Telemarketing
RCC 4 november 2011, dossiernr. 2011/00899 (Essent telemarketing)
Het betreft het telemarketinggesprek dat Essent op 7 september 2011 met klager heeft gevoerd. Klager is geen klant van Essent, staat in bel-me-niet-register (BMNR) en heeft email ontvangen dat zij geen email meer zal ontvangen. Beoordeling aan de hand van Code Telemarketing en Telecommunicatiewet. E-mail geldt als een kennisgeving anderszins, klager mocht erop vertrouwen dat zijn gegevens uit het klantenbesttand waren verwijderd en aanbeveling volgt conform artikel 4 lid 1 CTM.
Commissie: klager kan overgelegde e-mail van Essent worden aangemerkt als een kennisgeving ‘anderszins’, rechtstreeks aan de adverteerder, dat klager geen prijs stelt op ongevraagde benadering voor commerciële doeleinden door Essent. Daarbij komt, dat klager op grond van de e-mail van Essent van 30 maart 2011 erop mocht vertrouwen dat zijn gegevens uit het klantenbestand waren verwijderd en verdere commerciële benadering door Essent, ook via de telefoon en ondanks een voormalige klantrelatie, achterwege zou blijven.
Gebleken is dat klager sinds november 2009 is ingeschreven in het BMNR met onder andere de deelblokkade ‘Energie’. Voorts staat als niet weersproken vast, dat klager tot 1 januari 2010 klant is geweest van Essent en dat sindsdien de klantrelatie verbroken is. De klacht is gericht tegen de ongevraagde telefonische benadering van klager door Essent op 7 september 2011.
Nu de klacht is gericht tegen een telemarketinggesprek, dient getoetst te worden aan de Code Telemarketing (CTM). In artikel 4 lid 1 CTM is bepaald dat telemarketinggesprekken zijn toegestaan tenzij de consument, niet zijnde een bestaande relatie van de adverteerder, via het Infofilter (met ingang van 1 oktober 2009 vervangen door het BMNR) of rechtstreeks aan de adverteerder heeft aangegeven hierop geen prijs te stellen.Uit artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet (Telecomwet), waarop artikel 4 lid 1 CTM is gebaseerd, kan worden afgeleid dat onder “een bestaande relatie van de adverteerder” voor zover het het BMNR betreft, mede wordt verstaan een consument die klant is geweest van de adverteerder en in dat kader zijn contactgegevens heeft verstrekt. Deze consument mag, op grond van artikel 11.7 lid 9 juncto lid 11 Telecomwet, ondanks inschrijving in het BMNR, door deze adverteerder ongevraagd telefonisch worden benaderd met een gelijksoortig aanbod. Naar het oordeel van de Commissie kan uit artikel 11.7 Telecomwet echter niet worden afgeleid, dat in geval een voormalige klant niet (alleen) via inschrijving in het BMNR maar (ook) - zoals bedoeld in het vijfde lid - “anderszins” te kennen heeft gegeven dat hij de ongevraagde communicatie niet wenst te ontvangen, ongevraagde telefonische benadering van deze consument door de adverteerder toegestaan is.
Naar het oordeel van de Commissie kan de door klager overgelegde correspondentie per e-mail met Essent van maart 2011 worden aangemerkt als een kennisgeving ‘anderszins’, rechtstreeks aan de adverteerder, dat klager geen prijs stelt op ongevraagde benadering voor commerciële doeleinden door Essent. Daarbij komt, dat klager op grond van de e-mail van Essent van 30 maart 2011 erop mocht vertrouwen dat zijn gegevens uit het klantenbestand waren verwijderd en verdere commerciële benadering door Essent, ook via de telefoon en ondanks een voormalige klantrelatie, achterwege zou blijven. Nu klager toch telefonisch is benaderd door Essent, heeft Essent gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 4 lid 1 CTM.
RCC: effect van dagelijks melk drinken
RCC 11 november 2011, dossiernr. 2011/00874 (Stichting Wakker Dier tegen St. Wageningen UR en NZO - grosse)
Met dank aan Jaap Kronenberg, Dirkzwager en in navolging van Kamervragen RB 1197.
Naar aanleiding van een nieuwsbericht (2010) en een redactioneel artikel (2011) van Wageningen UR over de in de American Journal of Clinical Nutrition gepubliceerde resultaten van een onderzoek naar het effect van dagelijks melk drinken op het risico van hart- en vaatziekten, heeft Wakker Dier een klacht ingediend bij de RCC tegen Wageningen UR en de Nederlandse Zuivelorganisatie. Volgens Wakker Dier bevatten het nieuwsbericht en het artikel reclame uitingen en zijn die bovendien ongeoorloofd omdat ze niet toegelaten gezondheidsclaims inhouden.
De RCC wijst de klacht af omdat de gewraakte uitingen niet als reclame in de zin van de NRC kunnen worden aangemerkt. Wageningen UR is niet als adverteerder aan te merken en er is ook geen beïnvloeding of uitlokking door NZO is aangetoond in relatie tot inhoud en publicatie van die uitingen. Ook de klacht tegen NZO faalt, omdat er geen uitingen van NZO aan de klacht ten grondslag zijn gelegd.
Totaalprijs niet genoemd
Rechtbank 's-Gravenhage 19 mei 2011, LJN BU3539 (International Business Verlag GmbH tegen Liandyn)
Als randvermelding. Toepasselijkheid Duits recht. Contractrecht. Publicatie promotieartikel in tijdschrift. Onduidelijk aanbod voor wat betreft de kosten. Na goedkeuring van het artikel door een medewerker van Liandyn wordt aan Liandyn op 22 november 2006 de definitieve tekst toegezonden. In dezelfde brief wordt Liandyn verzocht het orderformulier te ondertekenen. Noch in de brief, noch in het orderformulier wordt de totaalprijs van de plaatsing van het artikel, althans van de foto's genoemd. Geen wilsovereenstemming over promotieartikel (advertorial) ad €11.000
4.2.Tussen partijen is niet in geschil dat IBV is gevestigd in Duitsland. De vraag naar het toepasselijk recht wordt gevonden door toepassing van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: EVO). Hoofdregel van artikel 3 EVO is dat van toepassing is het recht dat door partijen is gekozen. Door partijen is echter geen rechtskeuze gedaan. Namens IBV is ter zitting uitdrukkelijk medegedeeld dat niet (alsnog) wordt ingestemd met een rechtskeuze voor Nederlands recht. Bij gebreke van een rechtskeuze is op de voet van artikel 4 lid 1 EVO van toepassing het recht waarmee de overeenkomst het nauwst is verbonden . Volgens artikel 4 lid 2 EVO wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten, haar hoofdvestiging heeft of, indien de prestatie volgens de overeenkomst door een andere vestiging dan de hoofdvestiging moet worden verricht, het land waar zich deze andere vestiging bevindt. Dit brengt mee dat op de overeenkomst Duits recht van toepassing is, nu IBV in Duitsland is gevestigd. Het bestaan en de geldigheid van de overeenkomst of van een bepaling daarvan worden beheerst door het recht dat ingevolge dit Verdrag toepasselijk zou zijn, indien de overeenkomst of de bepaling geldig zou zijn. Dit betekent dat ook de vraag of sprake is van wilsgebreken dienen te worden beoordeeld naar Duits recht.
4.7.Ten overvloede merkt de rechtbank op dat IBV er in de omstandigheden van dit geval niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de wil van Liandyn en haar verklaring overeenstemden. Daartoe is redengevend dat IBV niet, althans niet voldoende gemotiveerd heeft bestreden dat bij Liandyn de indruk is gewekt dat het artikel tegen vergoeding van geringe kosten geplaatst zou worden. Ten eerste is er nadruk op gelegd dat het artikel zelf gratis zou zijn. De in de correspondentie wel genoemde kosten van de foto's zijn zo opgenomen dat het om geringe bedragen lijkt te gaan. Er wordt immers een klein bedragje per kolom per millimeter genoemd. Dat dit uiteindelijk tot relatief hoge bedragen leidt zal voor de argeloze lezer van de correspondentie niet duidelijk zijn. Van leken op het gebied van de typografie kan immers niet worden verwacht dat zij aan de hand van de - overigens niet uit de door IBV aan Liandyn gezonden correspondentie blijkende - maten van de foto's de prijs berekenen. Gesteld noch gebleken is voorts dat IBV op enig moment zelfs maar bij benadering heeft laten weten wat de kosten van de publicatie zouden zijn. Ook in de overgelegde correspondentie wordt met geen woord gerept over de uiteindelijk aan het artikel verbonden kosten, terwijl dit heel wel mogelijk was geweest. Immers, nog voordat Liandyn het orderformulier tekende was bekend welke foto's geplaatst zouden worden en hadden de kosten door IBV berekend kunnen worden. Niettemin is tot aan de verzending van de factuur nimmer een concreet bedrag genoemd. IBV heeft ook ter zitting niet duidelijk kunnen maken wat de achtergrond van deze handelwijze is. Indien zij ervan uitgaat dat de wil van Liandyn gericht was op het doen plaatsen van een publicatie tegen een bedrag van ongeveer € 11.000,= had er niets aan in de weg gestaan om deze kosten op enig moment te noemen of in ieder geval een indicatie te geven van de aan de plaatsing van het artikel verbonden kosten. IBV heeft evenmin duidelijk gemaakt waarom per foto moet worden betaald en niet - bijvoorbeeld - per bladzijde. Het moet er derhalve voor gehouden worden dat de werkwijze van IBV wordt ingegeven door de wens om bedrijven tot het plaatsen van een artikel te bewegen zonder dat deze bedrijven zich van de daaraan verbonden hoge kosten bewust zijn. Dit klemt te meer nu het initiatief tot het maken en het plaatsen van het artikel afkomstig is van IBV. Een dergelijke handelwijze is wellicht lucratief maar verdient in rechte geen bescherming. Het feit dat een grotere oplettendheid aan de zijde van Lyandin had kunnen voorkomen dat zij "erin was getuind", doet aan het vorenstaande niet af. Degene die beoogt zijn wederpartij tot het sluiten van een overeenkomst te bewegen terwijl hij weet of moet weten dat die wederpartij zich niet van de consequenties van de overeenkomst bewust is, kan zich in rechte niet beroepen op de onoplettendheid van die wederpartij.
4.8.Het bovenstaande brengt mee dat de vordering in conventie zal worden afgewezen. De door Liandyn voorts nog naar voren gebrachte verweren (bedrog en dwaling) kunnen mitsdien onbesproken blijven.
Jurisprudentielunch merken-, modellen en auteursrecht 2011
Naast de octrooirechtlunch nu ook datum terugkerende jurisprudentielunch merken-, modellen en auteursrecht bekend
Holiday Inn (Station Amsterdam RAI), woensdag 14 december van 11.45 tot 15.00 uur. Lees de volledige uitnodiging hier
Op woensdag 14 december 2011 organiseert deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl wederom een intensieve Jurisprudentielunch. Tijdens deze bijeenkomst zullen Joris van Manen, Marlou van de Braak en Christiaan Alberdingk Thijm de belangrijkste uitspraken op het gebied van merken-, modellen- en het auteursrecht behandelen. Van iedere uitspraak zal de essentie en het belang voor de praktijk worden besproken, zodat u in slechts 3 uur volledig op de hoogte bent van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.
Met o.a. de volgende uitspraken:
• L’Oreal / Ebay
• Interflora / Marks & Spencer
• Viking Gas
• Budweiser / Budvar
• Bang & Olufsen / OHIM
• Apple / Samsung
• Pepsico / OHIM, Grupo Promer Mon Graphic
• Honda / Kwang Yang
• Airfield
• Premier League
• Concl. AG Luksan
• Concl. AG Scarlet Extended / Sabam
• Rb Amsterdam NSE / Brein
Zie ook de overzichten modellenrechtpraktijk HvJ EU en auteursrechtpraktijk HvJ EU.
Kosten
Deelname € 325,- per persoon (excl. BTW).
Sponsors van onze communities krijgen 10% korting.
Gerefereerd aan milieuaspecten
RCC 28 oktober 2011, Dossiernr. 2011/00811 (APP Asian Pulp & paper), maar ook 2011/0881A, 2011/0881B, 2011/0881C, 2011/0881D.
Diverse milieugerelateerde klachten, waaronder: In de commercial wordt van de activiteiten van APP gezegd dat deze duurzaam zijn en de natuur in Indonesië ten goede komen. Dit is onjuist en misleidend. Volgens Greenpeace slaat APP de habitat van de Sumatraanse tijger kaal om er wegwerpproducten als tissues van te maken.
Pre-copy advies wordt buiten beschouwing gelaten, uiting wordt getoetst onafhankelijk of openbaarmaken bij indienen of behandeling reeds is gestaakt, het niet nodig om over product te spreken om over reclame te spreken, verantwoordelijk en duurzame rol is inspelen op milieuaspecten, ook door afbeeldingen of suggesties kan misleiding ontstaan, niet duidelijk dat minder wordt aangeplant dan gekapt. Aanbeveling volgt.
1. Een pre-copy advies van de afdeling Monitoring & Compliance staat los van een klachtenprocedure bij de Reclame Code Commissie en de Commissie laat een pre-copy advies buiten beschouwing bij de beoordeling van een klacht.
2. Daarbij is niet van belang of de betreffende uiting ten tijde van het indienen en/of de behandeling van de klacht daartegen nog steeds openbaar wordt gemaakt. De Commissie beoordeelt klachten immers naar de situatie die er was op het moment van indienen van de klacht, ongeacht of de uiting toen nog openbaar werd gemaakt.
3. Om een uiting als reclame-uiting te kunnen aanmerken is het niet nodig dat in de uiting naar specifieke producten wordt verwezen. Zoals vermeld in de toelichting bij artikel 1 NRC kan reeds de enkele vermelding van de naam van een adverteerder reclame zijn.
4. In de televisiecommercial wordt in beeld en tekst de nadruk gelegd op de “verantwoordelijke en duurzame” leidende rol die APP wil spelen door middel van het (laten) “aanplanten van bomen” en “bebossing van ongecultiveerd land” en “woest terrein”. Nu met deze mededelingen in de televisiecommercial wordt gerefereerd aan milieuaspecten die zijn verbonden aan de producten van APP is sprake van milieuclaims als bedoeld in artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC) en is de MRC op deze uiting van toepassing.
5. Blijkens de toelichting bij artikel 2 MRC kan misleiding niet alleen ontstaan door feitelijke mededelingen, maar ook door afbeeldingen en suggesties of juist door het ontbreken van informatie, en gaat het om de totale indruk die de reclame-uiting wekt. De Commissie acht de televisiecommercial in strijd met het bepaalde in artikel 2 MRC en overweegt daartoe het volgende.
6. Wat er zij van de juistheid van het genoemde aantal van meer dan 200 miljoen geplante bomen per jaar, in de commercial wordt op geen enkele manier duidelijk gemaakt dat APP als een van de grootste pulp- en papierproducenten grotere gedeeltes van de natuurlijke tropische bossen laat omkappen dan dat zij met kleine stekjes, in de vorm van cultuurbos, laat herbeplanten. Hierdoor acht de Commissie de commercial misleidend over de bijdrage die APP levert aan het milieu, en om die reden in strijd met artikel 2 MRC.
Kamervragen: Seksvoorlichting
4. Deelt u de mening dat wanneer 43 % van alle ondervraagden van het onderzoek ‘seks onder je 25e’ nog helemaal geen geslachtsgemeenschap hebben gehad, het onjuist is om bij het opzetten van een nieuwe voorlichtingscampagne er vanuit te gaan dat jongeren op hun 16,4 jaar al wel geslachtsgemeenschap hebben? Zo ja, bent u bereid de nieuwe campagne van Sense aan te passen?
Antwoord De campagne gaat er niet van uit dat jongeren op hun 16,4 jaar geslachtsgemeenschap hebben. Zoals gezegd betreft de leeftijd van 16,4 jaar een gemiddelde. De campagne is juist gericht op de jongeren die nog (net) niet seksueel actief zijn, om er voor te zorgen dat zij, wanneer ze met seks beginnen, hun eigen wensen en grenzen op het gebied van seksualiteit kennen en die durven aangeven. Met seks wordt daarbij niet alleen gedoeld op geslachtsgemeenschap maar ook op andere vormen van seksueel gedrag en seksualiteit, zoals zoenen of strelen of voor je homoseksualiteit uitkomen. Dit blijkt ook uit de trailer van ‘hun eerste keer’. Het is ook niet zo dat alle acht jongeren uit ‘hun eerste keer’ al seksuele ervaring hebben. De leeftijd van 16,4 jaar wordt dus zeker niet als norm neergezet. Vanwege het bovenstaande zie ik geen reden om ‘hun eerste keer’ aan te laten passen.
Duurzame Paling
Duurzame palingvangst is een streven, dat streven blijkt voldoende uit de uiting. Op enkele punten wordt erkend dat er nog geen sprake van duurzame paling is, op de punten d en f geoordeeld dat er strijd is met art. 7, 2, 3 NRC en respectievelijk ook art. 8 Milieu Reclame Code.
Het betreft de volgende onderdelen van de uiting:
a. “Over Paling wordt veel gezegd, maar weinig is op feiten gebaseerd. Met deze PalingWIJZER weet u wel beter!”
b. “10 REDENEN OM TE KIEZEN VOOR PALING”
c. “Verantwoord paling kopen”
d. “Duurzame paling herkent u aan dit logo op de verpakking”
e. “Ook u kunt helpen, door aankoop van paling met dit logo.”
f. “Stoppen met visserij en handel is geen optie”
g. “Beroepsvissers worden natuurbeheerders”
h. “Alleen op die manier komt er weer voldoende jonge paling aan onze kust”
i. “duurzame palingconsumptie”
j. “Alles wat u wilt weten over verantwoord paling eten”
k. “Kan ik met een gerust hart paling blijven eten, nu de palingstand zo sterk is afgenomen? Ja, dat kan!”
l. “Met het Duurzaam Paling Fonds helpt u mee aan een duurzaam beheer van de palingcultuur in Nederland”.
m. Het logo van DUPAN met de tekst “Duurzaam Paling Fonds”.
4) Met betrekking tot de mededelingen zoals genoemd onder a tot en met c, e en g tot en met l overweegt de Commissie als volgt. De Commissie is van oordeel dat uit de reclame-uiting, in het geheel bezien, duidelijk blijkt dat sprake is van een streven van DUPAN om de palingstand te verbeteren. Duidelijk is dat het op dit moment nog slecht gesteld is met de palingstand en dat adverteerder verschillende activiteiten en financiële middelen inzet om hier iets aan te doen. Men wordt gewezen op het feit dat de paling hulp nodig heeft en men wordt geïnformeerd over de verschillende activiteiten die door DUPAN worden verricht om aan deze hulp bij te dragen. Voorts wordt men aangespoord om paling te eten met het DUPAN logo, omdat deze afkomstig is van bedrijven die zich houden aan de door DUPAN voorgeschreven duurzaamheidsregels. De in reclame gebruikelijk te achten overdrijving hierbij in acht nemende, is de Commissie van oordeel dat de genoemde mededelingen de gemiddelde consument niet op het verkeerde been zullen zetten. Aldus acht de Commissie de genoemde mededelingen niet ontoelaatbaar.
5) Ook het logo met de tekst ‘Duurzaam Paling Fonds’ (m) acht de Commissie niet in strijd met de Nederlandse Reclame Code. Uit de vermelding ‘Fonds’ blijkt voldoende dat er sprake is van een voor een bepaald doel bestemd kapitaal, te weten een verbetering van de palingstand met behulp van door DUPAN voorgeschreven duurzaamheidsregels, en voor het overige liggen in het logo geen onjuiste suggesties besloten.
De huidige stand - erkend geen duurzame paling 6)
Naar door adverteerder is erkend, kan echter bij de huidige stand van zaken niet worden gesproken van ‘duurzame paling’. Nog niet is immers duidelijk of de activiteiten die adverteerder verricht tot gevolg zullen hebben dat de palingstand daadwerkelijk verbetert. Hierover wordt, naar uit de overgelegde stukken is gebleken, door als deskundig aan te merken personen zeer verschillend gedacht. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling zoals genoemd onder d, waarin wordt gesproken van ‘duurzame paling’, te absoluut. De Commissie is van oordeel dat de reclame-uiting aldus op dit punt gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien van de aard van het product als bedoeld onder a van artikel 8.2 NRC. De Commissie is voorts van oordeel dat de gemiddelde consument door de mededeling ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de genoemde mededeling misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Behalve aspecten die het welzijn van de paling betreffen, komen in de uiting tevens milieuaspecten aan de orde. Onder het kopje ‘Verantwoord paling kopen’ wordt bijvoorbeeld gesproken van ‘een milieuverantwoorde en diervriendelijke verwerking van paling’.
In dit licht bezien is de Commissie van oordeel dat ‘duurzame paling’ een milieuclaim is als bedoeld in artikel 1 van de Milieu Reclame Code. Gelet op het vorenstaande is deze claim in strijd met artikel 2 MRC, waarin is bepaald dat milieuclaims niet misleidend mogen zijn met betrekking tot bepaalde milieuaspecten van een product en met artikel 3 MRC, waarin is bepaald dat alle milieuclaims aantoonbaar juist moeten zijn.
7)
Naar adverteerder heeft erkend, is de mededeling zoals genoemd onder f dat ‘stoppen met visserij en handel’ ‘geen optie’ is, gebaseerd op de onjuiste mededeling in de tekst daaronder dat ‘dit’ (stoppen met visserij en handel) ‘volgens onderzoek van het LEI’ schadelijk kan zijn voor de palingstand. Adverteerder heeft toegezegd deze mededeling in een volgende reclame-uiting niet meer te zullen doen.
Door de mededeling onder f gaat de reclame derhalve eveneens gepaard met onjuiste informatie zoals bedoeld in 8.2 NRC. Nu voorts de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen, is de uiting ook op dit punt misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Ook hier is sprake van een milieuclaim die, gelet op het voorgaande, in strijd is met de artikelen 2 en 3 MRC. Nu deze onjuiste claim verwijst naar een onderzoek van het LEI, is de uiting tevens in strijd met artikel 8 MRC, waarin is bepaald dat verwijzingen naar wetenschappelijke werken representatief en controleerbaar juist dienen te zijn.
Verschillende malen gewaarschuwd
RCC 4 november 2011, dossiernr. 2011/00910 (KPN: beltegoed onbeperkt houdbaar)
In de uiting staat dat beltegoed bij KPN Prepaid onbeperkt houdbaar is. Dit is niet juist, omdat het beltegoed wordt verwijderd als er binnen een periode van 6 maanden niet gebeld of opgewaardeerd is. Alle operators voeren dit beleid, de onbeperkte houdbaarheid van het beltegoed wordt uitgelegd onder de tab “Tarieven” op de website van adverteerder. Bovendien wordt een klant verschillende malen gewaarschuwd voordat het mobiele nummer dreigt te vervallen en heeft hij na het op inactief zetten van het nummer nog 3 maanden de tijd om op te waarderen en het nummer alsnog te activeren.
Zonder enig voorbehoud, dus is "beltegoed onbeperkt houdbaar" niet juist.
Het oordeel van de Commissie
In de uiting wordt van het prepaid beltegoed zonder enig voorbehoud gezegd dat dit onbeperkt houdbaar is. Dit wekt de suggestie dat aan de houdbaarheid van het beltegoed geen beperkingen zijn verbonden, terwijl, zo heeft adverteerder erkend, in werkelijkheid de voorwaarde geldt dat binnen 6 maanden het telefoonnummer moet zijn gebruikt of het tegoed moet zijn opgewaardeerd. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling “Beltegoed onbeperkt houdbaar” niet juist. Hierbij is niet van belang dat de situatie waarin 6 maanden geen enkel gebruik wordt gemaakt van een telefoonnummer uitzonderlijk is, zoals door adverteerder gesteld.
Gelet op het vorenstaande gaat de bestreden uiting gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Bewijs actieproducten wel aanwezig
Bewijs ten aanzien van hoeveelheden actieproducten in specifiek filiaal gedurende de gehele actieperiode. Het betreft de voor de periode 22 t/m 27 maart 2011 aangekondigde aanbieding van 4 stuks Fructis shampoo of conditioner voor € 5,00 in de huis-aan-huis verspreide folder van Kruidvat. In citaten:
Oordeel van de Commissie:
Op basis van het totale en het gemiddelde aantal verkochte actieproducten valt echter niet te beoordelen of de voor een afzonderlijk filiaal beschikbare voorraad redelijk was. Nu klaagster bekend heeft gemaakt welk Kruidvat-filiaal door haar is bezocht, had het op de weg van adverteerder gelegen na te gaan welke voorraad Fructis actieproducten voor dit filiaal beschikbaar was. Adverteerder heeft dit achterwege gelaten. Gelet hierop acht de Commissie niet aannemelijk geworden dat de aangeprezen Fructis actieproducten in voldoende mate aanwezig zijn geweest in het Kruidvat-filiaal Dijkcentrum te Roosendaal.
Tussenbeslissing 3. Nu geïntimeerde concreet heeft geklaagd over het feit dat, naar zij stelt, in het door haar bezochte filiaal gedurende de gehele actieperiode geen Fructis actieproducten te koop waren, alsmede dat deze producten tijdens de actie ook niet werden aangevuld, terwijl de actieproducten daarna weer in de schappen lagen, lag het op grond van het voorgaande op de weg van Kruidvat om aannemelijk te maken dat in het desbetreffende filiaal tijdens de actie de Fructis actieproducten konden worden gekocht. Kruidvat diende daartoe gegevens van het desbetreffende filiaal over te leggen. Uit die gegevens zou dienen te blijken dat de actieproducten in het filiaal aanwezig waren in een hoeveelheid die, rekening houdend met het product, de omvang van de voor het product gevoerde reclame en de aangeboden prijs redelijk is.
4. Kruidvat heeft tot op heden geen inlichtingen verschaft over de voorraad Fructis actieproducten in het desbetreffende filiaal. Het College acht het aangewezen om Kruidvat alsnog in staat te stellen door middel van stukken aannemelijk te maken dat gedurende de actieperiode in het desbetreffende filiaal de Fructis actieproducten in voldoende mate te koop waren.
Eindbeslissing 5. Voorts is het College van oordeel dat uit de overgelegde gegevens blijkt dat de actieproducten in het desbetreffende filiaal aanwezig waren in een hoeveelheid die, rekening houdend met het product, de omvang van de voor het product gevoerde reclame en de aangeboden prijs, redelijk is. Hierbij acht het College met name van belang dat er bij het einde van de actie een voorraad van 48 actieproducten was, waarbij bovendien ook nog diverse combinaties mogelijk waren.
Gijzeling en overval
RCC 29 september 2011, dossiernr. 2011/00849 (Zalando gijzeling)
Commercial over schoenenwebwinkel Zalando. Waarin op humoristische wijze de passie voor mode van adverteerders klanten onderstreept. Gijzeling en overval mogen geen onderwerp van reclame zijn, zeker niet op een spottende manier als in het onderhavige geval. De commercial is kwetsend voor mensen die als slachtoffer een overval of gijzeling hebben meegemaakt, onder wie klaagster.
Verweer: De situatie is haast absurd, geen van de betrokken acteurs en actrices is daadwerkelijk angstig en niemand draagt een vuurwapen. Het scenario met een bankoverval wordt vaker gebruikt in reclames en is voorheen niet ontoelaatbaar geacht. De onderhavige commercial is door de Deutsche Werberat beoordeeld en goedgekeurd. Strijd met goede smaak wordt terughoudend getoetst vanwege subjectieve karakter. Afwijzing van de klacht volgt.
Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat het bezwaar van klaagster aldus op, dat zij de bestreden televisie-commercial in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en nodeloos kwetsend als bedoeld in artikel 4 NRC.
Bij de beoordeling of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend is, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van deze criteria. Met inachtneming van deze terughoudendheid acht de Commissie de commercial niet van dien aard dat de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. Uit het feit dat de vrouwen tijdens een als zeer grimmig te beschouwen situatie enthousiast over mode praten, blijkt reeds duidelijk dat de televisiecommercial niet realistisch is bedoeld. Dit laatste wordt versterkt door het slot van de commercial, waarin de vrouwen zich gillend op de overvallers storten om hen de bezorgde artikelen van adverteerder uit handen te nemen.
De Commissie heeft er overigens begrip voor dat niet iedereen, bijvoorbeeld wegens bepaalde persoonlijke ervaringen, de onderhavige televisiecommercial zal waarderen.
Dit kan evenwel niet tot een andere beslissing leiden.
Hier de YouTube Duitse versie