RB
RB 3838
10 juni 2024
Artikel

Laatste plekken voor de Actualiteitenlunch Reclamerecht

 
RB 3837
3 juni 2024
Artikel

Vacature Simmons & Simmons: Advocaat-stagiaire IP / Life Sciences

 
RB 3836
31 mei 2024
Artikel

Pinsent Masons Amsterdam zoekt voor haar octrooi- en Life Sciences team junior en senior advocaat-medewerkers

 
RB 1473

Suggestie sportschoolabonnement van 18 maanden

Vzr. (afwijzing) RCC 30 juli 2012, dossiernr. 2012/00649 (Essent Flexibel)

Essent wekt onterecht de suggestie dat opzegtermijn van sportschoolabonnement van 18 maanden (YouTube).

Gesuggereerd wordt dat de klant bij een sportschool geconfronteerd kan worden met een opzegtermijn van 18 maanden. Krachtens de per 1 december 2011 gewijzigde wetgeving voor het opzeggen van abonnementen geldt een maximale opzegtermijn van 1 maand of – voor oude contracten – van 1 jaar. De aanbieding van Essent is dus niet bijzonder, nieuwe energiecontracten kunnen altijd met een maximale termijn van 1 maand worden opgezegd.

Er wordt niet de suggestie gewekt dat er voor sportschoolabonnementen daadwerkelijk een opzegtermijn van 18 maanden geldt. Klacht wordt afgewezen.

In de bestreden televisiecommercial  wordt Essent Flexibel als “het energiecontract met alle vrijheid” aangeprezen door op een voor de gemiddelde consument duidelijk overdreven en niet-realistische wijze te laten zien dat het in sommige gevallen “niet handig” is vast te zitten aan een contract. In de commercial wordt niet gesuggereerd dat voor sportschoolabonnementen daadwerkelijk een opzegtermijn van (gemiddeld) 18 maanden geldt. Evenmin wordt gesuggereerd dat andere energiecontracten niet tussentijds kunnen worden opgezegd. Adverteerder heeft aangevoerd dat Essent Flexibel een energiecontract betreft met een variabel tarief, waarvan de looptijd door de klant zelf wordt bepaald en met de mogelijkheid voor de klant het contract zonder opzegvergoeding aan te passen. Gelet hierop acht de voorzitter de uiting, waarin Essent Flexibel wordt aangeprezen als “het energiecontract met alle vrijheid”, niet misleidend.

 

RB 1472

Afslank slippers mét ALERT

RCC 12 juli 2012, dossiernr. 2012/00511 (Afslankslippers)

De Reclame Code Commissie heeft geoordeeld dat reclame voor “Afslank slippers” op de website www.compleetcomfort.nl misleidend is. Op de website worden “Afslank slippers” aangeprezen als een product met behulp waarvan men kan afvallen. Omdat de adverteerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de “Afslank slippers” deze werking hebben, is de uiting volgens de Commissie misleidend. De Commissie heeft al eerder een reclame-uiting van de adverteerder voor “Afslank slippers” in strijd met de Nederlandse Reclame Code bevonden. Daarom heeft de Commissie besloten deze uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen.

RB 1471

Vlakken geen openbare aankondiging

Rechtbank Alkmaar 19 juli 2012, LJN BX4279 (Eiseres tegen de Gemeente Hoorn)

Reclamerecht. Reclamebelasting voor openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg. Eiseres is eigenaar van een pand waarin particulieren en bedrijven opslagruimte kunnen huren. Op dit pand zijn reclame-uitingen aangebracht. In geschil is of de gemeente Hoorn terecht een aanslag reclamebelasting heeft opgelegd aan eiseres. Partijen zijn het oneens over het feit of de vlakken op de gevels zijn aan te merken als openbare aankondiging.

De rechtbank oordeelt dat bij het aanmerken van de vlakken als openbare aankondiging, aansluiting is gezocht bij de intentie van de architect. De intentie van de architect is echter niet voldoende om de vlakken als een openbare aankondiging te beschouwen. Bij onbekendheid met het bedrijf van eiseres is voor voorbijgangers bij waarneming van de vlakken niet meteen duidelijk dat het gaat om een pand waarin goederen kunnen worden opgeslagen, de zogenaamde storage-formule. De verweerder heeft de vlakken volgens de rechtbank ten onrechte bij de grondslag van de reclamebelasting voor eiseres betrokken.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

7. De rechtbank leidt uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting af dat verweerder bij het aanmerken van de vlakken als openbare aankondigingen aansluiting heeft gezocht bij de intentie van de architect van het pand. Blijkens zijn verklaring heeft de architect met de vlakken bedoeld de functie van het gebouw te symboliseren en het gebouw herkenbaar te maken voor het publiek, zodat het publiek weet wat er gaande is in het gebouw. Naar het oordeel van de rechtbank is de intentie van de architect niet voldoende om de vlakken als een mededeling, en dus als openbare aankondiging, te beschouwen. Immers, bij onbekendheid met het bedrijf van eiseres is voor voorbijgangers bij waarneming van de vlakken niet meteen duidelijk dat het hier gaat om een pand waarin bedrijven en particulieren goederen kunnen opslaan (de storage-formule). .Weliswaar verhoogt de combinatie van de naam, de slagzin en het logo met op de achtergrond het patroon van gele rechthoeken, zoals voorkomend op voor- en achtergevel, de attentiewaarde van het pand van eiseres, maar daarmee is niet gezegd dat de vlakken op zichzelf een mededeling zijn. Dat eiseres dezelfde kleur geel waarin de rechthoeken zijn uitgevoerd als bedrijfskleur gebruikt, doet hieraan niet af. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verweerder de vlakken ten onrechte bij de grondslag van de reclamebelasting voor eiseres heeft betrokken.

8. Het vorenstaande brengt mee dat het beroep van eiseres gegrond zal worden verklaard en dat de uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd. Nu blijkens de verklaring van de gemachtigde van verweerder ter zitting geen verschil van mening bestaat over het aantal vierkante meters openbare aankondiging indien het standpunt van eiseres wordt gevolgd, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal de beschikking van 31 mei 2009 herroepen en de grondslag van de reclamebelasting ten aanzien van eiseres vaststellen op 32,15 m² en daarmee de aanslag op € 1.543. De rechtbank zal daarbij tevens bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar. Verweerder hoeft dus geen nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiseres. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat verweerder vanwege deze uitspraak het teveel door eiseres betaalde bedrag aan reclamebelasting aan eiseres zal terugbetalen.

RB 1470

Bij 'Maximum online' toch sprake van een datalimiet

Rechtbank Rotterdam 20 juni 2012, LJN BX4167 (Telfort B.V. tegen Gedaagde)

Reclamerecht. Mobiel internet abonnement Telfort. De zaak gaat over de vraag of gedaagde moest begrijpen, gelet op de reclame-uitingen van Telfort, dat er aan het product 'Maximum online' een datalimiet was verbonden en bij overschrijding extra kosten verschuldigd zijn.

Volgens de rechtbank is dit niet het geval. Telfort heeft op haar website bij de omschrijving van het abonnement vermeld dat 'onbeperkt' breedband internet deel uitmaakt van het abonnement en in het contract noch algemene voorwaarden staat vermeld dat sprake is van een datalimiet. Dit wordt enkel genoemd in een aparte tarievenlijst als bijlage bij de algemene voorwaarden. De rechtbank oordeelt dat Telfort het moeilijk heeft gemaakt om kennis te nemen van deze essentiële beperking van het abonnement. De stelling van Telfort dat bij de omschrijving van het abonnement het woord onbeperkt tussen aanhalingstekens staat en daaruit volgt dat dit woord niet onbeperkt in de absolute zin van het woord betekent, wordt eveneens verworpen. In relatie tot de ondubbelzinnige reclame-uiting heeft Telfort niet voldaan aan de plicht om de koper op een duidelijke wijze te informeren. Gedaagde had geen rekening hoeven te houden met een datalimiet.

De rechtbank wijst de vordering af en veroordeelt Telfort in de proceskosten.

2.11 Gelet op het door [gedaagde] gevoerde verweer en de inhoud van de verklaring van de heer [A] komt vervolgens de vraag aan de orde of [gedaagde] gelet op de reclame-uitingen van Telfort er bedacht op had moeten zijn dat er aan het product “Maximaal online” een datalimiet was verbonden en zij bij overschrijding van deze limiet extra kosten voor internet verschuldigd zou zijn. Volgens de rechtbank dient voormelde vraag ontkennend te worden beantwoord. Bij dit oordeel is met name in overweging genomen dat, blijkens de door [gedaagde] in het geding gebrachte stukken, Telfort op haar website bij de omschrijving van het abonnement “maximaal online” heeft vermeld dat‘onbeperkt’ breedband internet deel uitmaakt van het abonnement. Voorts is van betekenis, dat niet in het contract of in de algemene voorwaarden staat vermeld dat sprake is van een datalimiet, maar dat dit alleen wordt genoemd in een aparte tarievenlijst die als bijlage bij de algemene voorwaarden is gevoegd. Uit de verklaring van [gedaagde] blijkt dat hij geen kennis heeft genomen van deze bijlage. De stelling van Telfort dat [gedaagde] op de hoogte was van de datalimiet en dit volgt uit zijn brief van 23 juli 2008, waarin [gedaagde] stelt dat hij op basis van het abonnement tot 1.100 mb van het internet gebruik kan maken, wordt verworpen. Uit voormelde brief volgt immers niet dat [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst of tijdens de looptijd van de overeenkomst al op de hoogte was van de datalimiet. De stelling van Telfort dat bij de omschrijving van het abonnement het woord onbeperkt tussen aanhalingstekens staat en daaruit volgt dat dit woord niet onbeperkt in de absolute zin van het woord betekent, wordt eveneens verworpen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] hieruit niet heeft kunnen afleiden dat mogelijk sprake zou zijn van een verbruikslimiet. Wanneer in reclame-uitingen sprake is van een abonnement met een onbeperkte limiet voor het gebruik dient de verkoper van het abonnement zich daar aan te houden, tenzij zij op een duidelijke wijze kenbaar maakt dat er toch van een limiet sprake is. Door alleen in een bijlage bij de algemene voorwaarden de limiet op te nemen heeft Telfort het moeilijk gemaakt om kennis te nemen van deze, toch essentiële, beperking van het abonnement. In relatie tot de ondubbelzinnige reclame-uiting die op het tegendeel wijst heeft Telfort niet, althans onvoldoende, voldaan aan de plicht om de koper op een duidelijke wijze over de beperkingen van het abonnement te informeren.

Op andere blogs:
Ius Mentis (Ook met aanhalingstekens is onbeperkt onbeperkt)

RB 1469

Door KAG gevraagde wetenschappelijke onderbouwing niet gegeven

RCC 9 juli 2012, dossiernr. 2012/00457 (Voedingssupplement)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. Het betreft hier een website waar staat: “Hoe ondersteunt Refresh Teacaps (EGCG) bij natuurlijk afvallen?
- Helpt bij overgewicht
- Verhoogt de vetverbranding
- Verhoogt het basaalmetabolisme
(…)”.

De klacht richt zich op het feit dat het voedingssupplement Refresh Teacaps bestaat uit een concentratie van de stof EGCG uit de bladeren van de groene theeplant. Aan het product wordt werkzaamheid ten aanzien van gewichtsverlies toegeschreven. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de genoemde claims onjuist en misleidend zijn.

De KOAG/KAG heeft hierop een reactie gegeven. Zij oordeelt dat indien de Refresh Teacaps wel ter beoordeling zou zijn voorgelegd en dat de KAG zou hebben gevraagd om een wetenschappelijke onderbouwing. Wanneer adverteerder deze zou hebben gegeven en slaagt, zou de KAG de claims van een toelatingsnummer hebben voorzien.

De Commissie oordeelt dat adverteerder er niet in is geslaagd de geclaimde werking van de Refresh Teacaps aannemelijk te maken. Er is sprake van onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing van de claims. De uiting gaat aldus gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de resultaten die van het gebruik van de Refresh Teacaps zijn te verwachten. De uiting is misleidend.

4) Adverteerder heeft voorts ter onderbouwing van de juistheid van de reclame-uiting verwezen naar de bij het verweer gevoegde “Onderbouwing claims met 95% zuivere EGCG Sunphenon”. Voor zover de onderbouwing in dit stuk betrekking heeft op de claims “geeft meer energie/houdt jong, mooi en sterk”, “helpt bij het dagelijks onderhoud van je hart en bloedvaten”, “voedt en beschermt de huid” en “goed voor het cholesterolgehalte” laat de Commissie deze buiten beschouwing, nu deze claims in de klacht niet aan de orde zijn gesteld. Met betrekking tot de hier wel relevante onderbouwing van de claim “verhoogt de vetverbranding” heeft klager gemotiveerd en onderbouwd met (verwijzingen naar) wetenschappelijke literatuur aangevoerd dat het door adverteerder genoemde onderzoek van Boschmann en Thielecke uit 2007 niet de conclusie rechtvaardigt dat EGCG leidt tot gewichtsverlies. Adverteerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid op deze stelling van klager te reageren. Op grond van het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat adverteerder de juistheid van de voor het product Refresh Teacaps gemaakte claim “Verhoogt de vetverbranding” onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.

5) Hetzelfde geldt voor de claims “Verhoogt het basaalmetabolisme” en “Helpt bij overgewicht”. Voor de claim dat Refresh Teacaps het basaalmetabolisme verhoogt is door adverteerder geen wetenschappelijke onderbouwing overgelegd. Met betrekking tot de claim “Helpt bij overgewicht” komt de Commissie op basis van de door partijen overgelegde onderzoeksresultaten tot de conclusie dat een eventueel positief resultaat van EGCG met betrekking tot gewichtsverlies kan worden toegeschreven aan een combinatie van EGCG met cafeïne, maar dat voor het geclaimde gunstige effect van uitsluitend EGCG op gewichtsverlies onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing bestaat.

6) Nu adverteerder de in de uiting geclaimde werking van het aangeprezen product Refresh Teacaps onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de resultaten die van het gebruik van Refresh Teaps zijn te verwachten, als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1468

Aan de Commissie toekomende recht op vrijheid van meningsuiting

Vzr. Rechtbank Amsterdam, LJN BX3886 (Eiser tegen Stichting Reclame Code)

In navolging van RB 1446 (Chiropractor).

Eiser is chiropractor van beroep. Hij heeft in het Parool een advertentie geplaatst waarin reclame wordt gemaakt voor zijn praktijk. Op 20 juni 2012 heeft de Reclame Code Commissie geoordeeld dat deze advertentie misleidend is. Eiser heeft geen juiste informatie verschaft over de resultaten die bij behandeling door hem als chiropractor kunnen worden verwacht. Eiser heeft nu de RCC in rechte betrokken en vordert dat het de RCC wordt verboden een oordeel te geven over de reclame-uiting en dit openbaar te maken en dat hij niet verplicht kan worden zich te onderwerpen aan de klachtprocedure en het oordeel van de RCC.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het oordeel van de RCC geen rechtspraak betreft en dat eiser dus niet verplicht is zich aan de procedure bij de RCC te onderwerpen, noch gehouden is haar aanbevelingen op te volgen. Eiser kan zich er echter niet tegen verzetten dat de RCC zich een mening vormt over reclame-uitingen en deze openbaar maakt. Dit valt onder het recht van vrije meningsuiting. Volgens de voorzieningenrechter is niet aannemelijk dat eiser door behandeling van de klacht op onrechtmatige wijze in kwaad daglicht zal worden gesteld en dat inperking van aan de RCC toekomende recht op vrije meningsuiting daarom moet worden ingeperkt. De gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

4.6. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat, zoals de SRC ter zitting ook heeft aangevoerd, het oordeel van de Commissie over een aan haar voorgelegde klacht geen rechtspraak betreft, of enig andere daarmee gelijk te stellen bindende vaststelling van burgerlijke rechten en plichten, zoals arbitrage of bindend advies. Het oordeel van de Commissie naar aanleiding van een ingediende klacht betreft een mening over de mate waarin een reclame-uiting volgens de Commissie in overeenstemming is met de binnen een grote kring van belanghebbenden ontwikkelde en aanvaarde normen, die zijn neergelegd in de NRC. De aanbevelingen die zij op basis van die mening doet, zijn rechtens dan ook niet afdwingbaar. Dit betekent dat [eiser] niet verplicht is zich aan de procedure bij de Commissie te onderwerpen, noch gehouden is haar aanbevelingen op te volgen. [eiser] kan zich er evenwel niet tegen verzetten dat de Commissie zich een mening vormt over reclame-uitingen naar aanleiding van aan haar voorgelegde klachten. Evenmin kan [eiser] zich - in beginsel - ertegen verzetten dat de Commissie haar mening aan het brede publiek kenbaar maakt. Dit vloeit voort uit het ook aan de Commissie toekomende recht op vrijheid van meningsuiting, zoals dit onder meer wordt gewaarborgd in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Aan dit recht doet, anders dan [eiser] lijkt te betogen, niet af dat hij niet in een contractuele relatie tot de SRC staat. Evenmin doet aan dit recht af dat de uitspraken van de Commissie in de branche als gezaghebbend en leidinggevend worden beschouwd, en dat het niet naleven van haar aanbevelingen in de praktijk nadelige consequenties met zich kan brengen. De omstandigheid dat de uitspraken van de Commissie als gezaghebbend worden ervaren en dat haar aanbevelingen op grote schaal worden nageleefd, hetgeen de SRC onbetwist heeft aangevoerd, geeft er slechts blijk van dat de SRC een in de reclamewereld bestaande behoefte aan een systeem van toezicht op de wijze waarop reclame wordt gemaakt bevredigt en is een teken dat de SRC in de verwezenlijking van haar statutaire doelstellingen succesvol is gebleken.

4.8. In het concrete geval wordt echter aan een beoordeling van een al dan niet onrechtmatig handelen van de Commissie jegens [eiser] niet toegekomen, nu de Commissie op de klacht tegen [eiser] nog geen beslissing heeft gegeven. Hoe die beslissing zal luiden, valt op grond van de voorhanden stukken nog niet te zeggen. De klachtprocedure bij de Commissie is omkleed met een stelsel van aan de gewone rechtspraak ontleende procedureregels. Het standpunt van [eiser] dat het oordeel van de Commissie over de klacht van [B] op voorhand reeds vast staat, wordt door de voorzieningenrechter dan ook niet gevolgd. Tegen deze achtergrond bezien, kan niet worden geoordeeld dat aannemelijk is dat [eiser] door behandeling van de klacht bij de Commissie en door het oordeel van de Commissie op onrechtmatige wijze in kwaad daglicht zal worden gesteld en dat inperking van het aan de Commissie toekomende recht op vrije meningsuiting om die reden noodzakelijk en gerechtvaardigd is.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (De vrijheid van meningsuiting van de Reclame Code Commissie)
Kwakzalverij.nl (RCC straft chiropractor Langweiler voor misleidende advertentie)
Nederlands Juridisch Dagblad (Uitspraak Reclame Code Commissie betreft vrije meningsuiting, volgt uit zaak chiropractor Langweiler)

RB 1467

Sprake van excessief gebruik van Fruittella snoep

RCC 23 juli 2012, dossiernr. 2012/00583 (Fruittella)

Bijzondere Reclamecode. Het betreft de 'billboarding' rond de televisieserie Goede Tijden Slechte Tijden, waarin wordt medegedeeld dat dit programma mede mogelijk wordt/werd gemaakt door 'Fruittella, vierkant de fruitigste'. De uiting bestaat uit drie delen, waarin is te zien hoe een (tiener)meisje een Fruittella 'snoeppot' leeg eet.

De klager baseert zich op het feit dat de indruk wordt gewekt dat Fruittella snoepjes zo lekker zijn dat je de hele verpakking wel achter elkaar leeg moet eten. Overmatige suikerconsumptie is slecht voor kinderen, die in Nederland steeds meer aan obesitas (gaan) lijden.

De Commissie oordeelt dat in de bestreden uiting de artikel 6 RVV en artikelen 1 en 6 CVZ worden overtreden. In deze uiting, die overigens niet specifiek op kinderen onder 13 jaar is gericht, is sprake van overmatige consumptie c.q. excessief gebruik van Fruittella snoep. Krachtens artikel 6 CVZ dient televisiereclame voor zoetwaren op een van de in artikel 6 CVZ beschreven wijzen een door de RCC vastgestelde, gestileerde afbeelding van een tandenborstel te tonen. Deze ontbreekt in de bestreden uiting van Fruittella. Volgens de Commissie is geen sprake van een dermate humoristisch karakter waardoor de uiting niet strijdig met de RVV en CVZ zou moeten worden bevonden.

Naar het oordeel van de Commissie worden in de bestreden uiting de genoemde bepalingen van de RVV en de CVZ overtreden. In drie fragmenten rondom een - ruim 20 minuten durende - aflevering van GTST is te zien hoe een meisje alleen een Fruittella snoeppot leegeet. De indruk dat de consumptie van het snoep binnen een kort tijdsbestek plaatsvindt, wordt versterkt door het beeld van het op de achtergrond varende bootje, dat in het eerste fragment het beeld binnen komt varen en in de volgende twee fragmenten nauwelijks verder is gevaren. Aldus is in deze uiting, die overigens naar het oordeel van de Commissie niet specifiek op kinderen onder 13 jaar is gericht, sprake van overmatige consumptie c.q. excessief gebruik van Fruittella snoep.

Krachtens artikel 6 CVZ dient televisiereclame voor zoetwaren op een van de in dit artikel beschreven wijzen een door de Reclame Code Commissie vastgestelde, gestileerde afbeelding van een tandenborstel te tonen. Als erkend is komen vast te staan dat een dergelijke afbeelding in de onderhavige uiting ontbreekt. Het gegeven dat door adverteerder de onderhavige billboarding wordt gezien als sponsoring, laat onverlet dat de uitingsvorm van deze sponsoring een reclame-uiting is volgens de definitie van de Nederlandse Reclame Code en in de zin van de CVZ. Het voorschrift van artikel 6 CVZ is derhalve op de bestreden uiting van toepassing.

Daargelaten de vraag of in geval van een humoristisch karakter van de uiting deze niet strijdig met de RVV en de CVZ zou worden bevonden, is naar het oordeel van de Commissie in de onderhavige billboarding, die als zelfstandige uiting ter beoordeling is voorgelegd, geen sprake van de door adverteerder bedoelde ‘knipoog’.

RB 1466

Reclame-overeenkomst in verband met 'Adje'

Rechtbank 's-Hertogenbosch 1 augustus 2012, LJN BX3344 (De Zingende Decoupeerzaag B.V. tegen Vervor B.V.)

link van buro10

Tussenvonnis met betrekking tot reclame-overeenkomst in verband met 'Adje'. DZD exploiteert een onderneming die zich onder meer bezig houdt met het ontwikkelen van theaterconcepten, leveren van entertainment en het produceren van televisieprogramma's. DZD maakt daarbij gebruik van tv-persoonlijkheid 'Adje'. Vervor produceert en verkoopt veranda's en serres, onder meer onder de naam Verasol. Partijen hebben een overeenkomst gesloten welke inhield dat DZD door middel van 'Adje' diensten zou leveren ter promotie van de producten van Vervor. Vervor verkreeg bovendien het recht om films, foto's en het beeldmerk 'Adje' gedurende de overeenkomst te gebruiken voor reclamedoeleinden. DZD heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

\De door DZD gestelde feiten en omstandigheden worden grotendeels door Vervor betwist. De rechtbank zal DZD bewijs opdragen van die feiten en omstandigheden. De rechtbank verwerpt de stelling van Vervor, dat de aan Vervor te leveren tickets alleen voorstellingen in het Midi Theater moesten betreffen, als onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid zich nader uit te laten over de hoogte van DZD geleden schade. Indien DZD slaagt in het bewijs van haar stellingen, Vervor een toerekenbare tekortkoming heeft gepleegd door te weigeren de overeenkomst uit te voeren.

De rechtbank beveelt een comparitie van partijen en houdt iedere verdere beslissing aan.

Tickets Midi Theater
4.9. Omdat Vervor aan haar verweren ten grondslag legt dat de tickets betrekking moesten hebben op voorstellingen in het Midi Theater, rust op Vervor de stelplicht en zo nodig de bewijslast van de omstandigheden op grond waarvan Vervor meent dat zij redelijkerwijs aan artikel 7.1.1 de zin mocht toekennen dat het ging om voorstellingen in het Midi Theater en dat ook redelijkerwijs van DZD mocht verwachten. Vervor heeft echter in het geheel niets gesteld over dergelijke omstandigheden. Zo heeft Vervor bijv. niet gesteld dat haar klantenkring zich in de regio Tilburg bevond of dat zij er om andere redenen belang bij had dat de tickets alleen voorstellingen in het Midi Theater zouden betreffen. Dat betekent dat de stelling van Vervor, dat de tickets alleen voorstellingen in het Midi Theater moesten betreffen, als onvoldoende gemotiveerd moet worden verworpen. De op die stelling gebaseerde meer subsidiaire verweren van Vervor moeten daarom ook van de hand worden gewezen.

Schade

4.10. Het voorgaande betekent dat, indien DZD slaagt in het bewijs van haar stellingen in verband met de door Vervor gewekte schijn van bevoegde vertegenwoordiging en/of bekrachtiging van de overeenkomst, Vervor een toerekenbare tekortkoming heeft gepleegd door te weigeren de overeenkomst uit te voeren en derhalve aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door DZD geleden schade.

4.11. Die schade kan echter niet zonder meer worden gesteld op het bedrag van de door DZD aan Vervor verzonden factuur. Die factuur had immers mede betrekking op 720 tickets voor theatervoorstellingen die feitelijk nooit zijn geleverd, zodat DZD de tegenprestatie voor dat deel van het factuurbedrag niet heeft hoeven verrichten en daarmee kosten heeft bespaard (in het kader van de schadebegroting kan in het midden blijven of DZD ooit tickets aan Vervor heeft aangeboden).

4.12. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich op een comparitie van partijen nader uit te laten over de hoogte van de door DZD geleden schade. Deze comparitie zal tevens worden benut om de mogelijkheden voor een schikking te onderzoeken. De comparitie zal plaatsvinden na de getuigenverhoren, in beginsel direct aansluitend aan het tegenverhoor aan de zijde van Vervor, zodat partijen bij dat tegenverhoor deugdelijk vertegenwoordigd zullen moeten zijn.

RB 1464

Reclame omtrent niet nicotinehoudende e-sigaret mag

Vzr. RCC 10 juli 2012, dossiernr. 2012/00554 (Tommy Teleshopping)

Tabak. Strijd met de wet. Het betreft een commercial op Tommy Teleshopping, waarin de niet nicotinehoudende e-sigaret wordt aangeprezen als een alternatief voor gewone sigaretten.

Klager stelt dat voor de e-sigaret geen reclame mag worden gemaakt omdat, in afwachting van de nieuwe regels uit Brussel, de minister heeft vastgesteld dat ert niet mee geadverteerd mag worden.

De voorzitter wijst de klacht af. Er is geen regelgeving die reclame voor niet nicotinehoudende e-sigaretten verbiedt. Het staat de adverteerder vrij reclame te maken voor dit product.

Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal afwijzen. Hij overweegt daartoe het volgende. Adverteerder stelt dat de reclame-uiting betrekking heeft op een niet nicotinehoudende e-sigaret, hetgeen de voorzitter juist acht. Anders dan klager stelt, is er geen regelgeving die reclame voor niet nicotinehoudende e-sigaretten verbiedt. Derhalve staat het adverteerder vrij reclame te maken voor dit product. Wel dient adverteerder zich krachtens artikel 8.3 lid b van de Reclamecode te houden aan gedragscodes waaraan hij zichzelf gebonden verklaart. Uit verweer van adverteerder blijkt dat de “Gedragscode reclame-uitingen niet nicotine houdende elektronische sigaret” van 19 november 2008 van toepassing is. Nu niet is gesteld of gebleken dat de reclame in strijd is met deze gedragscode, acht de voorzitter de klacht ongegrond.

RB 1463

Gehandicapt dochtertje in commercial niet onfatsoenlijk

RCC 20 juli 2012, dossiernr. 2012/00638
RCC 20 juli 2012, dossiernr. 2012/00638A

RCC 20 juli 2012, dossiernr. 2012/00638B
RCC 20 juli 2012, dossiernr. 2012/00638C
RCC 20 juli 2012, dossiernr. 2012/00638D
RCC 20 juli 2012, dossiernr. 2012/00638E (Reclamespotje Diederik Samson)

Subjectieve normen. Ideële reclame. Het betreft een televisiecommercial, waarin Diederik Samson, partijleider van de PvdA, toelicht waarom hij de politiek in is gegaan en hoe hij de politiek bedrijft. Hierin zegt hij onder andere: “Mijn kinderen bepalen mede wie ik ben en hoe ik politiek bedrijf. De volgende generatie heeft voor mij twee heel concrete gezichtjes. (…) Ik geloof in de kracht van mensen. Ik geloof dat we samen tot grote dingen in staat zijn. Samen Nederland sterker en socialer maken. Thuis komt dat soms heel dichtbij. Mijn dochtertje is geboren met een handicap. Met heel veel oefenen en hulp van buitenaf komt ze er wel, want ze heeft het doorzettingsvermogen van een dieseltrein. Lopen kan ze al, en aan rekenen en schrijven werken wij nu hard. (…) Goede zorg, het beste onderwijs, een duurzame economie. Voor mijn kinderen, voor hun leeftijdgenootjes, voor de toekomst. Daar strijd ik voor, met alles wat ik in me heb.”

De klachten bestaan uit het feit dat het dochtertje van Diederik Samson voor politieke doeleinden wordt gebruikt en de PvdA hiermee alle fatsoensnormen te buiten gaat. Ook wordt geklaagd over de privacy van het dochtertje en de ongepaste beïnvloeding van potentiële PvdA stemmers.

De Commissie oordeelt het van belang dat het in het onderhavige geval gaat om een reclame-uiting van een politieke partij. Het is de keuze van Samson om in het kader van de verkiezingscampagne een kijkje te geven in zijn gezinssituatie. De Commissie stelt vast dat niet kan worden geoordeeld dat de wijze waarop hieraan invulling is gegeven deze in strijd is met de goede smaak en het fatsoen. Ongeacht hoe men denkt over het laten figureren van familieleden in een commercial en de mogelijke gevolgen die dit wellicht voor de betrokkene(n) kan hebben, geldt niet dat daardoor sprake is van een reclame-uiting die naar hedendaagse maatschappelijke opvattingen als ontoelaatbaar moet worden beschouwd.

Alle klachten worden afgewezen.

Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak of het fatsoen, zoals klager kennelijk met zijn klacht bedoelt, stelt de Commissie zich terughoudend op. In een dergelijk geval dient immers te worden getoetst aan subjectieve normen waarbij, anders dan bij objectieve normen, de persoonlijke waardering een belangrijke rol speelt. Bij toetsing van een uiting aan subjectieve normen beoordeelt de Commissie of volgens huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. Voorts is van belang dat in het onderhavige geval sprake is van een reclame-uiting van een politieke partij. Indien een dergelijke uiting voor denkbeelden in strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC) wordt bevonden, dan kan de Commissie de adverteerder slechts vrijblijvend adviseren zich voortaan van een dergelijke wijze van reclame maken te onthouden.

In de on­derhavige televisiespot presenteert Diederik Samsom zijn politieke visie en verwijst daarbij onder meer naar zijn dochter die een handicap heeft. Het is de keuze van Samsom om in het kader van de verkiezingscampagne een kijkje te geven in zijn gezinssituatie. Niet kan worden geoordeeld dat de wijze waarop hieraan invulling is gegeven, op grond van het loutere feit dat sprake is van een gehandicapt kind, in strijd met de goede smaak en het fatsoen is. Ongeacht hoe men denkt over het laten figureren van familieleden in een commercial als de onderhavige en de mogelijke gevolgen die dit wellicht in de toekomst voor de betrokkene(n) kan hebben, geldt naar het oordeel van de Commissie dat niet reeds daardoor sprake is van een reclame-uiting die naar hedendaagse maat­schap­pelijke opvattingen als ontoelaatbaar moet worden beschouwd.