T-Mobile Onbeperkt Voordeel bundels op t-mobile.nl."

De klacht is dat de suggestie gewekt wordt dat de consument een abonnement of bundel kan afsluiten waarmee hij onbeperkt gebruik kan maken van internet, sms en bellen. Dat is onjuist. De bestreden uiting misleidend. T-Mobile stelt dat er sprake is van een teaser reclame, bovendien mag, zoals in Rechtbank Amsterdam 18 mei 2011, LJN BQ6506), RB 949, en van de gemiddelde consument worden verwacht dat hij kennis neemt van de aan hem verstrekte informatie.

Er blijkt immers bij overschrijding van het maandelijkse datategoed een verlaging van de internetsnelheid te worden toegepast die - naar T-Mobile niet heeft weersproken - feitelijk tot gevolg heeft dat verschillende mobiele internetdiensten - waaronder diensten die naar hedendaagse maatstaven geacht kunnen worden te behoren tot normaal (mobiel) internetgebruik, zoals YouTube - niet meer (goed) functioneren. Dit is een belangrijke beperking waarop de gemiddelde consument op basis van de aanduiding "onbeperkt alles" niet bedacht zal zijn.

(...) De gemiddelde consument zal uit deze mededeling niet begrijpen dat het terugbrengen van de snelheid een beperking van de internetmogelijkheden inhoudt, in die zin dat sommige diensten feitelijk onbruikbaar worden.

De RCC is van oordeel dat de claim "onbeperkt alles" te absoluut is.

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de claim "onbeperkt alles" te absoluut is. Aan dit oordeel doet niet af dat de billboard/abri reclame geen uitnodiging tot aankoop maar (als) een teaser reclame (bedoeld) is. Dat met de uiting wordt geprobeerd de nieuwsgierigheid van de consument te prikkelen neemt niet weg dat de in de uiting gedane mededelingen en verstrekte informatie juist en voldoende duidelijk moeten zijn en de gemiddelde consument niet op het vekeerde been mogen zette. De misleiding die het gevolg is van het voorgaande, wordt niet weggenomen door de informatie op de website. De billboard/abri reclame is een zelfstandige uiting en dient ook los van de website aan de eisen van de NRC te voldoen.

(...) De beslissing:

Gelet op hetgeen onder "ad a)" is overwogen, acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt de adverteerder aan om niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

Op andere blogs:
SOLV (Absolute claims en kleine lettertjes in reclame)

RB 1531

Privacygegevens terechtgekomen bij andere site dan Digi-ID zijn niet beschermd

Beantwoording Kamervragen over DigiD-gegevens die terecht zijn gekomen bij een reclamebureau en mensen die geen DigiD-code hebben 1 november 2012, Kamerstukken II 2012-2013, Kenmerk 2012Z16919

Antwoorden van minister Spies (BZK) op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Oosenbrug (PvdA) over DigiD-gegevens die terecht zijn gekomen bij een reclamebureau en mensen die geen DigiD-code hebben. Een korte samenvatting van de vragen volgt:

Vraag 2: Kunt u waarborgen dat de privacygegevens van de burgers die bij Digi-D terecht zijn gekomen beschermd zijn? Zo ja, hoe kunt u dit waarborgen? Zo nee, wat gaat u er aan doen? Kunt u de gegevens vorderen van de personen die hun gegevens onwetend aan de verkeerde instantie gestuurd hebben?
 Antwoord: Nee.

Als burgers –abusievelijk- hun inloggegevens hebben verstrekt aan reclamebureau Digi-d, dan kan ik niet waarborgen dat hun privé-gegevens beschermd zijn. Het is voor mij niet mogelijk om bij het reclamebureau de gegevens te vorderen die burgers zelf -abusievelijk- aan het reclamebureau hebben verstrekt, en derhalve niet mogelijk om deze groep actief te benaderen. Voor zover ik dat kan beoordelen lijkt het systeem van het bedrijf zodanig te zijn ingericht dat foutieve inlogpogingen van DigiD gebruikers en de bijhorende DigiD gegevens (persoonsgegevens) worden geregistreerd en opgeslagen. Uit privacywetgeving volgt onder meer dat persoonsgegevens slechts mogen worden bewaard als dit strikt noodzakelijk is voor de doelstelling van, in dit geval, het reclamebureau. Als per abuis (voor het reclamebureau onbekende) DigiD gegevens worden ingevoerd, zou volstaan moeten worden met het weigeren van de toegang tot de website. Ik zie de noodzaak en daarmee de juridische grond niet om per abuis ingevoerde DigiD accountnamen en wachtwoorden op te slaan. Ik zal het bureau daarom vragen haar systeem naar de toekomst toe zodanig in te richten dat de gegevens van mensen die geen klant van haar zijn niet meer worden opgeslagen, en zodoende risico’s voor burgers in de toekomst worden voorkomen. Ook zal ik vragen de gegevens die het bureau eerder al heeft opgeslagen, te vernietigen. Voorts wordt langs de volgende lijnen gewerkt aan het voorkomen van verwarring:
1.
Op de website www.zuinigopuwdigid.nl is een lijst van instanties geplaatst die in de communicatie onbedoeld het woord Digi-d schreven. Het is mogelijk dat burgers hierdoor contact hebben opgenomen met het reclamebureau, en hun DigiD-gegevens aan het bureau hebben gemaild. Ik heb inmiddels alle op DigiD aangesloten instanties gevraagd hun communicatie en schrijfwijze van DigiD te controleren en zonodig aan te passen. Overigens wordt vanuit DigiD richting burgers altijd gecommuniceerd dat een DigiD privé is en dat DigiD nooit vraagt om gebruikersnaam en wachtwoord. Ook wordt benadrukt om deze nooit per mail dan wel per post toe te zenden.
(...)

4.
Logius werkt continue verder aan het vergroten van de bekendheid van het profiel en onderscheidend vermogen van DigiD. In de publiekscampagnes speelt het herkenbare logo (beeldmerk) van DigiD een prominente rol.

5.
Als burgers zich bij DigiD melden en aangeven dat hun gegevens mogelijk in verkeerde handen zijn gevallen, wordt geadviseerd om een nieuwe DigiD-account aan te vragen. Ook burgers die melden dat zij hun gegevens bij het reclamebureau hebben achtergelaten wordt dit advies gegeven.

Vraag 6
Bent u op de hoogte van de berichtgeving dat zo’n 1,6 miljoen Nederlanders geen DigiD bezitten op dit moment? 2) Kloppen deze gegevens en wat zijn de gevolgen voor toegang tot overheidsdienstverlening?

Antwoord: Ja. Op dit moment hebben ca. 9 milj. burgers een persoonlijke DigiD-account. Het is juist dat nog een groot aantal (volwassen) burgers niet beschikt over een DigiD-account. Deels gaat het om personen die nog geen aanleiding hebben gezien om een DigiDaccount aan te vragen. En deels gaat het om categoriën van personen voor wie het bezwaarlijk of onmogelijk kan zijn om zelfstandig langs digitale weg met de overheid te communiceren. Voor de overheidsdienstverlening heeft dit tot gevolg dat –nog- niet alle voordelen vandigitale dienstverlening door alle burgers benut kunnen worden. Zij zullen –noggebruik moeten maken van de voorzieningen voor burgers zonder DigiD. Voor de overheid betekent dit dat –nog- niet de volledige efficientiewinst gehaald kan worden die met digitaal verkeer wordt beoogd.

Vraag 7
Deelt u de mening dat het een taak van de overheid is om deze groep te stimuleren om een DigiD aan te vragen om te voorkomen dat ze buiten de boot gaan vallen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: De achterliggende vraag die hier bij hoort is hoever de overheid kan en wil gaan in het digitaliseren van haar dienstverlening. Het beleid van de regering is in toenemende mate er op gericht om het gebruik van digitale dienstverlening te stimuleren. Zowel uit oogpunt van dienstverlening, waar de meeste burgers ook om vragen, als uit het oogpunt van efficiëntie en kostenbeheersing. Daarbij is sprake van een zeker groeiproces. De overheid heeft echter ook de taak om ervoor te zorgen dat de minder digitaal vaardige burgers of burgers voor wie het vooralsnog bezwaarlijk is om langs digitale weg te communiceren, niet buiten de boot vallen. Voor die burgers zullen er alternatieve voorzieningen moeten blijven bestaan of zal anderszins ondersteuning geboden dienen te worden. Overigens blijkt uit cijfers van het UWV dat inmiddels bijna 90% van de WWgerechtigden een uitkering elektronisch aanvraagt. Verder gebruik van de mogelijkheid om de WW aanvraag elektronisch te doen en elektronisch te communiceren wordt gestimuleerd, onder meer door ondersteuningsmogelijkheid op het werkplein en een publiciteitscampagne.Voor de belastingdienst geldt dat inmiddels 95 % van de aangiftes voor de inkomstenbelasting langs elektronische weg plaatsvindt. Uiteraard hebben deze ontwikkelingen ook tot gevolg dat het gebruik van DigiD wordt gestimuleerd.

RB 1530

Geen gevaar voor mensen met normaal cholesterolgehalte

 RCC 16 oktober 2012 dossiernr. 2012/00662 (klager tegen Becel pro. activ)

Op de verpakking staat dat Becel pro.activ actief cholesterol verlaagt en - op de onderzijde van de verpakking - dat het product “uitsluitend is bedoeld voor mensen die hun cholesterolgehalte willen verlagen.” Op de verpakking wordt niet meegedeeld dat het product alleen bedoeld is voor mensen met een verhoogd cholesterolgehalte.
Klager acht de verpakking van Becel pro.activ misleidend is, omdat deze niet duidelijk maakt dat het product uitsluitend bedoeld is voor mensen met een (bewezen) verhoogd cholesterolgehalte. Volgens de klager ligt het voor de hand dat consumenten preventief, uit angst voor een te hoog cholesterolgehalte, Becel pro.activ gaan gebruiken. 

De Commissie acht dat Unilever voldoende heeft weersproken dat er Becel pro.activ gevaar oplevert bij consumptie door mensen met een normaal cholesterolgehalte, daarnaast is de verpakking niet in strijd met de Europese regelgeving. De klacht wordt afgewezen.

De Commissie stelt voorop dat de onderhavige beslissing betrekking heeft op - en beperkt is tot - wat door klager is omschreven als “de kern van de klacht”, te weten de mededeling “Dit product is uitsluitend bedoeld voor mensen die hun cholesterolgehalte willen verlagen”, welke omschrijving ruimer is dan de specifieke groep van mensen met een (bewezen) verhoogd cholesterolgehalte.

Vast is komen te staan dat aan Unilever in 2000 vergunning is verleend voor het op de markt brengen van Becel pro.activ als “smeersel op basis van gele vetten” (beschikking 2000/500/EC). In de beschikking zijn aanvullende bijzondere etiketteringsvoorschriften gesteld, die bij Verordening (EG) 608/2004 d.d. 31 maart 2004 van toepassing zijn verklaard op onder andere alle voedingsmiddelen waaraan plantensterolen zijn toegevoegd, zoals Becel pro.activ. Op grond van artikel 2 lid 3 van deze verordening moet in de etikettering van dergelijke voedingsmiddelen worden vermeld: “dat het product uitsluitend bedoeld is voor mensen die hun bloedcholesterolgehalte willen verlagen”. Deze doelgroepomschrijving is op de verpakking van Becel pro.activ nagenoeg identiek en goed leesbaar overgenomen, zodat de verpakking op dit punt in overeenstemming is met de van toepassing zijnde Europese regelgeving. 

De Commissie acht de formulering van de doelgroep op de verpakking ook niet misleidend. Unilever heeft voldoende gemotiveerd weersproken dat door het ontbreken van de vermelding dat Becel pro.activ uitsluitend voor mensen met een (bewezen) verhoogd cholesterolgehalte bedoeld is, gevaar voor de veiligheid ontstaat bij consumptie door mensen met een ‘normaal’ cholesterolgehalte. De Commissie acht ook voldoende toegelicht dat de status van dieetproduct in Duitsland en Oostenrijk heeft geleid tot een op nationale regelgeving voor dieetproducten gebaseerde afwijkende beschrijving van de doelgroep van Becel pro.activ, die echter niet van toepassing is op de verpakking(stekst) van in Nederland op de markt gebrachte Becel pro.activ.

RB 1529

Beter horen kost nou eenmaal geld

RCC 19 oktober 2012, dossiernr. 2012/00852 (Hans Anders tegen Beter Horen)

Hans Anders TV Commercial - Oost Indisch doof from Cosmic Visual - Fokke Baarssen on Vimeo.

Ongeoorloofde vergelijkende reclame. De bestreden reclame-uiting komt voor in een televisiecommercial van Hans Anders, waarin een man voor een winkel staat waar een oranjekleurige poster hangt met de afbeelding van een hoortoestel en de tekst “gratis hoortest”. De man zegt, op verontwaardigde toon: “Ik wil gewoon niet te veel betalen voor een goed hoortoestel. Maar volgens mij zijn ze hier (de man wijst op de winkel achter zich) zelf Oost-Indisch doof. Beter horen kost nou eenmaal geld, zeggen ze.”

Vervolgens springt de tekst “Het kan ook anders” in beeld, gevolgd door een ‘lopende band’ van verschillende hoortoestellen met de vermelding “0,-”, waarbij een voice-over de volgende tekst uitspreekt: “Maar het kan ook anders, want bij Hans Anders heeft u al voor nul euro keuze uit de beste hoortoestellen in hun prijsklasse. Wees er snel bij en profiteer nu nog van de vergoeding van uw zorgverzekeraar. Hans Anders, ik zou niet anders willen.”

Beter Horen voert echter ook zodanig geprijsde hoortoestellen in het assortiment dat bijbetaling niet nodig is. Door de onjuiste presentatie in de commercial krijgt de consument een verkeerd beeld. Hans Anders verweert zich door te stellen dat met een knipoog een verwijzing wordt gemaakt naar ‘Hollandse krenterigheid’. Niet kan worden geoordeeld dat Hans Anders zich hierdoor kleinerend uitlaat over Beter Horen of de goede naam van Beter Horen schaadt. De Commissie vindt dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie. De Commissie beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De gemiddelde consument zal begrijpen dat het onderdeel van de commercial, waarin de man een afkeurend gebaar maakt naar de winkel achter hem en zegt “Ik wil gewoon niet te veel betalen voor een goed hoortoestel. Maar volgens mij zijn ze hier zelf Oost-Indisch doof. Beter horen kost nou eenmaal geld, zeggen ze”, humoristisch en niet serieus is bedoeld, en dat met een knipoog een verwijzing wordt gemaakt naar ‘Hollandse krenterigheid’. Niet kan worden geoordeeld dat Hans Anders zich hierdoor kleinerend uitlaat over Beter Horen of de goede naam van Beter Horen schaadt.
Voor zover al wordt geoordeeld dat in de commercial sprake is van een verwijzing naar of zinspeling op de handelsnaam van klager, dan betreft dit een speelse verwijzing die toelaatbaar is.

3. Op grond van het voorgaande is sprake van vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC (onder a t/m h) genoemde voorwaarden is voldaan. De eerste voorwaarde luidt dat de vergelijking niet misleidend is in de zin van de NRC. Naar het oordeel van de Commissie wordt aan deze voorwaarde niet voldaan.

In de commercial wordt gesuggereerd dat voor hoortoestellen bij Beter Horen en andere concurrenten altijd geld betaald moet worden, terwijl bepaalde hoortoestellen bij Hans Anders voor 0 euro verkrijgbaar zijn. Vast staat dat met de in de commercial aangeboden “nul euro hoortoestellen” wordt gedoeld op de hoortoestellen waarvan de aanschafprijs niet boven de (tot 1 januari 2013 geldende) vergoedingslimieten van de Rzv uitkomen, zodat de (verzekerde) consument geen eigen bijdrage hoeft te betalen. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat ook Beter Horen en andere concurrenten zodanig geprijsde hoortoestellen in het assortiment voert dat deze onder de vergoedingslimiet van de Rzv vallen en bijbetaling dus niet nodig is.